r Derde Blad Zaterdag 6 Februari 1926 BE LAATSTE VISITE OP EEN NA. .Dat dacht ik wel, dat jij daar aan kwam; is dat nu toch een spektakel maken de'trapI Frans." Och, kapelaan, ik gleed uit, en strui- teido büna." Je hebt je toch met bezeerd? "Nee, kapelaan, 't liep wel los." Zoo was hij weer mijn rustige werkka mer binnengevallen; 't gesprek vlotte niet IjnFrans was met zijn gedachten aan an- [lero dingen bezig. Geen wonder ook, want jr zijn gróotsche voornemens in zijn hart. km zal een ander veel beslag op hem >"geu, maar, wat het ergste is, hij zal Lei- jcii gaan verlaten. Ik raadde zijn gedachtengang goed, en tT .f hem dus er midden in, toen ik vroeg, hij dan toch nog wel eens zou schrij- rtn over een en ander; misschien kon hij nog wel eens raad noodig hebben, of onop losbare moeilijkheden zouden zich kunnen loordoen, en dan i3 een brief van een )i?ieu vriend altijd van veel waarde. ..Natuurlijk, kapelaan, natuurlijk hoort dan-van mij; maar ik ben nog niet weg; duurt nog wel een paar weektjes". „Ja, goed, maar om alle toebereidselen maken heb je toch nog al wat tijd noo- [ig; en dan komt er van rustig praten toch lief ,,Je komt dus nu al heelemaal in de za- n van je Papa." ...Ja, het moet nu wel; wie zou hem an- Icrs moeten opvolgen; zoo heel lang blijft r niet meer in de zaken, en dan kan lies voortzetten, als hij er uit wil „Vanzelf kom jij dus in al vader's rech- 11, hè." „Natuurlijk, stel je voor dat er een roemde in kwam! Overgrootvader stichtte e zaak, en zoo volgen zoon op zoon el- ander op." Ik wilde toch van dit onderwerp af, en lad nu een mooie gelegenheid, nu hij sprak in „opvolgen". „Frans", zoo begon ik, „je weet, dat do ,podelen door Christus waren aangesteld m Zijn Kerk te besturen; en dat Chris- is beloofd heeft, dat Hij met hen zou blij- >n tot het einde der eeuwen. Zou Christus aarmeo de bedoeling hebben gehad, dat e Apostelen tot aan het einde der eeuwen e Kerk zouden besturen in eigen per ron?" „Wat een malligheid, kapelaan, want do pastelen zijn toch allemaal gestorven!" „Nietwaar? dan bad Christus wel ge- fcf'-d: (ot aan het eind van uw leven." f „Maar ook volgt er uit de woorden van ristus, dat er toch een bestuur moest en tot aan bet einde der eeuwen; en kan dus niet anders, dan dat de Apos- Jen opvolgers moesten hebbenmen- i!, die weer kwamen in de plaats der ilelen, menscben op wie alle machten rechten van de Apostelen overgingen om bestuur der Kerk voort te zetten, juist ils jij, Frans, voortzet de zaak'van je ?r." Jn de Kerk van Christus moeten we dus tien de wettige opvolgers der Aposte- m.a.w. de Kerk van Christus moet...." •Apostolisch zijn", vulde Frans Maar wat is er nog meer noodig, om de rk van Christus apostolisch te kunnen 'men?" Wel, dat ze ook leert, wat de Apos- :n leerden." •Goed; dus dezelfde leer, en dezelfde ge- idemiddelen, en alles hetzelfde als de postelen". hit is dus nog al vrij eenvoudig: een rK. die niet leert, wat de Apostelen Ieer- kan de Kerk van Christus niet zijn; Kerk, die bijv. loert, dat Christus niet sslaan heeft, of dat Christus geen God kan dus nooit do Kerke Christi we- iiWel j ter ter Hot zou een dorre opsomming worden ueze wijze alle geloofspunten na te i'iu; veel liever redeneer ik uit onze to pstanders. Nooit hebben ze het bewijs "men leveren, dat hetgeen de Katholieke *nc op dit oogenblik leert, een andere f.r Z?l z'jn' Han die door de Apostelen iTedikt was; en je kunt er van op aan, 20 dit konden, dan was het al lang w l,H?ebazuind geworden." ol zijn sommige geloofspunten duide- cn helderder voorgesteld geworden in eeuwen, maar dat wil nog niet zeg- dat die punten daarom in wezen an- 3 geworden zijn. Jouw lichaam groeit maa,r het is toch hetzelfde lichaam." Als we eens naar Rome gaan Frans, gaan we eens kijken naar die les der ^iiiedenis in de St.-Paulus buiten de on; daar vindt men afgebeeld al de K® deJ Pausen, van Petrus af tot nedendaagschen paus toe. En zoo leert illa geschiedenis ons ver- dat de opvolging nooit onderbroken geworden, van af do Apostelen." 'dh Z0U voor macHt hebben, als 1 niet had ontvangen van den wette- Volger der Apostelen?" uiers de Bisschop ontving zijn macht 11 Hon Bisschop van Rome, den j en de Bisschop gaf aan zijn pries- e. "h wijdde weer van die macht, m-iohf mac^' yan den priester dus n t n» i van He Apostelen uitging op j»ï zhn macht niet ont- Ki.pi.n een opvolger, heeft dus in J,rk goen macht." on «^r Z'JQ wel ©ons in de Kerk li P,i eeSt' twee of Hrie tegelijk van Rome noemden." „Zeker, Frans, ze n o e md e n zich Paus van Rome, maar toch was er slechts één, de wettige. Wo behoeven nu hier niet uit te maken, wie toen do wettige was, maar we spreken in dien tijd terecht van t e g e npausen; en de w e 11 i g e opvol ging werd niet onderbroken, door het feit, dat men soms zelf niet meer wist, wie de wettige opvolger was; in ieder geval was hij er. Iemand houdt toch niet op wettige opvolger te zijn, al zeggen tien of twaalf anderen, dat ze het ook zijn." „Verbeeld je, dat op een goeden dag, tien andere jongelui jou uit do zaak van jo vader zetten, en dan zeiden: zie zoo, nu zijn wij do wettige opvolgors; zou jij dan daarmee je rechten kwijt zijn?" „Nee, vanzelf niet; en ik zou met de rechterlijke macht dat onrecht ongedaan zien te maken en mijn rechten opeischen." ,.0, zoo; al waren er dus wel eens meer deren, die zich tegelijk paus van Rome noemden, daarmee was do wettige opvol ging nog niet zoek." „Wel moet je er op letten, Frans, dat do Kerk niet meer in dien zin dezelfde is als vroeger, dat ze steeds glorievoller wordt, om steeds meer eer en hulde te brengen aan God; vandaar allerlei devo ties, en broederschappen en congregaties en orden, die er eerst niet waren; vandaar steeds moer pracht, omdat men het nu eenmaal voor God nooit mooi genoeg kan maken, maar waar liet op aankomt: do geloofsleer, en de zcdoleer, zij zijh abso luut onveranderd dezelfdo als in de dagen der Apostelen." „Weet je. Frans, de hoeveelste paus we nu hebben?" 't Scheen oen moeilijke vraag, en 't anl>- wordt bleef uit. „We hebben nu den 262en opvolger van Petrus in paus Pius XI. Hoe veel er nog na zullen komen is vanzelf een geheim van de toekomst, maar ik las gis teravond nog, dat er een meening bestaat, volgens wclko de wet el d nog maar 300 a 400 jaar bestaan zal; alsdan zullen er na tuurlijk niet zoo heel veel meer komen; men durft zeggen van nog zeven. Of er wat van waar is? Ik weet er niets van hoor." „Het komt net mooi uit, nu je zoowat voor het laatst bij me bent, dat we dus onze groote conclusie kunnen maken, n.l. deze, dat het absoluut vast staat, dat de Roomsche Kerk de Kerk van Christus is. Want do kenteekenen, waaraan de Kerk van Christus gekend moet worden, vinden we alleen daar. We vinden die éénheid, heiligheid, katholiciteit, en apostoliciteit, zooals we ze hier besproken hebben niet bij andere kerkgenootschappen: niet bij de Protestanten, die zeker geen een heid hebben van leer en opperhoofd en nog minder de afstamming van de Apos telen; niet bij de Jansenisten, die niet willen staan onder den paus, evenmin als do schismatieke Grieken. ..Laten wo dus God dankbaar zijn, dat Hij ons zulke genaden heeft gegeven, .Frans, en laten wo veel bidden blijven voor de bekeering der wereld tot de Waar heid". ,,'t Is een mooi slot, kapelaan." „Ja. maar vóór dat je vertrekt, kom je toch nog een afscheidsvisite maken, hè, met zijn tweeën dien keer, en dan praten we over schoone toekomstplannen, die in Amsterdam zullen worden verwezenlijkt, zoo we hopen en wenschen." „Ja, dat is goed; tot ziens dan kapelaan." „Dag Frans." J. C. C. GROOT. Kapelaan. De Vrouw in het Woud. II. In het algemeen schijnt de smart in liet leven der ,menschen belangrijker plaats in te nemen dan de vreugde. Boven do lachende velden der lente, bo ven de weelde van den vollen zomer, ho vende blonde en bonte droomen van den hërfst, boven de plechtige wade van het wintersche sneeuwkleed en de statigo schoonheid van berijpte struiken en boven boven dat alles rijst voor den mensch steeds weer het verstarde gelaat der «Smart. Boven het festijn in do balzaal,, boven kermispraal en badplaats, boven de rate lende en hamerende en jagende en laaien de onrust der steden, boven de pastorale van het land, boven de brandende energie van het kunstenaars- of geleerdenleven, boven de drift om in den arbeid concen tratie en vergetelheid te zoeken, boven de kleine vreugden der menschen waakt waakt waakt altijd het versteende smartgelaat van het lijden. Korte vreugden heffen de mensch en- ziel omhoog naar bergtoppen, waar het vergezicht eindeloos is cn een zonnedron ken levensweelde bevangt zijn zinnen; maar het is voor een spanne tijds, want in do diepste krachten van zijn ziel waakt het ontmoedigend bewustzijn, dat dit alles onwerkelijk is maar niet onwerkelijk is het lijden, dat altijd weer terugkomt, eeuwig onbewogen als een fatum. Oppervlakkige naturen wenden bet hoofd af en storten zich in den woelenden dans der begeerten, in de roes der ver strooiing. Maar het lijden blijft trotsch en onbe wogen en rekent ten slotte toch met hen af of met hun ziel. Diepere naturen, die de werkelijkheid der vreugden dankbaar en blij aanvaarden, zoeken het middel om, het lijden niet ont wijkend, dit te overwinnen door verheven berusting maar de lijdensklacht keert terug als het rhythme der jaargetijden. Diepe naturen zijn altijd zoekende natu ren, ongeacht of zij in 't bezit van een po sitieve geloofsovertuiging zijn dan niet. Godsdienst doet het lijden dragen, maar neemt het niet weg. Is niet bet-kunnen- dragen van het lijden één der groote doel einden van het geloof? Het grootste deel onzer dagen is ver driet en moeite leert het Oude Testament. Uit het Boek der Psalmen rijst een in drukwekkende litanie van klachten om hoog naar den troon van God. En wordt niet het „Loof don Heer mijn ziel" moer- malen overstemd door het „Miserere mei"? Het zoeken om het lijden te overwinnen is veelal een zoeken om zichzelf te over winnen. Van buiten kan het kruis worden opgelegd; van binnen uit wordt het ze ker opgelegd- Of is niet het lijden veelal een gevolg van eigen daden? De omhoogslijgonde lijn van het Godsverlangen, wordt altijd weer gesneden, gedwarsboomd door de horizontaio lijn die zich niet los kan ma- kon van do begeerten der aarde. Een God alleen kon het overwinnen en adelen door Zijn.volmaakte liefde, Zijn volmaaklo kennis van do menschelijke na tuur. Maar de mensch zoekt en zoekt en blijft zoeken, zelfs al heeft hij zich geheel over gegeven aan d:en God. Dan nog blijft zijn leven een speuren in zichzelf om het lij den to overwinnen. God alleen kan hom helpen. De grootste Christcndichters hebben- de bitterheid van het lijden gevoeld en bele den: Dante, Milton, noem wie go wilt. Noem in ons land Macrlant, Vondel, Bilderdijk, Da Gosta, noem Gezellc. Talloos velen waren er die, als Dante, het bewustzijn hadden, in 't midden hun ner dagen in oen duister woud te zijn ver dwaald. Niet ieder bezat als Dante do macht, het persoonlijk leed zoo te vertolken, dat het een spiegel der algemeen menschelijke noo- den werd. Daartoe was noodig klare zelf kennis, onbevangen werkelijkheidszin, be grip van proporties. Daartoe was noodig innerlijke waarachtigheid, ernst, zoowel in het zoeken als in het openbaren van eigen ziel: het zoeken om door lijden tot vol maaktheid te komen. Deze zelfde innerlijke waarachtigheid, die ondanks alle ontkenning toch affini teiten mot het Christendom heeft, treft ons in „De Vrouw in het Woud". De dich teres geeft hierin een roerende autobio grafie van haar eigen leven. Aanvankelijk geeft zij een overzicht van haar willen en streven als kind en aks jong meisje. Dan komt de tijd van het vinden en de beatifi catie van het socialisme, do idee waarvoor eens, naar haar hoop haar voorspiegelt, heel de menschheid in aanbidding zal zijn neergebogen. Gelijk de zeeman op den oceaan staart zij voor zich uit, of niet vaag en brokke lig de lijnen van do kust zich gaan aftoe- kenen aan den verren horizont. „En naast dat groot vasteland van geluk lagen de eilanden der kleine vreugden, als een parelsnoer hun melkwitte glans; de omgang met de makkers, elk een stuk van 't nieuwe leven dat het hart verheugde» dansend te saam makkerschap vreugde dans." Niet onverdeeld evenwel is de vreugde van de socialistische apocalypse voors hands: „Er was veel duisters door de dagen; do hof der vreugden bloeit schraal voor wie bouwen uit nederlagen hun burchten van zegepraal. Zij houwen geen duimbreed zonder te storten hun kostelijk bloed; zij binden het wordend wonder van menschengeluk met hun bloed." En toch gelooft ze in haar geluksvi- sioen. Is niet altijd leed do onafscheidelij ke metgezel der vreugde geweest? Hoeveel te meer de vreugde nog bevoch ten moet worden, om daarna durend te heerscben over de aard. Als maar de stoe re mannen en de wakkere vrouwen liet ideaal hoog houden, omschenen door den witten glans van hun eenparig willen. Maar dit willen werd verdeeld en do scheur liep dwars door het hart der dich teres. „Nu werd het voorwerp van liefde gespleten en liet hart van die vrouw uiteengereten; want zij moest kiezen, welke helft voorlaan te minnen, tegen welke in haat te staan". De keuze was moeilijk; want „haar hart neigde naar iedere zij en tolde als een schip zonder breidel". Terwijl do harde, onmeodoogende man nen elk naar een kant vlogen, voelde zij in zich des vrouwen oernatuur, die die nende liefde is. Is dit zwakheid? „Wanneer zij dan zwak is geweest, zoo maakte liefde haar zwak; wanneer zij den strijd heeft gevreesd, zoo was het Liefde die brak haar moed." Haar sociale lyriek neemt hier den klank en het timbre aan van echt vrouwe lijke liefdelyriek: „Voor U maakt haar bloed muziek, naar U suist gedachtenwiek, voor U glanst de dood, een licht, tot U is de wil opgericht; iedre vezel van haar lichaam trilt naar uw zoet verzaam, haar hart als een geitje schreit naar de melk van uw broederlijkheid". O, die tweestrijd, om tussehen do. mak kers te kiezen is zoo moeilijk, al drijft haar bewustheid haar naar de extremis ten. Ze voelde zich: „Zooals een kind niet kiezen kan tussehen vader en moeder, als die liggen in tweespalt met elkaar en scherpe wigge voelt dringen in zijn Ijart" omdat de stem des bloeds naar beide zij den spreekt, omdat hij ze beide noodig heeft om te leven. Zoo'n kind voelt enkel tranen. Even vlamt het idealisme weer op, dat eens „de oenhoidszon het leven zal vergul den." Zij hoopt dat men dan haar strijd, haar zwakheid liefdevol zal begrijpen. Maar de werkelijkheid voert haar in de duisternis: „Nu nomen donkere dagen haar bij de band en voerden haar naar levens scha duwkant." Een prachtige visie wordt ons nu gege ven van 't „duister woud": „Een dicht struweelen wildernis van twijfel, tweestrijd cn benauwenis» waarvoor niet één mens oh veilig is." In eon prachtig-somber sonnet van Don- toske verhevenheid, waardoor de zielsver twijfeling steunt en klaagt, legt do dichte res haar toestand open. En wij hooren de smartkreet dat zij zich niet gelijk Dante ge leid weet door een gids van de overzij, dat niet het lichtend ideaal van een verheer lijkte met cngelenblik toeziet en waakt. „Ook ik ben omstreeks 't midden mijner dagen verdwaald geraakt in 's levens- donker woud, maar mij heeft goen aardscho wijsheid ontvouwd den weg uit smart en twijfel, noch gedragen omhoog, en geen hemelsche oogen zagen neer op mij, vanwaar hoogre klaarte blauwt m'in teedre zorg orawakend, en met stage stralen heffend naar waar men waar heid schouwt. Mij leidt geen gids, dan het eigen gemoed; mij schoort goen steun, dan d'enklc trouwe handen die mij opbeuren als do kracht bezwijkt: mij sterkt geen afgezant uit bcelre landen dan soms het ruischen, als een vleugel doet, van zachte hoop, die langs mijn wangen strijkt." S. De oude kloosters van T.eiden en omgeving. „R o m a." Dit vrouwenklooster, welks officicele naam is St. Hieronymus-kloostcr, is ont staan uit oen samenwoning van devote vrouwen, dio eerst later een besloten klooster gevormd hebben, zich toen aan sloten bij een. orde en in 1448 door den prior van Warmond in die van S(. Augus- tinus werden opgenomen. Het bestond reeds in 1429 als een „cou- Bistorium sororum" in een huis, afkom stig van Dirk Willcmsz. van Poelgeest en gelegen in do Jan Vossensteeg aan de stadsvest. De zusters kregen dat jaar van deken en kapittel van St. Pancras bet recht om een altaar in ji&ar klooster te doen wijden en een eigen biechtvader te kiezen; eenmaal per jaar moesten zo ech ter bij den pastoor van St. Pancras biech ten en haar Paschen in diens kerk hou den. In 1440 en 1448 werden erven aan hel Rapenburg aangekocht en daarheen word omstreeks 10 April het klooster overge bracht, waarna liet gebouw aan do «Tan Vossensteeg door de vroeger reeds ver melde zusters uit Schagen betrokken werd. Aan het Rapenburg gezeteld, kregen de zustors van Roma een eigen kapel, welke in laatstgenoemd jaar door don bisschop tot oratorium werd verheven, waarover een rector werd aangesteld. De voorrechten van hot klooster worden in 1451 door den paus bevestigt!waarbij het maximum aantal zusters op 80 werd bepaald. In 1487 werden de regels voor het klooster vernieuwd. Vastgesteld word, dat eenmaal per jaar een vreemden biecht vader zou worden toegelaten en dat de klo'osteroverheid jaarlijks rekening en ver antwoording zou doen aan do kapittel- nonnen ten overstaan van den rector. I)o 3 sleutels van de kerk zouden met het conventszegel berusten bij de priorin, een kapittelnon en den rector, welke laatste zich overigens niet met de tijdelijke goede ren van het klooster zou bemoeien. Hot convent was rijk en stond in de 15e eeuw in hoog aanzien, heigeen o m. hier uit blijkt, dat aan bel bezoeken der kloos terkerk aflaten werden verleend (1451 en 1491.) In 1511 verkreeg het convent van Keizer Maximiliaan dezelfde privilegies aks liet St. Eilsabelhs-kloostcr te 's-Gra- venhage wal betreft hot vererven der zus ters, het bezit van land en renten en de uitoefening van draperie, wol- cn linnen- weven. enz. Bereids had het in 1471 van den bisschop tegelijk met hel dochter klooster te Noordwijk dezelfde voorrechten bekomen als het St. Anna-klooster to Delft, terwijl de abt van Sion bij Delft tot visitalox* werd aangewezen. Ilct werd in 1405 in het kapittel van Sion opgenomen. In de zestiende eeuw kwam het kloos ter, ondanks bovenbedoelde privileges van keizer Maximiliaan, tol verval. In 1511 wareu er nog slechts 55 kloosterlingen en was liet convent zoodanig achteruil ge gaan. dat zelfs het lijnwaad moest ver kocht worden. Na de Hervorming besloten de Staten van Holland in 1575 do gebouw -n, gele gen aan het Rapenburg tussehen Doelen steeg en Groen ha zengrarht, door den ma gistraat van Leiden te doen verkoopen ten laho-- der If- rh il Ze kocht door den tafelhouder Francois Mus- sagio. die er 2000 pond voor gaf. De pan den waren toen zeer uitgewoond, daar ze tijdons het b. k-g h. du' i i- zerno cn tot .Mul .i ,;.t- geviug p vluehle bocnu. Eenig zeiken uil do kl- u. -iI moe- ton nog F u-.-u onder den vlo. r i r ;u h- torkamer \an pen e Ilapcubuiv, i. 35. Van liet kloo.r jb b.\vuu:d ven een uit 1441 datecreml handschrift, 142 folio-bladen groot, waarvan er 136 met twee kolonmien per bladzijde zijn beschre ven. Het vangt aan met d« woorden: „Dit zijn Richardus woerden seer merckolijo endo stichlelich op cantica anticorum", en eindigt als volgt: „Dit boek sehrcof een arme monscho ia het juor ons Hoe ren MCGGGLXJ. Bid er doch voor." V oor in staal: „Dit bocck hoort toe don snaters Rogularisseu lot sinte Jhoronimus in Ro ma op RapenJnirch binnen Leiden." In 1861 werd het op een veiling 1e Lei den door het geraoente-archief aange kocht. Waar zon het al dien tijd gezwor ven hebben? Zooals boven gezegd, had I' i een dochtorkkroster te Noordwijk. In 1465 werd door ridder Vranc van dor Boechorst en Cathnriria van Bakencs- se, zijn vrouw, de grond geschonken, waar op vroeger te Noordwijk het in 1450 af gebrande vrouwenklooster van de 1 Ka-do Orde van St. Franciscus had gestaan, het welk recht bad op oen eigen kapel mot kerkhof. Op dezen grond verrees bedoeld dochterklooster, toegewijd aan St. Bar bara. Rij het tenietgaan er van zou do schenking aan het klooster „Mariönpoel" komen. Het werd na de Hervorming ver woest en de afbraak in 1578 bestemd voor den herbouw van do kerk te Rijnsburg. Dit was even goedkoop als practisch, want het vervoer was toen nog niet zoo duur als tegenwoordig. St. Ursula. Dit vrouwenklooster wordt door Orlors liet oudste van I-oidcn genoemd, «lammer dat deze geschiedschrijver ln zijn tijd het stichtingsjaar niet heeft opgespoord, wat hij misschien heel gemakkelijk had kunnen doen. Thans zijn we dienaanc i inde iu onwetendheid gebleven. Hot was toegewijd aan St. l'r-ui.i met haar Elfduizend Maagden cn l>' i orde tot de orde van Sf. Auguslinus. Het was vrij welvarend on lelde zusters uit aan zienlijke geslachton. In liet begin der zes tiende eeuw waren er 39 conventuah n. Hot klooster, gelegen in de O. Vrou wenkamp naast het St. Elisabeth-gast huis, had een eigen kapel en een eigen biechtvader. Hel stond herhaaldelijk niet genoemd gasthuis irt betrekking; zoo ont vingen <lo gasthuismeistcrs in 1504 op dracht, toezicht Ie houden op de naleving der bepalingen betreffende hot h u \nu een zielmis in bet klooster. Na do Hervorming went het f in. it door de Staten van Holland in 1575 aan het St. Eli.->abethsgasthuis geschonk- i le gen verplichting om de 12 nog i M. er ui- de bowoonslcrs te onderhouden. Dcz" - tors sloten toon eon u\••reenkom-l met gasthuiemoesters. waarhij word l> i, dat zij op elkander zouden vererven m dn langstlevende op hot gasthui:-. Rn- - levende zal boel wat in de melk le !u uk ken hebben gehad. De gehouwen werden bij hel ;i ui gelrokken; een deel hiervan dn u<; r als armenhooi en als collegekam-i ir de «anatomie. Niet on waarschijn lijs du dal de groote Boerhaavo daar roi heeft gegeven en de tegenwoordig lijku Werkinrichting nog profil- i n St. Ursula's hechte gehouwen. l'aa in 1700 werd het tor- i kapel afgebroken. 't Klooster der Witte n n e n. Dit vrouwenklooster, waarvan kupel nu nog dienst doet als houfdgehouiv mr/.ar hoogeschool, werd kort voor 1117 ge slicht door Margarelhu Boudcwijn.-d>- r, overleden 12 Juni 1481, en M «elitold Jnnsdochler, overleden 26 Maart I'dm, .u een huis van Jan van den Woud Iu -r van Warmond, waarschijnlijk d r van Mach!old. Ilet werd to-. J -mit St. Vincentius. Do zusters werden in dn rd<» v St. Dorainicus opgenomen on In 1 denJPaus hierin erkend. Het klooster verkreeg in 1440 pel, waarin twee altaren, re.sp. m.v vel aan de 11 H. Maria Magdalen,i en I i- bclh. Iu 1516 werd die kapel \ei 1 <n in haar geheel toegewijd aan d.- H. M ui.i Magdalena. Ilct gebouw, waarin drie altaren, word in 1569 dr d beschadigd. Bekend is, dat ook hit I i ij -n van Luca van Leiden het bri l.ui den. Pe zu T-; behoorden niet tot ijI of aanzienlijke geslachten; men voml r ook ongelet(orden onder. Zij verkre;,. o in 1484 vrijdom van koren- en hicra.'vijn n genoten van do stad eonigc legemu - mingon, zooals eenmaal een Lijdia, 200 pond cn in 1405 een koorkap. \v1 i volgens de trosorier.s rekeningen bi-.-liin l was „voor den terminiaris, dia bij h -t avondmaal en de pa ir preekt walk", omschrijving evenwel niet gehoii jui-t kan geacht worden. In 1569 verzochten de zuslcm al.* ir u- dianten vrijdom van accijnzen, welke h iar nog in 1570 door de Staten werd ver leend. Waar het klooster lag behoeft ui a »- der te worden aangediHd. Het werd door do Achtergracht, thans Doelen, traaf, af gescheiden van het insgelijks aan liet Ra penburg g vestigde St. ('.atharina-klooslcr. Het werd in 1566 geplunderd en daar na nog eens op 29 September 1572. De nog overgebleven 18 zusters hadden er toon genoeg van en trokken naar le t klooster E' gelendual te Brugge. Het ar chief namen zij mede, zoodatcroinlr-nt <li' convent niet veel meor dan het boven- staande bekend is. In 1581 werd do kapel ingericht tol academie; in 1619 door brand beschadigd (waardoor de hoogeschool weer tijde'ijk gevestigd werd in de gebouwen, op welks grond thans „De Leidsche Couraiil" gei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1926 | | pagina 3