r!«;n Ian ((.\vemnei komen, zou zijn. dat i'O '1«-n gei'iif.-hiIr11uir der kuarlon ver- •cii 11111 en wel voor een jaar, binunen dion lijd zult u uw itix moeten aanvaarden en anders vervallen de biljet n-n". Amadous lUchert ua.-. en bedachtzaam mail \an zaken en betrekkelijk jong geblo- vcn. Wat bleef liem die te doen? Um zijn recht op zulk een aanzienlijke som, als hij voor dc biljetten ged-poncord had, niet te verbeuren, hertrouwde hij in den loop van het jaar en thans liet hij zich door niets weerhouden om eindelijk te gaan op „de huwelijksreis". Dc kindermond. Er was visite, en kleine Jan had strenge instructies gekregen om to zwijgen. Maar op een gegeven oogenblik werd het hopi te machtig. „Mama",-vroeg hij, ..gaat oom nog wat muziek maken?" „Neen, jongen", antwoordde mama, „oom maakt geen muziek. Hij kan geen muziek maken." Er was een oogenblik stilte. Toen zei de kleine jongen verontwaardigd: „Dan heeft papa gejokt, toen hij laatst tegen u zei, dat oom thuis de tweede viool speelde!" Bruiaal. Eerste klas niet rooken. Een Amerikaan rookt toch. Een meneer maakt zich hoos. Aan lie! co- Ie slation wil hij den conduc- 1 tour roi i :i. doeli de Amerikaan is hom voor en seln-er-uwl: mducleur, hier is een meneer, dm met een derde klas kaartje in Het hl' -k waar. De man er uit Toen de trein verder ging, vroeg een van de andere reiziger, aan den Amerikaan hoe hij dal zoo -vlug gezien had. „Eenvoudig genoeg. Ik zag het kaartje uil zijii ik -teken. Het had dezelfde kleur als het mijne en dus. Mie! vleiend. Jonge vrouw: „Is u ook niet een van dcvnou g .st. die mijn man ontraden lul.-K-n, niet mij te trouwen?" Heer: ..Integendeel, mevrouw ik stond d<tijds met hem op voel van vijand schap." Prettig. Twee handelsmensrlien ontmoeten el kaar en spreken natuurlijk over de ma laise in zaken. „Het is verwonderlijk", zegt de eerste, „maar niemand schijnt meer vertrouwen te hebben, ik zal toch eens een informatie op me zelf laten nemen." „Zou ik niet doen", adviseer! de ander. „Waarom niet?" vraagt de eerste ver wonderd. „Wel, het kost je je geld en je hebt nog het land in op den koop toe," is het vleien de antwoord. Vanzelf. „Manmm hebben dikwijls zoo'n onaange naam karakter, ze zijn soms zoo lastig om mee om te gaan. Als ik trouw wil ik ca n man hebben die gauw tevreden is." „Nu kind maak je daar niet óngcru-t over. Dat is ook het eonige soort waar jij kans op hebt." Nuchter. „En aks de brug nu eens iu-lortte en du trein in de rivier verdween?" vroeg de ze nuwachtige rcizig-Ier. „Koiul er niks op au. mevrouw", ant woord ae dc conducteur. „De maatsclia "ii heeft treinen genoeg Ze zouden hom niet eens mj -sen!" Twee wegen, één doel. Tooneeldirccteur (tot een jonginenscb, dia een proeve zijner* bekwaamheid voor hem heeft afgelegd): „Als ik u een goeden raad mag geven, mijnheer, zie dan voor altijd van hot tooneel af." Jongmensch: „Mijnheer, u vernietigt mijn toekomst; ik heb altijd gedweept met de planken." Directeur: „Zie dan timmermansknecht te worden." - Onbekend. 't Is toch wat ito zeggen, zei oen gepen sioneerd soldaat. Wat heeft een mensoli toch een moeite en een geloop met zulke pa pieren. Daar kom ik op een gemeentehuis en geef mijn request af en daar zeggen ze waarachtig, dat ik het in duplo moet in dienen. Wat drommel, heb ik ooit van een stadje Duplo gehoord; Waar dat nest ligt mag de hemel weten. Verzachtende omstar digheid. Rechter: „Hebt ge nog iets ter uwer ver- i nKchuldiging in te brengen?" He-, huldigde: „Ja. mijnheer de rechter, ik heb mij in het huisnummer vergist; daar wilde ik niet inbreken Naief. ..Je behoeft hier niet incer te komen, wij even niet meer aan de deur." „Heli," was liet ai ii woord, „aks n 'I mij thuis wilt sturen, had ik dat eigenlijk nog liever." Een kleine practicus. Jongen; ..Mag ik hot drankje hebben, dat u voor mijn moeder hebt gereed ge maakt?" Apotheker: ..Hier is het; maar, ventje, je licht een dubbeltje te weinig, ga dat eerst thuis halen." Jongen: „Weet je wal. mijnheer de apotheker, drink er voor een dubbeltje af, den heb ik geld genoeg." Verstrooid. Onderwijzer: ..Waaneer had de groolc volkcii.slag bij Leipzig plaats en waar? Gemotiveerd. Men zegt dat de weerkundige A. steeds in ongenoegen leeft met zijn vrouw." „Daarom voorspelt hij zeker zoo dik wijls slecht weer." Tegenvoeters. Sergeant (hij liet exoivoorcn der recru- len): ..Zet je voeten toch flink neer, ke rels! We behoeven toch niet baug te zijn om de Australische nachtwachts te hinde ren." Wantrouwend. Mevrouw: „nier Botje, hebt ge een nieuwe japon voor uw Sinterklaas": Botje: „Maar is zij ook betaald, ine- i vrouw". r iL pi CORRESPONDENTIE. B a t s y de Haas, Lei d e n. Zekei laat ik Domme Frits! plaatsen. Ik zou de volgende week eens goed toezien. Ik wed, dat dan dat ondeugende jongetje, dat va- dors geld versnoepte, ten tooneel verschijnt en alle neefjes als voorbeeld dient, om niet ir doen als hij deed. Flink zoo Betsy, als dit versje zelf gemaakt is. dan reken ik r.og op veel, veel meer. Dag kind! G a t o do II a a s, K o r t G a 1 g e w a- ter, Leiden. Wel Gatootje! dat noem ik werken. Het cene is ampertjes geplaatst, of het andere ligt alweer ter ta fel. Dat is flink. Ga zoo door enna ver loop van tijd zul je verbaasd staan over liet werk, dat'jo zelf reeds „af" had. DU verhaaltje zal ik bewaren voor het kerst nummer (zie aant. onder de raadsels!). Dag Gato! Dc stevige vijf hoor! Groetjes thuis! Ti 11 a v d. Kallen, Laag Bos koop 14. Zoo Tillie, was Sinterklaas i.iet veel veranderd! Och, dat geloof ik graa^g, wat is ook t-en jaar hé en dan.... op dien leeftijd verandert men niet vcol meer: men is oud en blijft oud ziedaar! Die knikkers en legkaart en leesboek, kwa men zeker nel van pas is niet zoo lief Xichtje? Het mooie vorstje wordt nu reeds geplaatst. Maak ook eons een verhaaltje of versje over Kerstmis Zul je? Als ik veel mooie korslverhaalljcs krijg, laat ik l et heelo nummer met dergelijke verhaal tjes vullen Proheer eens en doe mee. Misschien verdien jij nog wel het inkt- slol. Groeten aan alle huisgenooten. W.inifrcd, Leiden. Het doet me ploizier te hooren. dat je die kleine stak les zoo mooi vond. Ik geloof ook wel, dat ze inslaan, ofschoon ik toch graag uit jouw mond dit hooren mocht. Doe mij eens een pleizier, lief Nichtje en maak eens een Kerstverhaaltje. Ik vraag niet of je dat kunt. Je kunt, dus wacht ik af. Eén uurtje disponibel, hoe bezet je anders ook hen!, heb je toch wel voor mij hé. En nu tot Tater. Groot vader, moeder (le zusjes en broertje van me en ontvang jij zelf de stevige vijf van je Ouden Oom! G o u d - E 1 s j e Nog altijd niets! Ik begin haast ongeduldig te worden. En dat voor iemand, wie het dichtervuur door do aderen stroomt en het versjes regenen laat, als de wil er is! Of moet ik op Kerst mis rekenen? Pas op Goud-Elsje, ik zal er zoo vaak om vragen dat je ooren tuiten. Begin, en doe! Hol resultaat is hij voor baat verzekerd. Dag! O o m \V i m. P.S. Do volgende week zal ik vraag 87 en 88 beantwoorden. Voor dit nummer kwamen we ruimte te kort, temeer, daar nog heel wat copy te wachten ligt. O o rn W i m. Oplossingen der Raadsels van de vorige weck. No. t. De kleinste molen is de koffie molen. Xo. 2. De eeuwigheid. Xo. 3. Mei (wordt gespeld met slechts drie letters). No. 4. De echo. No. f». Om ze te dragen. Ingezonden door M' Jng. X'o. 0. Koevorden. NTo. 7. Brandkast. No. 8. Hooigracht. ïngezondon door Garl WA ma'nn. Nieuwe Raadsels. *V>. 1 Kruisraadsel voor de Grooten: X X X x X le rij een klinker 2e rij oen badplaats in Duitschlaiul 3e rij een ander woord voor ang.-l 4e rij een stad in Noord-Holland 5e rij liet gevraagde .woord 6e rij een dag der week 7e rij een natuurverschijnsel 8e rij een lichaamsdeel van een dier 9e rij een medeklinker. No. 2. Wolk vogeltje kun je maken van: Kast wrat ik. No. 3. Verborgen kleedingstukken. Welke? Wat jamnier dat uw man te laat kwam. Weel j>- .-.eins, lioe duur de bloemen zijn. Jan heeft hem Donderdag voor liet laatst gezien. Hoeft oom Ko u seringen gebracht? Do oude koperen kandelaar stond op de kast. No 4. Met oo loop ik langs het dak; met ei ben ik een viervoetig dier; met a een opening en met ui een grappenmaker. Wie ben ik? No. f). Welken vogel kun je maken van: Pen ala ik. Ingezonden door Jacquesko. Nu aan 't werk mijn vriendjes! Weet wel dat „oefening den meester maakt''. Wie deze raadseltjes goed kent, maakt dc prijs raadsels de volgende maand vast en zeker goed. En nu nog wat. Wie van jullie wil voor liet Kerstnum mer eens probeeren aan een verhaaltje of versje? Als er genoeg stukjes binnen ko men, zullen wc oen speciaal Kerstnum mer! je geven en dan geef ik aan hem of aar, die het mooislo verhaaltje of liet beste versje instuurt, een inktstel Probeert dus allen en doet mee! Bij voorbaat dank ik alle neefjes en nichtjes, die aan mijn roepstem gehoor zullen geven. O om W i m. De volgende week beginnen wc aan een nieuw sprookje. Het heet „Het belooverde Haasje en de Herder". Het heeft twaalf vervolgnummers en ik hoop dat jullie hot zoo aardig zult vinden als „Cobald en zijn Vriend". Ik hel» het eigenlijk meer go- schreven voor de groolercn dan wel voor de kleinen, ofschoon ik overtuigd hen dat ook deze 't best kunnen volgen, vooral als het een oudere broer of zus voorleest. Oom W i m. Doe evenzoo! In oen zeker dorp aan den kant van een hei, woonde een arme weduwe. Zij leefde van een plein pensioentje en woonde in een schamel huisje. Kinderen bezat zij niet, maar wel'eon zeer medelijdend hart. Als er een arme aan haar deur kwam gaf zi.i wat ze missen kou. En als ze niets had mocht hij den anderen dag terugkomen en cian kreeg hij een klein beetje meer onuiat hij er op had moeten wachten. Zoo gebeur de hot op zekeren dag dat er een zeer arme vrouw met een kind aan haar hand haar vroeg om een aalmoes. Zij bezat niets an ders dan een enkel hapje eten. waaraan ze juist wou beginnen. Doch toen er ge klopt werd ging zij naar de voordeur en terwijl ze de vrouw aanhoorde, sprak er een slem in haar binnenste: „(lij bezit niets dan een hapje eten voor u zeiven". Zij vroeg de arme vrouw binnen te komen en gaf haar en haar kind hel laatste wat zij had. En toen de arme weduwe haar einde vpeldc naderen, sprak zij al haar vrienden, kennissen en fajniüe toe: „Doe zoo als ik gedaaci heb en helpt uw mode- menschen". „De kleine Machinist". De Spoormuis. Het was altijd mijn wenscli geweest nog eens een reis in oen personentrein te ma ken. Dat is nu gebeurd, maar nooit meer alsjeblieft! Wat heb ik angsten uitgestaan! Ik zat oi) een avond onder 't buffet van de rcstauraliozanl van het Centraal Sta'Jon. Daar komt een heer naar den buffetchef en zegt: chef!'ik moet morgen vroeg met don D-frein naar Keulen. Zoudt u dit mandje voor mij willen bewaren, want morgen ochtend heb ik geen lijd om er aan de af- deeling Bagage op le wachten. Anders zou ik liet daar wel afgeven. Ik kan het dade lijk bij u halen. Goed mijnheer! Dan zet ik - hier onder het buffet, dan is hot dade lijk hij de hand. 't Is in orde. Hij bukte zich en zette hel mandje vlak in de buurt van mij op den grond. 'I Was een platte witte kersenmand, zooals ze in de Betuwe gebruiken om kersen naar Engeland le -luren. Tk bekeek hét dingetje en ik dacht naar Keulen? En handbagage? Dat gaat morgen vast in de personenwagen. Juist iets van mijn gading. Kon ik er maar in komen. Ik liep om de mand heen. Niets te bederven. Ze was rondom goed diclil Ik liep er tegenop. Ah! Met een touwtje zat het deksel er op vastgeregeu. Dat was rog eens een sluiting naar mijn zin In een wip was het touwtje doorgehelen en zoo kwam ik onder het deksel. Bovenop vond ik een pakje, 't Rook wel lekker maar ik bedwong mij en dacht. Neen jongen lokker eten is nu bijzaak. Om hot reizen is hel te doen. Onder liet pakje zat ten kistje dat naar sigaren'rook. l)an nog een partijtje zakdoeken en andere dringen, voor mij van geen waarde, 't Was niet stijf inge pakt zoodat ik me na een halfuurtje van verkenning tamelijk in alle richtingen kon bewegen. Dat was natuurlijk van belang want ik wist niet hoe het vorder loopen zou. 't Spreekt vanzelf dat mijn onderne ming niet zonder gevaar was. maar: „Wie niet waagt die niet wint", zei mijn grootmoeder en ze haalde een stuk spek uit een katsehoteltje. Ik viel in slaap en werd niet wakker voor den volgenden morgen, toon ik geducht heen en weer ge schud werd, de mand werd onder bet buf fet vandaan gehaald, op een tafel gezet en door den heer in ontvangst genomen. „Wacht mijnheer!" zeide de buffetchef, „hel touwtje schijnt losgegaan te zijn. Ik zal het even vastmaken". Neen dank u! Ik heb geen tijd meeifc He trein vertrekt dade lijk: Do heer nam Let mandje onder den arm en toen vooruit den trein in. Hij reisde alleen en tweede klas. Hot mandje zette hij boven zijn hoofd in het bagage net. Een mand is natuurlijk niet zoo dicht als een ijzeren pot. Ik zal door de tallooze gaatjes op miin gemak de spoorwegcouué ie bekijken. Mijn baas zat bij het raampje. Tegenover hem zat een Engolsohman en r aast hem nog een Hollander. Meer perso nen waren er niet. De deur die tot den zij gang toegang gaf stond open Wat reed die trein heerlijk zacht! Dat was een heel ver schil met mijn Rolterdamsehen goederen wagen. We passeerden Abcoude, Breuko- len, Utrecht en nog veel meer stations. O, wal zat ik heerlijk (laarhoven. Wat kon ik alles goed zien. De Engelse liman zei geen woord, maar de beide andere hoe ren maakten nogal eens een praatje en zoo vernam ik van hen dat wij op de Veluwe waren. (Wordt vervolgd). Leo van Zanten, Heerenlaan. Voorhout. Bobbie's ontwaken. In de huiskamer ligt Bobbie in z'n wieg je diep ouder de dekens. Langzamerhand komen dc zonnestralen in de kamer schij nen en één gluurt er brutaal door de gor dijnen van Bobbie's wiegje. Ja. ze maken hem zelf wakker. Kijk, hij maakt z'n oog jes open, dau knijpt hij ze weer even toe oil wrijft ze met zijn poezelige handjes eens goed uit. Dan lacht li ij eens legen het zon netje en zwaait met z'n kleine handje om het te begroeten. Nu wil hij probecreu bet gordijntje van zijn wiegje open te maken Eerst met z'n rechterhandje getrokken en gepulkt maar, 't gaat niet; dan met z'n an dere knuistje weer niet, en met een rood gezichtje van inspanning valt hij in de kussens. Moeder is ondertusschen ook opgestaan ze moet gaan zorgen voor vader en de kin deren die naar school moeten Maar haar (t-rste gang is naar liet wiegje van Bob. Op haar teenen, heel zachtjes, komt ze aan: hij hoort ze en blijft heel stil liggen. Ze kijkt door 'n kiertje van het gordijn, is bij wakker? Ja toch! Moe wordt begroet met een hard gekraai en Bob met 'n kus Nu schuift moe het gordijntje lieelemaal open, en zet hel ventje tu.-schen twee kus sens rechtop in bed. „Nu moet Bol» gaan zitten spelen," zegt ze. Hij gaat nu z'n voetjes tc voorschijn halen, nu kan hij spelen. Ilij grijpt hier eens aan. plukt daar is aan, pakt het kruisje dat boven zijn wiegje hangt, en krijgt op eens z'n teentjes in de gaten, steekt de grootste helft in z'n mondje. Dan komen ook de broertjes en zusjes om do beurt even hij z'n wiegje. Moeder kan niet nalaten telkens even naar haar lieveling te kijken. Als hij dan z'n bandje uitsteekt om or uit te mogen zegt ze.: „Eerst moeten vader en de kinderen weg en dan is al miin tijd voor Bob." En als dan voor Bobbie bet gewichtige oogenblik gekomen i.-. wordt hij met een groote«zwaai uit z'n bedje getild. Annie Koot. Mijn droom. Op oen zekeren Zaterdag, hot was slecht weer, huiten regende het dat het plaste, was het geen weer dat ik buiten kon spelen. Ik wist op dat oogenblik niet wat ik doen zou.... Mot St. Nicolaas had ik een mooi Indianenboek gehad. Dus dal nam ik nu ter hand en begon vlijtig lo lezen. Ik had reeds een boelen tijd gelezen toen kreeg ik slaap en zonder dat ik het uist sliep ik in on loon: stond ik in een grooto wo est" n. Men kon het eind er niet van zien. Ik wist niet waar, ik was. Zoo geheel alleen. Ik dacht laat ik moed vat ten en ik ging maar oen kant uit: toen "nad ik reeks oen lied eind geloopen. Laar 7" A- oen heel eind nog weg een naar Am vhu'sipJ ging ik or af, want onderhand had ik honger gekregen. Na een uur kwam ik daan aan. Een vrouw kwam mij tegemoet, en vroeg mij wie ik was, en waar ik woonde. Toen ik het zei antwoordde zij: „och kind ga toch terug, ge zijt in hot Indianenkamp terecht ge komen: als de wilden u zien maken zij je dood en eten je op. Juist meende ik gauw terug te gaan toen zagen ze mij en trachtten mij tc vatten. De vrouw kreeg medelijden met mij: zij joeg een grooten sterken hond naar buiten en wenkte mij dat ik daar op moest -gaan zitten, ik deed het. En nu werd het een wilde jadlit. Het had reeds een half uur geduurd, toon was er oen dichtbij gekomen en schoot den hond dood. En toen .vlet ik en ik begon hooi hard te roepen: „Genade, ik zal tiet nooit meer doen'' En.... toen lilde moeder mij \an den grond, ik had gedroomd. Toen kleedde moeder mij uit tri ik vlug mijn bedje in en ging toer. rus tic :Krv>n Henk van Gerven. Zoctcrwoude. Zus vertelt. 'I inleravond. De kleintjes zaten allem il rondom de kachel geschaard. Tiaar kwam groolc zus aan. Ze had een boodschap voor moeder gedaan en kwam nu thuis met koude voelen en handen. Toen ze binnen kwam, ging ze direct bij de kachel zitten om zich te warmen. Toen opeens zei Geertje: „Hé zus, vertel nu eens wat"? Nu omdat jullie het bent zei zus en begon. In een groot bosch stond een klein hutje en in dat hutje woonde een beer. Het was feitelijk geen hoor, maar het was Janus lol. En onulaf hij zoo'n dik hoofd bad en zoo sterk was noemden zij hem zoo. „Liep hij dan op vier boenen", vroeg Keesje! Wel neen, zei zus en moest lachen dat haar buik schudde. Nu hij wys houthak ker voor zijn kost. Moest hij dan hoornen klein hakken, vroeg Klaas Ja eiken dag ging hij hakken en dan zong hij mooie liedjes van ..Kersen pluk ken wat pleizier'" en zooal meer en toen begon zus dat ook le zingen, en van dat lied vielen er twee kindjes in slaap. Nu moet de iv i ook maar naar bed, zei moe dor en I Lena van Gerven, Zoeterwoude. Van Z2.» ki pen en een haan. De haan liep deftig in bet kippenhok rond. Daar ontdekte hij dat hot deurtje op een kiertje stond. Do boer had zeker, toen hij de eieren uit het hok haalde, de deur niet goed dichtgedaan maar dat doet er niet toe, hot deurtje was open. Nu kunnen wij toch eindelijk eens een wan delingetje gaan maken, dacht de haan en riep met luide kraaislem zijn zes kippetjes Scherp. Op het college hoeft een student op het hord oen stelling der mathesis uitgewerkt en trachten ie bewijzen, maar zoo slordig dat hel nergens op lijkt. Aan het slot van liet college, als de studenten heengaan, roept de prof» arden oenen terug cn zegt hoonend beleefd: „Och, mijnheer, zou u 't niet even wil len uitvegen? Ik schaam mé voor .de schoonmaakster". Onncedige waarschuwing. V der (tot zijn zoon, die ya de vacantia weer naar dc kostschool vertrekt): „Nu, Karei, ik hoop, dat je geen leverworst eet, er zouden trichinen in kunnen zijn." Karei: „Ach. die doen geen kwaad, va der. Men snijdt do worst daar zoo dun, dat alle trichinen in stukken worden ge- - sneden". Naïef. Vader (tracht in de krant te lezen): „Wat was dal nu weer voor een leven in de gang?" Moeder: „Een van dc kinderen is van de trap gevallen. Vader: „Hoor eens. zeg tAn de kiude-, ren, dat, wanneer ze dat niet stil kunnen (lc.cn, ik het hun zal verbieden". Gemotiveerde antipathie. ..Ziet go die juffrouw van Piekeren daar ginds? Een onverdraaglijk wezen; ik heb dat men-,, h nooit kunnen uitstaan en 't is mij gebleken, dat ik volkomen gelijk had. gisteren heeft ze mijn huwelijksaan.- fees lagen".I bij elkaar. Die kwamen met kleine dribbel pasj. s en verwonderde oogen aangeloo- i' n Wat is dat! kakelden ze. Zien jullie Jat dan niet? en toen wees hij mei zijn haiicpooten naar het deurtje. Wij gaan een eindje loopen, want liet is me hier we! een beetje benauwd. Hij deed liet deurtje verder open en stapte naar buiten. De andoren volgden hem angstig Daar kwa men ze bij een sloot. Eerst even drinken, zei de haan en dan zullen wij wel vei lei zien. Maar het jongste kippetje dronk niet, maar sloot vriendschap met een kik kertje dat op een blad zat. Toen ze klaar waren met drinken, gingen zij een smalte plank over, die toegang gaf tot den an doren kant. „Voorzichtig zijn", waarschuw dc de baan. Het jongste kippetje was nog druk aan het babbelen met liet kikkertje, toen de anderen al aan den anderen kant stonden. Ze wou met een vaartje den plank over loopen, maar zij viel in de sioot. Het was een gekakel van belang He liaan liep als een gek langs den kant. maar het hielp niets. Daar kwam redding Boer ILarmsen, die het spectakel gehoord had, kwam toegeloopen, met een hooivork gewapend. Met veel moeite haalde hij de arme drenkelinge uil hot water,"die hard met zijn zusjes op den loop ging. Zo kwamen vorder zonder ongevallen in hun hok aan en beslótett. ooit meer, al stond het deurtje ook wagenwijd ojen, met den .haan een ontdekkingsreis tc gaan maken. Adriaan van der Voort. Haarlemmerstraat 56, Leiden De musch en liet paard. 1! aid stond aan de (rog. En hapte al de haver op. Daar kwam 'n musch en sprak: Hé. paardje, mag ik ook een hapje o' e ja, wel muschje eet maar mee Tik maar toe, zooveel ge kunt, Is u alles best gegund. Musch was wonder in haar.schik, Eu bedankte voor 't onthaal, Vriendelijk paard wel duizendir. Maar ik zie, ge hebt verdriet, En het eten smaakt u niet. Och, zei 't paard, er zitten wel, Honderd vliegen op mijn vel Het is haast niet om uit te slaan. Zooveel pijn doen zij mij aan Och! is het anders niet? Ik weet wel raad voor dat vorlrié' Moteen vloog hij over paSrdjes ko En b nl dc vliegen op! Betsie de Ha' Kort Galgewater 9, Leiden Piet Snuffel. !'i i Snuffel moest het eerste slaan, .Waar ergens volk te hoop ook liep. Hij kroop door alle rijen been, Als 'n muisje piep, piep, piep. Piet Snuffel zag soldaten rij len. Dat moest hij zien van boel dicht bij. O, jee! dien trap kou hij niet mijdon, Daar 't paardje sprong te vlug op zij. Men zette een lijk op 't kerkhof neer. De vrienden drongen rond de kist. Piet Snuffel tuimelde op m'n eer, 't Eerste er in en voor ie het wist.^ Maar het ergste wat gebeuren kon, Gebeurde met de luchtballon. Een touw was rond zijn heen gcslaan! Pa hoep! daar vloog hij op al naar de maan. Leon Schuld. Heerenweg 126F, Warmond Winterpret. ik stapte uit mijn bed. O. jongens wat een pret! 'k Zag door het vensterglas. Dat "t een witte wereld was. XAi één, twee, drie naar huil r En maken vlug een baan. En dan in lange rijen, Er op aan 't glijden gaan. We maken groolc ballen, Eu kraaien van de jool. Totdat de hel ons allen, Bijeenroept in de school! Tillie v. d Kallen, Laag Boskoop M. P :1°P X

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 12