3 October Vereeniging.
LMptahl
WEET 0 WEL aam
ileum dsKatiioiisüt; s-fits
Vereeniging SI Josept tan R.K. longensscliolen le ALKMAAR.
fatle hadden Ingelost door hun aanwezig
zijn, hebben een avond gehad van groot
muzikaal genot en van blijvend© waarde.
Dat het een spoorslag moge zijn de L O.
V. op den voet te blijven volgen nlot alleen,
doch ook met klinkende bewijzen van sym
pathie haor streven te steunen.
Bloemen waren er voor don Directeur
als zoovele getuigen van de waardeering
voor zijn onvermoeiden arbeid; een krans
voor Zimmermann, die hem zal hebben ge
zegd, t«.t men daardoor zijn groote talenten
dankbaar huldigt.
Sp.
EEN VRE SELI1KE NACHT.
De pastoor van „St. Père" begon aldus
het mij beloofde verhaal uit do grooto
•Fransche Revolutie:
Ik zal u niet spreken van den gansclien
.winter van ellende in de gevangenissen
van Nantes. Die binnentredend had ik
evenwel de troostende verrassing, er don
goeden, ouden 'priester Monnier te vinden,
die bij de Oratorianen van Angers mijn
leermeester en vriend geweest was. Wat
was hij door een lange gevangenschap
.verouderd en vermagerd! Gedurende ver
scheidene weken waren de zoete herinne
ringen aan het verleden, beurtelings <ioor
ons opgeroepen, de beste afleiding temid
den van de onbeschoftheden der cipiers
en van het vernederend samenzijn mt al
lerlei schuim. Terwijl wij op zekeren
avond andermaal praatten over de dagen
van kalm geluk, werd ons gesprek onder
broken door het noodlottige oproepen van
twee namen. De eorw. heer Monnier reikte
mij de hand: „Ik neem uw arm aan, mijn
zoon", sprak hij, „hij zal mijn steun zijn
om den dood tegemoet te gaan!"
Wij omhelsden alle gevangen klooster
lingen, die nog niet waren opgeroepen.
Hen voor het laatst omarmend, voegde
mijn oude vriend, den wijsvinger ten he
mel richtend, hun toe:
,.Tot weerziens, broeders, in den hemel!"
Onder slagen en rukken en duwen wer
den wij nu naar buiten gebracht en over
geleverd aan een bende van de beruchte
Marats, een troep ellendelingen, die hun
woeste vreugde slechts door dreigende,
wilde, dolzinnige gebaren te kennen gaven
Op den tocht naar de martelplaats werd
■den beulen zoowel als hun slachtoffers een
volstrekt stilzwijgen opgelegd, zoozeer
duchtte men, dat hel medelijden der bur
gers zou worden opgewekt. Overbodige
voorzorg! In hun egoïstischen angst had
den de burgers zorg gedragen zich te be
veiligen tegen onwillekeurige opwellingen
van mededoogen, welke hun verharde har
ten bij mogelijkheid konden vertoederon:
deuren en blinden waren gesloten. In de
straten, welke wij doortrokken, maakten
de gevels dier gesloten huizen den indruk
van reusachtige strakke gezichten, zonder
oogen, om onze snikken te hooren. Te mid
den dezer zoo volrijke stad, tusschen die
muren, achter welke zooveel mensclien
ndomioo, l.aJdon wij - L.ot (r^VOf»! vau Ju
afschuwelijkste eenzaamheid, zóó vér
voelden wij, door hun lafheid, alle andere
monscben van ons af!
Ik wist niet, welk lot mij wachtte. Mijn
oude meester wilde Het mij aankondigen
door mij toe te fluisteren: „Dat is de weg
naar de haven!"
lloe had ik kunnen denken aan de wree-
de uitvinding van Carrier, om den beul
zijn „nationale vermoeienissen" te ver
lichten? Tk dacht, dat men ons in balling
schap ging voeren Aan de Loire gekomen,
ver van alle woningen, begonnen de Ma
lais te li reeuwen en te vloeken. Hef zien
van een groote modderschuit, aan de kade
gemeerd, scheen de juistheid van mijo ge
dachte aan deportatie te bevestigen. En
nu rees in mij een andere gedachte: Zou
de eerw heer Monnier, in zijn toestand
van zwakte, wel een lange reis kunnen
doorstaan? Die ongerustheid gaf me de
naïeve vermetelheid, aan een dor razenden
die ons naar den oever dreven, te vragen:
..Waarheen voert pij ons? Naar Cayen-
Do?naar Spanje?...."
Met een woest brulgelach antwoordde de
man:
„Breek daarover je kop maar niet, ellen
dige „calotin", 't Is eon loodrechte depor
tatie tusschen twee wateren!"
...Te hebt tot nog toe maar uit kleine
kelkjes gedronken, maar nou ga je drin
ken uit de groote kom!" spotte een andere
ellendeling.
Die wroode spotternijen lokten nog an
dere bondsche aardigheden uit, en nu b«
groep ik, dat men ons ging verdrinken.
Een dor Marats brulde: „Vooruit, pries-
torgébroedaan boord!"
Dat bevel gaf mij mijn moed terug. Ik
meende, dat die rampzaligen ons alleen
schrik hadden willen aanjagen. Onder een
lielsch lawaai van vloeken en schldwoor-
den, en het voortstompen en sleuren van
degenen onder ons, die aarzelden voor
waarts te gaan, deden zij ons in de schuit
slappen. Vóór ons bloedde een gevangene,
die een vuistslag had bekomen, uit den
neus.
„Hó, daar, jij", snauwde een der Ma-
rats, „bemors je toog niet met je bloed;
die toog behoort mij toe!"
Li spijt van die woorden bezield door
een dwaze hoop, niets ziende dan die red
dende schuit, niet begrijpend, dat de ge
varen van zelfs een moeilijke reis niet aan
cl mijn lotgenooten duizend maal verkies
lijker moesten toeschijnen boven dien
somberen, langen doodstrijd in een gevau-
genis, sleepte ik den armen grijsaard
Monnier haastig mede en zette aanstonds
den voet op het dek. Toen dat vol was,
werden alle andere gevangenen in het ruim
opeengepakt.
Aan die spontane beweging, die mij on
der de eersten op de schuit deed overgaan,
hadden wij te danken, dat wij in de open
lucht bleven, In plaats van in het ruim
half te worden gesmoord.
Toen allen aan boord waren, werd de
schuit de rivier ingedreven. Het was een
koude, maar mooie, heldere nacht. De
eterren flonkerden aan den donkerblauwen
hemel. De ach uit gleed log, zonder ge-
druisch over het stille water. Ik dronk de
frissche lucht met lange teugen in, en
meende de lucht der vrijheid in te zwel
gen. Het verbaasde me, dat ik de hand van
mijn ouden vriend in de mijne voelde bib
beren. Juist wilde ik hem mijne vreugde
te kennen geven en hom aannamen ze te
deelen, toen het diepste gedeelte der rivier
was bereikt. Op het dek, vlak bij ons,
krijschte nu een der Marats het vrccsclijk
bevel uit:
„Burgers, bevrijdt de natie van haar
yijanden!"
Onze aan boord gebleven beulen hadden
op dat sein gewacht. Zij wierpen zich op
ons, rukten ons de bovenklederen van het
lijf en bendon ons twee aan twee vast.
Mijn eerbiedwaardige vriend had toen een
sublieme opwelling. Door afschuw aan
gegrepen, ziende, dat men. alvorens ons te
water to werpen, ons alle middel tot red
ding had ontnomen, bleef ik roerloos staan
Daar wij naasl elkander stonden, grepen
een paar Marats koordon, doch toen zij
ons aan elkander wilden binden, maakte
de grijsaard een achterwaartsche bewe
ging en poogde een ander der gevangenen
te naderen, ten einde met dezen te worden
vastgebonden. Verwonderd en smartelijk
aangedaan, smeekte ik hem fluisterend:
„Hoe! gaat gij mij verlaten, mijn beste
vriend! Wat heb ik dan gedaan, dat gij
niet wilt, dat wij samen sterven!"
En noch zachter fluisterde de grijsaard
mij toe:
„Ié ben te oud en gebrekkig, mijn zoon!
In het ijskoude water zal ik onmogelijk
mijn oude, half verlamde ledematen kun
nen bewegen, om u te helpen u boven wa
ter te houden en u van uw banden le ont
doen. Het gewicht van mijn verkleumd
lichaam zal u in do diepte meesleepen".
Die woorden waren nauwelijks gespro
ken, of we werden naar elkander toe ge
trokken en onze lichamen werden omwik
keld door dezelfde haastig geknoopte ton
en, want al was men met vele gevangenen
gereed, er bleven er nog altijd te binden
over, en staande in op het water links en
rechts verspreide bootjes, zwaaiend met
hun pieken en gaffels, klaar om dood te
slaan of te doorboren,, wie boven hot wa
ter mochten drijven, trilden, vloekten on
krijschten de moordenaars van ongeduld.
„Zijt gij gereed, schoften?.. Dat duurt
te lang, veel to lang! Is het doodsloilet
haast voltooid?"
De verdrinking begon. Bij don bodem
van de schuit opende zich een luik, en alle
paren, welke zich in de onmiddellijke na
bijheid bevonden, stortten door de vier
kante opening in het donkere water. De
moordwoede greep alsnu om zich heen.
Weldra bedwelmd door razernij, ten ge
volge der radelooze smeekingen, als krank
zinnig geworden door de angstkreten en
gillen, welke uit die verwarde, wanhopige
massa, in het duister der schuit wrieme
lend, opstegen, gaven de Marats om ons
heen op het dek zich de moeite niet moor,
ons in het ruim neer te laten, om te ver
dwijnen door het luik. Van hoven af, met
ruw gewold, wierpen zij hun slachtoffers
in de rivier.
Ik voelde de poging van den armen
ouden priester, om zijn handen op te hef
fen en ze voor een laatste gebed saam te
voegen. De koorden beletten het hem Met
gesmoorde stem stamelde hij: „Erbarming
met ons. mijn God, en neemt ons beiden
in Uwe ontferming op!"
Ik had den tijd niet, het gebed te herha
len. Door een geweldigen kniestoot in den
rug werd ik mot den eerw. heer Monnier
over boord geworpen. De koude van het
water op mijn sidderend lichaam en een
gebrom in mijn ooren brachten mij een
oogenblik van mijn stuk: maar ik was
slerk, en ik kon zwemmen. Dadelijk had
de zucht naar lijfsbehoud mij wilde bewo
gingen met mijn handen doen maken. Het
zij de knnopen slecht aangehaald waren,
hetzij ik in mijn doodsangst bovenmen-
schelijke kracht had ontwikkeld, zooveel
is zeker, dat de touwen losser werdeif Ik
kon met den ouden priester aan de opper
vlakte van het water komen en adem
scheppen. Rondom ons staken andere hoof
den boven den stroom uit, 't geen bewees,
dat nog meer ongelukkigen als ik zich tot
het uiterste inspanden. Evenwel merkte
ik op, dat allen, in een dwaze onbewustheid
van het ware gevaar, een onbewustheid
alleen te verklaren door hun buitenspori-
gen anget in plaats van te trachten zich
van de schuit en van die ellendige bootjes
te verwijderen, integendeel poogden ze te
naderen en er zich aan vast te klampen.
De Marats hadden toen het onmenschelijk
genot, allen, die hoven dreven, te vermoor
den, door hen met het plat der riemen op
het hoofd te slaan, de wanhopigen terug
te duwen onder do golven met hun gaffels,
waarvan de punten de worstelende licha
men doorboorden, en met sabel- en bijlsla
gen de aan de bontjes vastgeklemde han
den af te houwen, 't Was een afschuwelij
ke slachting in den nacht op do donkere
rivier. Ik had de tegenwoordigheid van
geest, om mij opnieuw te laten zinken, en
uit alle kracht onder water voor'zwetn-
raend, trachtte ik onder de booten te pas-
seeren, welke elkaar meer en meer nader
den," ten einde om hun slachtoffers bij de
schuit een kring te trekken.
Ik had het geluk te slagen. Toen ik weer
boven water kwam, bevond ik mij builen
dien noodlottigen kring. Het was hoog tijd
Nog eenige seconden meer, en de eerw.
heer Monnier ware bezweken geweest. Of
schoon de koorden veel losser waren, hin
derde mijn arme vriend mij verschrikke
lijk. Zijn langzame en moeilijke pogingen
belemmerden de mijne. Bovendien had ik
het gansche gewicht van het. lichaam te
dragen.
„Tracht u van mij los te maken", mom
pelde de goede grijsaard, „ik kan niet
meer; ik houd u op en sleur u mee. Alleen
zult gij gemakkelijk don knderen oever
bereiken. Ik smeek er u om: laat mij ster
ven, denk niet meer aan mij!"
En de goede man spande nog zijn laat
ste zwakke krachten in, om mij in staat te
stellen, zijn bede te vervulle'n. Ik hielp
hem daarbij, omdat de algcheele vrijheid
van mijn bewegingen voor ons beiden be
ter zou zijn. Toon ik hoegenaamd geen be
lemmering meer voelde, werd ik sterk.
„Ik laat u niet aan uw lot over", zei ik
op mijn beurt; „leg uwo hand op mijn
schouder, en doe uw bost, u boven watei
te houden. De stroom heeft ons al vrij vei
meegevoerd. Wij zullen den oever of een
vis.:chersboot bereiken".
Maar geen boot was in het gezicht; de
rivier scheen zich te verbreeden, do oever
week vóór ons terug. Do bibberende hand
van den grijsaard op mijn rug was mij
eerst licht voorgekomen. Allengs werd ze
zwaarder, en eindelijk woog ze op mijn
vermoeid lichaam als lood. Elke ademha
ling was een marteling voor mo.
Ik wilde wel sterven, maar ik wilde niot
aan mijn armen ouden vriend zeggen, dat
hij zijn hand zou wegnemen. Wellicht zag
hij het doodsblceke van mijn gelaat af
stoken tegen de donkere golven en begreep
hij mijn toestand van uitputting. Wellicht
ook had hij niet eens de kracht meer om
zijn magere hand op mijn schouders te
laten drukken. In een schier onhoorbaren
zucht vernam ik het woord: „Vaarwel!" en
ik voelde de looden hand niet meer op mij
Om mij te redden was de goede oude
priester zachtkens weggeglipt in den dood.
Mijn oogen vulden zich met tranen, ik
ademde diep, en dook vervolgens, radeloos
rondtastend in het water, maar zonder iels
te grijpen dan water. De stroom had den
grijsaard gegrepen en sleepte hem mede
naar de grenzenlooze zee
Ik kwam andermaal aan de oppervlakte
en toen ik me alleen zag, op die wijde
vlakte onder den donkeren, onmetelijken
hemel ,werd ik door moedeloosheid over
weldigd. Ik vond nu nog minder kracht
voor mij alleen dan voor ons beiden, en
worstelde niet meer.
In mijn staat van verdooving waarin
ik slechts werktuigelijk de golven kliefde,
trok een licht geluid mijn aandacht in de
diepe stilte van den nacht.
Een schuit, met vierkant bol zeil, zakte
snel de Loire af. De schipper omklemde
het roer met de eene hand, en zijn andere
hand rustte on den rand van het vaartuig.
Hij hief het hoofd op en keek op dat oogen
blik ver vóór zich uit. Ik kon hem niet
roepon. ik had geen stern meer. Gelukkig
zeilde de schuit vlak langs mij heen. Met
een uiterste krachtsinspanning hief ik
mijn armen uit de golven en legde mijn
koude van water druipende hand op de
zijne. Sidderend boog de schipper zich
voorver, zag me, stak mij de armen toe èn
heesch mij in de schuit. Die schipper heet
te Prédin.
„Verberg u onder deze stukken zeildoek,
want wij kunnen andere schuiten ontmoe
ten; verroer u niet", zei hij me. „Wat ver
der zullen wij den oever aan de overzijde
aandoen!"
Ik maakte het kruisteeken, om vervol
gens bibberend onder het zeildoek en de
touwen neer te hurken. Halverwege droeg
Prédin zorg, mij zijn brandewijnflesch toe
te reiken. Ik nam een slok, mijn tandon
tikten tegen de flesch. Eindelijk was de
schuit aan wal. Ik wikkelde mij in een
oud zeil en stapte op <3oii oever. Prédin
leende mij zijn klompen om in het struik
gewas te loopen. Eenige minuten later was
ik in zijn woning en droogde mij voor een
goed vuur.
In een soort van suffe verslagenheid
legde ik mij ter ruste. Eerst den volgenden
morgen bij mijn ontwaken, toen ik dacht
aan den armen ouden priester, werd mijn
hart door smart verscheurd, en kon ik
schreien.
Den oever, waar ik, door Gods goedheid,
op het punt van verdrinken door Prédin
werd opgenomen, heb ik niet meer willen
verlaten. Ik tracht er een beetje goed te
"doen; ik lees de Mis voor de brave men-
schen, in een schuur, op een zolder, in
het bosch, waar ik kan en als ik het kan.
Zij bidden voor de hunnen, ik bid voor hen
En eiken nacht, totdat de verdrinkingen
ophielden, ben ik, vervuld van dankbaar
heid en van vertrouwen in Prédin, de
Loire opgegaan in zijn schuit, en wij heb
ben zooveel menschen gered als ons moge
lijk was. Men verdronk niet eiken nacht,
maar we werden gewaarschuwd door ge
heime correspondentie. De goede zielen
van Nantes weinig talrijk, helaas! maar
van onwankelbare toewijding zonden
ons deze vier woorden van vreeselijke la
conieke kortheid: „En Loire eet te
n u i tl" (vannacht de Loire op!"). Wij
wisten wat dit zeggen wilde. Ik ging Pré
din opzoeken en toonde hem de noodlottige
tijding. En de brave man was steeds de
eerste om voor te stellen:
„Welnu, mijnheer pastoor, dan zullen
we in onze schuit stappen en de ongelukki
gen in de rivier gaan opvisschen!"
En als het nacht was geworden, bega
ven we ons aan boord en kruisten wij ver
van Nantes, om geen wantrouwen te wek
ken, maar dicht genoeg, om, als de wind
mee was, de ijselijke noodkreten te hooren
Dan wachtten we. Soms in het maanlicht,
andere.malen in den mist, zagen wij wel
dra de verdronkenen rondom ons heen
drijven. Met staken, waarvan wij de haken
met wollen lappen hadden omwonden, ten
einde niet te kwetsen, trokken wij de drij
vende lichamen naar onze schuit, en we
gaven ze eerst aan Loire terug, wanneer
wij ons hadden vergewist, dat het leven
voor goed geweken was
„Helaas," ging de priester voort, „tegen
over de twee of drie slachtoffers, welke wij
tot het leven konden terugbrengen, hoeveel
andoren, welke wij in de golven moesten
terugwerpen, nadat, voor alle hulp op hun
reis naar de eeuwigheid, mijn bevende
hand zich zegenend over hen had uitge
strekt. I"
Hier zweeg de priester, met diep-ont
roerde stem, en na een oogenblik stilte,
waarin hij scheen te bidden, besloot hij:
„I geloof niet, dat mijn medelijden ooit
aan akeliger en toch liefdadiger taak is
bestemd gewordenl"
VRAGEtëSUS
Vraag: Hoe laat begint met Kerst
mis de Nacht- en Hoogmis in de Mozes en
Aaronkerk te Arasterdam? Zijn er kaar
ten noodig om toegang te verkrijgen? Zoo
ja, waar zijn deze te verkrijgen en tegen
welken prijs?
Antwoord: In de Mozes en Aaron
kerk te Amsterdam begint de Nachtmis om
vijf uur. Niemand wordt toegelaten zon
der toegangskaart De plechtige Hoogmis
begint te half elf.
De toegangskaarten voor de Nachtmis
zijn gratis le verkrijgen bij den koster
A. Dam, Waterlooplein 61.
Het is aan te raden een gereserveerde
plaats te nemen, welke is te krijgen bij den
koster A 50 cent.
Personen in Leiden gevestigd.
H. E. G. M v d. Slok, verpleegster,
Breastr, 140. J. E. P. Knkebeeke. Haag-
weg 28 W. H. Vardiiijn den Bogr,
Warm onderweg 35. M. J. Baan en
fam., slager, Levendaal 132. A. J. v.
Kerkwijk, Nieuwsteeg 12 P J. de
Haas, slager, Noordeinde 37. M. Luit,
winkelbediende, G. Doustr. 12. A. J.
Liezenberg, Breestrr. 112 A. H. H. Ver
boon, dienst'bode. Zoeterw.s'ïigol 12. A.
Thonies, 'winkeljufrr PVgeeststr. 18a.
A. Fokker, Os en Paardenlaan 35. J. M.
G. Bouvy, Schelpenkade 41 J de Best,
dienstbode, M. Moons tr. 53. M. B. Be
zembinder, Langebrug 4 J. M. Dom
burg, dienstbode, Haagweg 30 H. J.
S. Hoogeveen, d enstibode, O. Rijn 24a.
G. Sohoneveld, dienstbode, Rijnsb.weg 62.
M. de Kuijpor, dienstbode. Rijnsb.weg
147. W. Kottier, kinderjuffr., Breostr.
107. P. Stigter, onderw'jzer. Oude
Rijn 44. G. E. Nuyens, Rapenburg 13.
J. P. v. Wamelen, R:jn en Schiekade
42. J. j. Troost, dienstbode. Komkom
merhof 2. M. C. Trapman-Brouwers,
Oegstgiaan 16a. A. Catsburg, dienst
bode, Zuddsingel 48 P. G. Bergman,
onderwijzeres, de Ruyterstr. 8. J. de
Leeuw, Adj. Dir. Isr. Weesh.. Stille Rijn
4. J. Zwaan, dienstbode, Warmonder-
weg 35. F. M. Versaan, Vrouwensteeg
5. M. G. Jol en gezviac-h handel aar,
Groenoordstr. 34. J. Seuff en fam., Zoe-
t-CTW-singel 92. H. H. Maas en fam.,
Directeur v. h. R'jks Ziekenhuis, Groen-
Jaar!. Algem.
op Dinsdag 22 Dcc. 1925
's avonds 81/* uur, in
„In dsn Vergulden Turk"
AGENDA: 890
1. Notulen.
2. Ingekomen Stukken.
3. Jaarverslag Secretaris.
4. Jaarverslag Penning
meester.
5. Verslag Kas-Commissie.
6. Verkiezing Bestuursleden.
Aftredend de Heeren:
1. W. v. d. Lr AN.
2. B. DE KQNING.
3. P. BOOT Jr.
4. E. LEVIE.
Dubbeltallende Ileeren
1. J. BAAK Jz.
2. JOH. A. H00GENSTRAATEN
3. Mr. F. H. v. d. TAS.
4. R. VAN DAM.
7. Herziening Statuten.
8. Rondvraag.
Voor belangstellende leden
liggen de gewijzigde Statuten
ter inzage bij het dagel. Be
stuur der Ver. t.w. de Heeren:
W. v.d LAAN, Hooge Rijndijk 26
N. G. SPAARGAREN, Kantoor
Turfmarkt 8 Backer Co.)
R. DE WILDE, Breestraat 93
en wel: Dinsdag 15 dezer,van
2 tot 4 n.m.
Vrijdaq 18 dezer, van
li tot 4 n.m.
HET BESTUUR DER
3 OCTOBER-VER.
hovenjstr. 5. J. C. H. v. d. Berg en fam.,
keil nor, Leeuwenhoekstr. 2.
Personen uit Lelden vertrokken.
A. Kooper, Dordrecht, Reeweg 59.
Mej. J. de Haan, Oegstgeest, „Endegeest".
- Mej. E. M. v. Woudenberg, Oegstgeest,
Koninginnelaan 2. Mej. M. E. Beens-
Weers, Hilversum, Waldijkstraat 8. G.
PikaarKoopman, Enkhuizen, Bleiswijk
straat bij J. ten Woert. J. H. Broeksma,
Zaandam, Czaar Peterstraat 90a. E.
D. Spelberg, Egmond a. d. Hoef, Midden-
hoef 311. G. Spoor, Zandvoort, Maison
Gerrits, Zeestraat. L. Onvlee, Gronin
gen, Proedeniussingel. B. J. Verhaar,
Hillegom, Hoofdstr. 36. Mej. F. W. J.
Slrubbe, Wassenaar, ambt. b d. Post. F.
W. Winkelman, Den Haag, Springfontein^
straat 35. Mej. Th. Chr J. A. Janse,
Egmond aan Zee, Rustoord St.-Antonius.
A. M. L. KromwijkSecróne, Den
Haag, Reitzslraat 100. W. J. v. Tol,
Den Haag, Zuiderparklaan 13. W. J.
BadenOtten, Amsterdam, G. Fliuckstr.
1721. Mej. G. E. Boissevain, Amster
dam, Jobs. Verhulststr. 176b. H. A.
Selier, Zandvoort, Haltestr. 4. Mej. W.
Dirkzwager, Zoeterwoude, H. Rijndijk
144. Mej. J. H. Parmentier. Den Haag,
Benoordenh.weg 6. Mej. W. J. P.
Kriek, Don Haag, Koninginnegracht 83-
J. de Jong, Oosthuizen.
G. E. Griever, Assen, N. Huizen 8. A.
Sollewijn Gelpke, Amsterdam, Kloveniers
burgwal 137. J. A. Slewe, Amsterdam,
Kloveniersburgwal 137. A. M Zweerts
de. Jong, Bennebroek, Huize „Vredesehoef"
Mej. A. Ghrispijn, Dordrecht, Vrieseweg
46. D Onvlee, Ootmarsum, bij J. Sieme-
rink. Mej. J. v. d. Giessen, Den Haag,
Roode Kruis Segbr. laan. A. van Vliet,
Amsterdam, Haarl.dijk Ö8II. J. P- de
Jager, Amsterdam. Jacob v Lennepstr.
272. P. den Ouden, Rotterdam, Hille—
dijk 173. Mej. H. Schuts, N. Amstel,
Bleekerslkade 28. Mej. M. H. de Hall,
Borne, Markt 2. T. J. Basten, Vlaardin
gen, Bilderdijkstraat 29. J. Zwaan,
Oegstgeest, Abspoelweg 14. A. H. F. v.
Weelderen, Oegstgeest, Julianastraat 25.
Mej I. Pietsch, Dordtmundt, (D.).
Abr. L. Verhoog, Velsen, Stationsweg K24.
Mej. G. M. Wijsman, Reeuwijk, Tempel
140. G. J. Jansen, Utrecht, Twijnstraat
73 bis. H. de Voogt, Bern, (Zw.), Pen
sion Regina. Mej. M. H. Arts, Nijme
gen, Leliestraat 19. L. de BruinStok-
kel, Rotterdam, Wolfshoek 6b. P. J. v.
Veelen, id., id. Mej. V. G. v. Mourik,
Haarlem, J M. Gerding Nieuwe Gr. 35.
Uit e hand te e«-ii
goed beklante
BROOJBAKKERIJ
met Inventaris, waaronuer Hit
en broodwagen benevens Bouw
grond voor een woonhuis. Dade
lijk te aan vaar Jen. VA N DEN
HAAK, Noorden(Z.-H 8480
AANGEBODEN
500 k 600 groenblijvende Lu-
gustrum 1,50 M. hoog door
C. van Steün te Voorbout.
6370
WINTER ARTIKELEW
Voorhanden: prima Trek- en
Spanzagen, Boombijlen. Hak
bijlen, taaie Leertiendeii. at-
tencraas, Rattenkiemmei Mnl-
lenklemmen, Paardendek ei 6,
Lantaarn-.Stalbenoodigdhedeii,
enz Billijke prijzen. Franco
levering. A J. HART WIJK Jr,
Ijzer- en Touwhandel, Nieuwe
Beestenmarkt 9 (Schnpen-
markt). 8483b
S'oopcrij - Afbraak.
G. P. v. d. DRIFT, Aanuemer
van Sloopwerk. Steeds voorraad
in deuren, binten, planken,
ramen, palon, brandhout, plé-
potten, ijzeien bir.teu, ankers,
pypen, rnamwichten, schoor
steenmantels, geribt glas.
847.'b Mared k li7
OAT
KLEINE AUVEflTENTIEN
IEDEREN DAG GE- P
PLAATST WORDEN
TEGEN I
50 GEUT 1
PER DERTIG WOORDEN
3BK5SÈ&.-f1:3S&iS3S?32aa
Uitritte eener 5 Obli atieieering,
groot 2GO.OOO.-
(waarvan reeds is geplaatst f 30.090)
in stukken van f 1000.- en f500.-,
gesloten met Pauselijke en Bisschoppelijke goedkeuring.
KOERS VAN UITGIFTE 98 °|0.
De verplichtingen uit deze leening voortvloeiende worden
gedekt door de gewone inkomsten der Vereeniging, die
daartoe voldoende zijn.
De oblicatiën zijn voorzien van haltjaarlijksche coupons,
verschijnende 1 Januari en 1 Juli.
Jaarlijks, voor het eerst 2 Januari 1927, zullen f4000.
Obligatiën, aan te wijzen bij in de maand November te
houden loting, worden algelost. De uitgelote nummers zullen
in twee R.K. Dagbladen worden bekend gemaakt.
De gelegenheid tot inschrijving op deze leening wordt
van heden af opengesteld ten kantore van de
NOORDER BANK to Alkmaar en te Hoorn,
SPAARNE 8ANK te Haarlem en te Beverwijk,
Fa. OUYNSTEE v.d. VELDEN, Rapenburg 3 Leiden
alwaar prospectussen en inachrijviugsbillctten verkrijgbaar zijn
De storting op de toegewezen obligatiën moet geschieden
den 2en Januari 1926 ten kantore van inschrijving, tegen
afgifte yan de obligatiën. 3650