Dai is te gck.
Ken heer in jachtkostuum komt een poe
lier;-winkel binnen, waar ook vlooschwa
xen verkocht worden.
..Hooft u voor mij twee mooie onge
plukte fa santen?''
«Spijl me mijnheel', al ons wild is
verkocht. Maar mag 't iels anders zijn?
Ken hammetje of leverpastei?"
...Maar kerel, ik kan toch niet inel een
ham of blik levrpaslei van de jacht thuis
komen!''
Lont geroken.
Pairdon: „Als ge 2000 gulden borgtocht
stelt, kunt go als chef van het magazijn
in mijn dienst treden".
Bediende: „Het geld heb ik wel, maar
ik wil toch geen borgtocht stellen".
Patroon: „Waarom niet?"
Bediende: Omdat ik een vaste betrek
king verlang".
Kunstkenners.
Twee oude juffrouwen bezoeken bet
Prentenkabinet.
..Kijk eens Betsy, dat zijn nou allemaal
teekeningen", zegt de snuggerste van de
twee".
Een der ambtenaren wil haar welwil
lend uit den droom helpen met een: „neen,
juffrouw, dal zijn allemaal prenten".
„Wat zegt u, mijnheer, dus ze zijn ge
drukt: maar dan is er ook geen kunst aan"
Jagers latijn.
Op herhaald verzoek zou bij eindelijk
eens vertellen over zijn reis haar Enge
land. llij begon enthousiast, maar opeens
hield hij op.
- Is iemand van jullie ooit in Engeland
geweest? vroeg hij.
Neen!
O, clan kan ik gerust doorgaan!
Niet versch meer.
Zog, juffrouw Jansen, dat ei lijkt mc
hcelemaal niet versch.
Juffr. Jansen: Begrijpelijk, m'nheer.
Eieren blijven niet eeuwig goed. En als u
zoo laat opstaat, dan kan ik d'r niet voor
instaan.
Raak.
Schilder: „Er zijn tegenwoordig maarx
weinig kunstkenners. Hoogstens een op de
tien menschen weel een goed schilderij
naar waarde te schatten".
Vriend: „Dat is een geluk voor meni
ge ïv schilder".
Ongewoon.
..Vindt ge'dal niet onbeleefd? Al veer
tien dagen geletleu stuurde *ik aan mijn
kleermaker 75 gulden en nog heb ik geen
kwitantie".
..Och. je moet donken, dal hij eerst van
zijn verbazing een. beetje moet bekomen".
Niets bijzonders.
Rechter: „Ge moet toch gezien hebben,
dat tie beklaagde den gewonde met een
bierkan op hel hoofd .sloeg".
Getuige: „Dal is bij ons zoo'n alle-
daagsch geval, dat niemand daar bijzon
der op let".
Erg zuinig.
Bedelaar: „Een arme man vraagt om
een stuk afgedragen kleoren".
Heer: „'t Spijl me wel. maar in deze
dure tijden draag ik mijn afgedragen
kleeren zelf nog".
Naïef.
De familie staat op '1 puut te gaan eten.
toen juist bel overlijdensbericht eener
tante kwam. Met begeerigc oogén naar de
schotels, vraagt de kleine Karei: „Papa,
moeten wij dadelijk huilen of willen wc
wachten lot wij hebben gegeten?"
Bij een slager.
Dienstbode (bij den slager): Hopt
een kalfskop?
Slager: (eerst driftig willende worden
doch zich bedenkend):
Keen, beste meid. wel een mens- hen
lioofd.
Meisje: Nee. dat mot ik niet hebben
er motte hersens in zitten.
Het staat zoo gek.
Student (lot zijn collega, die steeds hei
gelag betaalt): „Zeg eens, amice, geef mij
uw portemonnaie eens; 't staat zoo gek,
als gij altijd voor mij betaalt".
Op het tweede gezicht.
„Dat is nu zeker liefde op bet eerste ge
zicht. niet, dat engagement?"
„Nee. op het tweed:*. Op het eerst wist
hij nog niet, dat zij geld had".
een arme bedelknaap met een half ver-rie
ten pet op het hoofd, een half versleten dun
jasje én een dunne das om, schoenen
slecht en veel te groot, zoo ging 't voort,
niét wetend waarheen! Waar zou hij van
nacht zijn ei-blijf houden? bij de boeren.
i-ceiT. die waren zoo norsch en kwaad
Daar onder die brug? Hij aarzelde, 't wat
r i' zoo koud en guur! dan maar hij dien
Loer op dien hoek probeeren, hij sh t'i -u
i een, belde, doch werd weggestuurd, inel
'jiga weg kwajongen. Dan slenterde hij-
weer vérder tol hij op een hoek der straal
l'wam dat schaarsch verlicht door een lan
taarn Zou hij dinar slapen en droomeli
van. het Kindje Jezus? Ja dat zou hij deen
i ii viel op de knietjes om zijn eenvoudig
a 'vul te verrichten, het eenig-.* wal
ii geleerd had van zijn moeder, „die vroeg
gr. lurven was. Zijn vader had hij nooit
eck"nd. Het gebed bestond slechts uit drie
Weesgegroetjes Toen legde hij zich Ier
ïu-io om niel meer te ontwaken. Maar om
ii; den schooncn hemel 't blijde Kerstfeest
te vieren.
r' ".Idijn. Leiden.]
Baas boven baas.
Op een mooien Maandagmorgen wan
delde een boer, die in de stad zaken ge
daan had, langzaam langs de winkels. In
een van de grootste straten, toen hij aan
dachtig naar een aanplakbiljet stond te
kijken, schoot opeens een hond op hem af,
die hem in zijn been wilde bijten. Geluk
kig heet hij in zooverre ïnis, dat hij alleen
maar de broek van den hoer te pakken
kreeg. Een slagersjongen die eerst op z'n
gemak liacl staan kijken, schoot toe on
samen gelukte het lain den hond op do
vlucht te drijven. Opeens bemerkte cle
boer, dat hij een groote winkelhaak in
zijn broek had.
's Is de hond van een advocaat, zei de
jongen, als ik u was zou ik schadever
goeding eischen. Daarna wees hij hem
waar de advocaat woonde en ging toen
keen.
Do boer begaf zich naar 't aangewezen
liuis. Eerst drentelde liij wat been en
weer, maar eindelijk kreeg zijn zuinig-
beid de overhand en hij belde aan. Ken
bediende in livrei deed open en bracht
liem naar den advocaat. Daar aangeko
men zei hij: „Mijnheer, ik kom hier voor
een zeer lastig geval. Ik liep heel rustig
te wandelen toen een hond op mij af
schoot en een gat in mijn broek beet. Wie
de eigenaar van den hond is, weet ik,
lean ik hem nu schadevergoeding vragen
Do advocaat bladerde even in een boek
en zei toen: „Ja zeker, dat kunt u doen
„Welnu, mijnheer, hernam de boer, 't
was uw hond, mag ik u dan 3.50 scha
devergoeding vragen."
,,'t Spijt me zeer dat mijn hoiul u ge
beten heeft, maar daar ik een eerlijk man
ben on ieder graag het zijne geef, zal ik
u betalen
Dit zeggend nam de advocaat zijn por
temonnaie uit zijn zak, maar toen de boer
zijn hand uitstak om 'I geld in ontvangst
te nemen, lachte hij even en zei: „Wacht
even mijnheer, u moet me nog f 3.50 be
talen voor het advies, als lk me niet ver
gis kunnen we elkaar dus met gesloten
beurzen betalen." En voordat do boer iels
had kunnen zeggen, stak de advocaat hel
geld alweer in zijn zak en de boer moesi
zonder geld weer vertrekken.
Dank Jezus-kinaje dank!
Dank, o God voor het verleden
Dank, voor wat Gij nu mij schenkt;
Dank, voor reeds verhoorde lieden
Dank, dat Gij thans-aan mij denkt.
Dank, voor lichte zomerdagen.
Dank, voor donk'reri, guren tijd,
Dank voor 't leed, dat Gij helpt dragen
Dank, voor vree, die 't hart verblijdt
Dank, voor rozen langs de wegen
Dank, voor doornen ook daar aan,
Dank voor 't smalle pad, vol zegen
Dank, dat ik daarop mag gaan.
Dank voor 't kruis en voor liet lijden
Dank, voor 's hemels zaligheid
Dank, dat 'k hier voor U mag strijde-
Dank s >1 in alle eeuwigheid.
Willie de Haas.
Mijn mceder
Zou ik niet mijn moeder eeren.
Ach, wat doet zij niet voor mij!
Wat mij nut is. mag ik loeren
Ben ik vroolijk. zij is blij!
Ben ik ziek, ik hoor haar klagen
En wanneer zij bij mij zit
Met liet oog omhoog geslagen
Dan geloof ik, dat zij bidt.
Ja dan bidt zij. dat ik spoedig
Moog' bevrijd zijn van die smart:
Ben ik heter, hoe blijmoedig
Eu h< dankbaar is haar hart.
Johaniiu
VRAGENBIJS.
Vraag 80. Is ainpcr*of ampel hetzelfde?
Kail in on niet zeggen: „na ampere be
spreking inplan(s van ampele bespreking"
wat loeli bcteckoiil: korte bespreking, niet
waar?
Antwoord: Wat zeg je mc* daar. vriend
je! 'Meen jij. dat amper en ampel in de
zegswijze ..ampele bespreking" hetzelfde
is. Het lijkt er niet op Piet. Amper en
ampel, hebben niels met elkaar uitslaan
de en ampele In -preking bclcokenl hce-
lemnal^niel ..korte bespreking" maar in-
togendcel breedvoerige, uitgebreide, lange
bespreking. Dal had je niel gedacht hé!
B.v. zelfs na een ampele bespreking, die
den koelen avond in beslag nam. was men
het onder elkaar nog niet eens.
\mpcr bcleckonl: ternauwernood en
Zoo zegt incn:
Ik hel) amper zelf genoeg.
lli.i L amper den kinderschoenen ont-
11ij reikt lu
im p e r tot den schou
der
Kil deze voorheelden spreekt de heteë-
kenis van ternauwernood* duidelijk.
De beleckenis van zuur, wrang, scherp,
bijlend van smaak vind je in:
Ampere wijn; ampere bier: sommige
a l uchten zijn amper van smaak; gij moet
niet amper zien.
Ik wed Piel. dat je deze laatste belec
kenis van amper nog niel vaak heb hoo-
ren bezigen, is 't niet zoo?
Vraag 00. Vertel eens iets van" do
sprinkhanen! Kunnen die kleine springers
wel zooveel kwaad aanrichten, als men
zeg IV
Antwoord, da ik zal eens wal verteilen
van de .sprinkhanen en dan zullen we
meteen zien, welke groote schade deze
dieren kunnen aanrichten, wanneer zo
komen in -zwermen grooter dan wij ons
kunnen voorstellen, omdat ze hij ons in
zoo'n getale niet voorkomen. Over hot al
gemeen zijn de sprinkhanen geen leelijke
dieren.' Integendeel zij zijn niet zelden
rank en lijn gebouwd, li ebben vaak een
mooie kleur én zijn zoo, bij nader he
se houwen, voJslrekl niel af.-'linwvliik,
zooals men van die veelvraten zou ver
wachten. Ik spreek hier van veelvraten,
iit verhand met do vraag, die hel hoofd
zakelijk had over de schade, die deze
dieren gezamenlijk kunnen aanrichten.
Tol cle tien zware plagen, die over
Egypte kwamen, behoorde ook (Ie komst,
van een menigte sprinkhanen Het zou
ook at wal, zal menigeen* denken: wat
zou zoo'n klein diertje voor schade kun
nen doen. Aangenomen, dat een paar, stel
•een duizendtal niel veel schade kunnen
aauriohten, maar als dit getal nu eens
went een zwerm van millioenen maal mil-
lioeuen. dan ligt hel voor de hand, dat
er heel wat door deze grage monden kan
verleerd worden en dat in een paar uren
lijd alles wordt kaal en glad gevreten wat
daar even in volle frischheid en fleurig
heid voor ons stond. Voor hel afknagen
van bladeren en sprietjes hebben deze
springers uitnemende werktuigen.
In hot jaar 1.800, dus een kleine .120
jaar geleden, kwam er hier in Europa een
bericht uil Johannesburg, dat zoonis je
weet. een plaals in Zuid-Afriku is. Dat
bericht, luidde: „Ons land is geteisterd
door een sprinkhanenplaag, zooals wij
voor dezen nooit werden getroffen. De
sprinkhanen-wolk was 12 K M. lang;
minstens 'i K.M. In-eed en duizend meier
dik Die sprinkhanen-wolk. die als bij de
zwaarste onweerswolk van don dag oen
nacht ninakle. had dus een inhoud van
48 duizend millioen Mo. Nemen we nu
maar aan. dal f» sprinkhanen een ruimte
van één d M.3 heslaan. dan bevatte die
a ree-dijkt* massa dier dieren, niet min
der dar, 2'lO.OOO.Ot 10.000.000 d.w.z. 210
duizend milliard sprinkhanen.
Waai deze massa neervalt, is in min
der dan één dag niéts meer te zien van
al hel groen, van veld en wei en luin en
boseh. aan homn en struik en plant, ja
geen blaadje rest er moer, wnnncei* die
geweldige menigle weer henen vliegt oni
elders neer Ie si rijken lol ellende van land
en volk.
Zoo kan een sprinkhanenplaag oorzaak
zijn, dat duizenden menschen en dieren
van honger en gebrek moeion omkomen.
Oom WIM.
Het betooveide Haasje en de Herder.
Sprookje van Oom "W'ini.
T.
Daar gaal Petro heen, zooals hij iederen
dag gaat mei zijn schapen. Spits loopt
naast Jie.ni. 11 ii is zijn trouwe vriend. Mo'
hem spreekt hij; overlegt hij en hem ver
trouwt hij zijn geheimen loc.
En Spits is dankbaar, boel dankbaar en
geeft nooit reden tot klagen. Hoe meer
zijn baas van hem houdt, hoe meer hij
zijn plicht 'doet, hoe nauwlettender hij
toeziet, dat geen schaapje te ver graa J
en zich te ver verwijdert van do kudde
of.... dat geen nmgenoode gast Ie dicht
nader komt om boozc plannen uit te voe
ren want dan.... zal hij hem de kracht
zijner tanden laten voelen en tooncn of hij
waard is het vertrouwen te hebben van
zijn baas. die nu langzaam voortgaal naar.
de hei. zooals hij dat reeds jaren doel.
Petro is Petro en meer woel hij niet
van zich zeil
"Waar hij geboren is en wanneer? Hij
weel hét niet.
Wie zijnouders waren? Hij weel liet
niel.
Hij weet van'zich zelf niets, en meent
c-eii wees Ip zijn omdat li ij in het weeshuis
werd opgevoed, tot hij den leeftijd bereikt
had van zestien jaar en hij verplicht word
de wereld in te trekken om een zelfstan
dig beslaan te zoeken.
Waartoe was. hij geschikt?
Was hij niel mismaakt? Droeg hij
geen bult op den rug tot spot der kinde
ren, toon hij nog school ging en tol spot
der grootere menschen, wanneer ze gees
tig wilden zijn of in brooddronkenheid
vergalen, dal de mismaakte dubbel voelt
en iedere toespeling op zijn lichaamsge
brek reeds is een marteling en schrijnen
de vergrooting der wonde, door het nood
lot geslagen?
Wat zou hij, Avat moest hij zoeken in .rlo
maatschappij waar zelfs mannen, recht
van lijf en leden, tevergeefs hun diensten
aanbieden?
Bescheiden als hij was, stelde hij geen
hoogo eischen aan hc*t leven, dat zoo bit
ter weinig zonneschijn voor hem belee-
kend had en was reeds de wereld te rijk,
toen hij aangenomen werd als herder op
eene der groote pachthoeven, wier lande
rijen zich uitstrekten aan een groot boseh
te eenre en aan de heide te anclrer zijde.
En zoo. vinden we Pelrö zooals het
weeshuis hem noemde en zooals wij ook
hem voortaan zullen noemen en zooals
trouwens iedereen hem kent ?n noemt, op
weg naar de hei, Avaar de schaapjes zul
len grazen en Spits toe zal zien en de her
der tijd zal hebben om te droomen en.
luchtkastcelen te bouwen, in één Avoord
om zijn phanlasiön den vrijen teugel to
vieren.
Nog is de zon niet lang oi> haar baan
en is het betrekkelijk stil in de natuur,
die van lieverlede ontwaakt is en ten ar
beid zich opmaakt.
Het belooft een heerlijke dag te worden.
Geen wolkje is aan den gezichtseinder
te bespeuren.
De leeuwerik Averpt zich vroolijk in de
lucht en zingt daar hosg boven de hei en
hel veld zijn liefdesliederen ter cere van
den almachtigen God, Die aan den zanger
zijn stenune gaf. zooals Hij gaf aan dio
schaapjes de wol en de zachtmoedigheid,
en aan Spits de scherpzinnigheid en de
Avaakschhcid beide.
Hier zullen we voor vandaag onze
tent opslaan en zien of do tafel wel go-
dek I staal voor zooveel hongerige monden,
vind je ook niet, mijn kameraad?
Spits begrijpt, blaft één, twee, drie
keer en rent als een pijl uit den boog
rondom de kudde heen en ook deze be
grijpt, hoe ver ze gaan mag en waar de
grens ligt van haar veld voor dezen dag.
Daii legt Spits zich neer 'en ziet toe.
En IVlro?
Petro zoekt een lekker plaatsje uil,
waar liet zacht is te rusten en Avaar.een
beetje schaduAv valt als <le zon straks fel
ler straalt en Avarmer brandt de huid.
Hij ligt nu op zijn rug en zijn bult
drukt een ronde kuil in liet zand en den
lossen bovengrond en dan.... "luistert
hij naar de stemmen, die van verre ko
men; dan luistert hij naar hel gegons der
bijou, die bloemkronen en kelken afspeu
ren en vergaren den heerlijken zoeten
nectar, voor den langen Avinterlijd, a*oI-
gond hel instinct haar eigen, onbewust
dat sléchts een heel klein beetje van dien
stagen arbeid haar zelf ten goede komt.
Do menseh is.dol op honing en zal van
der bijenarbeid liet meeste profitéeren.
Petro denkt verder!
Pang, pang! Twee scholen scheuren de
stilte, die hangt bgven dit stille land
schap als met Avrecde handen van elkaar
en.... oen haasje stort neer door het
doodelijk lood getroffen en.... nooit
meer zal hel hier op de heide in den
maneschijn komen dansen en spelemei n
en „over springen" zooals haasjes d. t
kunnen doen,, wanneer ze zich vrij voe
len en onbespied en jager noch hond hun
geen strikken legt.
Petro schrikt oji! Wie deed dit hansje
kwaad? Zocht de mensch aveer zint huid
en moest- hij zijn vleeseh om den honger
te slilh n? Arm haasje!
(Wordt vervolgd.)
De Spoormuis.
111.
tv•--1riep hij. „maar ik luid hel hoo-
gerop gezocht, en een gaatje gevonden,
waardoor ik in hel paardenhaar gekomen
Avas. ,Jk ga daar niet meer in", zei de da
me. „Ja. mevrouw, alle le klasplanlson
ïr. de andere coupé zijn bezet: maar ik zal
vragen of een van de lieoren hiernaast zoo
beleefd wil zijn met u le ruilen. Dat gelukte
Mevrouw verdween en er kwam een jonge
man binnen van een jaar of achttien, die
eerst uit alle macht met zijn wandelstok
op de kussens hamerde en toen languit op
de hank tegenover ging liggen, waar hij
Aveldra in slaap viel. En ik zat in 't kussen.
Veilig was het daar wel, maar ik zag
geen steek. Daarvoor was ik niet op reis
gegaan.
Juist toon ik erover dacht 'mijn schuil
plaats te verlaten stopte de trein en hoorde
lk buiten roepen: „Emmerik! Douanen!'
Dat beviel mij goed. Avant de meeste rei
zigers stapteen uit. Mijn gezelschapsjon-,
kor verdween ook. Toen kwam ik voor den
dag en ik ging op verkenning uit. 'I Was
stil in-de 'trein. Zoo hier en daar zat nog
iemand te lezen of uit het raampje te kij
ken. Ik liep op mijn gemak de coupe's
langs. Maar daar kwamen twee douanen
aan die in den trein gebleven Avaren. Die
lui zien alles en mij kregen zo ook in de
gaten. De Engelse liman luid mij inais ge
noemd en een van lien noemde mij mans.
Ik weet zeker, dat Jiij mij bedoelde met
dat Avoord, want terwijl hij hel zei, schopte
hij naar me. gelukkig fels te hoog,.want
anders zou ik er geAveest zijn.
Ik rende hem voorbij, weer een brugge
tje. over,' de eerste de beste deur in, en..
Ik kwam in do keuken van de restauratie
wagen. Ik kroop onder het fornuis, maar
een jongen, die aardappelen zal te schillen
zag mij binnenkomen. Ecu muis, dal Avas
'n fortuintje. Hij kon mij niet pakken.
Maar wat doet hij? Hij grijpt een ketel
met kokend water, die juist op stond en
kat het heeto water in een fijn straaltje
tussclien het fornuis en den wand loopen.
Ik schreeuwde het uit, want hot liep juist
op mijn linkervoorpoot, en ik holde de
deur uit. Hij gooide mij nog een aardap
pel na mis gelukkig! en razend van
pijn a'loog ik meer (lan ik lieji rechtuit, den
trein uit, 't perron dwars over totdat ik in
bet kippenhok van den stationsclkef terecht
kwam. Wat had ik een pijn in mijn poot!
Even daarna hoorde ik een bel, toen een
fluitje.... Dar-ging mijn mooien D-trein.
En ik.' die gehoopt had nog dien middag
den Keulschen Dom tc kunnen bewonde
ren, zat met een grooten blaar op mijn
poot in een kippenhok te Emmerik.
Leo van Zanten, Voorhout.
Een Kerst ver haaltje.
door Adriaan de Korte, Alphen.
In den Kersttijd hadden alle kinderen
het beeld van hel Christuskind en zijn he-
raelsche Moeder gezien, doch twee kinde
ren hadden niet alleen het beeld, maar ze
ook persoonlijk gezien. Diep in het Tliii-
ringer woud stond een huisje, het Averd
bewoond door twee kinderen, die hel hce
lemaal alleen bewoonden. Hun vader was
uit oen hoorn gevallen en dood (huis ge
bracht, en de moeder Avas van schrik dood
blijven zitten, toen zij van het ongeluk
van haar man hoorde. Het Kerstfeest was
in aantocht: en Karei, zoo heette het jon
getje. dacht: „Ik zou de arme Lina (och
zoo graag iels'geven, kon ik maar wat ver
dienen." en Lina dacht: „lk zou de arme
Karei toc.h zoo graag iels voor liet Kerst
feest geven." Zij baden: „Lief Kerstkind
help ons, dat wij wat verdienen en wat
moois koopen kunnen. Zij wisten echter
niet van elkaar, (I il zij baden. Karei ging
in zijn vrijen tijd in het boscli brandhout
zoeken en met veel moeite verdiende hij
eenige centen. Lina was bij de boerinnen
gaan vragen, of zij ze niet helpen kon op
de kinderen passen, en zoo gelukte het
haar ook. Aval klein geld te verdienen. Het
was Kerstmis. Ach, wat was dat een mooie
lijd. Overal in het dorp rook liet naar
koek; \s avonds werden kerstboompjes ver
kocht, 's nachts tpen de kinderen sliepen,
legde het Kerstkindje nieuwe verrassin
gen in de schorten der moeders voor hun
kinderen. Ze kregen speelgoed en peper
noten. Avnrme handschoenen, dossen, enz.,
■.oor den winter. Alle kinderen naren
nieuwsgierig, Kavel en Lina dachten: ..Nu
vader en moeder niet meer lev*n zal het
Kerstkindje ons wel vergeten'*'. Karei jing
op Aveg naar de stad om wal voor Lina te
koopen. Toen hij midden in hel boseh liep
en naar zijn geld zocht, merkte hij tot zijn
hevige ontsteltenis, dat hij !u t nergens
meer vinden kon. De arme jongen Aveende
b.'ller en zocht tot do schemering inviel.
Hij besloot naar huis te gaan en zijn zusje
zijn leed te klagen. Plotseling werd het in
een vruchtenboom licht, een ster scheen
on den top te slapen. Van de ster ging een
1 lichte schemering uit. die steeds grooter en
oler werd; en daar zag hij hel Kerst-
bi ad voor zieli staan. „Ween niet* Karei",
zcide lui Kerstkindje. ,.Tk hel) je geld ge
vonden. Wat zal ik or voor koopen?" Ka-
rel was erg verwonderd en toch ook erg
Mij, hij bed.gch; zich een oogenblik en zei-
de toen, dat hij voor zijn zusje graag een
warme shawl cn een ketting van hl iuive
kralen hebben wilde. Hel Kerstkindje no
teerde zijn wcnschen, do ster word blocker
on hel K' rstkiudjc was weer verdwenen.
Vol vreugde ging hij naar huis en zag
1 ina voor liet venster slaan.
Hij zag in zijn vreugd.* niel, d it Lina
ook een van pleizier stralend gelaal had.
Lina Avas op een andoren weg naar do
stad gegaan en midden in het woud geko
men, bemerkte zij ook. dat zij haar geld
verloren had. Zij had ook geweend en ge
zocht tot zij door de lichte ster en het
Kerstkindje getroost werd.
Nü vernachtten heide kinderen ongedul
dig den Kerstavond. Terwijl andere kinde
ren door hun ouders naar een donkere Im
mer gebracht Averdcn, moesten do beide
Aveezen voor hun huisje wachten. Een
onzichtbare hand hield de deur gegren
deld en daar stonden de kinderen builen
hand in hand cn zagen een glinsterende
straal door het «sleutelgat. Na een oogen
blik zeide een slem: „binnen!"
Zij gingen naar binnen cn daar brandde
ren grqotc kerstboom. Moeder Maria en
bet Christuskindje hadden de arme Aveczen
zelf bezocht. Daar stonden zij in hun
pracht. Moeder Maria zeide: „Omdat wij
jullie lief hebben en niemand voor jullie
zorgen k m, zijn wij zelf bij jullie gekomen
om jullie mooie-kerstgeschenken te bren
gen''. De kinderen vonden, Avat zij gc-
Avenscht hadden. Lina een shawl en een
helling en Karei een dik hoek en een paar
wanne bandschoenen en nog veel meer
geschenken. Dc kinderen Avaron blij en
Lieven braaf en vroom tot op hoogen
ouderdom.
Het Kerstkindje had hen verhoord.
In een klein gehuchtje woonden twee
oude lieden. Er rijk hadden ze 't niet.
T Was den avond tegen Kerstmis. Keu
velend zaten de twee oudjes bij elkaar. Zij
praatten over liet Kerstkindje van Bethle
hem met zijn rijke gaven.
,,'k Weet een goed ideo zei de vrouw!''
„Nu zeg op -dan!" zei do man.
„We zullen vanavond onze klomp neer
zetten met een briefje erin. Wi weet komt
het Goddelijk Kindje Avel." „Ja", zei de
man. „met een briefje er in".
Zij praten nog even en begonnen toen
het briefje te schrijven. Juist toen zij het
briefje hadden dichtgevouwen, hoorden zij
voetstappen op den weg. Even later Averd
er op (1e deur geklopt. De vróuw begaf zich
naar de deur, en.... „dag moeder, gaat
alles goed. Ja Dorus lieel goed. En ze laat
den man binnenkomen, die plaats neemt
aan den haard.
Juist toen de vrouw Avat theewater op
zette, en dc man zijn pijpje stopte, viel
Dorus' oog op den klomp en .het briefje.
Stiekum, zonder leven te maken, nam hij
het briefje en las:
Lief Kindje Avij hopen dat Gij onze bede
zult verhooren, en dat Gij ons zult scheu
ken waar Avij om gevraagd hebben. Wij
vragen U Jezus om Avat kleeren. Mijn man
heeft gebrek aan kousen, en ik aan een
nieuw jak. Geeft Gij hot ons lief Kindje?
Bij voorbaat onzen dank.
Dorus vouwde het briefje toe en lei het
Aveer netjes in de kfbmp.
Zij zaten nog even gezellig om den haarde
en Dorus ging heen.
's Nachts, toen de dorpskerkklok één
had geslagen, bewoog er zich iemand over
den Aveg naar het nederige huisje van de
twee oudjes.
Wie was dat? zul je vragen: „Wel. 't was
Dorus". Hij deed dc grendel van hel deur
tje open, en ging heel zachtjes op z'n tee-
nen de kamer in. De haard lag nog te
Smeulen, en :t was nog lekker warm in het
vertrek. Heel zoetjes giug hij naar (1e
plaats, Avaar de klomp stond. Hij haalde
iets uit zijn zak en legde in de klomp tien
zilveren schijven. Toen verwijderde hij
zich, sloot de deur achter zich, en ging
heen, inwendig blij dat hij arme menschen
had geholpen.
't Word morgen. De Kerstklokken luiden
op hun mooist. Allés, ja alles was in Kerst
stemming»
De twee oudjes werden wakker. De
vrouw kleedde zich aan en had haar mor
gengebed. Waar ze 't eerst naar toe ging,
dat zul je avoI begrijpen. Toen zij de tien
zilveren schijven telde? O, wie beschrijft
hare verbazing. Direct ging zij naar haar
man. die eveneens vol verbazing wae. Aan
stonds vielen zij op hun knieën en bedank
ten .het Goddelijk Kindje voor zooveel
roodheid.
Adriaan Cornelissen, Leiden.
De arme bedelknaap.
(Een Kerstverhaal.)
t Was daags voor Kerstmis. Dc men
schen liepen druk heen en weer oj) de Ara-
ten, ofschoon 't hard vroor en dc daken
vol sneeuw lagen. Hierlussehen hoorde
men 't gepiep Alm vrachtwagens die druk
heen en weer reden, en 't geschreeuw van
I cenige knapen. Tussclien deze jnenigte liep
Wees tevreden
Wc«*> tevreden met Uw lol:
Gij ontvingt het al van God!
Klaag ook nimmer van gemis
God Aveet wat u dienstig is.
Ja, de Heer is groot en goed
Die het al met wijsheid doet.