„ie LeidsÉ Curt" Derde Blad Vrijdag II Decemter 1925 STADSNIEUWS PROF. LORENTZ. GOUDEN DOCTORAAT. Een nationale en internationale huldiging. Vanmiddag heeft in het groot-audito rium der Leidsche Universiteit de huldi ging plaats gehad van prof. dr. H. A. Lo- rentz met het oog op het feit, dat het he den 50 jaar geleden ia dat deze hooglee raar, die zich door zijn bijzonder voorna men wetenschappelijken arbeid een on sterfelijke wereldreputatie heeft verwor ven, aan de Leidsche Universiteit promo veerde tot doctor in de wis- en natuur kunde met een proefschrift: Over de theo rie der terugkaatsing en breking van het licht. Buitengewoon groot was de belangstel ling vanmiddag bij deze huldigingsplech tigheid, die zoowel een nationaal als een internationaal karakter droeg; immers, rooals reeds gemeld, hadden zich voor de- se huldiging een nationaal en een interna tionaal comité van geleerden uit alle we- xelddeelen gevormd. Het Koninklijk Huis was vertegenwoordigd door Prins Hen- druk, ten einde blijk te geven van Zijne groote waardeering van dezen eminenten geleerde; de regeering was vertegenwoor digd door den min.-president, den heer Colijn en den minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. Rutgers. Groot was ook het aantal geleerden uit het buitenland, dat deze plechtigheid hij- woonde. Ondanks het gure jaargetijde hadden vele geleerden van den allereersten rang zich de reis naar Leiden getroost, ten einde den ook in hun landen zoo hoog- geschatten Lorentz te huldigen en alzoo te getuigen van de groote waardeering, welke men ook daar voor Lorentz koestert. Onder deze buitenlandsche geleerden, welks deze plechtigheid hunne tegenwoor digheid opluisterden, waren o.a.: Mevr. prof Curie uit Parijs; prof. Bohr uit Ko penhagen; prof. Eddington uit Cambridge (Eng.); prof. Einstein uit Berlijn; prof. Langevin uit Parijs; Prof. Perrin uit Parijs; prof. Verschaffert uit Gent; prof. Wilfke uit Warschau; Ing. L'efebure van het Inst. Phys. Solvay te Brussel; prof. Herriot uit Brussel; prof. De Dinder uit Brussel, prof. Lazareff uit Moskou en prof Brillouin uit Parijs, die allen hunne universiteiten of andere wetenschappelijke instellingen vertegenwoordigden. Voorts waren aanwezig vrijwel het geheele college curatoren der Leidsche Universiteit, alsmede de rector-magnificus prof. dr. W. ue Sitter, de secretaris, prof. mr. E. M. Meijers, en nagenoeg de geheele Senaat der Leidsche Hoogeschool. Verder een de putatie van de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam, tal van hooggleeraren uit andere universiteitsste den vau ons land en afgevaardigden van verschillende in den lande gevestigde we tenschappelijke genootschappen en instel lingen. Het groot-auditorium was dan ook geheel gevuld. Zooals reeds eerder vermeld, bestond het uitvoerend comité voor deze huldiging uit de hoogleeraren: prof. dr. H. H. Ka merlingh Onnes te Leiden; prof. dr. P. Zeeman te Amsterdam en prof. dr. A. D. Fokker te Delft, van welke hoogleeraren j ook het initiatief tot deze huldiging was uitgegaan. Nadat prof. Lorentz het groot audito rium was binnengeleid, en Prins Hendrik en de beide ministers hadden plaats ge nomen, sprak de rector magnificus der Leidsche Universiteit, prof. De Sitter, na mens den Academisch en Senaat prof. Lo rentz als volgt toe: Rede Prof.'De Sitter. Waarde Collega Lorentz, Koninklijke Hoogheid, Dames en Heeren, U allen heet ik welkom in deze Aula onzer Universi teit. In grooten getale zijt gij gekomen, maar ik weet, dat nog veel meerderen zou den gekomen zijn, indien de plaatsruimte het had toegelaten. Mijnheer Lorentz! op dezen dag, vijftig jaren nadat gij uw eerste doctorstitel, die in de wis- en natuurkunde, aan deze Uni versiteit verwierft, heeft de Senaat u, uit erkentelijkheid voor alles wat gij geduren de die vijftig jaren voor de Universiteit gedaan hebt, voor den luister, die van u op haar heeft afgestraald, en nog steeds afstraalt, het hoogste eerbewijs geschon ken dat het in zijn macht staat te verloe ren, het doctoraat honoris causa, en wel m de geneeskunde, in bijzondere waardee- ting voor wat gij voor de vorming der me dici hebt gedaan. Ik heb daar juist in de Senaatskamer de oer genoten de plechtigheid van uw promo- hé te mogen leiden, thans rust op mij de ffelkome taak voor wijder kring de dank baarheid die de Universiteit jegens u v°elt, uit te spreken. Ik zal niet uitweiden over uw wetenschappelijke beteekenis: hoe "ff heden voor vijftig jaren verdedigde, dissertatie de richting heeft aangegeven, *aarin sindsdien de wetenschap zich heeft ontwikkeld, en wat gijzelf in die vijftig j^ren hebt gedaan, dat zal ik niet wagen bier te schetsen. Evenmin wil ik spreken °ver wat gij voor het onderwijs deedt. Voor 'tover het speciaal de studenten in de ge neeskunde betreft, heeft uw promotor het kareven reeds gezegd; ook over uw onder is aan de studenten in de natuurkunde, jjvenals over wat gij zoo nu en dan voor oe opvoeding der professoren deedt, zal ik Zeker, gij zijt een uitnemend do- -M. pok zijt gij de grootste physicus van hjd, en om die beide dingen eeren wij on huldigen wij u, ,op die beide zaken wij tro'tsch, omdat de glorie van onze Universiteit daardoor zoozeer verhoogd wordt, terwijl onze bewondering en onze trots gepaard gaan met en 'gedragen wor den door een innig en warm gevoel van dankbaarheid, dat is, omdat gij zoo'n goed mensch en voor ons allen zoo'n vriend zijt! Ik wil U een geheim verklappen. Toen deze huldiging voorbereid werd, waren er die zeiden: „zou 't Lorentz wel aangenaam zijn, hij is- zoo bescheiden". Zij hadden ongelijk. Er zijn verschillende soorten van bescheidenheid, valsche en ware, en do Uwe is de ware. Gij weet even goed als wij allen, beter zelfs, omdat in alles Uw in zicht scherper en zekerder is dan-het onze, gij weet dus zelf zeer goed, dat gij een groot man zijt. Nu zou er eon soort be scheidenheid zijn, die U er toe dreef U voor to doen alsof gij dat niet wist. Deze be scheidenheid is niet de Uwe. Maar Uwe bescheidenheid is dat gij, wetend dat gij een groot man zijt, U daarover niet schaamt, maar overtuigd zijt dat dit niet Uw verdienste Is, dat U voor het feit, dat gij nu eenmaal ?eer bijzondere gaven hebt, volstrekt geen buitengewone lof toekomt, en dat het niet meer dan doodgewoon is, dat gij door harden arbeid en onvermoei de toewijding die gaven voor Uw mede- menschen vrucht hebt doen dragen. Of dat nu werkelijk zoo doodgewoon en vanzelf sprekend is, daarover wil ik niet mei U twisten, ik wil er alleen op wijzen, dat het ook niet meer dan doodgewoon is, dat wij daarvoor dankbaar zijn. En daarom zal ik mij door Uw bescheidenheid niet laten intimideeren, maar vrijuit zeggen, wat ik op het hart heb. „Nederland is op het gebied der weten schap een der grootste mogendheden". „In Nederland is het aantal eminente mannen der wetenschap per vierk. kilometer groo- ter dan ergens anders te wereld". Deze en dergelijke uitingen hoort men herhaalde lijk in het buitenland, en ziet men gedrukt in buitenlandsche geschriften. En zeer dikwijls bemerkt men dan, dat de buiten lander met Nederland, wel niet alléén, maar dan toch in de eerste plaats, Leiden bedoelt. Ik las het dezer dagen nog in een brief van een Engelsche geleerde: „Welk een merkwaardig groot deel der nieuwe weten schap komt er toch uit Leiden", stond daar Ouze positie tusschen de naties, ook op materieel en ook op poli'tiek gebied, wordt door deze waardecring van onze weten schappelijke prestatie ongetwijfeld zeer krachtig gesteund. Het geestelijk bezit van een volk maakt ten .slotte zijn grootste, en zijn eenige blijvende, kracht uit. Wij heb ben dus een plicht van groote dankbaar heid jegens onze groote mannen, en heden trachten wij ons van een gedeelte van dien plicht te kwijlen. Uw betreurde leerling, onze collega Kuenen, heeft het gezegd: als iemand het Nederland der laatste vijf tig jaren zou beschrijven, hij zou hot noe men niet het land van Rembrandt, maar. het land van Lorentz. Maar ik sta hier niet om te spreken voor Nederland, ik sta hier voor de Leidsche, voor onze en Uwe Universiteit. Dat gij Uw geheele leven lang de Leidsche Universi teit zijt trouw gebleven, dat Uwe gloria onze glorie is, en niet maar toevallig, doch door Uw eigen wensch en voorkeur, dat is het waarvoor onze dank tot U uitgaat. Reeds dadelijk bij het begin van Uw pro fessorale loopbaan hadt gij de keus en hebt gij Leiden verkozen. Later riepen U Utrecht, Weenen, München, maar gij bleeft hier; door de geheele wereld gaat Uw roem Uw naam is internationaal, doch gij blijft U voelen als tot de Leidsche Universiteit bc-hoorend, en zelfs thans, nu. de wet U verjaagd heeft, zijt gij nochtans toch nog hier Wat gij in al die jaren voor de Uni versiteit geweest zijt is niet zoo eenvoudig te zeggen Natuurlijk hebt gij op de gestel de tijden de gewone functies bekleed, secre taris en decaan van de faculteit, secretaris van den Senaat, etc. Rector-Magnificus waart gij in den cursus 18991900. En natuurlijk hebt gij al die functies op voor treffelijke wijze vervuld. Die verzekering is gemakkelijk te geven, en wordt dan ook aan iederen aftriïdenden functionaris ge geven, minder gemakkelijk is het onder woorden te brengen wat Uw wijsheid, Uw menschenkennis, Uw werkkracht. Uw be langstelling en toewijding voor de zaken van eiken dag voor de faculteit en de Uni versiteit hebben beteekend, voortdurend en altijd, of gij functies bekleeddet of niet Altijd als er een bijzonder moeilijke of een bijzonder delicate zaak'te behandelen was, dan waart gij degeep die met tact de tegen gestelde gezichtspunten tot elkaar wist te brengen, de beste oplossing wist te vinden Voorbeelden zal ik niet noemen, ze liggen voor het grijpen. En zoo is het qok buiten de Univèrsiteit, in nationale en evenzeer in internationale - zaken: in de Volken bond, in de International Research Coun cil en de Unies, overal waar moeilijke en teere quaesties zich voordoen, wordt Uw advies gevraagd, en Uw medewerking in geroepen. En gij geeft Uw hulp en raad al tijd met die onvergelijkelijke eenvoud en natuurlijkheid, die doet vergeten welk een kostbare gaven gij om U heen, strooit. Onvermoeid waart gij altijd, Uw werk kracht is ongeloofelijk. Uw merkwaardiga gezondheid is U daarbij natuurlijk van veel nut geweest, lichamelijk zijt gij al evenzeer een wondermensch als geestelijk. De faculteit der geneeskunde is niet dik wijls in de gelegenheid op haren nieuwen eere-doctor haar wetenschap toe te passen Het verhaal hoe gij ééns in Uw leven ziek geweest zijt, en het zelf niet wist, en door ging Uw Colleges te geven, zelfs terwijl gij tcrwille van de gezondheid Uwer kinderen te Wijk aan Zee het kan ook Egmond geweest zijn vertoefdet, en dus 's mor gens voor dag en dauw al op moest staan om naar Leiden te reizen, dat relaas van Uw eenige ernstige ziekte, zeker om zijn inhoud al merkwaardig genoeg, het heeft zich in mijn geheugen gegrift, minder nog om dien inhoud dan wel om de reden waarom gij het mij doedt Het was op een koude winterdag, jaren geleden, dat wij samen langs het Rapenburg liepen, en gij deedt mij 'n lang verhaal om mij hot spre ken te beletten. Het is een klein trekje, maar in het groot deedt gij evenzoo. Even natuurlijk als gij het vondt op dien win terdag mij het spreken in de kille buiten lucht te besparen, even natuurlijk vondt gij hot gedurende bijna dertig jaren een college to geven van vele uren in de week, benevens eenige middaguren practicum en allo tentamens en examens daarmede an nex op U to nemen, om een collega te ont lasten. En hoven en naast dat alles wat gij voor anderen en voor de gemeenschap deedt, staat dan nog Uw eigen wonderbare we tenschappelijk werk. Het is voor wie U niet kent onbegrijpelijk hoe één man dat alles kan gedaan hebben. En wie U wel kent, ja die leert het langzamerhand bijna even natuurlijk en gewoon vinden, als gij zelf het vindt. Mijnheer Lorentz ik zal niet verder voortgaan. Dit oogenblik is een der schoonste van mijn leven.' Dat Uw feest juist onder mijn rectoraat valt, dat het juist mij gegeven is U heden te mogen toe spreken, en U, zij het nog zoo gebrekkig, te mogen zeggen welke bewondering, wel ke vriendschap en welke dankbaarheid ik U toedraag, is een bestiering van het lot, waarvoor ik mij uitermate gelukkig prijs. Vergeef mij deze enkele persoonlijke noot ik weet dat niet ik alléén zoo tegenover U voel, dat ieder onzer, dat de geheele Se naat, de geheele Universiteit, zich oprecht verheugt een gelegenheid te hebben U te huldigen en te eeren, U te danken voor al les wat gij voor haar hebt gedaan en zijt geweest, en nog steeds doet en zijt. Rede Prof. Kamerlingh Onnes Prof. dr. H. Kamerlingh Onnes, voor zitter van het uitvoerend comité, eprak hierna prof. Lorentz als volgt toe: Hooggeachte Lorentz, beste vriend! Weet ge nog hoe wij 54 jaren geleden als aankomende studenten van Leiden en van Groningen te Arnhem, door Van Bem- mel met elkander in kennis gebracht, wan delden in de Geklerscho bosschen en onze gesprekken liepen over het mooie van do Natiuirkunda En hoe gij verlangdet zelf later ook iets tot haar opbouw bij te dra gen. Dat U dit gelukken zou, daarvan was men toen reeds zeker, Haga kan daarvan vertellen. Aan de H. J3. S. had gij zonder dat U het bewijs bekend was, laten zien hoe men de wet van Snellius uit het begin sel van Huygens kon afleiden. Twee leeraren waren toen zij met een moeilijk vraagstuk voor het eindexamen geen weg wisten, maar even gaan zien wat gij er van maakte, die inderdaad de juiste oplos sing reeds had neergeschreven. Maar wat moet gij U heden overgelukkig gevoelen, wanneer gij naast hetgeen gij gehoopt had te kunnen bereiken, stelt, wat het U ge lukt is tot stand te brengen. Dit is immers van zoo groote beteekenis, dat het ons zelfs tot een dieper inzicht in het wezen der na tuur heeft gevoerd. Gij houdt niet van wierook, maar wan neer gij ons vertelt, dat waar gij staat zich eigenlijk slechts een wolk van kleine elec- trisch geladen deeltjes bevindt, die samen nog niet het millioenste van de ruimte be slaan, die gij inneemt, en dat door deze ijle wolk van U een etherwind met een snelheid van 30 K.M. per seconde blaast, en wannéér dat dan alles waar blijkt, zie dan moet gij U voor het ontdekken van zul ke waarheden toch wel een beetje wierook getroosten. Reeds bij Uw zilveren doctor jubileum had gij do voldoening, dat men zich in al do wetenschappelijke centra van beteeke nis met denkbeelden van U bezig hield, die reeds het eigendom van hgt vorig ge slacht geworden waren en U toen reeds tot een beroemd man gemaakt hadden, ge tuige het Livre Jubilaire U toen aangebo den en de spoedig daarop gevolgde bekro ning met den Nobelprijs. Thans zijn Uwe .denkbeelden tot de grondslagen onzer wetenschap gaan be- hooren. Dit is zoozeer het geval, dat op elk oogenblik zeker wel ergens ter wereld col lege over Uwe theorie wordt gegeven of een colloquium over een Uwer verhande lingen wordt gehouden of een geleerde in een tijdschrift bladerende Uw naam ont moet of over zijn schrijftafel -gebogen een Lorentz-transformatie toepast. Misschien dat terzelfder tijd ergens een examinan dus over de Lorentzkracht wordt onder vraagd en deze zich dan dankbaar herin nert hoe helder het belreffende in de mooie voordrachten die gij in Amerika hebt ge houden, uiteen gezet wordt. Hoe gelukkig zal het U heden verder stemmen, dat gij, naarmate Uw werk zijn invloed deed gevoelen, in steeds ruimeren kring een rijken schat aan vriendschap verworven hebt. Terwijl U de belangrijkste wetenschappelijke onderscheidingen, de een na de andere, ten deel vielen, kreeg men ook in het buitenland de gelegenheid U .persoonlijk te lecren kennen en hebt gij er met Uwe welwillende hulpvaardigheid en eenvoudige hartelijkheid evenals in Uw eigen land aller harten gewonnen. Uw vriejtden van heinde en ver samen met die in Nederland hebben vertrouwd, flat zij U op den dag van Uw gouden doc toraat oen vreugde zouden bereiden, wan neer zij U als 't ware in één beeld samen gevat, do sympathie bn vereering, die gij overal hebt verworven, voor oogen stelden Wij vleien ons, dat de lijst van leden van ons Internationaal Comité, waarin voor elk land slechts een kleine groep van natuurkundigen, die beperkt moest wor den tot de U persoonlijk of door hun werk het allernaast staand en, en een enkele ver tegenwoordiger van de industrie "behoefden to worden opgenomen en wier onderteeke- ningen de Internationale circulaire maakt tot een historisch document, tot U zal spreken als de stem van de geheele na tuurkundige wereld. Die van ons Natio naal Comité met de vele kringen die het vertegenwoordigt, als de stem van allen, die U dank brengen voor hetgeen gij ten bate van Nederland hebt gedaan. Onze Comité's, voor welke beide mij de eer te beurt valt het woord te voeren, ko men U thans namens een tweeduizend-tal Buitenlandsche en Nederlandsche vrienden en vereerders gelukwenschen. Door Uw bezoek aan Pasadena en het winterverblijf met Uw vrouw in het heer lijk klimaat vaD Californië uit te stellen hebt gij Uwe talrijke Nederlandsche vrien den en vereerders de gelegenheid gegeven U eindelijk dan eens van hun gevoelens te doen blijken. Bij vorige heugelijke gebeur tenissen viel dit voorrecht steeds slechts een beperkten kring te beurt. Het was geheel in Uw geest, dat toen bij Uw zilveren doctoraat U in Uw Livro Ju bilaire, naar de woorden van Poincaré, die zelf medewerker was „een monument werd opgericht", Haga en ik, die U reeds in den voormiddag als oude vrienden kwamen fo- liciteern, dit werk, zwaar van wetenschap, gezellig keuvelende, werd overhandigd. Toen 's middags Bosscha U het eigen rid derlint op do borst kwam spelden ge schiedde dit op een huiselijke receptie. Zulk een eenvoud te betrachten zou nu onmogelijk zijn. Buitendien zou dan aan de beteekenis van dezen historischen dag geen recht wedervaren. Wij verheugen ons dat gij do gastvrij heid van het huis van Uwe Alma Mater voor Uwe receptie hebt aanvaard. De ontvangst door ïtector en Senaat aan U en de Uwen bereid, het eero-doctoraat U verleend, de aanwezigheid hier van Z.K.H. den Prins der Nederlanden als uiting van de belangstelling van het Koninklijk Huis, van Zijne Excellentie den tijdelijken Voor zitter van den Ministerraad, van Zijne Ex cellentie den Minister van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen, van de buiten- landsche geleerden, die zich door 't barre jaargetijde niet hebben laten afschrikken van hun spontane reis, van zoovelen op wier genegenheid gij prijs stelt, de woor den van den Rector tot U gericht, dat alles zal U het geheele beeld van Uw loopbaan met al het goede, dat zij U bracht, voor den geest brengen. Gij hebt wel eens gesproken van de ge lukkige omstandigheden, die tot Uw wel slagen hebben medegewerkt, waar wij U in het bijzonder dankbaar voor zijn is, dat gij van deze steeds zoo ten volle partij getrokken hebt, om in gestadigen gang Uwe gaven verder te ontplooien. Dit maakt, dat Uw loopbaan zich voor ons ont rolt als een schouwspel van buitengewone geestelijke schoonheid, waarvan elk tafe reel beantwoordt aan het ontstaan van nieuw wetenschappelijk leven. Uw dissertatie roept al dadelijk do her innering op aan de mooie golf van bezie ling voor de exacte wetenschap, die met de stichting der H. B. 8. verband hield. In uw tweede studiejaar hadt ge reeds Max well gelezen en hoe uw studie was had Kaiser eens in een korzelige bui na een college gezegd: „Ze begrijpen er allen niets van, alleen die eene jongen met die zwarte oogen." Welk een gelukkig beeld van ongestoor de studie brengen U die drie jaren vóór en 2 jaren nog na uwe promotie voor den geest. Jaren van hard werken en idealis tisch streven, die gij in de stille studeer kamer in het ouderlijk huis te Arnhem, waar gij enkel aan de Avondschool les had te geven, doorbracht met do autodidacti sche studie van Helmholtz en Maxwell, en waar gij Maxwell de hand reikende in uw dissertatie het program hebt opgesteld van de systematische ontwikkeling der electromagn'etische theorie van het licht, waarvan de uitvoering uw levenswerk heeft beheerscht. Hoe gelukkig hebt gij ook partij ge trokken van de eerste jaren van uw pro fessoraat te Leiden, waar Rijke, die den Studenten reeds gezegd had, dat zij nu een knappen professor in de mathemati sche physica kregen, zelf, wanneer hij met hen op een moeilijkheid stuitte, zich met een: laten wij het hem maar vragen, want die zal het weten, tot u wendde. Door de onderwerpen van uw colleges, toen nog gering in aantal, to kiezen in verhand met Uw eigen studie deedt gij uwe leerlingen medegenieten van hetgeen u aantrok en medeleven met den onderzoeker. Elk jaar hebt gij uwe eigen beschouwingen gegeven over iets dat juist uit een of ander oogpunt belangrijk was geworden, terwijl gij het U tot wet had gemaakt om nooit iets voor te dragon dat niet door U ten volle doordacht en in voortreffelijken vorm gij hadt het U door de studie van Helm holtz eigen^ gemaakt gebracht was. Van hoeveel belang is de toewijding van die dagen niet geweest, om uwe colleges en uwe wetenschappelijke voordrachten te ontwikkelen tot die festijnen der weten schap, waartoe gij ze door rustelooze vol making gedurende een kleine halve eeuw hebt opgevoerd. Gij hebt u deze jaren ook ten nutte ge maakt om over de verschillende punten der Natuurkunde het net van kennis te slaan, waarvan gij telkens de mazen hebt ver nauwd. en waaraan gij het. mooie, wat later uw aandacht kwam trekken hebt aange hecht. Hoeveel voldoening hebt gij ook niet gehad van de liefde waarmede gij u (oen reeds op de kunst zijt gaan toeleggen an deren van dienst te zijn. Wanneer iemand een college had moeten verzuimen hem dit privatim hij te vertollen werd door U vanzelfsprekend gevonden Maar her innert gij u, hoe gij toen zulk een ver zuim eens twee maanden bedroog en de candidate haar schrift opensloeg om een dictaatje te. maken gij er nog snel bij bedacht: O, dat hoeft niet, ik zal het wel opschrijven, terwijl ik praat. Wanneer men over uwe hulpvaardig heid begint, Taakt niemand u'tgepraat, of het nu de chemici betreft, aan wie gij in hot begin van uw professoraat op de Sterrewacht de colleges over Wiskunde ■hebt gegeven, van waar naar do physici de kennis van mooie wiskundige hulp middelen als de reeks van Fourier over woei en waaruit uw leerboek der diffc- v^niiinl en inle-rraal rekening ontstond, of dat men de Ingenieurs hoort voor wie gij nu de hydrodynamische problemen der Zuiderzee bewerkt, of wel om heel andere voorbeelden uit uw loopbaan te nemen- wanneer het schreinemakers- geldt, die U een stuk ter beoordeel ing voorlegde of Korteweg met wien gij sa men bij de Huygens uitgave tot prach tige vondsten k warmt. Tijd om iemand iets uit te leggen weet gij altijd nog te vinden. Toen in Amerika ulle vrije minuten van den dag, die de voordrachten over lieten, bezet waren met afspraken voor conferenties, zag men geleerden komen om zelfs nog op den weg van uwe woning naar de tmllcgezaal door n onderricht te worden. Zoo hebt gij steeds, naar oen woord van Van Bemmelen ieder getoond: Uwe vriendelijkheid van hart en nederigheid van gemoed, die u gul en gaarne doet geven van het goud van uw verstand. Uwe hulpvaardigheid hoeft u er ook in de eerste plaats toe gpbracht al spoedig een nieuwe zeer zware onderwijstaak aan de u opgodragone toe te voegen. Hot was kort nadut ik uw naaste collega had mogen worden. Mijn laboratoriumplannen hadden uw volle sympathie gevonden en al was het aantal candidaton om wier vordere lei-* ding wij zouden hebben te wedijveren, gij als theoreticus en ik als experimen tator, zoo gering, dat wij om in goede stemming te blijven, één, die twee namen had voor twee telden, onze idealen wor den daardoor niet in hun vlucht belenn merd. Naast de behartiging van do belan gen' der toekomstige experimentatoren ook nog het algemeen onderwijs te verzor gen, bleek voor mij echter te zwaar. Toen hebt gij mijne gezondheid gered door on middellijk het groote college van mij over te nemen en zijt gij daarmede ook na mijn herstel op den voet van een nieuwe arbeids-» verdoeling voortgegaan. Gij zoudt daardoor, zoo voerdet gij aan, dan do gelegenheid nebben om met de verschijnselen in aanra king te blijven en ik om mij aan het labora torium, te kunnen wijden. Zonder eonig« verdere Tegeling dan ons vertrouwen op onze vriendschap en op onze liefde voor de wetenschap stake a wij in zee. Gij kunt nauwelijks weten hoe gelukkig ik mij go-* voel U ook in dit gedenkwa&rdig uur dank te zeggen voor het voorrecht dat gij al tijd mij uwe vriendschap, die zich ook tol onze gezinnen uitbreidde, en uwe samon- verking zijt hlijvon sohenkon en dat het aJ do jaren sinds dien tijd een glorie en ge-» luk voor het laboratorium geweest is, dat gij daar bet tehuis van uw professoraat hebt willen vinden. Het werken met uiterst gebrekkige hulp middelen, de bezwaren van het steeds nij pender ruimtegebrek, gij hebt ze u getroost door U In de moeilijkheden van het labora torium te verplaatsen, en uwe sympathie voor wat daar beoogd word in do weeg schaal te werpen tegenover do lasten die de verwezenlijking ervan voor U mode- bracht. Met volle liefde hebt gij het groote eol-t lege gegeven en uwe bezieling in het ont vankelijk gemoed van eerstbeginnende stu denten overgesfort. Gij voegde er al dade-» lijk het persoonlijk geven van het practi- om voor de medici aan toe. Later bracht het u ook nog tot het schrijven van uw Leerboek over de beginselen der Natuur kunde. Een vriend, die zich bezorgd maak-» te, dat gij, dit voegende bij al uw andere work, u zoudt overwerken, kondt gij go- ruststelleil met: O, daar is geen gevaar voor, dan val ik in slaap Welk een heerlijk evenwicht van licha melijk kunnen en geestelijke gaven, te troffender omdat het gepaard gaat mot een niet minder gelukkig evenwicht van hoog intellect en klaarheid van gemoed Geen wonder dat uw invloed zich van Leiden itit over ons geheele land gaat uitslrekken. Do' wetenschappelijke belangen buiten die van uw eigen onderzoek en onderwijs, in welker dienst gij u gingt stellen, riemen reeds in het begin der tachtiger jaren ceri zoo grooten omvang aan, dal men wat uw gezamenlijk werk betreft, in tegenstelling met de voorafgaande Leidsche periode, daarna van een Vadorlandsche periode inag spreken. Al de U toevertrouwde belangen licht gij weten te verzorgen, terwijl gij vervuld waart met het bij uitnemendheid moeilijke vraagstuk betreffende do wijziging der electromagnetische en optische verschijn selen door de beweging der lichamen. Gij hadt u de kunst eigen gemaakt in den vrijen tijd, dien uw omvangrijke arbeid voor anderen u liet, terstond weer gereed te slaan, om verder te gaan mot do behan deling van fundnmenteolo vragon en hoofdbrekende kwesties, waaraan andere natuurkundigen van do eerste grootte zon der succes hun krachten beproefden en die door u werden opgelost. Het is of gij uw onderzoekingen doet zooals een vogel zijn lied zingt. Do invloed door u to Leiden uitgeoefend breidde zich intusscherf voortdurend uit. Allergelukkigst werkte li ij op do natuur kundigen, die het laboratorium tol zich trok en langoren tijd, dikwijls ook als as sistenten bij U, vasthield. Uwe opgetogen heid, wanneer er ergens weer een uh'uw „effect" gevonden was, uwe verrukking over het mooie van oen experiment of het nu hoogo nauwkeurigheid beoogde, of pio niersarbeid was, uw ingenomenheid mot het aardige in wn nieuw onderwerpje, wanneer een laborant dit op ons semina rium laatst vertelde rnij een er nog van ging dernonslreoren, het was alles even opwekkend en aanmoedigend Door uwo theoretische colleges geboeid bleven zij na hun promotie lot uwo trouwe toehoorders hehooren en droegen hunnerzijds weder hij tot het verhoogen van de cischcn, die gij aan uw onderwijs steldet In geregelde voeling met het theore tisch onderwijs ontwikkelde zich inlus-» schon anderzijds hot oxperimentoelo stre ven en groeiden in het hijzonder de vruch ten aan welke de reeks van óndereoekin-» gen in het laboratorium, die ter Uwer eero de Lorentzserie genoemd werd, af wierp. Zij werd schitterend bekroond door de gelukkige ontdekking van Zeeman, waarna de samenwerking van «we theo rie mot dit experiment het laboratorium een der schoonste episoden uit do nieuwe Natuurkunde deed doorleven. Uw onderzoek over de voortplanting van het licht in de bewegende middenstoffen en uwo verklaring van hot Zeemanseffect slaan als monumenten naast Uw loophaan van toewijding aan vaderlandsche belarw gen der wetenschap, monumenten, die in schoonheid alleen nog overtroffen worden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 3