Medelijden.
Zij (droevig): „Nu mijn man dood is, is
het leven niets meer voor mij. Ik wou dat
ik ook maar dood ging."
Vriend: „Och kom, laat hem nu maar
jeens met rust."
Iels einders.
„U hebt gehoord wat deze vrouwelijke
getuige heeft verklaard", sprak de rech
ter. „Dat is lijnrecht in strijd met uwe
eigen verklaring. Zoudt u soms willen be
weren dat zij staat te liegen?"
„Neen, Edelachtbare, zeker niet", ant
woordde de jonge man galant. „Ik wil al
leen trachten om u aan te toon en wat een
aartsleugenaar ik zelf zou zijn als het alle
maal waar was wat die dame heeft staan
beweren."
Versproken.
A.: „Neen, maar dat eeuwige verdriet
met de dienstboden, die nalatigheden, dat
breken van porselein, dat schelden en tie
ren, 't is niet om uit te houden."
B „Dan heb ik het goed, wij hebben
geen dienstbode; dat doet mijn vrouw al
lemaal zelf."
Zoo gaat 't goed.
„Ik zit er erg mee in", zei het jonge
vrouwtje. „Ik moet de afrekening van mijn
huishoudgeld opmaken, maar de grootste
helft van mijn uitgaven kan ik me niet
meer herinneren."
„Dat hindert niet", sprak haar moe
der. „Shrijf maar op wat je je herinnert,
trek dat af van wat je hebt gehad, en no
teer de rest als „diversen".
Gevaarlijke kost.
De jonge vrouw had haar eerste stuk
vleesch gebraden en dat stond nu op tafel.
Als je werkelijk niet meer van het
vleesch hebben wilt, dan moet ik het aan
den hond geven, zeide zij, en dat zou toch
jammer zijn.
Dat zou het zeker, stemde haar man
toe, het is zoo'n lief beest.
Versproken.
Dame, die met haar'verloofde een be
zoek aflegt: U komt toch op onze brui
loft nietwaar?
Bekende: Maar dat spreekt toch van*
zelf, ik ben toch ook op al uw verloving
geweest!
Een oud beestje.
Toen ik nog een kleine jongen waa
zei de kellner tot den gast, die graag eeg
praatje maakte, hielden we thuis kippen
en iedere kip had een eigen naam.
Hoe oud ben je nu? vroeg de gast, die
hard werkte met mes en vork.
Even zestig, mijnheer."
Toen, wijzend op zijn bord: Herinner
je je misschien nog, hoe deze kip heette?
CGBALD EN ZIJN VRIEND
Een sprookje van Oom Wlm.
X
Dag Cobald! Dag jonge vriend! Hoe
Xal ik want dit is jouw werk je ooit
kunnen bedanken voor deze meer dan vor
stelijke ontvangst? Wordt iedeire goede
daad, den kabouter bewezen, aldus op,veel
voudige wijze vergolden? Dan breng ik
buide aan zooveel ridderlijke deugden en
moet ik wel zeggen, dat wij groote
mensclion van de bovenwereld, bier bij de
kabouters loeren kunnen, hoe het leven kan
worden mooi gemaakt en de aarde een he
mel kon zijn, als de menschen van goeden
wille waren.
Ja, edele vriend mijns harten, deed
'iedereen zijn plicht en had hij lief don
evenmensch, zooals dat hoort, dan was er
meer zonneschijn in 't leven en dan....
maar komaan, ik zou verbeten te vragen,
of mijn jonae dienaars miin hevelen heb
ben volbracht met de onderdanigheid en
vlugheid, zooals dat hoort in 't land onzer
kabouters.
Tevreden Cobald, meer dan tevreden:
"ik bon gelukkig en ik zal het een eer reke
nen, hier te mogen blijven tot het lonte-
zonnetje weer boscb en wei en veld en
feestdocrh hult en
TT blfift zoolang u wil* wij kennen hier
geen ti'd en geen maat. Onze gasten blijven
ons welkom en worden geëerd, als één der
eersten van ons land en zdó hoort het.
Het liikt mij alles zéó vreemd en zóó
nieuw CobaldVeel heb ik in het leven ge
zien maar mijn oog zag nooit zoo iets moois
als hier.
TT zult nog meer zien.
TT zult onze avonden van muziek en zang
kiiwonen ter eern van II gegeven cn.ik
breng u de bnodscban van onzen zeer ge-
eerhied'^den h""r Burgemeester, het hoo'd
van land en volk en hij benoemt u tof rid
der van den gouden snoor. dn hoogst"
onderscheiding in ons land en hij wil zelf
komen, om u het kruis op dn borst te
spelden en TT het weRem ton t" roe^eji u't^
naam van alle snoordragevs. dat zün de
2000 se'dnten, die onder mijn onmiddellijk
bevn] staan.
Den zal er feest zijn in het lustslot der
ptri'deTS, zoeals hier na" nooit een ÉS.rsf
pnmwcn werd, want reeds worden de voor-
bereidendrt maatve-relnn getroffen. Het zal
iets worden zoo feöriek mooi. als geen men-
prhenkind ooïf zag. Het programma zal
pe'-x'tterend ziin.
y "ste krachten van het land onder
'de' ,*do rün uiteenondigd.
leiding zal worden toevertrouwd aan
den revierden en even gewerden Tomino.
De beroemde zangeres Flsa: beroemd tot
de vier windstreken, zal haar medewer
king verleen en.
De toovensar en goochelaar Mïno, die
alleen rmtrodt voor uitgelezen sehaTen aan
'f hof, hii zelfs zaf in hoogst eigen per
soon onwaarts sfiimo rut de heldeTP diepte
en hier in hef zwakke lieht drtr hemelbol
len, zim kunsten vertonnen, die pan lm'
fabelachtige crenzen. TT zult het zien en U
kunnen overtuigen.
Fn dan zal alles baden in een zeo van
licht. De heel© rots en de heele lusthof zal
zich affcokenen temn het donkere woud op
den achtergrond als cm kroon bezet met
diamanten en smaragden.
Fn van binnen? M-mr neen! Tk zal niet
alles verklaunen wat de kunst onzer geleer
den tot stand bracht want weet wel edele
Heer: het leven der onzen is onbekend hij
de grooten der aarde en wat d"ze niet kun
nen, dat wordt ook niet geacht te kunnen
bestaan.
Neen Cobald, niet aldus moet gij
epveken
Onbekend maakt onbemind en onbe
kend met uw kunstvoortbrengselen, met
uw intiem mooi leven, moet wel de veron
derstelling wekken, dat de kleine aardman
netjes verre staan beneden, al staan zij ook
boven de grooten der aardbewoners.
Tk wacht af Cobald: mün verwachtingen
ziin boog gespannen en ik twijfel er niet
aan, of alles zal verre bliiven boven de
maat, waarmee ik meet, daar mijn fanta
sie zeker te kort schiet.
Zoo zal het ziin edele gast en nu.
beschouw deze woning als de nwe. Hebt
ge behoefte aan 't licht van den vuurbol,
die in de ruimte zweeft, ga naar buiten en
zet u daar neer, waar mijn dienaars de
kussens zullen neervlijen op het zachte
mos aan den voet der rotsen: wilt go u ver
lustigen in het winterlandschap voor D,
laat het n'ituig voorkomen en geef uwe
bcvplen: wilt ge lezen en n verder inwer
ken in ons leven zooals hpt is en niet zoo
als de menvschenverbeelding ons schetst,
ga naar onze boekenkasten en.geef uw
bevelen: wilt ge den tijd zoek brengen met
spelleties veler soort, geef dan uw bevelen:
mijn dienaars leeren U en spelen mee het
spel door u gekozen: wilt ge muziek hoo-
ren op vreemdsoortige snaarinstrumenten
voortgebracht, druk hier op dit knonje en
luister; de zaal vult zich met accoordpn zoo
mivpr als kristal en als hpt water der bron,
jraarin do aymfen zlcb baden en spele
meien, of zoo duiver als de verkoelende
dranken in zilveren bokalen U op 't feest
toegediend.
Doch nu ga ik, deze woning is de uwe.
Doe en handel naar den wensch van uw
hart.
Dag edele vriend!
Dag Cobald.
(Wordt vervolgd).
VR ARENBIJS.
V r a a g 8 3. Wat is een cpxioma?
Antwoord: Zoo vriendje, las jij dit
woord in de Leidsehe Courant voor eeni-
gen tijd en nu zou je graag willen weten,
waar dit woord vandaan komt. Heb je het
in school niet eens gevraagd? Jouw mees
ter wist het ook wel, zou ik meed en. Axio
ma is een Griekseh woord, en beteekent een
onbewisfbare waarheid, een waarheid, die
zoo voor de hand ligt; die zoo duidelijk is.
dat ze niet hoeft bewezen te worden. 2^2
is 4: dat is een axioma. ,,Fr is een God" dit
is een axioma. „Als wat leeft, moet ster
ven", dat is een axioma. Begrepen? Zoek
nu zelf ook eens oen paar axioma's.
Vraag 84. Waar komt het woord „ba
jonet'' vandaan?
Antwoord: Neem eens een atlas
voor je en zoek op de kaart- van Frankrijk
Kijk nu eens waar „Bayonne" ligt! In deze
stad nu werd in de zestiende eeuw een ver
dedigingswerktuig, een wapen, uitgevonden
dat weldra over de heele wereld bekend
werd on met dit werktuig de stad tevens
Snap .je nu het verhand tusschen Bayonne
en bajonet? Weet je nog meer dergelijke
voorbeelden, waar we de stad in terugvin
den a's we dp naam van het voorwerp hoo-
ren. Denk eensl
Vraag 85. Waf ziin ..mannequins"?
Mijn zuster heeft er in de bioscoop gezien
Het waren vrouwen, zei ze, en geen man
nen Waarom boeten die vrouwen dan
mannequins?
Antwoord: Jouw zuster heeft in de
bioscoop heel goed gezien Manneouins zim
vrouwen en wel heer chirme vrouwen Zij
treden on in groote modemagazijnen, zoo-
a's bi? Hirseh in Amsterdam en daar wan
delen ze als reolameponnon in de groote
zalen rond en tonnen dan aan do aanwezi
ge dames do laatste modes "n de meest ge
wilde modellen van mantels en japonnen
Waarom dje vrouwen zóó h"oten.
Die naam is zeer ad rem. T,uister! Man-
vprruin is een Franseh woord en beteekent
ledenop. Tn fig. zin iemand dirm men kan
laten handelen, zooals men wil: ipmand dus
zonder eigon wil. Aldus ook die dames! Ze
wordnn aangek'^erl met de nie"wste model
len en gen zich laten z'cn of liever gaan
de modes laten 7.'en. Fn dat duurt zoo eoni-
ge uren aehter elkaar steeds wisselend van
nieuwe toiletten. Een gomak'-efiik haantje
lijkt het mij niet en jii vriendje?
De volgende week behandel ik de volgen
de vraag:
1 Vvraag 88. Waf verstaat men onder „hef
schin den woestijn''? Tn dit verband en als
gevolg dier vraag zal ik de volgende week
een art. schrijven over ..De Kameel".
Voortaan zal ik iedere week'raadsels op
geven. die ipder van TT voor zich oplossen
kan. De goede oplossing geeft ik dan de
week daaron ter oonlroleoring van hot
eigengemaakte werk.
O o ra W'm,
CORRESPONDENTIE.
Carl We sterman, T, e i d e n.
Mooi zoo Carl! Jii doet je woord gestand
en zoo hoort het, vooral iemand die in de
T.atijnsche grammatica zoo hard studeert
en voor wien het „dies lunae" meer dm
een gewoon woord is. Fn het versje? Kijk
de volgende week eens miin vriendje dan
wintert het nog een beetje harder en zullen
we zien of de Wintervorst ziin paleis ge
coverd heeft met het koude ijs, zooals de
dichter zingt, hé Carl! Maar.ons dich
tertje'maakte er zich wat hooi gauw met
een paar counletjes van de ondracht af en
dat was nu juist mijn bedoeling niet. Ik
verwacht dan ook een meer uitgewerkt en
beter doordacht vers van ,,'t Wintert''. Dag
Carl!
Oh ja, die vraag wordt Ingewilligd hoor!
Ik had er al over gedacht. De volgende
week beginnen we. Kijk maar eens onder
„Vragenbus".
Jan Rtthrev, Oude Vest, Lel
den. Nou Jan, dat gaat met jou cres
cendo. Vast en zeker wordt jouw alleraar
digst versje geplaatst. Dat-is het beste, wat
ik van jou ontving. Daar is moeder vast
bij te pas gekomen of is het soms beele-
mual haar werk..Ik kom eens informeeren.
Klik Zaterdag eensl Dag Jan! Veel groeten
aan moeder en dank haar alvast in mijn
plaatsl
Koba Heemskerk, L ei den.
Wel miin Niehtie, ook al aan het dichten
gegaan? Dat heb je wis zelf gemaakt! Ik
kan het zoo aan alles „prooven", dat hier
geen vreemde hulp aan te pas is gekomen.
Misschien laat ik het plaatsen en „Die
Stouterds'' zal ik, zoodra plaats is, hun
ondeugende streken laten uithalen, al was
het alleen maar, om Coba een pleiziertje te
doen, is niet Gootje?
M. A. Ober, F r i s o s t r a a t, Lei
den. De raadseltjes waren zeer goed
Marietje, maar waarom ook niet aan C.
meegedaan? Iemand, die zoo mooi schrijft,
en zóó ordelijk werkt, en dertien jaar is,
kan ook wel een verhaaltje maken. Pro
beer eens mijn kind! Zul je?
Tilly v. d. Kallen, LaagBo's-
koop, te Boskoop. Wat heb jij
in Botterdam een pleizier gehad hé Fn
vond iij die anen zoo'n leuke b°eston? Ik
kan me zoo best voorstellen, dat jij pen
heele gezellige en vronliike vacantie gehad
hebt. Jammer dat jii hii den wedstrijd met
een „niet'1 uitkwam. Je had wel een priisie
verdiend, vind ik. Doch met JannnTÏ zie ik
je weer en dan?.komt het déieunertie
vast naar Laag BnsVcou, waar een Imaaf
Nichtje van me woont. Let er eens op! Dag
Tilly. Groeten aan papa en maatje!
Kleine Machinist, T, ei den.
Zeg eens mijn Neefie. heb jij dat ver
baal t.?ev zelf verzonnen? Ik zou a.s. Zater
dag of over een week eens eoed toezien, ik
"oloof, dat dan de kleine Machinist zijn
wensch veTvnld ziet. Zie maar eens Jac-
mieske! Dag jongen! Zul je vader en moe
der de groeten maken!
Jo Krabbel, T, e i d e n. Nog een
klein hcefie eedn'd ..TJsvermaak'' komt zoo
aan de beurt. Het beunt al knanjos te
vriezen en dan.... begint de pret. Maak
eens een verhaal van eenCe „vervolgen"
zooals FlTén Bocrtee en Fmile Duvm en
zoovele anderen dat doen. Jii kunt het toch
ook! Dag Jo! Groetjes thuis!
Jean P i e r t o t. L e i d e n. Ook
nog even eeduld Jantie! Teder krimt fcün
bem4t en ik zou niet granc het mooie ver-
baalfie van ruim beste Npefip uit de Mners-
manssfeeg lieren .laten. Neen Jeep! alles
wordt replaatst. De groeten aan allo huis-
genootcn.
De volgende week ga ik door met het
beantwoorden der brieven. Dag!
Oom W i m.
Do Meester-Smïd.
n
Na afloon van dit standje, ging de smid
door met ziin werkzaamheden, terwijl de
overige gezellen, door hef zoocven geziene,
er lustig on los sloegen. Geen vijf minuten
daarna, of daar trad een met .stof bedekte
en als pelgrim gekleedc man binnen, die
ook hef juist voorgevallene gezien mo"st
hebben. Daar de smid niet wist, welke
vreemdeling hij voor zich had, was hij eerst
zeer beleefd en onderdanig, doch toen deze
zich in de plaats van den zooeven wegge
zondene aanbood, snrak de smid op een
anderen toon pn zeide: Hoor eens hier. de
knecht, dien ik daar wegioeg, was handig
en sterk, terwijl uw persoon niet den ste-
vigen knerht-eozel doet kennen die ik
wensch: waarop de vreemdeling lachende
zeide: „Probeer u maar eens met mij, het
za' misschien nog wel meevallen."
Nu probeeron kan geen kwaad, sprak de
smid, „leg een proef van uw kunst af."
De vreemdeling trad daarop de smederij
binnen en liet zijn blikken eens rond gaan
en zei toen lachend: „hoe heb ik het* nu?
Drie van die sterke gezellen aan 't zwoegen
en slaan, om een stuk ijzer te buigen en te
voeden. Zoo doen wij bij ons in Gent, zei
verder de smidsgezel en met nam hij een
gloeiende bout uit het vuur, legde die op
het aanbeeld, hamerde er wat op en nam
een schaar van den muur, waarmee hij een
punt aan de staaf kninte. Daarna sleep hii
deze wat af aan de zijden, vülde er nlaats
van voor het gevest en klonk het daarna
vast, en sprak, zie zoo, de rest zal bij een
strijd wel in den vorm komen! De meester
beproefde daarna het zwaard en moest be
kennen, dat het kunstig was afgewerkt en
snrak verbaasd te ziin dat men in Vlaan
deren hpt smeden zoo goed kende. De nieu
we gezel werd natuurliik aangenomen en
de trotsche smid was al eenmszins bang,
ziih meester te hebben gevonden.
Op zekeren keer, hadden in een goede
bui van den baas, de knechten een vrijen
dag gekregen, om ann een feest in *en na
bijgelegen plaats deel te nemen, alleen de
smid en de vreemde gezel waren thuis ge^
bleven. Natuurlijk dacht de smid er niet
over, om ook te rusten, integendeel werkte
hii nog rüsteloozor door aan een sierlijk
ridderkruis.
Ook de Gentenaar was aan het werk ge
bleven. Onverwachts komt een krijgsman
dn werkplaats binnen en zei tegen den
smid: „Ik wensch dat pij zoo vlug mogelijk
mijn paard van een nieuw hoefiizer voor
ziet, want ik heb geen tijd te verliezen. In-
tusschen ga ik in gindsche herberg mijn
dorst lesschen.'' ,,'t Zal gebpuren," zei de
smid, keek naar den zonnewijzer en droeg
don vreemden knecht op, om het paard
te beslaan. Doodbedaard ging deze naar
den knol, en sloeg deze vlak boven den
enkel den poot af. Bij dat gezicht rilde de
smid en zag, hoe de knecht den poot tus
schen de bankschroef knelde, rustig naar
het vuur ging, een ijzer gloeiend maakte,
het vervolgens met zijn handen boog, de
noodige voTm er aan gaf, eu het aan den
poot hamerde. Na deze werkzaamheden
hield hij den hoef weer voor het paard,
dat oogenblikkelijk genezen was. Als een
jongen, die zijn laatste oortje versnoept
had, stond de meester, dat kunstwerk aan
to gapen. Daar snapte hij geen zier van!
Dat had don vreemden maat ook in 't oog
en -vroeg lachend, of die manier van be
slaan hem niet bekend was?
Etoile Duym Jr., Leiden.
(Slot volgt).
Wie niet hooren wil moei voelen.
door Marietje Pelt.
Het was erg heet en zoo kwam het ook
zeker, dat de jongens in de klas van mijn
heer zoo ontzettend loom waren. Nu Mijn
heer vond het zelf ook heet en daarom
deed hij dien dag gemakkelijk werk De
mepster zei: „Jongens onruimen, het is nu
half twaalf en dan hidden we en dan is
het vanmiddag vrii". Hoera! Hoera! riepen
de jongens^ Nu wilde het toeval dat de
moeder van een der jongens gezegd had:
„Wim als de school uit is moet je direct
thuis komen." Nu Wim zei, dat hij er om
zou denken Nu toen de school uit was zei
een van de jongens: „Wim ga je mee
zwemmen vanmiddag?" Hij maakte wel
tegenwerpingen maar dat praatte de jon
gens hem wel uit het hoofd. Nu, daar Wim
een beetje- laf uitgevallen was, besloot hij
het maar te doen. Na bij zijn vriend gege
ten te hebben, trokken zij af Op een be
paald punt ontmoetten zij nog meer jon
gens en zij besloten om in den vliet te gaan
zwemmen. Het ging zoo best, dat Wim
heelemaal niet aan huis dacht. Het was
zoodoende al 6 uur geworden, toen Wim uit
het water ging. Hij kleedde zich aan en zou
net uaar huis gaan, toen er een jongen met
zoo'n woesten vaart aanzetten kwam, dat
onze Wim hals over ko°p met kleeren en al
in het water terecht kwam. Aan huilpn
geen gebrek Er was niks aan te doen. Wim
moest met natte kleeren aan naar huis.
Moeder wist ni"t wat zij zag. Zii f^ok Wim
gauw sehoone kleeren aan en van Ha moest
hii zonder eten naar bed en Wim zijp
broekje werd dien avond met de matten
klopper warm gemaakt. Toen Wim 's mor
gens wakker werd, zei zijn moeder tegen
hem. dat als hii direct thuis gekomen had
hij mee naar het zwemeonoours had mo<*en
gaan. De traanties kwamen voor den da"*,
onaar de les had goed geholnen en onthield
ziin leven lang moeders surcekwoord. Wie
niet hooren wil, moet voelen!
Aan de H. Therssla.
Lieve, kleine, bruid des Heeren,
Foninmnne van Gods Zoon,
Die veel rood' en witte rozen,
Hier op aarde spreidt ten toon.
Want al zijt ge in den hpmel.
Aan de voeten van TTw Heer,
Fier on aarde spreidt ge rozen
Van Uw voorspraak op ons neer.
Hier den weg van lipfde volgend,
Met' als doel de Zaligheid.
Fadt ge hier op deze aarde.
Reeds een geur van heiligheid.
Kleine roos uit Carmelsklooster
Jezus' liefdekoningin,
Voer ons door uw liefderozen.
Eens den schoonen hemel in!
Mary Sijmons.
De Duive!sforen.
(Legende.)
Baar staat in 't vlakke Kempen!and,
Een balscheut van den heiderand,
Fen hooge spitse toren.
Dien toren ziet men wijd en zijd.
Hii doet sinds grijzen, ouden tijd,
Zijn kloklcetonen hooren.
De duivel, niet voor zijn pleizier,
Deed hem, zoo spits, zoo rank, zoo fier,
In eenen nacht verrijzen.
„De duivel?" zegt ge. Ja, zoo is 't
Tk las het in een oud kronist,
Vraag hem maar naar bewijzen.
De Herder had een Kerk gebouwd,
Fn maakte plannen grootsch en stout,
Voor 't bouwen van een toren.
Maar wat hij zocht en prakkedacht,
Hoe, 't geld daarvoor bijeengebracht,
't Was moeite en tijd verloren.
De duivel sloop naar dan Pastoor,
Fn lei een sluw contract hem voor,
Om aanstonds te onderschrijven.
„Hij, Satan, zou aan d' arbeid gaan,
,.Tn een nacht zou de suits er staan,
„En eeuwig staande blijven.
„Ou één conditie: dat voortaan,
„Al wie des Zondaws dood zou gaan,
„(Des Zondags dood)
Des Duivels loon zou wezen.
„Maar niet den heelen Zondag dooT,
„Slechts enk'le uren Heer Pastoor,
„Gij kunt het zelf hier lezen!
,.Fn welke zijn die uren dan?
.,'k Zal doen al wat ik red'lijk kan,''
Zei doodbedaard de HerdeT
„Van na de Hoogmis tot aan 't Lof,
„Me dunkt dat loon is niet te grof,
„Wat wilt ge dan nog verder?
„Fn verder niets meerl Schriif nu gauw,
„En morgen kroont uw torenbouw,
„De golvende akkerlanden!"
De Herder lacht en zet in 't end,
Zijn volle naam op 't perkament,
En geeft liet Heintje in handen.
En werk'lijk keek den and'ren dag,
Een torenspits, met spel en slag,
Op de nagelegen velden.
't Was inderdaad een wonderwerk,
Een sieraad, dat den roeih der kerk,
Dóór de eeuwen zou vermelden.
Maar toen de naaste Zondag kwam,
Schoot Satan uit zijn hellevlam,
Om op een ziel te loeren.
Juist lag een boer gevaarlijk ziek;
En heete koorts met rheumatiek,
Zou wis naar 't graf hem voeren.
De Herder zong aan 't eind der Mis,
Zijn eerste Missa flink en frisch,
Of niets zijn kalmte stoorde.
Maar zonder een minuut verlies.
Begon hii dadelijk 't T.of. precies,
Of 't werkelijk zoo hoorde.
Dat was voor zwarten Hein een streep.
Door ziin contract, en hij begreep,
Dat 't best was weg te snellen,
Fp van dien slimmen domspastoor.
Tn 't hellevuur, al de eeuwen door,
Geen woordje te vertellen.
Fn daarom wordt no"* in die streek,
Des Zondags na de Mis met preek,
Terstond het Lof gezongen
Want dankbaar juicht de heideboer.
Al lag de duivel op do loer,
Wij" zijn den dans ontsprongen.
Catootje de Haas,
Kort Galgewater 9, Leiden
Novembermaand.
Het leven kwijnt,
De zon verdwijnt,
't Wordt triest en vreemd.
In tuin en beemd.
Zoo kaal en kil,
Zoo troostloos, stil.
Want vogelzang,
Vervloog reeds lang.
De wind uit Noord,
Jaagt gierend voort,
En gooit in 't nat,
Het Iaatkte blad.
Vooi£>ij, voorbij.
Het schoon getij!
De winter is aanstaand
't Is al Novembcmaand!
Johanna v. Tol, Kortesteeksterweg 43
Alphen aan den Rijn.
Hans en de vischjes.
Hanzeman lag te turen,
Aan den koelen vijverrand,
En hij telde al de vischjes.
Die er zwommen langs den kant.
„Vischjes, och, wat zwem je aardig'',
Soesde hij. één oog half toe.
„En zoo vlug, je bont^zoo onder,
Worden jullie dan nooit moe?"
„Ja ,t moet toch wel heerlijk wezen',
Steeds in 't water! en zoo frisch!
En een zucht ontsnauf aan Hansje;
„Was ik ook toch maar een visch!''
En hij buigt zich wat naar voren,
Iets te veel misschien, maar, plas!
Hans heeft gauw zijn wensch verkregen,
Of hij nu tevreden was?
De arme sukkel gilt on snarl elf
En bereikt versuft den kant.
Hij verwenschte alle vissollen.
Drommels, wat had Hans het lancl!
En nog dikwijls aan den vijver.
Schoon ziins vaders streng verbod!
Vind ik Hans, die niet. meer zucht nu,
Naar het treurig visschenlnt
Johanna v. Tol, Kortesteeksterweg 43
Alphpn aan den Rijn.
Klein Jantje.
Klein Jantie stak het hoofl omhoog,
En stnute h1" met schitterend nog.
Waarom?
Wel .Tantie had voor d' eersten keer,
Een broek aan als een groot mi'nheef.
Daarom!
Klein Jantie deed, of m' in de stad.
Nog «men mi'nheer, als hij wqs, had.
Waarom?
Wel, wij'hij zakken droeg, de vent,
En in een zak een halven cent!
Daarom!
Trotsch bleef hij voor een snicml stnan,
Maar.won opeens aan 't huilen gaan.
Waarom?
Hij zag een mannetie in 't glas,
Die net deed of het Jantje was!
Daarom!
Jan nam den spiegel met een ruk.
En wierp hem op den grond aan stuk.
Waarom?
Wel, d' andere Jan daar in die ruit,
Hij moest gauw "fveg die nare guitl
Daarom 1
Nu kwam Mama tóe op 't gerucht,
En.och! toen volgde er nog een klucht
Waarom?
Wel, zii trok Jan's broekje strak,
1 En sueeldo een poosje: tikketak!
I Daarom!
Zoo is het onzen Jan gegaan!
Hij dacht er later altijd aan.
En nenit heeft hij het weer geda°n
Wat?
Wel dat!
Waarom niet?
Daarom niet!
Truus van Riel, Hnei\lsli'aat-&
Noordwiik aan Ze®.