I Anecdoten. j
ceii als dal woord gesproken wordt. Dan
zullen de poorten van do onvcrgankclijko
eeuwigheid zich. ontsluiten ten' glorieuzen
doortocht voor ahvio Christus in do hou-
g'-rige armen gespijzigd heliben.
■s Jk had honger en gij gaaft Mij te olon.
Vch, overwegen wij in den wintertijd
'dit woord en wij zullen als vanzelf liefda
dig zijn.
Een slimmerd.
Ken jongen was bezig met voetballen op
straat, tuen li ij per ongeluk den hal door
een keukenraam schopte, met het gevolg,
«lat «lit brak. De vrouw «les huizes schoot
woedend naar buiten en dreigde een agent
te zullen roepen.
Do jongen zei, dat liij zijn vader, die
glazenmaker was, zou roepen om een
CORRESPONDENTIE.
Lieve Neefjes en Nichtjes.
Ilot oudo jaar is voorbij. Het nieuwe
staat voor do deur. Wat het brengen zal
aan goed of aan kwaad, wij welen het
niet. Do toekomst is alleen aan den Gc-
V< r van alle goeds bekend. Hij. de almach-
tigc God, weet wat do komende maanden
ons brengen zullen. Wij kunnen, alleen
hopen en wcnschen en vragen en bidden.
Wij moeten bidden voor onze Ouders,
Vlio zooveel voor ons doen en voor ous
lieelo leven reeds gedaan hebben; bidden
dat do goedo God hen zegeno met Zijn
rijkste gaven; dal Hij hun schcnko voor
spoed en geluk; gezondheid cn vrede; dal
Hij alles were, wat hun verdriet kan doen
cn piju.
Ziet, dat zijn we in do eerste plaats
verplicht to doerf op dezen dag. Hoe kun
nen wo anders onzo dankbaarheid too-
non? Wat kunnen wij geven in ruil voor
do zorgen en do mooitc;. voor den arbeid
en do liefde, die wij van onze ouders zoo
ruimschoots ontvangen, dan «loor weder
liefde, gehoorzaamheid cn vlijt.
Ja lieve Nichtjes en bravo Neefjes,
denkt hieraan als go in de H. Mis van
daag voor do voelen van het Kindje
J esus jo wenschon uitstort voor 1926.
Llidt ook voor uwe Broertjes cn Zusjes;
voor do andere familieleden en.... ver
geel ook mij niet; vraag voor mij gezond
heid bovenal, dat wij nog lange jaren .sa
men kunnen werken aan „Het Hoekje",
dat ons dierbaar en lief is geworden en
dat door groot en klein met plezier, gele
zen wordt.
Kn nu lieve kinderen, weiisch ik. jelic
allen en uwe ouders en familie een har
telijk ..Zalig Nieuwjaar."
Met liet beantwoorden der brieven en
der Vragen en met het plaatsen van het
nieuwe sprookje, zullen we do volgende
week. beginnen. Thans zijn wc nog in het
Octaaf van het Kerstfeest cn laat ik lie-
ver nog de stukken plaatsen, dio liierop
betrekking liebbpn cn dio me van zoovele
licvo modewerkertjes en -werkstortjes be
reikten, waarvoor mijn •oprechten dank.
Wat nog niet geplaatst werd, zal volgen.
Tevens bedank ik u voor do vele atten
ties op Kerstmis ontvangen. Ik zal die
inooio Kerstkaarten goed bewaren en
verzamelen in een spccialcu album, ge
wijd aan mijn teefjes en Nichtjes van de
Lcidsclio Courant.
Jelio lief h.
Oom WIM.
Het Kerstkindje.
Langzaam, rolde de zware woonwagen,
welke mot grooto moeite door het oude,
magere en afgewerkte paard werd voort
gel rokken, door het besneeuwde land
schap. Reeds dagen achtereen, welfde do
gr ijzo sneeuwlucht zich over de aardo en
vurig had liet arme gezin der Wagonbe
woners gehoopt, hunne weinige aantrek
kelijke voorstellingen, in het kleine stadje
lot. na de Kerstdagen te kunnen voortzet
ten. Doch wijl er geen afwisseling in het
programma was te brengen, werd het ge
tal der kijkgragon steeds minder, zoodat
de man besloot het vier uur verder gele
gen stadje nog voor Kerstmis to bereiken,
om daar do voorstellingen in de schamele
tent te hervallen. Vandaar dat hij er toe
overging zijn hebben en houden op te la
den, en met zijn ouden Gobus, het paard,
de reis to aanvaarden. Doch nauwelijks
een uur op weg zijnde begon hel te sneeu
wen; eerst kleine vlokjes, dio langzamer
hand al grootcr en grootcr werden, cn
spoedig den ganscjien weg en streek mot
een donzig, sneeuwkleed bedekten. Slechts
met groote moeite gMuklo hot den ouden
knol nog voort te sukkelen. Do man liep
naast liet trouwe dier, om zijn last zoo
veel mogelijk te verlichten cn hielp met
een louw aan den wagen verbonden, zijn
ouden makker den wagen «loor de sneeuw
f,e trekken. Ook de reeds bejaarde vrouw
was uitgestapt en duwde voor zoover hare
krachten zulks toelieten, aan de achter
zijde den wagen voort. Voor een der
raampjes waarvoor kleine, doch zindclijko
gordijntjes hingen vertoonde zich een
bleek meisjeshoofd dat met doffe oogjes
naar do nederdwarrelende vlokjes keek.
Zoo gaarne was zij, want het 8 a 9-jarig
meisje was 't eenjgc kind van de woonwa
gen te D. gebleven. Moedor en Vader toch
hadden haar reeds, dagen van to voren
nieuwe ruit in het keukenraam Te zetten.
Do dame vond dit goed en zou den bal
houden, totdat de jongen met den glazen
maker terugkwam.
Ongeveer 10 minuten later stonden zij
beiden voor hel huis.
Toen gaf «le dame den jongen den hal cn
deze liep fluitende weg.
Toen de man de ruil had ingezet, zei hij,
aan zijn pet tikkend:
Dat is twee gulden veertig, mevrouw
Dc dame keek bcm verbaasd aan en
sprak:
De jongen verteldo mij dat u zijn va
der was cn dat u do ruit zout inzetten, om
dat hij dio gebroken had.
ik ben zijn vader niet, antwoordde
<lc man on krabde zich achter liet oor. Hij
kwam naar me toe en zei, dat ik «le ruit
van het keukenraam bij ziju moeder moest
inzetten!
Niet erg duidelijk.
Dat wordt toch wat al le erg met de
thuisblijvers, sprak do onderwijzer, daar
op do achterste Ijank zie ik er nu ook weer
twee, die er niet zijn!
beloofd dat zij op den lslen Kerstdag
geen voorstelling zouden geven, en dat zij
dan met hen gezamenlijk naar de Nacht
mis mocht cn het Kindje in de Kribbe
van nabij kon zic-n, met van kinderlijk
genot glinsterendo oogen, had zij naar do
vele kerstverhalen die haar moeder haar
vertelde, geluisterd cn vurig had zij ver
langd naar dien blijden stond. Toon moes
ten zij plotseling vertrekken, cn angstig
had hare vader er aan toegevoegd: als
het nu maar niet gaat sneeuwen voor wij
to D. zijn aangekomen, want anders zal
Kobiis het wel le kwaad krijgen onderweg
cn moeten wij met Kerstmis langs den
weg blijven staan. Doch hier wachten
gaat ook niet, want als hel dan gaal
sneeuwen, zullen wij niets verdienen. En,
met con God verlaat do Zijne niet, spande
hij Kobus voor tien wagon, klopte hem
goedmoedig op den nek en sprak, kom
oudje laat eens zien wat je nog kan, do
haas zal jc wel een handje helpen, zette
het voertuig zich langzaam in beweging.
Daar kwam de sneeuw, en verijdelde alle
hoop, op een zegevierende intocht te D.
want Gobus moest reeds nu en dan rus
ten. Het Irouwo dier raakte uitgeput cn
toen de wagen nog een uur gaans van D.
verwijderd was, gaven Gobus en do baas den
mood op cu besloten vrouw cn man den
wagen aan de zijde van den weg te zet
ten cn voor Gobus in den stal van dc
naastbijzijnde boerderij oen onderkomen
lo vragen, hetgeen goedmoedig werd toe
gestaan. Toen de wagenvrouw weder in
den wagen kwam weende de kleine Magda,
want zoo was haar naam en liet bedroefd
haar kopje hangen want nu zou zij niet
naar d«' Nachtmis kunnen* en het Kindje
in do Kribbe niet kunnen zien. Do moe
der trachtte haar le troosten en raadde
haar aan vroeg to gaan slapen, wie weet,
kon zij dan nog den tweeden dag of den
volgenden Zondag, do Kerstkribbe gaan
zien .Hot had opgehouden te sneeuwen.
Man en vrouw waren eveneens vroeg
gaan slapen na gezamenlijk het rozen
hoedje lo hebben gebeden. Magda droom
de van do Engelen die uit den hemel daal
den en een van deze wenkte haar en riep
tiaar bij haar naam om mede naar do
kerk lo gaan, waar hot Kindje Jesus in
do Kribbe komen zou. Toon zij wakker
werd, was liet verlangen in haar zoo
groot, dat zij stilletjes haar bedje verliet
en door hot raampje tuurde. De lucht was
helder en liet sneeuwde niet meer. Hoe
laat het was wist zij niet. Zij kleedde zich
geruiscbloos aan, greep moeders omslag
doek, deed deze om hoofd en schouders,
cn sloop stilletjes den wagen uit. Toen
zij dqar zoo eenzaam in don stillen nacht
op den besnocuwden straatweg stond, huif
verdo zij cn wilde weer in den wagen
terug koeren. Doch eensklaps liep zij zoo
vlug als haar tengere beentjes haar dra
gen konden in de richting van het stadje
D. ^leermalen moest zij rusten en bonsde
haar hartje angstig. Langzamer en lang
zamer schreed zij nog voorwaarts, tot zij
het Kerkgebouw bereikte, waar zij uitge
put van vermoeienis in liet portaal neer
zeeg. Twoo dames die juist de kerk wil
den binnengaan, vingen haar in do armen
op cn koerden met lio tbewusleloozo kind
naar hunne woning terug, ontkleedde liet
vlug cn stopte het onder de warme de
kens. Een weinig warme molk deed hel
overige, en al spoedig openden zich de
oogen der kleine en stamelde haar mondje
zacht de vraag, waar nu het Kindje Jesus
in de Kribbe avos. Veel beleckcnd zagen
do beide dames elkander aan, en stelden
haar gerust, dat wanneer zij avcci* her
steld zou ziju, zij haar bij dc Kribbe bren
gen zouden. Toen sliep zij weder in en
zacht fluisterden do vrouwen - elkander
toe. Ons Kerstkindje. Zij gaven den vol
genden morgen kennis aan den Burge
meester en toen do vader en moeder zich
daar den volgenden morgen vervoegden,
vonden zij al spoedig Magda weder,
dankten do beide dames, welko hen mot
Kerstgeschenken beladen voor hun Kerst
kindje en na him van spijs en drank
voorzien Ie hebben weder huiswaarts lie
ten gaan.
C. v. Fossom.
Nieuwjaar.
't Oude jaar is heengegaan.
Het nieuwe komt ons legen.
Wat zal het brengen? Vreugd' en vree?
Voel A-oorspoed. en veel zegen?
Misschien ook brengt liet tegenspoed,
Veel droefheid en voel rampen,
Toch nog netjes.
De directeur belde zijn secretaresse.
Juffrouw Smits, u moest eens een
briefje schrijven aan de firma Blank
Co. om ze er aan te herinneren, dat ze
onze rekening nog niet heeft betaald!
Vijf minuten later kwam ze terug en liet
hem den brief lezen.
Ik ben bang, dat dit wel een beetje
sferk is. Ik A7il de firma niet beleodigen.
'k Zou maar een anderen brief schrijven!
Do tweede brief was even Itaer klaar.
Dat is beter, zei de chef, maar nog
een beetje te straf. U moet zo er heel be
leefd aan herinneren, dat zij er waar
schijnlijk niet aan gedacht hebben onze
rekening te betalen.
De derde brief eindelijk droeg zijn volle
goedkeuring weg.
Juist, zoo bedoel ik het. Nu moet u
dien overschrijver en tegelijk eenige
schrijffouten corrigeercn. Ellendeling
heeft twee I's cn oplichters wordt met „ch"
geschreven.
Hij dc baas,
Jansen was de gelukkige echtgenoot van
een vrouw, die door alle bekenden ,,'de ver
beterde uitgave \-an Xantippe" genoemd
Averd. Op zekeren avond had zij haar heer
en gemaal geducht afgerost en hem ten
slotte onder de tafel geduwd. Plotseling
trad de buurman binnen. Gissende wat er
gebeurd was riep hij lachend:
Wat drommel, waarom zit jc daar
onder dc tafel?
Wat gaat jou dat aan, Avas het ver
ontwaardigde antwoord, ik ben baas in
mijn eigen huis en kan dus gaan zitten
Avaar ik wil!
Samen deelen.
Twee' joden gaan op zekeren Avarmcn
zomermiddag samen over dcnzelfden Aveg.
Wat hebt gij meegenomen, Levie?
vraagt Nathan.
Een flesch wijn, en jij?
Een gedroogde tong.
Goed, dan zullen wc deelen, zegt Le
vie, ontkurkt zijn flesch cn doelt den in
houd eerlijk met Nathan.
Nu zullen avo eens een lekker stukje
eten, zegt LcA'ie begeerig, haal jc A'oorraad"
voor den dag.
Mijn voorraad?
Wel ja, je gedroogde tong.
Maar mnn long is niet droog meer,1
krijgt dc verblufte Levie ten antwoord.
Twee broers.
Twee vacantiereizigèrs loopon op do
Avenue de Messini te Parijs.
Kijk daar staat oen standbeeld van."
Shakespeare, zegt do oen.
Ah, juist, zeker een broer van RobJ
bespier!
Een goed antwoord.
Pastoor ('die do les behandelt over het
doopsel): Kan iemand van do kinderen
mij zeggen, wat er alzoo noodig is voor het
Doopsel?
Meerdere leerlingen tegelijk. Water,
pastoor.
Prachtig. Maar weet nu iemand
Aval er nog meer noodig is?
Langdurig stilzwijgen.
Pastoor (tot een der kleinen, die bedeesd
zijn vinger opsteekt): Toe zeg jij het maar
Een kindje, pastoor.
lem reeds missionaris. Naast born bad. hij
een grooten bak, Avaar Avatcr in Avas. Hij
doopte en doopte al door. liet doopfont
Avas baast leeg. Daar kwam een klein
Chineesje aanloopen en liep legen liet hou
ten doopfont op. Het viel cn hol kostbaar
Avater vloeide weg. Dat Avas jammer. Plot-'
seling schrok liij uit zijn mijmeringen op
door een schitterende verlichting. Hij was
al in de kerk. Eerbiedig schreed hij voort,
en knielt aandachtig in zijn hank neer.
Daar zat hij, le staren naar het stalletje,
waar do Verlosser als een klein kindje in
een kribbe werd geboren. Zijn armpjes
waren uitgestrekt, om allen to ontvangen.
Willem bereidde zich voor. Daar was
het heilig oogenblik gekomen. Velen ston
den op. Ook Willem, die neerknielden aan
do tafel des Ileeren. De Priester was bij
hem. Hij legde een H. Hosti op Willem
zijn tong. Nu ontving hij het waarachtig
Lichaam en Bloed Onzes Heeren, 0, wat
een geluk smaakte Willem nu hij Hem in
zijn hartje heeft ontvangen.
De H. Mis is geëindigd.... Willem
gaat met moeder Avederom naar huis, maar
geen van beiden zei wat. Maar Wim AA'as
blij. Hij hoorde een zachte stem, die zeide:
„dc Missie". Zwijgend stapten zij voort,
tot zij thuis waren. Zijn broertjes jubelden
en vader jubelde mee: want ontvingen zij
niet twee reine engelen, twee dienaars van
God? Maar één van de twee ontvingen zij
met recht een geheime Heilige. Want hij
toch, Willem, zou hij geen missionaris
worden! Niet gaan preeken onder do zwar
tjes gelijk (Ie Paters in de Missie! Zou hij
ze niet gaan bekceren, en zieltjes voor
O. L. Heer gaan winnen. Zou hij niet in 't
verre missieland, zijn zieltje geven, voor do
bekeering der arme zwartjes. Ja, zeker,
zijn plannen zullen vervuld worden! Het
ontbijt Averd klaargezet.
Na het ontbijt Averden door moeder d«
kaarsjes van den Kerstboom aangestoken.
Wat flikkerden zij mooi tussclien al die ge
schenken en snoep. En 't stalletje. O, wat
lag liet Kindje daar zoet in doeken gewik
keld. En de dieren, door hun instinkt ge-
dreven, aanschouwen den Heiland, die ge
boren is, om ons uit de slavernij te ver
lossen. Zijne moeder ziet met een heiligo
blik op haar Kind "neder. Ook de H. Jozef,
do voedstervader van Hem, zit^ook bij do
kribbe. Jammer dat Hij niet te Nazareth ge
boren is. Maar neen, neen, Hij wou lijden
van bet beginne af, tot aan zijn dood toe.
Willem heeft een lampje aangebracht, dio
precies op het kribbetje schijnt. Moeder
Heft .een liedje aan, en .uit volle -borst
klinkt liet:
„De Herdertjes lagen bij Nachte",
Emile Duym,
li
Kcrstycrhaaltje.
't Was de dag vóór Kerstmis en Janljö
zou 's middags met Moeder nog een paar
boodschappen gaan doen. Ongeduldig
stond hij in de gang tc wachten, lot moe-i
der komen zou; hij had zijn jasje al aan.
Daar kwam mpeder de keuken uit; zo
keek heel ernstig.
„Ik moet jou iets drocA'igs vertellen,
Jantje", zei ze. „Vrouw Jansen a'crtelt rao
zoo juist, dat haar man hij hot metselen
gevallen is en beide beenen heeft gebroken.
Hij is onmiddellijk naar het ziekenhuis
gebracht. Dat zal een droevige Kerstmis
Avorden voor vrouw Jansen on dio armo
kinderen, die nu alleen thuis zijn. Zullen.
Ave er eens heen gaan en kijken of we iets
voor ze doen kunnen? We hebben er best
den lijd toe, als avc niet naar de lunctn
room gaan." Heel even keek Jantje treu
rig, hij avou zoo dolgraag naar de lunch-»
room, maar toen overwon zijn goedo
hartje en hij zei vroolijk: „Best Mammie,
laten avg er maar gauw heen gaan, en ik
zal wat speelgoed voor de kindertjes mee
nemen." Dat vond moeder lief, zelf zou zo
ook liet een en ander meenemen; maar zo
zeide Jantje, om vooral geen kapot speel
goed te geven, dat was niet aardig. Neen,
dat begreep Jantje avcI. En hij kwam
met een mooi, bijna nieuw paardje, en;
een aardigen clown aandragen. Nu gin
gen ze op weg naar liet kleine, vervallen
huisje van vrouw Jansen, 't Was nog een;
heel eind. Och, och, wat waren Moeder
en Jantje blij dat zo gegaan waren! Moe
der had end er av eg nog verschillende din
gen gekocht, nuttige, maar ook aardige
dingen. O, wat waren die armo kinderen
blij. 't Oudste meisje was er hcelemaal
verslagen van, toen Jantje's Moeder haar
alles gaf. Jantje vindt het kleine zusje,
dat zoo zoet op den grond zit. t aardigst^
en besluit, haar maar den clown te g<v
ven, Avant daarvoor is haar broertje toch
te groot. En nu gaan ze. na een vriende
lijk afscheid, Aveer naar huis, want Jantje
mag ook nog meehelpen aan de kamers*
te versieren met hulst en dennctakken, dio
hij mot Moeder heeft gekocht. Nu hi|
Aval voor die armo kinderen gedaan heeft,
zal zijn eigen Kerstfeest nog veel geluk
kiger zijn.
Bernard Fa ure,
Voorschoten^
x— - ,<4
„Sint Antomus.
BRIK
En doet ons legen smart en pijn,
En legen rampspoed kampen.
Wij Avctèn niet, Avat komen zal;
Dat ligt voor ons verborgen,
Wij vragen ons zoo dikwijls af.
Wat zal gebeuren, morgen?
Bedenken Avij: de toekomst wordt
Geleid door ?s Ileeren lland.
Die brengt ons vast en zeker eens
Naar 't heerlijk, heilig Land;
Waar niemand een verleden „kent,
.Slechts heden" zal daar wezen*
Want daar behoeft, geen sterveling,
De toekomst ooit le vreezen.
Marie Symons.
Kerstmis.
i;i 'r. donkren Avinlcrnacbt
Daalde uit den hemel, zacht
Een Kindje lief cn zoet.
Dai Ik aanbidden moet.
Zijn Moeder glimlacht en is blij
Eu ziet eerbiedig naar Hem op, als wij
Hij ligt daar, als oen arm Kind,
En wordt door velen leer bemind.
Ik A-raag U beden, lieven Heer,
Uw zegen voor mijn ouders t«ier,
Blijf bij ons, heel ons leven lang,
Zoo zingen Avij in onzen zang.
Johanna Stadhouder.
Bij dc Kribbe.
0, ziet gij in dien armen stal
Dat Kindje, klein en leer?
Het beeft en schreit Van bitt'rc kou,
't Is Onze Lieve Heer!
En merkt ge daar rondom <fe krib
Die schoono Eng'len niet?
Zij daalden uit den Hemel hoog
En zingen Hem een lied.
De herders daar, zij knielen neer,
Aanbidden 't Go-Jd'lijk "Wicht,
Dat op een handvol slroo zoo arm
In 't harde kribje ligt.
Maar 't dichtste bij hot Kindeko
Daar knielt het Öud'rcn-paar,
't Is juist, of Lievo Vrouwe ons roept
O, kind'ren snelt tol Haar.
Maria, lieve Moeder leer.
Zeg Gij voor ons aan Lieven Heer,
Dat Avij Hem minnen, o, zoo veel,
Ons hartje is voor Hem geheel.
Maria, lieve Moeder, goed.
Vraag Gij voor ons Uw Kindje zoet
Dat Hij ons hartje, nu nog klein,
Onschuldig lioudo en altijd rein.
Gorrie Louricr,
Het Zigeunerkind.
(Kerstverhaal.)
't Is een paar dagen voor Kerstmis.
Over de av it besneeuwde dorpsweg loopt
een armoedig kind. 't Stakkertje rilt van
kou. En geen wonder! De scherpe Noor
denwind snijdt door haar dun en versleten
jurkje, 't Is een Zigounerskind.
Een paar dagen geleden heeft een
groep Zigeuners zich bij 't dorp gevestigd.
Ue vader stuurt nu zijn dochtertje eiken
dag met een marmotje er op uit om bij
de rijke boeren 'wat te gaan bedelen.
Medelijdende menschen laten "t meisje
AvcI eens in de keuken komen, om zich wat
te warmen en een paar boterhammen te
eten.
Nu is 't kind Avccr op weg naar 'l dorp.
Op de bocht van den Aveg verschijnt "t
cenig zoontje van hoer Hermsen. Nieuws
gierig om lo weten wat zij bij zich draagt
komt hij nader. Medelijdend, bekijkt hij het
kind. Hij «spreekt ze aan en zegt: „Heb
je honger?" Ja, komt het bedeesd van 't
kind d'r lipjes. Hier!-zegt-ie gul en stopt
liet kind een paar boterhammen, rijkelijk
besmeert met boter en belegen met kaas,
in de hand.
Dank u, antwoordt 't meisje. Ze brok
kelt er een flink stuk af, en werpt dit het
marmotje voor. Deze schiet cr op toe cn
weldra is 't in liet hongerige maagje ver
dwenen. Is dat diertje van jou? vraagt 't
boerenzoontjo. Ja broer, antwoordde het
kind. En ze vertelt hem van baar huis en
Avaarom ze met 't marmotje naar 't dorp
gaat.
Arm kind, lispelt de jongen.
En op zijn beurt vertelt hij haar van
zijn thuis.
Was ik maar zoo gelukkig, zegt het
meisje zacht.
Je moet met Kerstmis maar goed hid
den hoor! zegt de jongen.
Kerstmis, Avat is dat?
Weet je dat niet? Dan zal ik 't je ver-
lellen. Ilij vertelt haar van 't Kindje
Jezus dat op Kerstnacht in een stal ge
boren werd. En hoe dat nu elk jaar op
nieuw gevierd Avordt. Hij vertelt haar ook
dat hij dan met zijn ouders naar "de
nachtmis gaat. a
Is 't daar mooi? vraagt 't meisje.
Nou cn of, er staal een stalletje, met
T Kindje Jezus in 'n kribje, Maria, en
Jozef, dc herders, en ook een os en een
ezel. En cr aa'orden zulke mooie versjes
gezongen.
Kom, zegt 't meisje, ik moet verder.
Eu na afscheid tc hebben genomen gaal
ieder zijns weegs.
't Is Kerstnacht!
In 't schamele bedje van den Zigeuners
wagen ligt liet meisje.
In dc verte hoort zij de klok luiden. Zo
herinnert zich dat het Kerstnacht is. Nu
gaat 't zoontje van den boer zeker met zijn
ouders naar de kerk, denkt ze.
Och, hoe graag zou ze ook gaan. Plots
flitst haar iels door 't hoofdje. Ze zal
stiekum gaan. Niemand inag 't welen.
Voorzichtig staat ze op, trekt haar dun
jurkje aan, slaat een doek om en opent
hel deurtje van do woonwagen. Ze schiet
op haar bloot© voelen in haar klompjes.
Zc zal 't land oversteken, dat loopt gau
wer.
Do sneeuw knerpt onder haar voeten.
Opeens daar zakt ze een eind in de sneeuw
Ze Averkt zicli er uit, maar met dat al blij
ven haar klompen vastzitten. Ze staat een
oogenblik stil in beraad, of ze terug zal
gaan. Maar neen! Ze zal gaan. Op haar
bloote voeten loopt zo verder. Ze rilt van
de kou. Gelukkig, nu is zc bij de kerk.
Blijde zangen klinken haar tegen.
Zachtjes duwt ze de zware deur open.
Verblind door 't ilcht blijft zc een oogen
blik staan. Dan schuifelt zo naar een
hoekje. Ze kijkt naar al die menschen,
naar den Pastoor, die aan rt preken is en
ook naar ?t kribje. Haar hoofdje zinkt op
haar borst en Aveldra is ze ingeslapen.
Ze Averd wakker door de koster, die
haar op den schouder tikte en haar op
merkzaam maakte dat de kerk moest ge
sloten worden. Schuw kijkt ze rond en
loopt naar de deur. Bibberend, loopt ze nu
Avoer in de sneeuw. Haar tanden klappe
ren. Ze is geheel uitgeput. Alles draait
om der heen, haar slapen kloppen. Nu
zinkt ze neer en blijft a-oor een boom aan
den Aveg liggen.
Daar komen menschen. 't Is de familie
Hermsen. '/Je praten opgeAvekl oa-ër <le
mooie preek van mijnheer Pastoor.
Wal is dal? roept de boer opeens. Hij
wijst met zijn vinger naar een gedaante
die op den grond voor een boom ligt.
't Jongetje herkende 't meisje. Dc boer
nam 't tengere lichaampje in zijn armen
en droeg het de kamer in. Waar de goed
hartige boerin haar de natte kleertjes uit
trok en een warm bedje voor haar gespreid
Averd.
Dc dokter constateerde volkomen uitput
ting" en ernstige verkoudheid. De „baas"
van de Zigeunerstroep word. gewaar
schuwd en kAvam, maar ging vloekend
aa'eer heen.
Dc dokter gaf dc hoop op cn de Pastoor
diende de kleine het H. Doopsel toe. Vier
dagen later scheidde 't jonge gelouterde
zieltje A-an dc Avereld. 't Kerstkindje had
haar tot zich genomen.
Dien nacht trok de Zigeunertroep weg
.verder de wereld in. Maar een trok
niet mee. Die vierde met Jezus hoog bo
ven de wolken 't Kerstfeest cn zong met
dc engelen mee.Gloria in Excclsis Deo.
Kerstmis.
„Tik, lik. tik. tik! Het klokje op Willem
ziju kamertje sloeg vier uur. Met een wip
sprong hij overeind. Hè, gelukkig nog niet
le laat. Hij stapte uit zijn bed en ging eens
voor liet raam staan kijken. Niet veel bij
zonders. Een beetje sneeuw, meestal natte,
Avat Avind en koude. Wat huiverde liij.
Daarna knielde hij neer en bad zijn mor
gengebed je, waarna li ij zich begon aan te
klcoden. Flap, op do gang ging het licht
aan. Zeker moeder ook al op. En ja, even
later kwam Moe eens kijken. ..Zoo Willem,
al uit de veeren?" „Ja, moeder, enne....
en een gelukkig cn zalig Kerstfeest, moes
je", stotterde hij en vloog haar om den
hals „Dank je wel, Willem, ik wensen je
van harte hetzelfde, hoor, mijn jongen".
Willem glimlachte maar zei niets. Wat
Avas hij gelukkig. Strakjes mocht hij Ons
Lieven Heertje in zijn rein hartje ontvan
gen. En dan zou hij bidden, bidden voor
do bekeering der zondaars, 't Was im
mers Missie goAvcest, verleden Aveek Dins
dag ong. En Avat mooi hebben de Paters
gepreekt. En Avat vruchten heeft menigeen
er van geplukt. „O, Avat is Ons Lieve Heer
tje toch goed." dacht hij.
Maar eindelijk Avas hij klaar. Hij ging
do trappen af. Hè, Avat kraakten ze! Moo
Avas ook al klaar. Willem trok vlug zijn
jas aan en samen gingen zc weg naar do
Nachtmis. Wat Avas liet buiten heerlijk. De
klok verkondigde Jezus geboorte aan. en
riep velen ter kerke. De zware vroolijkc
lonen wekten velen, die zicli spoedden om
O. L. H. liet eerst te begroeten. En wat
avos Hij toch goed. O, de Heiland offert
zicli nog steeds op in het H. Sacrament.
En dan zijn er nog zoovelen, die Jezus
Goedheid schenden door een onwaardige
H. Communie. Iu zijn gedachten was Wil-