r
Derde Blad
Zaterdag 6 Februari 1926
BE LAATSTE VISITE OP EEN NA.
.Dat dacht ik wel, dat jij daar aan
kwam; is dat nu toch een spektakel maken
de'trapI Frans."
Och, kapelaan, ik gleed uit, en strui-
teido büna."
Je hebt je toch met bezeerd?
"Nee, kapelaan, 't liep wel los."
Zoo was hij weer mijn rustige werkka
mer binnengevallen; 't gesprek vlotte niet
IjnFrans was met zijn gedachten aan an-
[lero dingen bezig. Geen wonder ook, want
jr zijn gróotsche voornemens in zijn hart.
km zal een ander veel beslag op hem
>"geu, maar, wat het ergste is, hij zal Lei-
jcii gaan verlaten.
Ik raadde zijn gedachtengang goed, en
tT .f hem dus er midden in, toen ik vroeg,
hij dan toch nog wel eens zou schrij-
rtn over een en ander; misschien kon hij
nog wel eens raad noodig hebben, of onop
losbare moeilijkheden zouden zich kunnen
loordoen, en dan i3 een brief van een
)i?ieu vriend altijd van veel waarde.
..Natuurlijk, kapelaan, natuurlijk hoort
dan-van mij; maar ik ben nog niet weg;
duurt nog wel een paar weektjes".
„Ja, goed, maar om alle toebereidselen
maken heb je toch nog al wat tijd noo-
[ig; en dan komt er van rustig praten toch
lief
,,Je komt dus nu al heelemaal in de za-
n van je Papa."
...Ja, het moet nu wel; wie zou hem an-
Icrs moeten opvolgen; zoo heel lang blijft
r niet meer in de zaken, en dan kan
lies voortzetten, als hij er uit wil
„Vanzelf kom jij dus in al vader's rech-
11, hè."
„Natuurlijk, stel je voor dat er een
roemde in kwam! Overgrootvader stichtte
e zaak, en zoo volgen zoon op zoon el-
ander op."
Ik wilde toch van dit onderwerp af, en
lad nu een mooie gelegenheid, nu hij sprak
in „opvolgen".
„Frans", zoo begon ik, „je weet, dat do
,podelen door Christus waren aangesteld
m Zijn Kerk te besturen; en dat Chris-
is beloofd heeft, dat Hij met hen zou blij-
>n tot het einde der eeuwen. Zou Christus
aarmeo de bedoeling hebben gehad, dat
e Apostelen tot aan het einde der eeuwen
e Kerk zouden besturen in eigen per
ron?"
„Wat een malligheid, kapelaan, want do
pastelen zijn toch allemaal gestorven!"
„Nietwaar? dan bad Christus wel ge-
fcf'-d: (ot aan het eind van uw leven."
f „Maar ook volgt er uit de woorden van
ristus, dat er toch een bestuur moest
en tot aan bet einde der eeuwen; en
kan dus niet anders, dan dat de Apos-
Jen opvolgers moesten hebbenmen-
i!, die weer kwamen in de plaats der
ilelen, menscben op wie alle machten
rechten van de Apostelen overgingen om
bestuur der Kerk voort te zetten, juist
ils jij, Frans, voortzet de zaak'van je
?r."
Jn de Kerk van Christus moeten we dus
tien de wettige opvolgers der Aposte-
m.a.w. de Kerk van Christus moet...."
•Apostolisch zijn", vulde Frans
Maar wat is er nog meer noodig, om de
rk van Christus apostolisch te kunnen
'men?"
Wel, dat ze ook leert, wat de Apos-
:n leerden."
•Goed; dus dezelfde leer, en dezelfde ge-
idemiddelen, en alles hetzelfde als de
postelen".
hit is dus nog al vrij eenvoudig: een
rK. die niet leert, wat de Apostelen Ieer-
kan de Kerk van Christus niet zijn;
Kerk, die bijv. loert, dat Christus niet
sslaan heeft, of dat Christus geen God
kan dus nooit do Kerke Christi we-
iiWel j
ter
ter
Hot zou een dorre opsomming worden
ueze wijze alle geloofspunten na te
i'iu; veel liever redeneer ik uit onze to
pstanders. Nooit hebben ze het bewijs
"men leveren, dat hetgeen de Katholieke
*nc op dit oogenblik leert, een andere
f.r Z?l z'jn' Han die door de Apostelen
iTedikt was; en je kunt er van op aan,
20 dit konden, dan was het al lang
w l,H?ebazuind geworden."
ol zijn sommige geloofspunten duide-
cn helderder voorgesteld geworden in
eeuwen, maar dat wil nog niet zeg-
dat die punten daarom in wezen an-
3 geworden zijn. Jouw lichaam groeit
maa,r het is toch hetzelfde lichaam."
Als we eens naar Rome gaan Frans,
gaan we eens kijken naar die les der
^iiiedenis in de St.-Paulus buiten de
on; daar vindt men afgebeeld al de
K® deJ Pausen, van Petrus af tot
nedendaagschen paus toe. En zoo leert
illa geschiedenis ons ver-
dat de opvolging nooit onderbroken
geworden, van af do Apostelen."
'dh Z0U voor macHt hebben, als
1 niet had ontvangen van den wette-
Volger der Apostelen?"
uiers de Bisschop ontving zijn macht
11 Hon Bisschop van Rome, den
j en de Bisschop gaf aan zijn pries-
e. "h wijdde weer van die macht,
m-iohf mac^' yan den priester dus
n t n» i van He Apostelen uitging op
jȕ zhn macht niet ont-
Ki.pi.n een opvolger, heeft dus in
J,rk goen macht."
on «^r Z'JQ wel ©ons in de Kerk
li P,i eeSt' twee of Hrie tegelijk
van Rome noemden."
„Zeker, Frans, ze n o e md e n zich
Paus van Rome, maar toch was er slechts
één, de wettige. Wo behoeven nu hier niet
uit te maken, wie toen do wettige was,
maar we spreken in dien tijd terecht van
t e g e npausen; en de w e 11 i g e opvol
ging werd niet onderbroken, door het feit,
dat men soms zelf niet meer wist, wie de
wettige opvolger was; in ieder geval was
hij er. Iemand houdt toch niet op wettige
opvolger te zijn, al zeggen tien of twaalf
anderen, dat ze het ook zijn."
„Verbeeld je, dat op een goeden dag, tien
andere jongelui jou uit do zaak van jo
vader zetten, en dan zeiden: zie zoo, nu
zijn wij do wettige opvolgors; zou jij dan
daarmee je rechten kwijt zijn?"
„Nee, vanzelf niet; en ik zou met de
rechterlijke macht dat onrecht ongedaan
zien te maken en mijn rechten opeischen."
,.0, zoo; al waren er dus wel eens meer
deren, die zich tegelijk paus van Rome
noemden, daarmee was do wettige opvol
ging nog niet zoek."
„Wel moet je er op letten, Frans, dat do
Kerk niet meer in dien zin dezelfde is
als vroeger, dat ze steeds glorievoller
wordt, om steeds meer eer en hulde te
brengen aan God; vandaar allerlei devo
ties, en broederschappen en congregaties
en orden, die er eerst niet waren; vandaar
steeds moer pracht, omdat men het nu
eenmaal voor God nooit mooi genoeg kan
maken, maar waar liet op aankomt: do
geloofsleer, en de zcdoleer, zij zijh abso
luut onveranderd dezelfdo als in de dagen
der Apostelen."
„Weet je. Frans, de hoeveelste paus we
nu hebben?"
't Scheen oen moeilijke vraag, en 't anl>-
wordt bleef uit. „We hebben nu den 262en
opvolger van Petrus in paus Pius XI. Hoe
veel er nog na zullen komen is vanzelf een
geheim van de toekomst, maar ik las gis
teravond nog, dat er een meening bestaat,
volgens wclko de wet el d nog maar 300 a
400 jaar bestaan zal; alsdan zullen er na
tuurlijk niet zoo heel veel meer komen;
men durft zeggen van nog zeven. Of er
wat van waar is? Ik weet er niets van
hoor."
„Het komt net mooi uit, nu je zoowat
voor het laatst bij me bent, dat we dus
onze groote conclusie kunnen maken, n.l.
deze, dat het absoluut vast staat, dat de
Roomsche Kerk de Kerk van Christus is.
Want do kenteekenen, waaraan de Kerk
van Christus gekend moet worden, vinden
we alleen daar. We vinden die éénheid,
heiligheid, katholiciteit, en apostoliciteit,
zooals we ze hier besproken hebben niet
bij andere kerkgenootschappen: niet bij
de Protestanten, die zeker geen een
heid hebben van leer en opperhoofd en
nog minder de afstamming van de Apos
telen; niet bij de Jansenisten, die
niet willen staan onder den paus, evenmin
als do schismatieke Grieken.
..Laten wo dus God dankbaar zijn, dat
Hij ons zulke genaden heeft gegeven,
.Frans, en laten wo veel bidden blijven
voor de bekeering der wereld tot de Waar
heid".
,,'t Is een mooi slot, kapelaan."
„Ja. maar vóór dat je vertrekt, kom je
toch nog een afscheidsvisite maken, hè,
met zijn tweeën dien keer, en dan praten
we over schoone toekomstplannen, die in
Amsterdam zullen worden verwezenlijkt,
zoo we hopen en wenschen."
„Ja, dat is goed; tot ziens dan kapelaan."
„Dag Frans."
J. C. C. GROOT. Kapelaan.
De Vrouw in het Woud.
II.
In het algemeen schijnt de smart in liet
leven der ,menschen belangrijker plaats in
te nemen dan de vreugde.
Boven do lachende velden der lente, bo
ven de weelde van den vollen zomer, ho
vende blonde en bonte droomen van den
hërfst, boven de plechtige wade van het
wintersche sneeuwkleed en de statigo
schoonheid van berijpte struiken en boven
boven dat alles rijst voor den mensch
steeds weer het verstarde gelaat der
«Smart.
Boven het festijn in do balzaal,, boven
kermispraal en badplaats, boven de rate
lende en hamerende en jagende en laaien
de onrust der steden, boven de pastorale
van het land, boven de brandende energie
van het kunstenaars- of geleerdenleven,
boven de drift om in den arbeid concen
tratie en vergetelheid te zoeken, boven de
kleine vreugden der menschen waakt
waakt waakt altijd het versteende
smartgelaat van het lijden.
Korte vreugden heffen de mensch en-
ziel omhoog naar bergtoppen, waar het
vergezicht eindeloos is cn een zonnedron
ken levensweelde bevangt zijn zinnen;
maar het is voor een spanne tijds, want
in do diepste krachten van zijn ziel waakt
het ontmoedigend bewustzijn, dat dit alles
onwerkelijk is maar niet onwerkelijk is
het lijden, dat altijd weer terugkomt,
eeuwig onbewogen als een fatum.
Oppervlakkige naturen wenden bet
hoofd af en storten zich in den woelenden
dans der begeerten, in de roes der ver
strooiing.
Maar het lijden blijft trotsch en onbe
wogen en rekent ten slotte toch met hen
af of met hun ziel.
Diepere naturen, die de werkelijkheid der
vreugden dankbaar en blij aanvaarden,
zoeken het middel om, het lijden niet ont
wijkend, dit te overwinnen door verheven
berusting maar de lijdensklacht keert
terug als het rhythme der jaargetijden.
Diepe naturen zijn altijd zoekende natu
ren, ongeacht of zij in 't bezit van een po
sitieve geloofsovertuiging zijn dan niet.
Godsdienst doet het lijden dragen, maar
neemt het niet weg. Is niet bet-kunnen-
dragen van het lijden één der groote doel
einden van het geloof?
Het grootste deel onzer dagen is ver
driet en moeite leert het Oude Testament.
Uit het Boek der Psalmen rijst een in
drukwekkende litanie van klachten om
hoog naar den troon van God. En wordt
niet het „Loof don Heer mijn ziel" moer-
malen overstemd door het „Miserere mei"?
Het zoeken om het lijden te overwinnen
is veelal een zoeken om zichzelf te over
winnen. Van buiten kan het kruis worden
opgelegd; van binnen uit wordt het ze
ker opgelegd-
Of is niet het lijden veelal een gevolg
van eigen daden? De omhoogslijgonde
lijn van het Godsverlangen, wordt altijd
weer gesneden, gedwarsboomd door de
horizontaio lijn die zich niet los kan ma-
kon van do begeerten der aarde.
Een God alleen kon het overwinnen en
adelen door Zijn.volmaakte liefde, Zijn
volmaaklo kennis van do menschelijke na
tuur.
Maar de mensch zoekt en zoekt en blijft
zoeken, zelfs al heeft hij zich geheel over
gegeven aan d:en God. Dan nog blijft zijn
leven een speuren in zichzelf om het lij
den to overwinnen. God alleen kan hom
helpen.
De grootste Christcndichters hebben- de
bitterheid van het lijden gevoeld en bele
den: Dante, Milton, noem wie go wilt.
Noem in ons land Macrlant, Vondel,
Bilderdijk, Da Gosta, noem Gezellc.
Talloos velen waren er die, als Dante,
het bewustzijn hadden, in 't midden hun
ner dagen in oen duister woud te zijn ver
dwaald.
Niet ieder bezat als Dante do macht, het
persoonlijk leed zoo te vertolken, dat het
een spiegel der algemeen menschelijke noo-
den werd. Daartoe was noodig klare zelf
kennis, onbevangen werkelijkheidszin, be
grip van proporties. Daartoe was noodig
innerlijke waarachtigheid, ernst, zoowel in
het zoeken als in het openbaren van eigen
ziel: het zoeken om door lijden tot vol
maaktheid te komen.
Deze zelfde innerlijke waarachtigheid,
die ondanks alle ontkenning toch affini
teiten mot het Christendom heeft, treft
ons in „De Vrouw in het Woud". De dich
teres geeft hierin een roerende autobio
grafie van haar eigen leven. Aanvankelijk
geeft zij een overzicht van haar willen en
streven als kind en aks jong meisje. Dan
komt de tijd van het vinden en de beatifi
catie van het socialisme, do idee waarvoor
eens, naar haar hoop haar voorspiegelt,
heel de menschheid in aanbidding zal zijn
neergebogen.
Gelijk de zeeman op den oceaan staart
zij voor zich uit, of niet vaag en brokke
lig de lijnen van do kust zich gaan aftoe-
kenen aan den verren horizont.
„En naast dat groot vasteland van geluk
lagen de eilanden der kleine vreugden,
als een parelsnoer hun melkwitte glans;
de omgang met de makkers, elk een
stuk
van 't nieuwe leven dat het hart
verheugde»
dansend te saam makkerschap vreugde
dans."
Niet onverdeeld evenwel is de vreugde
van de socialistische apocalypse voors
hands:
„Er was veel duisters door de dagen;
do hof der vreugden bloeit schraal
voor wie bouwen uit nederlagen
hun burchten van zegepraal.
Zij houwen geen duimbreed zonder
te storten hun kostelijk bloed;
zij binden het wordend wonder
van menschengeluk met hun bloed."
En toch gelooft ze in haar geluksvi-
sioen. Is niet altijd leed do onafscheidelij
ke metgezel der vreugde geweest?
Hoeveel te meer de vreugde nog bevoch
ten moet worden, om daarna durend te
heerscben over de aard. Als maar de stoe
re mannen en de wakkere vrouwen liet
ideaal hoog houden, omschenen door den
witten glans van hun eenparig willen.
Maar dit willen werd verdeeld en do
scheur liep dwars door het hart der dich
teres.
„Nu werd het voorwerp van liefde
gespleten
en liet hart van die vrouw uiteengereten;
want zij moest kiezen, welke helft
voorlaan
te minnen, tegen welke in haat te
staan".
De keuze was moeilijk; want
„haar hart neigde naar iedere zij
en tolde als een schip zonder breidel".
Terwijl do harde, onmeodoogende man
nen elk naar een kant vlogen, voelde zij
in zich des vrouwen oernatuur, die die
nende liefde is. Is dit zwakheid?
„Wanneer zij dan zwak is geweest,
zoo maakte liefde haar zwak;
wanneer zij den strijd heeft gevreesd,
zoo was het Liefde die brak
haar moed."
Haar sociale lyriek neemt hier den
klank en het timbre aan van echt vrouwe
lijke liefdelyriek:
„Voor U maakt haar bloed muziek,
naar U suist gedachtenwiek,
voor U glanst de dood, een licht,
tot U is de wil opgericht;
iedre vezel van haar lichaam
trilt naar uw zoet verzaam,
haar hart als een geitje schreit
naar de melk van uw broederlijkheid".
O, die tweestrijd, om tussehen do. mak
kers te kiezen is zoo moeilijk, al drijft
haar bewustheid haar naar de extremis
ten.
Ze voelde zich:
„Zooals een kind niet kiezen kan
tussehen vader en moeder, als die liggen
in tweespalt met elkaar en scherpe
wigge
voelt dringen in zijn Ijart"
omdat de stem des bloeds naar beide zij
den spreekt, omdat hij ze beide noodig
heeft om te leven.
Zoo'n kind voelt enkel tranen.
Even vlamt het idealisme weer op, dat
eens „de oenhoidszon het leven zal vergul
den." Zij hoopt dat men dan haar strijd,
haar zwakheid liefdevol zal begrijpen.
Maar de werkelijkheid voert haar in de
duisternis:
„Nu nomen donkere dagen haar bij
de band
en voerden haar naar levens scha
duwkant."
Een prachtige visie wordt ons nu gege
ven van 't „duister woud":
„Een dicht struweelen wildernis
van twijfel, tweestrijd cn benauwenis»
waarvoor niet één mens oh veilig is."
In eon prachtig-somber sonnet van Don-
toske verhevenheid, waardoor de zielsver
twijfeling steunt en klaagt, legt do dichte
res haar toestand open. En wij hooren de
smartkreet dat zij zich niet gelijk Dante ge
leid weet door een gids van de overzij, dat
niet het lichtend ideaal van een verheer
lijkte met cngelenblik toeziet en waakt.
„Ook ik ben omstreeks 't midden mijner
dagen
verdwaald geraakt in 's levens- donker
woud,
maar mij heeft goen aardscho wijsheid
ontvouwd
den weg uit smart en twijfel, noch
gedragen
omhoog, en geen hemelsche oogen
zagen
neer op mij, vanwaar hoogre klaarte
blauwt
m'in teedre zorg orawakend, en met
stage
stralen heffend naar waar men waar
heid schouwt.
Mij leidt geen gids, dan het eigen
gemoed;
mij schoort goen steun, dan d'enklc
trouwe handen
die mij opbeuren als do kracht bezwijkt:
mij sterkt geen afgezant uit bcelre
landen
dan soms het ruischen, als een vleugel
doet,
van zachte hoop, die langs mijn wangen
strijkt."
S.
De oude kloosters van T.eiden
en omgeving.
„R o m a."
Dit vrouwenklooster, welks officicele
naam is St. Hieronymus-kloostcr, is ont
staan uit oen samenwoning van devote
vrouwen, dio eerst later een besloten
klooster gevormd hebben, zich toen aan
sloten bij een. orde en in 1448 door den
prior van Warmond in die van S(. Augus-
tinus werden opgenomen.
Het bestond reeds in 1429 als een „cou-
Bistorium sororum" in een huis, afkom
stig van Dirk Willcmsz. van Poelgeest en
gelegen in do Jan Vossensteeg aan de
stadsvest. De zusters kregen dat jaar van
deken en kapittel van St. Pancras bet
recht om een altaar in ji&ar klooster te
doen wijden en een eigen biechtvader te
kiezen; eenmaal per jaar moesten zo ech
ter bij den pastoor van St. Pancras biech
ten en haar Paschen in diens kerk hou
den.
In 1440 en 1448 werden erven aan hel
Rapenburg aangekocht en daarheen word
omstreeks 10 April het klooster overge
bracht, waarna liet gebouw aan do «Tan
Vossensteeg door de vroeger reeds ver
melde zusters uit Schagen betrokken werd.
Aan het Rapenburg gezeteld, kregen de
zustors van Roma een eigen kapel, welke
in laatstgenoemd jaar door don bisschop
tot oratorium werd verheven, waarover
een rector werd aangesteld.
De voorrechten van hot klooster worden
in 1451 door den paus bevestigt!waarbij
het maximum aantal zusters op 80 werd
bepaald. In 1487 werden de regels voor
het klooster vernieuwd. Vastgesteld word,
dat eenmaal per jaar een vreemden biecht
vader zou worden toegelaten en dat de
klo'osteroverheid jaarlijks rekening en ver
antwoording zou doen aan do kapittel-
nonnen ten overstaan van den rector. I)o
3 sleutels van de kerk zouden met het
conventszegel berusten bij de priorin, een
kapittelnon en den rector, welke laatste
zich overigens niet met de tijdelijke goede
ren van het klooster zou bemoeien.
Hot convent was rijk en stond in de 15e
eeuw in hoog aanzien, heigeen o m. hier
uit blijkt, dat aan bel bezoeken der kloos
terkerk aflaten werden verleend (1451 en
1491.) In 1511 verkreeg het convent van
Keizer Maximiliaan dezelfde privilegies
aks liet St. Eilsabelhs-kloostcr te 's-Gra-
venhage wal betreft hot vererven der zus
ters, het bezit van land en renten en de
uitoefening van draperie, wol- cn linnen-
weven. enz. Bereids had het in 1471 van
den bisschop tegelijk met hel dochter
klooster te Noordwijk dezelfde voorrechten
bekomen als het St. Anna-klooster to
Delft, terwijl de abt van Sion bij Delft tot
visitalox* werd aangewezen. Ilct werd in
1405 in het kapittel van Sion opgenomen.
In de zestiende eeuw kwam het kloos
ter, ondanks bovenbedoelde privileges van
keizer Maximiliaan, tol verval. In 1511
wareu er nog slechts 55 kloosterlingen en
was liet convent zoodanig achteruil ge
gaan. dat zelfs het lijnwaad moest ver
kocht worden.
Na de Hervorming besloten de Staten
van Holland in 1575 do gebouw -n, gele
gen aan het Rapenburg tussehen Doelen
steeg en Groen ha zengrarht, door den ma
gistraat van Leiden te doen verkoopen ten
laho-- der If- rh il Ze
kocht door den tafelhouder Francois Mus-
sagio. die er 2000 pond voor gaf. De pan
den waren toen zeer uitgewoond, daar ze
tijdons het b. k-g h. du' i i-
zerno cn tot .Mul .i ,;.t-
geviug p vluehle bocnu.
Eenig zeiken uil do kl- u. -iI moe-
ton nog F u-.-u onder den vlo. r i r ;u h-
torkamer \an pen e Ilapcubuiv, i. 35.
Van liet kloo.r jb b.\vuu:d ven
een uit 1441 datecreml handschrift, 142
folio-bladen groot, waarvan er 136 met
twee kolonmien per bladzijde zijn beschre
ven. Het vangt aan met d« woorden: „Dit
zijn Richardus woerden seer merckolijo
endo stichlelich op cantica anticorum",
en eindigt als volgt: „Dit boek sehrcof
een arme monscho ia het juor ons Hoe
ren MCGGGLXJ. Bid er doch voor." V oor
in staal: „Dit bocck hoort toe don snaters
Rogularisseu lot sinte Jhoronimus in Ro
ma op RapenJnirch binnen Leiden."
In 1861 werd het op een veiling 1e Lei
den door het geraoente-archief aange
kocht. Waar zon het al dien tijd gezwor
ven hebben?
Zooals boven gezegd, had I' i een
dochtorkkroster te Noordwijk.
In 1465 werd door ridder Vranc van
dor Boechorst en Cathnriria van Bakencs-
se, zijn vrouw, de grond geschonken, waar
op vroeger te Noordwijk het in 1450 af
gebrande vrouwenklooster van de 1 Ka-do
Orde van St. Franciscus had gestaan, het
welk recht bad op oen eigen kapel mot
kerkhof. Op dezen grond verrees bedoeld
dochterklooster, toegewijd aan St. Bar
bara. Rij het tenietgaan er van zou do
schenking aan het klooster „Mariönpoel"
komen. Het werd na de Hervorming ver
woest en de afbraak in 1578 bestemd voor
den herbouw van do kerk te Rijnsburg.
Dit was even goedkoop als practisch,
want het vervoer was toen nog niet zoo
duur als tegenwoordig.
St. Ursula.
Dit vrouwenklooster wordt door Orlors
liet oudste van I-oidcn genoemd, «lammer
dat deze geschiedschrijver ln zijn tijd het
stichtingsjaar niet heeft opgespoord, wat
hij misschien heel gemakkelijk had kunnen
doen. Thans zijn we dienaanc i inde iu
onwetendheid gebleven.
Hot was toegewijd aan St. l'r-ui.i met
haar Elfduizend Maagden cn l>' i orde
tot de orde van Sf. Auguslinus. Het was
vrij welvarend on lelde zusters uit aan
zienlijke geslachton. In liet begin der zes
tiende eeuw waren er 39 conventuah n.
Hot klooster, gelegen in de O. Vrou
wenkamp naast het St. Elisabeth-gast
huis, had een eigen kapel en een eigen
biechtvader. Hel stond herhaaldelijk niet
genoemd gasthuis irt betrekking; zoo ont
vingen <lo gasthuismeistcrs in 1504 op
dracht, toezicht Ie houden op de naleving
der bepalingen betreffende hot h u \nu
een zielmis in bet klooster.
Na do Hervorming went het f in. it
door de Staten van Holland in 1575 aan
het St. Eli.->abethsgasthuis geschonk- i le
gen verplichting om de 12 nog i M. er ui-
de bowoonslcrs te onderhouden. Dcz" -
tors sloten toon eon u\••reenkom-l met
gasthuiemoesters. waarhij word l> i,
dat zij op elkander zouden vererven m dn
langstlevende op hot gasthui:-. Rn- -
levende zal boel wat in de melk le !u uk
ken hebben gehad.
De gehouwen werden bij hel ;i ui
gelrokken; een deel hiervan dn u<; r
als armenhooi en als collegekam-i ir
de «anatomie. Niet on waarschijn lijs du
dal de groote Boerhaavo daar roi
heeft gegeven en de tegenwoordig
lijku Werkinrichting nog profil- i n
St. Ursula's hechte gehouwen.
l'aa in 1700 werd het tor- i
kapel afgebroken.
't Klooster der Witte n n e n.
Dit vrouwenklooster, waarvan kupel
nu nog dienst doet als houfdgehouiv mr/.ar
hoogeschool, werd kort voor 1117 ge
slicht door Margarelhu Boudcwijn.-d>- r,
overleden 12 Juni 1481, en M «elitold
Jnnsdochler, overleden 26 Maart I'dm, .u
een huis van Jan van den Woud Iu -r
van Warmond, waarschijnlijk d r
van Mach!old. Ilet werd to-. J -mit
St. Vincentius.
Do zusters werden in dn rd<» v St.
Dorainicus opgenomen on In 1
denJPaus hierin erkend.
Het klooster verkreeg in 1440
pel, waarin twee altaren, re.sp. m.v vel
aan de 11 H. Maria Magdalen,i en I i-
bclh. Iu 1516 werd die kapel \ei 1 <n
in haar geheel toegewijd aan d.- H. M ui.i
Magdalena. Ilct gebouw, waarin
drie altaren, word in 1569 dr d
beschadigd. Bekend is, dat ook hit I i ij -n
van Luca van Leiden het bri l.ui
den.
Pe zu T-; behoorden niet tot ijI
of aanzienlijke geslachten; men voml r
ook ongelet(orden onder. Zij verkre;,. o in
1484 vrijdom van koren- en hicra.'vijn n
genoten van do stad eonigc legemu -
mingon, zooals eenmaal een Lijdia,
200 pond cn in 1405 een koorkap. \v1 i
volgens de trosorier.s rekeningen bi-.-liin l
was „voor den terminiaris, dia bij h -t
avondmaal en de pa ir preekt walk",
omschrijving evenwel niet gehoii jui-t
kan geacht worden.
In 1569 verzochten de zuslcm al.* ir u-
dianten vrijdom van accijnzen, welke h iar
nog in 1570 door de Staten werd ver
leend.
Waar het klooster lag behoeft ui a »-
der te worden aangediHd. Het werd door
do Achtergracht, thans Doelen, traaf, af
gescheiden van het insgelijks aan liet Ra
penburg g vestigde St. ('.atharina-klooslcr.
Het werd in 1566 geplunderd en daar
na nog eens op 29 September 1572. De
nog overgebleven 18 zusters hadden er
toon genoeg van en trokken naar le t
klooster E' gelendual te Brugge. Het ar
chief namen zij mede, zoodatcroinlr-nt <li'
convent niet veel meor dan het boven-
staande bekend is.
In 1581 werd do kapel ingericht tol
academie; in 1619 door brand beschadigd
(waardoor de hoogeschool weer tijde'ijk
gevestigd werd in de gebouwen, op welks
grond thans „De Leidsche Couraiil" gei