e r d e Blad
aterdag 30 Januari 1926
enkele dommigheden.
.Ja, maar Frans, zit nu niet zoo te boo-
jn: daar schieten we niets mee op."
Hij zat zoo op zijn gemakje in mijn ge-
ikkelijke stoel, en praatte en praatte,
ik er geen woord haast tusschen kon
ijgoQ-, over Katholiek-Liberaal en oud-
ilholiek en ten slotte zelfs over Katho-
k-Protestant.
(i2eg me nu liever eerst eens, wat versta
[onder bet woord Katholiek; wat be
kent het?"
.Dat beteekent" en hij sprak met een
v.eldig air, want hij wist, dat hij het
ed wist, „algemeen v o^spreid."
„Maar Frans, als ik nu zeg, dat onze
eik katholiek is, en beweer, dat de
idere kerken het niet zijn, wat is dan
arvan de bedoeling?"
Olukkig moest hij 't juiste antwoord
tildig blijven, en praatte er om heen,
odat ik hem daardoor een beetje kalmer
ziju pretenties zag worden.
,,Daar bedoelen we mee" ging ik ver-
ï- „dat de kerk van Christus, want
I is onze Kerk, één en dezelfde moet
n voor alle volkeren van alle tijden".
„Ja, ja, dus van Adam af", interrum-
prde Frans.
„Van Adam af! van Adam af! Jongen,
brtiik je verstand!"
Hij kreeg een kleur zoowaar, want hij
greep ziju dommigheid, dat de tijden vóór
iristus natuurlijk met Christus' Kerk
ets te maken hadden, dan dat zo er de
jorbereiding op waren.
,Neen Frans, do Kerk moet alle vol-
ron omvatten, (e rekenen vanaf den tijd,
il Christus Zijne Kerk stichtte."
M. a. w. wil dit zeggen, dat do Kerk
Christus geschikt moet ziju voor
Ie volkeren van alle tijden en zich dus
ider hen moet kunnen uitbreiden;
aar ook moet dan die Kerk zich inder-
id trach ten uit te Breiden onder alle
ilkereu, en moet cr eenmaal een tijd zijn,
it do Kerk ook werkelijk onder alle vol-
iren verspreid zal zijn."
Iii'den een-en-twintingslen psalm zegt
profeet David: „Indachtig zullen wor-
i en zich tot den Heer hekeeren alle
enzen des aardrijks, en aanbidden zul-
n voor Zijn aanschijn alle geslachten der
idenen."
„Het is, Frans, de vrucht van Christus'
den on dood, en, als allen Hem zullen
kennen, zullen zij ook hchooren tot Zijn
>rk."
„Wat was het doel van Christus' komst
aarde, cn do stichting van Zijn Kerk?"
„Hoe dikwijls heeft U dat nu al ge-
aagdl"
„Nu ja, 't is maar voor de opfrissching
n je geheugen; geef maar antwoord."
„Het doel was de menschen te verlossen
door de Kerk zalig te maken."
„Let er op, Frans, dat Christus dat
Moeide voor alle menschen, en dat Hij
•mand heeft willen uitsluiten; en dat
u s de Kerk cr zijn moet voor a 1 le men-
•lieu, wie en waar dan ook; maar dan
loet Christus ook bedoeld hebben, dat
lijn Kerk cr voor alle menschen van
He tijden zijn zou."
„Christus gaf immers aan zijn Apostelen
t bevel om allo menschen te onder-
rijzon."
„Maar Kapelaan, zal het ook eenmaal
Mieuren, dat de Kerk overal verspreid
al zijn?"
„Waarom zoo twijfelachtig, goeio vriend;
eeft Christus niet zelf gezegd bij Mar
lis 14:15 „Zij zullen komen van liet
losten en het Westen, en het Noorden en
jt Zuiden, en plaats nemen in I**t Rijk
iods"! En op dat woord van Christus ver-
ik ten volle, al zie ik op het oogen-
lik nog niet. hoe het zal vervuld wor-
|en."
Dus moeten dan alle menschen in de
rk komen?"
f „Nee, dat volgt niet; algemeen verspreid
Sin kan nog best samengaan met het nict-
Id ziju van sommigen, zelfs wel van velen,
'erinner je wat ik in den beginne zei,
uitrent de bcteekenis van katholiek, als
onteeken der kerke Christi."
.0 ja, do Kerk moet zich k u n n e n uit
leiden, t r a ch ten uit to breiden, en een-
Daal onder alle volkeren uitgebreid
Rui
r „Juist, Frans; maar is het je nu, op
^"'ï'hand. al niet duidelijk, dat een kerk,
0 16 eeuwen na Christus begint, toch
10011 katholiek genoemd kan worden, en
"s nooit do Kerk van Christus kan zijn?
Jjmiors die uitbreiding begon al, volgens
1 r'stus' bevel, in den tijd der Apostelen,
lus ui de eerste eeuw."
':^s nog een beetje missiekennis
'«ut, dan weet je, hoe do Kerk er altijd
[P uit is geweest de geschiedenis leert
immers onomstootelijk om zich on-
do volkeren der aarde !-■ verbreiden,
li j° Bet aan de Y k - >k gelukt is,
ao bekende wereld voor haar leer te
0D eu mot haar heilige instellingen to
genen .totdat po„ air als Lu_
J.c.1 losmakend van het hoogste ge
n-ia °r i0r zoi1r1on verzwakte mensch-
P ,tso' - n istus' Kerk, cn
oen no
was"" PfK°n,iik Ch'ri8"
J' 1 'u pretentie had, te
panjiewerei:
lom°LalCW,S gaat K"''v mei dal werk
j V,in} voortdurend nieuwe leden,
Fr a ch I ,dus wd bcm- dat
,d' r ',it Breiden."
c oOschiktheid om zich uit le
breiden blijkt, dunkt me, duidelijk genoeg,
uit bet feit, dat ze werkelijk verbreid is,
want als ze daar niet toe geschikt was,
ko-n dat toch ook niet gebeuren."
„Een H. Martelaar Justinus kon om
streeks twee eeuwen na Christus al getui
gen, dat er geen enkel toen bekend men-
schenras bestond, onder wie de naam van
Jezus Christus niet werd aangeroepen,"
„Tertullianus, 'n kerkelijk schrijver uit
de 2e eeuw, schreef o.a.: „Wij zijn slechts
van gisteren, en reeds hebben wij uwe
steden en vestingen en eilanden ingeno
men, uwe raadhuizen en legerplaatsen, het
paleis, den senaat, het forum: do tempels
alleen hebben wij u gelaten".
„En zoo is in vervulling gegaan het
woord van den profeet Malachias:. Van
den opgang der zon tot haren ondergang
is Mijn Naam groot onder de volkeren
en op alle plaatsen wordt geofferd eti op
gedragen aan Mijnen Naam een reine of
ferande; want groot is Mijn Naam onder
de volkeren, zegt de Heer der Heerscha
ren." (Malach. 1:11).
„En als jo mij nu vraagt, Frans, w a t
heeft de Kerk al die menschen geleerd,
dan is het antwoord, dat de Kerk aan
al die menschen hetzelfde ééne geloof ge
leerd heeft, wat zij ook aan jou en mij
heeft geleerd."
„Dezelfde kerk is dus overal ver
spreid onder alle volkeren van allo tij
den; de Kerk, die wij Goddank de o n z o
noemen, is dus waarlijk algemeen, of
katholiek. Geen enkele andere kerk, wel
ke dan ook, kan dit van zich zelf getuigen"
„Het is me eiken dag een nieuwe vreug
de deze waarheid te kennen; tot die kerk
te mogen belmoren; en het is ook telkens
een droefgeestig idee, te moeten denken,
dan zoovelen nog buiten dat ware licht
wandelen; dat zoovelen nog zelfs dat licht
niet will en zien."
„Ook is die gedachte een aansporing
veel te bidden voor de verbreiding van het
geloof en do eenheid der Kerk; veel te
doen dus ook voor het Missiewerk, opdat
de Katholieke Kerk steeds de middelen ter
hand hebbe, om haar verbreiding zoo goed
mogelijk te bevorderen."
„Kapelaan, dat woord doet me goed; ik
dank u; ik zal mijn best doen mee le wer
ken."
„Dat hoor ik graag; maar zorg dan dat
je lid wordt van de Broederschap van den
H. Geest, en het Pauselijk Liefdewerk van
den H. Petrus".
Hij koek, alsof hij het in Keulen hoorde
donderen.
„Weet je soms niet, wat dat zijn voor
Liefdewerken?"
„Nee, nee".... kwam hot er aarzelend
uit, want hij schaamde zich blijkbaar
„wel eens van gehoord, maar...."
„Ach, hou maar op; ik zal het je wel
zeggen: de Broederschap van den H. Geest
heeft ten doel de algemccne steun aan
alle Missiewerk, en het Petrus Liefdewerk
bevordert het aankweeken van priesters in
de missielanden."
„Nu, schrijf U mij dan maar in".
„Als je tot deze parochie behoorde, dan
kon hot; nu moet je je opgeven in je eigen
parochie."
„Ik zal er voor zorgen. Kapelaan."
„Best; dag Frans; tot. ziens".
J. C. C. GROOT, Kapelaan
henriette roland holst.
De Vrouw in het woud.
I.
Het moet in 1910 of '11 zijn geweest.
De schrijver dezer beschouwingen ge
voelde in die dagen voor het werk der so
cialisten, vooral omdat hij door een 4-jarig
verblijf in Frieslands Z.-O. hoek den nood
der Friesche veenarbeiders met eigen
oogen aanschouwd had, hun maatschap
pelijke en geestelijke ellende en de alles
zins gerechtvaardigde drang, zich daar
aan to ontworstelen. En daarnaast was
hij getuige geweest van de brute domheid
en de knevelarij van vele toenmalige veen
bazen en hoeren, die het nict.org vinden
dat hun arbeiders woonden in ellendige
heidcliutten en sommige zelfs in verblij
ven die weinig meer waren dan holen in
den grond. Ik overdrijf niet! Men infor-
meere ter plaatse, hoe het was gesteld
aan den Singel onder Jubbega--Schure-
ga, op de heide die zoo ver zich strekt
van Apelscha tot in de gemeente Achtkar-
spelcn. Men leze de klachten door den be
kenden philantroop Ds. Visser geuit in
zijn boek „Van de arme Friesche heide."
De toestanden onder de veenarbeiders
zijn sinds dien verbeterd en wellicht heeft
de tijd den hoeren veenbazen do lSChe-
Hjkheid opgedrongen, die zij uit zichzelf
niet bezaten.
Hot was dan in 1910 of daaromtrent,
dat dc heer Troelstra in de Stadsgehoor
zaal te Leiden een politieke rede kwam
houden. Af en toe vloog in dc zaal iemand
met bleek gelaat, nog blocker door den vol
len zwarten baard, overeind en schreeuwde
of siste een schamper verontwaardigde op
merking aan 't adres van den spreker, die
even sarcastisch lachend doorging met
zijn rede. Het was David "Wijnkoop. En
toen Troelstra zijn rede geëindigd had on
het debat aanving, mocht men na eenigen
tijd hel verheffend schouwspel beleven,
dat de beide kemphanen hand gemeen wer
den op het podium; een verrassende at
tractie voor het op relletjes beluste pu
bliek: voor degenen die uit ethische mo
tieven tot het socialisme neigden een droe
vige ontgoocheling.
Stil verwijderden zij zich uit do zaal,
denkend aan oen passage uit „Barthold
Mceryan" van Cornelie Huygens: „Gij.
die u zelf socialisten noemt, 'wat hebt gij
gedaan, om dien naam te verdienen? Bij
u dezelfde hartstochten, hetzelfde gebrek
aan onderling vertrouwen, de zelfde lief
deloosheid als in die maatschappij, die gij
zegt te verafschuwen."
Er was rooring in die dagen in de S.
D. A. P. Pas had men Wijnkoop, Van
Ravensteijn, Mannoury, Henr. Roland
Holst. e.a. uitgedreven uit het Sanhedrin
der Partijleiding.
Over de oorzaken van den broedertwist
zullen wo niet uitweiden. Vervulde het ons
destijds met weerzin en spijt, dat men
schen, dio een zelfde ideaal dienden, el
kaar nauwelijks liet licht der oogen gun
den, het dieper inzicht, dat het Christen
dom ook het streven naar sociale gerech
tigheid in zich sluit, heeft ons geleerd, dat
dio vermeerdering van de sommen van
menschengeluk nooit kan worden bereikt
door een materialistisch maatschappelijk
systeem als het socialisme is.
Zooveel is wel duidelijk, dat de uitge-
l redenen de Marxistische leer in haar
zuiverheid wilden bewaren, terwijl do S.
D.A.P., tuk op politieke voordeeltjes, be
schuldigd werd, dat zij meer en meer het
karakter van een doodgewone „burgerlijke
hervormingspartij" begon aan to nemen.
Wij kunnen niet heter doen, dan do ver
schilpunten even vast te leggen met een
samenvatting welke Mevr. Roland Holst
zelf geeft op blz. 482 van „Do Nieuwe
Tijd". Jrg. 1911.
Het Marxisme:
1. Wil hervormingen bereiken door
s t r ij d. Waar het in conflict komt met
het einddoel, houdt het aan dit laatste
vast, ten koste van malerieele verbeterin
gen.
2. Wil den klassenstrijd grondvesten op
de theorie. Dat is op de wetten, die de
algemeen e ontwikkeling van het ka
pitalisme beheerschen; de practijk dus
doen steunen op kennis, op wat het ver
stand ons loert.
3. Slaat critisch tegenover de burger
lijke klassen.
Het Reformisme:
1. Wil hervormingen hereiken (niet uit
sluitend natuurlijk) door aanpassing
aan de burgerlijke klassen, laat, waar ma
lerieele verbeteringen en einddoel in con
flict komen, dit laatste glippen.
2. Wil den klassenstrijd inrichten naar
tijdelijke en plaatselijke verschijnselen;
dat is naar voorbijgaande indrukken,
naar het gevoel.
3. Staal vertrouwend en goedgoloovig
tegenover de burgerlijke klassen.
De aanhangers der „gelouterde" S. D.
A. P. beweerden natuurlijk met groot
stemgeluid, dat deze wijze van voorstel
len geheel valsch was.
In ieder geval is het waar, dat dc voor
mannen der S. D. A. P. en ook do min
dere goden, nu de druiven niet meer te
zuur waren, even gaarne allerlei bestuurs
functies en openbare ambten ambieerden
als de door hen verafschuwde „bourgeois"
terwijl de uitgestoolenen hun lidmaat
schap van regeerings-colleges alleen wil
den gebruiken om hun ideeën onder net
volk to brengen.
De broederstrijd over de kwestie,, hoe de
sociale en politieke actie gevoerd moest
worden, interesseert ons niet meer.
Henr. Roland Holst stond aan de zijde
der Wijnkoojiianen als fel en vurig pro
pagandiste, die van geen transaclies»wil-
de weten.
Maar zij leed onder de breuk, die ze
voelde als een breuk in haar ziel.
Voor dc echte- politici van weerszijden
mocht dc twist ondanks daverende scheld
woorden cn fanatieke verwijlen ten slotte
een tournooi zijn, waarbij alle houwen en
stooten afgleden op hun verharde politie
ke huid, terwijl hun innerlijk wezen nau
welijks beroerd werd, Neerlands grootste
dichteres ving, zooals Verhoeven op
merkt „de slagen op met haar hart". En
dat hart bloedde!
Wij hebben reeds vroeger opgemerkt,
dat zij. ondanks haar verstandelijke leer
stelligheid, in het socialisme zocht en be
minde „de ideale kern van liefde, broeder
schap, menschenmin."
Ondanks al haar dogmatische verhande
lingen in vele opeenvolgende jaargangen
der „Nieuwe Tijd" is het sociale vraagstuk
voor haar in den grond een ethisch pro
bleem. Want haar opstellen, haar studies,
zijn niet haar ziel, In haar zuiver litte
raire boeken over Rousseau en Garibaldi,
maar vooral in haar vele dichtbundels
geeft zij haar ziel. Daarin leeft zij uit
haar bloeiende en bloedende menschelijk-
heid.
In ..Sonnetten eu Terzinen" nog niet ge
heel zichzelf, worstelend om den eigen
klank en toon met adoplatie van „üante's
princelijk en machtig woord", en toch
verrassend oorspronkelijk.
In de „Nieuwe Geboorl" de worsteling
van de oude tradities met het nieuwe le
vensinzicht, eerlek en onverbloemd bloot
gelegd.
In „Opwaartsche Wogen" dc smeulende
gemeenschapsliefde, die aangloeit, op
vlamt en eindelijk in hooglaaiende extase
zingt van de triomf van het socialisme en
dc solemncele wijding van liet vaandel.
Een enkele maal loopt in dc heide laatst
genoemde bundels de propagandiste do
dichteres voor den voet en verstopt het
pathos van het partijprogram de kanalen
van het zielsgevoel.
Maar nu komt „Do Vrouw in het Woud"
eu we hebben niets anders voor ons dan
de lijdende, strijdende, lobbende mensch,
die worstelt om het behoud van haar
ideaal.
Deze bundel wekt bij Dr. De Koe de vol
gende vraag: „Past het Marxisme bij baar
levens-visie, bij de diepste vermoedens
van haar ziel? Is de innerlijko tweespalt,
het „dubbel willen" waarover zoo vaak
de aangrijpende klacht ons treft, wel enkel
te danken aan 't feit, dat deze vrouw „op
de konl-ring der tij<l.-ii is geboren?— Zou
de oorzaak niet evenzeer liggen in de bot
sing tu-M-hon een materialistische levens
beschouwing en haar consequente eischen
met een in diep-ic wezen religieuzen aan
leg?"
Wij verbinden hieraan coh andere
vraag. Heofi niet de tweespalt van het
„dubbele wiilen" altijd op cone of andere
wiize het Siei'_r l gewerkt in grootc zielen?
En was die tweespalt niet de noodzake
lijke voorwaarde- om iemands gestalte
voor de eeuwen te vermarmeren in de Sie-
gesallée der wereld-litteratuur? De zwak
ken. de decadenten, zij die zich terug
trekken in him moedeloosheid als een slak
in zijn schulp, de vertwijfelenden, hoe
groot ook van gaven, do middelmatigon
cn zij die nog met hun schouders boven do
middelmaat uitsteken, zij worden bijgezet
in het bijna eindeloozo pantheon der litto-
ratuur-geschiedenis en hun gedachtenis
is een naam, waarvan de inhoud ver
vluchtigt als een droppel ether. Maar zij
wier geweldig verstandelijk willen steeds in
botsing was met den donker brandenden
gloed van hun diepste gevoel, zij die om do
hoogheid van hun ideaal uitgestooton wer
den uit stad of staat of geestesgemeen
schap, zij wier geestelijke spanning de we
tenschappen evenzeer trachtte te omvat
ten als de kunst, zij die het internationale
leven met zijn geweldige vlagen en drif
ten door zich voelden jmlseeren en er deel
aan namen op hartstochtelijke wijze, do
grootc wereld-conflicten aanvoelend als
schokken in him eigen iunerlijkst bestaan,
zij stuwen uit boven de begrensdheid van
een nationale litteratuurgomeenschap al
adelen zij deze door den gloed hunner
hooglaaiende menschelijkheid.
Onwillekeurig donken we aan Poolhek-
ke's vergelijking van Dunte en Mevr. Ro
land Holst.
Uitgedreven uit de Arnostad, zwierf
Dante balling 's lands in den vreemde.
„Fiorenza mia" mocht hij zuchten, zwer
vend van Bologna naar Parijs eu naar
Vlaanderen, zijn hersenen wettend aan
wijsbegeerte eu theologie en klassieke
letteren, onvermoeid bezig het wonder
zijner ziel uit te zingen in de „Divina
Commedia", even onvermoeid bezig met
de politieke beroeringen van zijn vader
stad, hevig kamper in de worsteling tus
schen Welfen en Gibillijnen.
Ook Mevr. Roland Holst uitgedreven uit
het vaderland van haar Partij, nog immer
hartstochtelijk haar politiek of zeggen wc
liever haar ethisch ideaal verdedigend,
Laar vroegere makkers bezwerend zich te
bezinnen, met meer dan belangstelling den
loop der dingen en den gang der ideeën
volgend in heel de beschaafde wereld,
werkend aan zij het dan eenzijdige
historische werken, waarin in ieder afzon-
deijijk materiaal verwerkt is. werkend
aan hoeken als „Over Leven en Schoon
heid", grondige studiën makend van plisy-
chologie, litteratuur, dramatische kunst
en ondertusschen haar eigen levensgang,
haar levensconflicten van Droom cn Daad,
van vrouwelij'c-gevoelig-religieuzen aan
leg en mannelijke scherpte van wil en be
wustheid verbeeldend in haar dichtbun
dels, waarvan „De Vrouw in het Woud"
een der moest waarachtige en" smartelijk-
sublieme getuigenissen is.
De vergelijking is voor de nagedachtenis
van Dante niet onteerend en doet Mevr.
Roland Holst geen onrecht. S.
De oude kloosters van Leidon
en Omgeving.
St. M i c h i e 1.
Van dit klooster, indertijd gelegen tusschen
den O. L. Vrouwenkamp en Maredorp,
wordt in do officieel© stukken voor het
eerst melding gemaakt in 1404, doch rec
tor P. M. Rots z.g. sto't in z'jn in 1883 ge
schreven studie over de oude kloosters on
abdijen van bet bisdom Haarlem het
stichtingsjaar op 1390.
Het slaat ook bekend als het St Mi-
chiels-zuslorhuis en behoorde tot do Derde
Orde van St. Franc'srus, a's hoedanig liet
was aangesloten bij hot Utreohtsehe kan't-
tel. Aan het hoofd stond een „ministro." of
moeder, in oude stukken zoowaar ook wel
eensbewaarster genoemd. Zij word la
ter bijgestaan door ex procuratrix en so-
nioro zusters.
In genoemd jaar 14-04 verkreeg liet
klooster van do stad liet voorrecht, am
bachten to mogen uitoefenen, wat wel be-
leekend zal hebben: 1e mogon waven, enz
Voorts behoefde het ho<"> -stens 24 pond
„schot" .soort belasting) le betalen en zou
liet icider vrij wezen van alle stadshcffin-
gcn. behalve de accijnzen.
In latere jaren stond het als rijk be
kend: in 1344 hadden de toen aanwez'ge
30 nonnen en 7 le kezusters een inkomen
van... 1000 gulden. Of men toen ook
spoed'g voor rijk werd aaneez«en!
Het klooster. hoewel blijkbaar niet
groot, bad sinds 1441 een eigen kapel en
een eigen biechtvader.
Tn 1468 schonk Evert van Lodensteyn
bij -lestament een zekere som. belegd in
landerijen le Koudekerk, om aan 10 arme
maagden jaarlijks een „prove" toe te ken
nen. Dozo verpl'ehting werd in 1549 over
genomen door do ga sl huismeesters van lu i
St. Galliarinc-gnst'nrs en do Heilige Geost-
meeslei's van Leiden, die zich verbonden
aan de betrokken maagden levenslang ren
pond per jaar le zullen uilkeeron legen af
stand van b.doeld,. landeriien. Zoo had
Evert van Lodensteyn het natuurlijk wol
niet bedoeld; hij sal voor iedere Songe da
me, die kwam I" non. een ander in de
plaats gehad willen hebben, terwijl er r.u
„een afloop nde steun" van word gemaakt,
om een moderne term te bezigen. Enfin, 't
was ten minste gelukkig voor de lObevoor
Tochten, dat zij liet geld gedurende haar
loven behielden.
Na, de hervorming werd het klooster in
1622 doo,' de hui •z:lienmee.-!ers en aal
moezeniers der algemeene armen verkocht
voor afbraak. Op den vrijkomenden grond
werd hef nieuwe Si onshof gebouwd.
Minderbroeder s.
Dit Franciscaner-klooster, gesticht 'in
1445, lag in do Waard buiten den Zijlsin
gel, waar nog slechts do namen Mindor-
broederspad en Broerslool aan zijn be
staan herinneren.
Bij de stichting stelde de stad. alvorens
toestemming to vorleenen. als voorwaar
den: dat er hoogstens 20 kloosterlingen
zouden wezen, dat deze slechts eenmaal
per week in do stad zouden bedelen en on
der toezicht zouden staan van de stede
lijke overheid on Aan den prior dor Bor-
nardieten to Warmond; voorts dat bij on
dergang van liet klooster of bij opheffing
wegens wangedrag do gooderoirzouden kn-t
men aan de Huiszitlenmcesters (armmecs-
ters) van Leiden.
Do kloosterlingen behoorden tot de Olw
servanten van den strengen regel van St.;
Franciscus en worden ook Barrevoets-»
broeders genoemd. Z:j stonden onder een
gardiaan, naast w.ien ook procurators ver
meld worden. Zij hadden met den pastoor
van Leiderdorp oen overeenkomst geslo-i
ten. waarbij hun een'go parichoerechten
werden toegekend; deze overeenkomst is
verloren gegaan, evenals het ganscho ar
chief van liet klooster (op drie stukken
na), doch dc verschuldigde portio canoni-
ca wordt nog in 1482 vermeld.
De kloosterlingen genoten oenigc voor-»
deelen van de stad, zooals lams- cn sclia-
penvleesch benevens wijn op Paaschavond
in 1462 en twee lammeren in 1466: zij
hadden voorts vrij m'swijn. welke zij op
rekening van do sfnd mochten halen,
waarvoor deze in 1465 b.v. 102 mengel
malvezij te betalen had k 25 pond 12 stui
vers. Nog in 1498 genoten zij d't voor
recht. hetgeen <lo stad toon 7 pond grnot
Vlaamsch kostte. Denkelijk om tot een vost
bedrag to komen, werd jn het vr»Vo le har
besloten, dat de stad voorlaan 3 pond groot
per jaar zou betalen, behalve don ui in,
dio bij de vis'fal'c van het klooster ze-
sclionken werd. Tijdens het generale kanit-
tel in 1466 in het klooster gehouden, gaf
de stad voor 21 pond 16 slu'vers aen
vleesch, brood en w:jn. waartegenover het
gerecht met eenige loden van do vro^d-»
schap op stadskosten in het k'ooster kun-»
men el en.
Tn 1527 werd in dit klooster het kapit-»
tel gehouden der Rornardmlon.
Do Minderbroeders waren hèviee ho-
sfr'jders der nieuwe leer en hun kloo?i^r
had dan ook e-nst'g te Vjden ven de beeld
stormerij op 26 Augustus 1566. Den ,rW
'September d.a v. werd er door de TTnv-
vormden gepreekt, doch wo'flva kregen do
aanhangers der oude religie weder do
overhand en 15 Juni wed npn'euw dn
hoogmis in het klooster ongedragen Nog
vijf jaar ongeveer Moven de nnters in '"»t
bezit van bun "obouw. dal echter d«u t°on
Augustus woerd geplunderd en sindc-Pen
verdween
Than? vorr-jst aan den TTnngwe" weder
om een M'nderbroedersk'ooster. welk- k
reeds tijdens den bouw werd vprcrnol «n
weldra za' worden ineewüd nlnnts ba
dend voor 450 geloovlpon Moge deze en-
volger van het klooster in de Waard een
selioone toekomst tegemoet eann.
N a 7. ar o t h.
Ooit liet hofje „Mcevinnnsburg" nan de
Oiulo Vest bezichtigd? Zou niet, pa don
eens zien. Dit zoor aanzienlijke liofie '!•■»-
ter hof genaamd, zpo groot :s dn mei gras
perken prijkende binnen plaats) is aange
legd op een deel der ruimte, voorheen :n-
genomen door liet Nnznroth-k'oostnr yn
de Grauwe Zusters. Met een weini" ver
beeld ;ng kunt ge de nonnetjes or no" '/ion
wandelen te midden der sf'llo. welke e-
heerscht, afgesloten van hol stadsgewoel
als do schilderachtige plek is door een
breede vesRbule.
Dit klooshv word volgens Orlers ge
sticht in 1474, stond aanvankel'lk bekend
als „Sinte Claron-susterhuys, polmoten die
Grauwe Susteren" en z,ijn bewoonsters a's
„die barvoeto filisters''. TTot behoorde tot
de Derde Orde van «St Franc-sous en had
den gardiaan van liet Minderbroeders-
klooster tot visitator.
Den 27on October 1497 verkreeg het
van het kapHtel van St. Pnneras het recht
op een kapel met oen kerkhof on op een
eigen b'eclivador TTot had hiervoor bijdra
gen <e betalen en don deken moj den oud
sten kanunnik benevens den pastoor van
St. Pnneras op de professie-maaltijden to
no o di gen.
De bouwkosten voor de kapel met toobo-
hooren werden gedekt door een col'ecle lp
de domen om Leiden, waartoe de stad ver
gunning gaf.
Het was en bleef een arm klooster,
waarvan de nonpen in liet openbaar giften
en gaven inzamelden. Toen in 1550 een.
nieuw Saeramentshu's met ka nel moest
worden gebouwd werden daarvoor bijdra
gon geschonken o.a. door de rijke Abdij
van Rijnsburg
De zusters verzochten in 1502. toen z'J
ongeveer 40 in getal waren, vrijdom van
accijnzen, „zoe zij arme personen zijn";
in 1501 kregen z'j ook vrijstelling van do
Blaten van Holland als „ostiatim mondi tn
ton".
Het klooster stond er inlusschen nog be
ter voor dan het Int dezelfde orde helino-»
rende St. Gaocilia-kloosler to VI.aardin'/on,
welks bewoonsters in 1557 van den b:s-
'schop en don koning ver'of kregen, wegens
hare armoede naar ..Nazareth" in Leal en.
te verhuizen. De stad Vlaardhigen schijnt
zich hiertegen verzet te hebben, want do
Staten van Holland moesten hevelen le ge
dogen. dat de zusters mot hare goederen
vertrokken. Zij namen ook het archief me
de, waarvan nog eenigo stukken aanwezig
zijn.
Ook na deze voreeniging bleef de finan-
cieelo toestand moeil:jk, wat niet te ver
wonderen viel, wijl er nu immers zooveel
mepr noodig was. Ten einde raad, sloten
de zusters in 1567 een overéénkomst met
de 'eproosmooslors over d" opneming van
zieken, wat baar waarschijnlijk eenig
voordeel opleverde.
Na do Hervorm;ng werd liet klooster,
dat gelegen was in Maredorp tusschen do
Oude vest. de Achtergracht, do Boinvoj
Louwenstceg en de Dui/onddraad-steeg,
door do Stalen aan die Leproosmcestors
geschonken en in 1590 kwam het aan het
St E.'üsalieths-ga.slliuis door de veroeni-
g'ng 1)ii ;iimet hel Leprooshuis Op het
kloosterterrein werd (behalve in 1631 het