r!«;n Ian ((.\vemnei komen, zou zijn. dat
i'O '1«-n gei'iif.-hiIr11uir der kuarlon ver-
•cii 11111 en wel voor een jaar, binunen dion
lijd zult u uw itix moeten aanvaarden en
anders vervallen de biljet n-n".
Amadous lUchert ua.-. en bedachtzaam
mail \an zaken en betrekkelijk jong geblo-
vcn. Wat bleef liem die te doen? Um zijn
recht op zulk een aanzienlijke som, als hij
voor dc biljetten ged-poncord had, niet te
verbeuren, hertrouwde hij in den loop van
het jaar en thans liet hij zich door niets
weerhouden om eindelijk te gaan op „de
huwelijksreis".
Dc kindermond.
Er was visite, en kleine Jan had strenge
instructies gekregen om to zwijgen. Maar
op een gegeven oogenblik werd het hopi te
machtig.
„Mama",-vroeg hij, ..gaat oom nog wat
muziek maken?"
„Neen, jongen", antwoordde mama, „oom
maakt geen muziek. Hij kan geen muziek
maken."
Er was een oogenblik stilte. Toen zei de
kleine jongen verontwaardigd:
„Dan heeft papa gejokt, toen hij laatst
tegen u zei, dat oom thuis de tweede viool
speelde!"
Bruiaal.
Eerste klas niet rooken. Een Amerikaan
rookt toch. Een meneer maakt zich hoos.
Aan lie! co- Ie slation wil hij den conduc- 1
tour roi i :i. doeli de Amerikaan is hom
voor en seln-er-uwl: mducleur, hier is een
meneer, dm met een derde klas kaartje in
Het hl' -k waar. De man er uit
Toen de trein verder ging, vroeg een
van de andere reiziger, aan den Amerikaan
hoe hij dal zoo -vlug gezien had.
„Eenvoudig genoeg. Ik zag het kaartje
uil zijii ik -teken. Het had dezelfde kleur
als het mijne en dus.
Mie! vleiend.
Jonge vrouw: „Is u ook niet een van
dcvnou g .st. die mijn man ontraden
lul.-K-n, niet mij te trouwen?"
Heer: ..Integendeel, mevrouw ik stond
d<tijds met hem op voel van vijand
schap."
Prettig.
Twee handelsmensrlien ontmoeten el
kaar en spreken natuurlijk over de ma
laise in zaken.
„Het is verwonderlijk", zegt de eerste,
„maar niemand schijnt meer vertrouwen te
hebben, ik zal toch eens een informatie op
me zelf laten nemen."
„Zou ik niet doen", adviseer! de ander.
„Waarom niet?" vraagt de eerste ver
wonderd.
„Wel, het kost je je geld en je hebt nog
het land in op den koop toe," is het vleien
de antwoord.
Vanzelf.
„Manmm hebben dikwijls zoo'n onaange
naam karakter, ze zijn soms zoo lastig om
mee om te gaan. Als ik trouw wil ik ca n
man hebben die gauw tevreden is."
„Nu kind maak je daar niet óngcru-t
over. Dat is ook het eonige soort waar jij
kans op hebt."
Nuchter.
„En aks de brug nu eens iu-lortte en du
trein in de rivier verdween?" vroeg de ze
nuwachtige rcizig-Ier.
„Koiul er niks op au. mevrouw", ant
woord ae dc conducteur. „De maatsclia "ii
heeft treinen genoeg Ze zouden hom niet
eens mj -sen!"
Twee wegen, één doel.
Tooneeldirccteur (tot een jonginenscb,
dia een proeve zijner* bekwaamheid voor
hem heeft afgelegd): „Als ik u een goeden
raad mag geven, mijnheer, zie dan voor
altijd van hot tooneel af."
Jongmensch: „Mijnheer, u vernietigt
mijn toekomst; ik heb altijd gedweept met
de planken."
Directeur: „Zie dan timmermansknecht
te worden." -
Onbekend.
't Is toch wat ito zeggen, zei oen gepen
sioneerd soldaat. Wat heeft een mensoli
toch een moeite en een geloop met zulke pa
pieren. Daar kom ik op een gemeentehuis
en geef mijn request af en daar zeggen ze
waarachtig, dat ik het in duplo moet in
dienen. Wat drommel, heb ik ooit van een
stadje Duplo gehoord; Waar dat nest ligt
mag de hemel weten.
Verzachtende omstar digheid.
Rechter: „Hebt ge nog iets ter uwer ver-
i nKchuldiging in te brengen?"
He-, huldigde: „Ja. mijnheer de rechter,
ik heb mij in het huisnummer vergist;
daar wilde ik niet inbreken
Naief.
..Je behoeft hier niet incer te komen,
wij even niet meer aan de deur."
„Heli," was liet ai ii woord, „aks n 'I mij
thuis wilt sturen, had ik dat eigenlijk nog
liever."
Een kleine practicus.
Jongen; ..Mag ik hot drankje hebben,
dat u voor mijn moeder hebt gereed ge
maakt?"
Apotheker: ..Hier is het; maar, ventje,
je licht een dubbeltje te weinig, ga dat
eerst thuis halen."
Jongen: „Weet je wal. mijnheer de
apotheker, drink er voor een dubbeltje af,
den heb ik geld genoeg."
Verstrooid.
Onderwijzer: ..Waaneer had de groolc
volkcii.slag bij Leipzig plaats en waar?
Gemotiveerd.
Men zegt dat de weerkundige A. steeds
in ongenoegen leeft met zijn vrouw."
„Daarom voorspelt hij zeker zoo dik
wijls slecht weer."
Tegenvoeters.
Sergeant (hij liet exoivoorcn der recru-
len): ..Zet je voeten toch flink neer, ke
rels! We behoeven toch niet baug te zijn
om de Australische nachtwachts te hinde
ren."
Wantrouwend.
Mevrouw: „nier Botje, hebt ge een
nieuwe japon voor uw Sinterklaas":
Botje: „Maar is zij ook betaald, ine-
i vrouw".
r iL pi
CORRESPONDENTIE.
B a t s y de Haas, Lei d e n. Zekei
laat ik Domme Frits! plaatsen. Ik zou de
volgende week eens goed toezien. Ik wed,
dat dan dat ondeugende jongetje, dat va-
dors geld versnoepte, ten tooneel verschijnt
en alle neefjes als voorbeeld dient, om niet
ir doen als hij deed. Flink zoo Betsy, als
dit versje zelf gemaakt is. dan reken ik
r.og op veel, veel meer. Dag kind!
G a t o do II a a s, K o r t G a 1 g e w a-
ter, Leiden. Wel Gatootje! dat
noem ik werken. Het cene is ampertjes
geplaatst, of het andere ligt alweer ter ta
fel. Dat is flink. Ga zoo door enna ver
loop van tijd zul je verbaasd staan over
liet werk, dat'jo zelf reeds „af" had. DU
verhaaltje zal ik bewaren voor het kerst
nummer (zie aant. onder de raadsels!).
Dag Gato! Dc stevige vijf hoor! Groetjes
thuis!
Ti 11 a v d. Kallen, Laag Bos
koop 14. Zoo Tillie, was Sinterklaas
i.iet veel veranderd! Och, dat geloof ik
graa^g, wat is ook t-en jaar hé en dan....
op dien leeftijd verandert men niet vcol
meer: men is oud en blijft oud ziedaar!
Die knikkers en legkaart en leesboek, kwa
men zeker nel van pas is niet zoo lief
Xichtje? Het mooie vorstje wordt nu reeds
geplaatst. Maak ook eons een verhaaltje
of versje over Kerstmis Zul je? Als ik
veel mooie korslverhaalljcs krijg, laat ik
l et heelo nummer met dergelijke verhaal
tjes vullen Proheer eens en doe mee.
Misschien verdien jij nog wel het inkt-
slol. Groeten aan alle huisgenooten.
W.inifrcd, Leiden. Het doet
me ploizier te hooren. dat je die kleine stak
les zoo mooi vond. Ik geloof ook wel, dat
ze inslaan, ofschoon ik toch graag uit
jouw mond dit hooren mocht. Doe mij eens
een pleizier, lief Nichtje en maak eens een
Kerstverhaaltje. Ik vraag niet of je dat
kunt. Je kunt, dus wacht ik af. Eén
uurtje disponibel, hoe bezet je anders ook
hen!, heb je toch wel voor mij hé. En nu
tot Tater. Groot vader, moeder (le zusjes
en broertje van me en ontvang jij zelf de
stevige vijf van je Ouden Oom!
G o u d - E 1 s j e Nog altijd niets! Ik
begin haast ongeduldig te worden. En dat
voor iemand, wie het dichtervuur door do
aderen stroomt en het versjes regenen
laat, als de wil er is! Of moet ik op Kerst
mis rekenen? Pas op Goud-Elsje, ik zal er
zoo vaak om vragen dat je ooren tuiten.
Begin, en doe! Hol resultaat is hij voor
baat verzekerd. Dag!
O o m \V i m.
P.S. Do volgende week zal ik vraag 87
en 88 beantwoorden. Voor dit nummer
kwamen we ruimte te kort, temeer, daar
nog heel wat copy te wachten ligt.
O o rn W i m.
Oplossingen der Raadsels
van de vorige weck.
No. t. De kleinste molen is de koffie
molen.
Xo. 2. De eeuwigheid.
Xo. 3. Mei (wordt gespeld met slechts
drie letters).
No. 4. De echo.
No. f». Om ze te dragen.
Ingezonden door M' Jng.
X'o. 0. Koevorden.
NTo. 7. Brandkast.
No. 8. Hooigracht.
ïngezondon door Garl WA ma'nn.
Nieuwe Raadsels.
*V>. 1 Kruisraadsel voor de Grooten:
X X X x X
le rij een klinker
2e rij oen badplaats in Duitschlaiul
3e rij een ander woord voor ang.-l
4e rij een stad in Noord-Holland
5e rij liet gevraagde .woord
6e rij een dag der week
7e rij een natuurverschijnsel
8e rij een lichaamsdeel van een dier
9e rij een medeklinker.
No. 2. Wolk vogeltje kun je maken van:
Kast wrat ik.
No. 3. Verborgen kleedingstukken. Welke?
Wat jamnier dat uw man te laat kwam.
Weel j>- .-.eins, lioe duur de bloemen zijn.
Jan heeft hem Donderdag voor liet
laatst gezien.
Hoeft oom Ko u seringen gebracht?
Do oude koperen kandelaar stond op
de kast.
No 4. Met oo loop ik langs het dak;
met ei ben ik een viervoetig dier; met a
een opening en met ui een grappenmaker.
Wie ben ik?
No. f). Welken vogel kun je maken van:
Pen ala ik.
Ingezonden door Jacquesko.
Nu aan 't werk mijn vriendjes! Weet wel
dat „oefening den meester maakt''. Wie
deze raadseltjes goed kent, maakt dc prijs
raadsels de volgende maand vast en zeker
goed.
En nu nog wat.
Wie van jullie wil voor liet Kerstnum
mer eens probeeren aan een verhaaltje of
versje? Als er genoeg stukjes binnen ko
men, zullen wc oen speciaal Kerstnum
mer! je geven en dan geef ik aan hem of
aar, die het mooislo verhaaltje of liet
beste versje instuurt, een inktstel
Probeert dus allen en doet mee! Bij
voorbaat dank ik alle neefjes en nichtjes,
die aan mijn roepstem gehoor zullen geven.
O om W i m.
De volgende week beginnen wc aan een
nieuw sprookje. Het heet „Het belooverde
Haasje en de Herder". Het heeft twaalf
vervolgnummers en ik hoop dat jullie hot
zoo aardig zult vinden als „Cobald en zijn
Vriend". Ik hel» het eigenlijk meer go-
schreven voor de groolercn dan wel voor
de kleinen, ofschoon ik overtuigd hen dat
ook deze 't best kunnen volgen, vooral als
het een oudere broer of zus voorleest.
Oom W i m.
Doe evenzoo!
In oen zeker dorp aan den kant van een
hei, woonde een arme weduwe. Zij leefde
van een plein pensioentje en woonde in
een schamel huisje. Kinderen bezat zij
niet, maar wel'eon zeer medelijdend hart.
Als er een arme aan haar deur kwam gaf
zi.i wat ze missen kou. En als ze niets had
mocht hij den anderen dag terugkomen en
cian kreeg hij een klein beetje meer onuiat
hij er op had moeten wachten. Zoo gebeur
de hot op zekeren dag dat er een zeer arme
vrouw met een kind aan haar hand haar
vroeg om een aalmoes. Zij bezat niets an
ders dan een enkel hapje eten. waaraan
ze juist wou beginnen. Doch toen er ge
klopt werd ging zij naar de voordeur en
terwijl ze de vrouw aanhoorde, sprak er
een slem in haar binnenste: „(lij bezit
niets dan een hapje eten voor u zeiven".
Zij vroeg de arme vrouw binnen te komen
en gaf haar en haar kind hel laatste wat
zij had. En toen de arme weduwe haar
einde vpeldc naderen, sprak zij al haar
vrienden, kennissen en fajniüe toe: „Doe
zoo als ik gedaaci heb en helpt uw mode-
menschen".
„De kleine Machinist".
De Spoormuis.
Het was altijd mijn wenscli geweest nog
eens een reis in oen personentrein te ma
ken. Dat is nu gebeurd, maar nooit meer
alsjeblieft! Wat heb ik angsten uitgestaan!
Ik zat oi) een avond onder 't buffet van de
rcstauraliozanl van het Centraal Sta'Jon.
Daar komt een heer naar den buffetchef en
zegt: chef!'ik moet morgen vroeg met don
D-frein naar Keulen. Zoudt u dit mandje
voor mij willen bewaren, want morgen
ochtend heb ik geen lijd om er aan de af-
deeling Bagage op le wachten. Anders zou
ik liet daar wel afgeven. Ik kan het dade
lijk bij u halen. Goed mijnheer! Dan zet ik
- hier onder het buffet, dan is hot dade
lijk hij de hand. 't Is in orde. Hij bukte
zich en zette hel mandje vlak in de buurt
van mij op den grond. 'I Was een platte
witte kersenmand, zooals ze in de Betuwe
gebruiken om kersen naar Engeland le
-luren. Tk bekeek hét dingetje en ik dacht
naar Keulen? En handbagage? Dat gaat
morgen vast in de personenwagen. Juist
iets van mijn gading. Kon ik er maar in
komen. Ik liep om de mand heen. Niets te
bederven. Ze was rondom goed diclil Ik
liep er tegenop. Ah! Met een touwtje zat
het deksel er op vastgeregeu. Dat was
rog eens een sluiting naar mijn zin In een
wip was het touwtje doorgehelen en zoo
kwam ik onder het deksel. Bovenop vond
ik een pakje, 't Rook wel lekker maar ik
bedwong mij en dacht. Neen jongen lokker
eten is nu bijzaak. Om hot reizen is hel te
doen. Onder liet pakje zat ten kistje dat
naar sigaren'rook. l)an nog een partijtje
zakdoeken en andere dringen, voor mij
van geen waarde, 't Was niet stijf inge
pakt zoodat ik me na een halfuurtje van
verkenning tamelijk in alle richtingen kon
bewegen. Dat was natuurlijk van belang
want ik wist niet hoe het vorder loopen
zou. 't Spreekt vanzelf dat mijn onderne
ming niet zonder gevaar was. maar: „Wie
niet waagt die niet wint", zei mijn
grootmoeder en ze haalde een stuk spek
uit een katsehoteltje. Ik viel in slaap en
werd niet wakker voor den volgenden
morgen, toon ik geducht heen en weer ge
schud werd, de mand werd onder bet buf
fet vandaan gehaald, op een tafel gezet
en door den heer in ontvangst genomen.
„Wacht mijnheer!" zeide de buffetchef,
„hel touwtje schijnt losgegaan te zijn. Ik
zal het even vastmaken". Neen dank u! Ik
heb geen tijd meeifc He trein vertrekt dade
lijk: Do heer nam Let mandje onder den
arm en toen vooruit den trein in. Hij
reisde alleen en tweede klas. Hot mandje
zette hij boven zijn hoofd in het bagage
net. Een mand is natuurlijk niet zoo dicht
als een ijzeren pot. Ik zal door de tallooze
gaatjes op miin gemak de spoorwegcouué
ie bekijken. Mijn baas zat bij het raampje.
Tegenover hem zat een Engolsohman en
r aast hem nog een Hollander. Meer perso
nen waren er niet. De deur die tot den zij
gang toegang gaf stond open Wat reed die
trein heerlijk zacht! Dat was een heel ver
schil met mijn Rolterdamsehen goederen
wagen. We passeerden Abcoude, Breuko-
len, Utrecht en nog veel meer stations. O,
wal zat ik heerlijk (laarhoven. Wat kon
ik alles goed zien. De Engelse liman zei
geen woord, maar de beide andere hoe
ren maakten nogal eens een praatje en zoo
vernam ik van hen dat wij op de Veluwe
waren.
(Wordt vervolgd).
Leo van Zanten,
Heerenlaan. Voorhout.
Bobbie's ontwaken.
In de huiskamer ligt Bobbie in z'n wieg
je diep ouder de dekens. Langzamerhand
komen dc zonnestralen in de kamer schij
nen en één gluurt er brutaal door de gor
dijnen van Bobbie's wiegje. Ja. ze maken
hem zelf wakker. Kijk, hij maakt z'n oog
jes open, dau knijpt hij ze weer even toe
oil wrijft ze met zijn poezelige handjes eens
goed uit. Dan lacht li ij eens legen het zon
netje en zwaait met z'n kleine handje om
het te begroeten. Nu wil hij probecreu bet
gordijntje van zijn wiegje open te maken
Eerst met z'n rechterhandje getrokken en
gepulkt maar, 't gaat niet; dan met z'n an
dere knuistje weer niet, en met een rood
gezichtje van inspanning valt hij in de
kussens.
Moeder is ondertusschen ook opgestaan
ze moet gaan zorgen voor vader en de kin
deren die naar school moeten Maar haar
(t-rste gang is naar liet wiegje van Bob.
Op haar teenen, heel zachtjes, komt ze
aan: hij hoort ze en blijft heel stil liggen.
Ze kijkt door 'n kiertje van het gordijn, is
bij wakker? Ja toch! Moe wordt begroet
met een hard gekraai en Bob met 'n kus
Nu schuift moe het gordijntje lieelemaal
open, en zet hel ventje tu.-schen twee kus
sens rechtop in bed. „Nu moet Bol» gaan
zitten spelen," zegt ze. Hij gaat nu z'n
voetjes tc voorschijn halen, nu kan hij
spelen. Ilij grijpt hier eens aan. plukt daar
is aan, pakt het kruisje dat boven zijn
wiegje hangt, en krijgt op eens z'n teentjes
in de gaten, steekt de grootste helft in z'n
mondje. Dan komen ook de broertjes en
zusjes om do beurt even hij z'n wiegje.
Moeder kan niet nalaten telkens even naar
haar lieveling te kijken. Als hij dan z'n
bandje uitsteekt om or uit te mogen zegt
ze.: „Eerst moeten vader en de kinderen
weg en dan is al miin tijd voor Bob."
En als dan voor Bobbie bet gewichtige
oogenblik gekomen i.-. wordt hij met een
groote«zwaai uit z'n bedje getild.
Annie Koot.
Mijn droom.
Op oen zekeren Zaterdag, hot was slecht
weer, huiten regende het dat het plaste,
was het geen weer dat ik buiten kon
spelen. Ik wist op dat oogenblik niet wat
ik doen zou.... Mot St. Nicolaas had ik
een mooi Indianenboek gehad. Dus dal
nam ik nu ter hand en begon vlijtig lo
lezen. Ik had reeds een boelen tijd gelezen
toen kreeg ik slaap en zonder dat ik het
uist sliep ik in on loon: stond ik in een
grooto wo est" n. Men kon het eind er niet
van zien. Ik wist niet waar, ik was. Zoo
geheel alleen. Ik dacht laat ik moed vat
ten en ik ging maar oen kant uit: toen
"nad ik reeks oen lied eind geloopen. Laar
7" A- oen heel eind nog weg een naar
Am vhu'sipJ ging ik or af,
want onderhand had ik honger gekregen.
Na een uur kwam ik daan aan. Een vrouw
kwam mij tegemoet, en vroeg mij wie ik
was, en waar ik woonde. Toen ik het zei
antwoordde zij: „och kind ga toch terug,
ge zijt in hot Indianenkamp terecht ge
komen: als de wilden u zien maken zij je
dood en eten je op. Juist meende ik
gauw terug te gaan toen zagen ze mij en
trachtten mij tc vatten.
De vrouw kreeg medelijden met mij: zij
joeg een grooten sterken hond naar buiten
en wenkte mij dat ik daar op moest -gaan
zitten, ik deed het. En nu werd het een
wilde jadlit. Het had reeds een half uur
geduurd, toon was er oen dichtbij gekomen
en schoot den hond dood. En toen .vlet ik
en ik begon hooi hard te roepen: „Genade,
ik zal tiet nooit meer doen'' En.... toen
lilde moeder mij \an den grond, ik had
gedroomd. Toen kleedde moeder mij uit
tri ik vlug mijn bedje in en ging toer. rus
tic :Krv>n
Henk van Gerven.
Zoctcrwoude.
Zus vertelt.
'I inleravond. De kleintjes zaten
allem il rondom de kachel geschaard.
Tiaar kwam groolc zus aan. Ze had een
boodschap voor moeder gedaan en kwam
nu thuis met koude voelen en handen.
Toen ze binnen kwam, ging ze direct bij
de kachel zitten om zich te warmen. Toen
opeens zei Geertje: „Hé zus, vertel nu eens
wat"? Nu omdat jullie het bent zei zus en
begon. In een groot bosch stond een klein
hutje en in dat hutje woonde een beer.
Het was feitelijk geen hoor, maar het was
Janus lol. En onulaf hij zoo'n dik hoofd
bad en zoo sterk was noemden zij hem zoo.
„Liep hij dan op vier boenen", vroeg
Keesje!
Wel neen, zei zus en moest lachen dat
haar buik schudde. Nu hij wys houthak
ker voor zijn kost.
Moest hij dan hoornen klein hakken,
vroeg Klaas
Ja eiken dag ging hij hakken en dan
zong hij mooie liedjes van ..Kersen pluk
ken wat pleizier'" en zooal meer en toen
begon zus dat ook le zingen, en van dat
lied vielen er twee kindjes in slaap. Nu
moet de iv i ook maar naar bed, zei moe
dor en I
Lena van Gerven,
Zoeterwoude.
Van Z2.» ki pen en een haan.
De haan liep deftig in bet kippenhok
rond. Daar ontdekte hij dat hot deurtje op
een kiertje stond. Do boer had zeker,
toen hij de eieren uit het hok haalde, de
deur niet goed dichtgedaan maar dat
doet er niet toe, hot deurtje was open. Nu
kunnen wij toch eindelijk eens een wan
delingetje gaan maken, dacht de haan en
riep met luide kraaislem zijn zes kippetjes
Scherp.
Op het college hoeft een student op het
hord oen stelling der mathesis uitgewerkt
en trachten ie bewijzen, maar zoo slordig
dat hel nergens op lijkt.
Aan het slot van liet college, als de
studenten heengaan, roept de prof» arden
oenen terug cn zegt hoonend beleefd:
„Och, mijnheer, zou u 't niet even wil
len uitvegen? Ik schaam mé voor .de
schoonmaakster".
Onncedige waarschuwing.
V der (tot zijn zoon, die ya de vacantia
weer naar dc kostschool vertrekt): „Nu,
Karei, ik hoop, dat je geen leverworst eet,
er zouden trichinen in kunnen zijn."
Karei: „Ach. die doen geen kwaad, va
der. Men snijdt do worst daar zoo dun,
dat alle trichinen in stukken worden ge- -
sneden".
Naïef.
Vader (tracht in de krant te lezen):
„Wat was dal nu weer voor een leven in
de gang?"
Moeder: „Een van dc kinderen is van
de trap gevallen.
Vader: „Hoor eens. zeg tAn de kiude-,
ren, dat, wanneer ze dat niet stil kunnen
(lc.cn, ik het hun zal verbieden".
Gemotiveerde antipathie.
..Ziet go die juffrouw van Piekeren
daar ginds? Een onverdraaglijk wezen; ik
heb dat men-,, h nooit kunnen uitstaan en
't is mij gebleken, dat ik volkomen gelijk
had. gisteren heeft ze mijn huwelijksaan.-
fees lagen".I
bij elkaar. Die kwamen met kleine dribbel
pasj. s en verwonderde oogen aangeloo-
i' n Wat is dat! kakelden ze. Zien jullie
Jat dan niet? en toen wees hij mei zijn
haiicpooten naar het deurtje. Wij gaan een
eindje loopen, want liet is me hier we!
een beetje benauwd. Hij deed liet deurtje
verder open en stapte naar buiten. De
andoren volgden hem angstig Daar kwa
men ze bij een sloot. Eerst even drinken,
zei de haan en dan zullen wij wel vei lei
zien. Maar het jongste kippetje dronk
niet, maar sloot vriendschap met een kik
kertje dat op een blad zat. Toen ze klaar
waren met drinken, gingen zij een smalte
plank over, die toegang gaf tot den an
doren kant. „Voorzichtig zijn", waarschuw
dc de baan. Het jongste kippetje was nog
druk aan het babbelen met liet kikkertje,
toen de anderen al aan den anderen kant
stonden. Ze wou met een vaartje den
plank over loopen, maar zij viel in de
sioot. Het was een gekakel van belang He
liaan liep als een gek langs den kant.
maar het hielp niets. Daar kwam redding
Boer ILarmsen, die het spectakel gehoord
had, kwam toegeloopen, met een hooivork
gewapend. Met veel moeite haalde hij de
arme drenkelinge uil hot water,"die hard
met zijn zusjes op den loop ging. Zo
kwamen vorder zonder ongevallen in hun
hok aan en beslótett. ooit meer, al stond
het deurtje ook wagenwijd ojen, met den
.haan een ontdekkingsreis tc gaan maken.
Adriaan van der Voort.
Haarlemmerstraat 56, Leiden
De musch en liet paard.
1! aid stond aan de (rog.
En hapte al de haver op.
Daar kwam 'n musch en sprak:
Hé. paardje, mag ik ook een hapje o' e
ja, wel muschje eet maar mee
Tik maar toe, zooveel ge kunt,
Is u alles best gegund.
Musch was wonder in haar.schik,
Eu bedankte voor 't onthaal,
Vriendelijk paard wel duizendir.
Maar ik zie, ge hebt verdriet,
En het eten smaakt u niet.
Och, zei 't paard, er zitten wel,
Honderd vliegen op mijn vel
Het is haast niet om uit te slaan.
Zooveel pijn doen zij mij aan
Och! is het anders niet?
Ik weet wel raad voor dat vorlrié'
Moteen vloog hij over paSrdjes ko
En b nl dc vliegen op!
Betsie de Ha'
Kort Galgewater 9, Leiden
Piet Snuffel.
!'i i Snuffel moest het eerste slaan,
.Waar ergens volk te hoop ook liep.
Hij kroop door alle rijen been,
Als 'n muisje piep, piep, piep.
Piet Snuffel zag soldaten rij len.
Dat moest hij zien van boel dicht bij.
O, jee! dien trap kou hij niet mijdon,
Daar 't paardje sprong te vlug op zij.
Men zette een lijk op 't kerkhof neer.
De vrienden drongen rond de kist.
Piet Snuffel tuimelde op m'n eer,
't Eerste er in en voor ie het wist.^
Maar het ergste wat gebeuren kon,
Gebeurde met de luchtballon.
Een touw was rond zijn heen gcslaan!
Pa hoep! daar vloog hij op al naar de
maan.
Leon Schuld.
Heerenweg 126F, Warmond
Winterpret.
ik stapte uit mijn bed.
O. jongens wat een pret!
'k Zag door het vensterglas.
Dat "t een witte wereld was.
XAi één, twee, drie naar huil r
En maken vlug een baan.
En dan in lange rijen,
Er op aan 't glijden gaan.
We maken groolc ballen,
Eu kraaien van de jool.
Totdat de hel ons allen,
Bijeenroept in de school!
Tillie v. d Kallen,
Laag Boskoop M. P :1°P
X