p Aoecdoters. dig is, 'dimr de meuschen, die u zagen val len, meöslal wel begrijpen, dat gij hulp op prijs zuil .stellen. Bij brand doet men het beste hel vuur te doóven. daar dan het gevaar geweken is. Een goed en goedkoop middel hiervoor is water. Dit is bij eiken drogist verkrijg baar. Een vetvlek uit uw costuum verwijdert ge het radicaalst door niet een scherpe schaar langs den rand der vlek te knip pen. Deze methode heeft dit voor, dat op de aldus behandelde plaats nooit vetvlek ken terugkeoren. Augurken kan men het best inmaken in een Keulschen pot. Nóg beter is het in azijn. Will ge behangselpapier glad op den muur krijgen, dan dient het met zorg to worden "opgeplakt. Maar het gaat óók heel goed mei .stijfsel. Als men soms hol ongeluk zou hebben van een dak (e vallen, probcere men zich vast te houden aan hot eerste balcon, dat men passeert. Tiukt dit niet, dan vnlle men rustig vorder, en beprocve het hij 't vol gend baken. Het spreekt vanzelf, dat men deze *mcthode niet kan toepassen, als het balcon pas geverfd is, daar verf moeilijk van handen en kleeren is te verwijderen. Door b.v. te roepen waarschuwt men in- tusschen de voorbijgangers tijdig uit den weg te gaan. Uit het bovenstaande volgt, dat men er vooral op heeft te letten, steeds langs een huis met balcons te vallen. *t Hebt ge last van droog en hard worden van ontbijtkoek, leg haar dan een nacht in een emmer water. De koek is dan niet droog en niet hard meer. "i i "1 i'i, L"ISSSSSS) SSZZZtt &3S? j Zij wist 't. Moderne huisvrouw (tot haar boerin): „Ja, ik wil, dat je mij goed bedient; do pieren zien er ten minste heel versch uit. Breng me er nog maar twintig, maar ze moeten natuurlijk van dezelfde kip zijn''. Een goede raad. Oude dame: „Welken geneesheer hebt gij voor uwen kleine?" Jonge moeder: „Professor A". Oude dame: «Wat, die beroemde profes sor? Dat is toch inderdaad overdreven; rnfcn moet de kinderen niet zoo verwennen Ongehoord. Luitenant (terwijl een soldaat geduren de den parade-marsch niest): „Nu heeft zoo'n kerel twintig jaren lijd gehad om te niezen en nu moet hij thans juist den pa- rade-marsch bederven." Overeenstemming. Zij: „Mijn eerste man was veel op pas sender dan jij; ik wou, dat hij nog in le ven was." Hij: „Ik ook". Hij wist het wel. Een moeder, trotsch op haar C-jarige spruit, bracht hem, zeer tol zijn ongenoe gen. naar den fotograaf. Nauwelijks waren zij in het atelier, of de jongen begon luid en in alle toonaarden te huilen. Moeder trachtte haar kind tot be daren te brengen. De fotograaf hielp haar daarbij trouw, doch alles was vergeefscb. Maar jongen, zei moeder- je moet niet huilen. Die mijnheer zal je geen kwaad doen! Trek maar eens een lachend gezicht en over 'n halve minuut is alles voorhij, noodi; de de fotograaf op zijn beurt. Ja, ja huilde Bobby, ik weet er alles van! Dal zei de landarts laatst ook! Een geldige reden. Ze was beschuldigd de maximum-snel heid te hebben overschreden. Lang en ern stig had haar verdediger voor haar gepleit, maar zijn welgekozen woorden schenen niet den minsten indruk te maken op do edel achtbare magistraten. Hebt u nog iels te zoggen, alvorens het vonnis geveld wordt? vroeg de rechter. Ja, ziet u, antwoordde zij glimlachend hel kwam eigenlijk zoo. Ik had juist een nieuwen hoed gekocht en reed daarom zoo hard ik kon, om thuis te zijn vóór de mode weer veranderd was. Uiisppoak: ontslag van rechtsvervolging Haar logica. Een bekend schrijver vergat op zekeren morgen een brief weg te sturen. In den loop van den dag dacht hij er aan en daar die brief van bet hoogste belang was- liep hij naar huis om het verzuim te herstel len. De brief was echter nergens te vin den. Hij riep de meid. Heb jo nergens een brief van me zien liggen? vroeg hij. Jawel, mijnheer. Waar is die dan? Op de post, mijnheer, antwoordde de meid. Wat? En die brief was nog niet ge adresseerd, riep de verwonderde schrijver uit. Dat weet ik wel, antwoordde de ge dienstige, maar ik dacht, dat liet een ant woord was op die anonieme brieven, die u laatst ontvangen hebt. Dc toestand liet veel te wcnschen over. Politieagent (tot plattclandsburgemces- ler): 't Is meer dan tijd, burgemeester, dat het arrestantenhok gerepareerd wordt want de schurken van do betere soort wil len er heelemaal niet meer in. Kleine petjes, groote ooren. Klein meisje (tot do bruid op het huwe lijksfeest): U ziet er toch niet zoo moe uit, tante, als ik gedacht had. Bruid: O, neen? Waarom zou ik er dan zoo moe hebben moeten uitzien? Klein meisje: Nou, ik hoorde mammie laatst zeggen, dat u oom Jan maanden en maanden lang achterna had geloopen! Slim bedacht. Een bedelaar belde aan en zoido: Mevrouw ik ben' dood ziek. De dokter gaf me een geneesmiddel, maar ik moet iei^ hebben, om het te kunnen innemen. Mevrouw was aanstonds bereid te hel- pen. Arme man, zal ik een lepel en een glas water voor je halen? Neen mevrouw, ik moet het innemen na het eten. Hebt u er soms iets op tegen, dat ik dat hier eerst even doe? Heel natuurlijk! Mevrouw (naar beueden roepend): - Maar Jans, wat maak je toch 'n leven. Jans: Nou, mevrouw, laat u 's zi diepe borden vallen zónder leven! Een belooning. Professor (tol zijn oude keukenmeid): Je hebt me nu 25 jaar trouw en eerlijk gediend. Als belooning hiervoor zal ik een nicuw-ontdckte bacterie mar je noemen. De kindermond. Tante, bent u tooneelspeelster? Welnee kindje, hoe kom jo daarbij? Pappie zei, dat U een scène zou makea als U hier kwam. Een bewijs voor iets anders. Ziet u, dames en heeren, zegt de koopman, die, boven op een tafeltje staan de. ziju waren aanprijst, „ziet u, al meer dan twintig .jaar verkoop ik deze pillen ei nog nooit heb ik er een klacht over gelai Wat bewijst dat? Dat de dooden niet kunnen prates! roept een stem op deu achtergrond. COBALD EN ZIJN VRIEND. Een sprookje van Oom Wim. VIII Is hel h' verwonderen, dat de oude man tengevolge dier lekkere warmte en van de koude van straks en van de emoties in de laatste zes uur indommelde? Hij slaapt en droomt wis en zclcer van zwevende nympfjes en dartele kabouters; van vlugge kollnertjes en dappere soldaat jes: van bergen en rotsen en van al dat vele, dat hij zag on niet zag op zijn tocht naar het huis in de bergen. Wie had dat dan ook ooit kunnen verwachten of hopen! Het was liaast Ie mooi om werkelijkheid te zijn. Daar wordt hij wakker! Twee kabouters springen onmiddellijk in het gelid. En waarmee, zegt de oudste „Tito" ge naamd. kunnen we onzen dierbaren gast vim li ii t en fl ion fit zij nP Wij tweetjes zijn aangewezen en hier i\'ijs ïii.i op den anderen die buigend naast TitO staat - om U op UW wonkon Ie bo- dienen. Todore wcnsch van U is voor ons een bevel en ieder bevel is een gebod, dat onmiddellijk Ion uitvoer gebracht wordt. Boste kinderen- zegt do oude; mijn wcnschen zullen niet vele zijn. want mijn behoeften zijn gering. Doch breng mij thans een glas friscli water en dan wou ik gaarne mijn bedje opzoeken. Ik heb behoefte aan rust. Zooals U beveelt edele lieer! En daar zweven ze been om bijna onmid dellijk weer te koeren met het verlangde. Het glas is van fijn geslepen kristal en hef. water parelt en smaakt als schuimende champagne zoo fijn. En thans wijs mij mijn slaapkamertje: de slaap maakt mijn oogleden zwaar en mijn hoonop loom. Maar zult u niet iels willen eten, voor U zich uitstrekt op het zachte dons en he nengaaf naar het Drnomenlnnd. waar rust is en kalmte dos gees les? Neen Tito! Neen! ïk ben meer dan voldaan Kom dan en volg mij. edele gast! Pas op: hier h een trapje van twee (reden en toeneen onkel drukje op een voor den grijsaard onzichtbaar knopje en.... daar wijkt weer eon stuk van do binnenwand en toen. maar neen. dat is te mooi! Maar Tilo! Die kamer kan toch niet voor mij bestemd zijn. Dat is een salon, waar do nimfen haar ranke leden in het zonnig zachte dons uitstrekken kunnen, maar ik. do arme, die woont in een arm zalige sluip, waar het allernoodzakelijkste slechts aanwezig is en dat reeds voldoende voor mij. eenzamen grijsaard hoe zou ik mij durven neer te vlijen in dit ledikant, waar een prinses der kabouters op haar plaats zou zi.in. Kom. kom edele man! Voor onze gas ton is hol hoslo on hel mooiste niet te goed. De gastvrijheid is ons heilig als lief woord en gelukkig noemen wij ons onzen dank in dezen vorm te kunnen betuigen aan den weldoener van onzen gevierden en beroem den Cobald En do grijsaard treedt binnen. Verlii h» is de slaapkamer door wel twintig kleine lampjes geplaatst in zuiver kristallen vaasjes en omgeven door een tapijt van zeldzame en vreemde stof. die het licht tomporl on 'f geheel hult in zoo'n fan- taslisehen aanblik, dat hel eonigen tijd duurt, eer de oude man, wiens oogen zoo iels moois nooil aanschouwde, begrijpt dat dit een slaapvertrek is. En waar is het bod gebleven Tilo: dal ik zoo strakjes zag of droomde ik toen ik bet ledikant beter geschikt vond voor een prinsosio dan voor mij Wel- wel! edele Gast, dat bed is or nog. maar ik heb even door een enkelen vingerdruk op dit knopje het hecle ledikant doen verdwijnen om u beter op uw gemak te brem-en, daar ik meende ..verlegenheid" in uw oog op te merken en wij moeten onze gasten vróolijk stemmen. Ze moeten zich thuis? by ons voelen Slechts dan noemen wij ons gelukkig; want hel ware geluk is het geluk dat men bereidt, staat in onze boe ken. Maar zie, pas op dierbare kabouter vriend-.... daar komt het ledikant weer; en zoo was het; langzaam daalde het ledi kant zooals het zeilde en reilde daar straks en plots stond hotseer op zijn plek van daar even, tot groote verwondering van den gast, die in niet begrijpen het hoofd schudde. En nu slaap wel; rust zacht in Uw nieuwe woning. Dat de zoetste droomen on zer nymfen uw deel zij en Uw rust zoo zacht, als het gekweel onzer gevederde zangers. Dank je wel, kleine baas. Dat ook jouw rust niet minder zij dan die van mijn vriend Cobald, waaraan ik zooveel te danken heb. Eb zeg hem, dat ik hem wen sell weer le zien in de slralendo ge zondheid van dn imnrd, xLia zich looit met kransen van veelkleurige, welriekende bloe- men in do maand v-nn Mei.' Dank U; uw goede wenschen voor Co bald, liet hoofd onzer onsterfelijke krijgers, doen uw goed hart eer aan en ik zal zóó tot hem spreken in uw naam. en nu nog wat edele gast, ik wil u verder inwijden in de geheimen van dezen lusthof, zooals wij er slechts één boven de aarde, bezitten. Kijk en hier gaat hij naar den achter grond van de kamer en schuift een zijden gordijn aan gouden stokken opgehangen- op zij. Hier is de badkamer. Daar is het fon teintje met heel water; hier een met kond water en hier naast is het water lauw. En verkiest u een bad te nemen zooals onze grijsaards dat doen, in rozenolie da-t ver sterkend is en de spieren lenig maakt, drukt hier op dit knopje en.... alles komt als van zelf te uwer beschikking, zelfs twee der onzen, die speciaal voor uw hulp in 't bad zijn aangewezen. En nu goenachf. edele heer. goenacht! (Wordt vervolgd). CQR RES PON DENT IE. Annie Koot, Reuver. En hoe- gaat het op de kweekschool, mijn kind! Als alles zoo gaat, als het maken van een opstel, dan vrees ik niet voor jou. Ik haast me om „Grootmoe" een plaatsje te geven, (lie ze tóekomt. Ik reken op meer Annie: Jo hebt bewezen, dat je kunt en.... laat dit dan een aansporing zijn om minstens één verhaaltje per maand te schrijven. Later zul je plezier hebben van (leze eerste proeven van Iiterairen aanleg. Dag Anniel Het gaat je wel in Reuver! W i in Muller, Leiden. Zoo, mijn vriendje, ook eens geprobeerd, om een verhaaltje na te vertellen? En zou je dat nu zoo graag willen gedrukt zien? Ik zal het doen, al was het alleen maar, om jo aan to zei ten tot het maken van andere verhaaltjes'of het navertellen van mooie stukjes, die jo in school hoort. Zul je? Dag Wim! Joop Pierrot. Den Haag. Wel. wel mijn vriendje, wat heb jij Mies goed uitgeteekend. Je moet de volgende week eens kijken, ik geloof dat „Onze Poes" dan haar guitenstreken uithalen zal. Kijk maar eens toe! En hoe gaat het in het Haagje? Nog iets anders dan Leiden hé! Dag Joop! Groet jo ouders van me! Annie D i o b e 1 s, L o i d e n. Het doet me plezier te hooren, dat het je goed bevallen is. En braaf is je toezegging, dat jo blijft meedoen, zelfs al zou je geen prijsje winnen. Iemand, die zoo sprc-ckt", moest eigenlijk allijd een prijsje krijgen, vind ik. Dag Annie! Het versje krijgt dc volgende week een plaatsje. Wilhelmicntje Pelt, Bodegra ven. Als jé? weer eens' een verhaaltje maakt, moet je eens probeeren, het min stens drie keer zoo lang te maken. Ik zal, Liefdadigheid beloond" de volgende week plaatsen, en zie dan eens wat een plaatsje jouw verhaaltje inneemt. Zul je daar den volgenden keer aandenken, Mientje. Dag nichtje! Het opstel van Marietje wordt ook geplaatst! Honken Lena van Gerven, Zooforwou de. Jelui twee leuke ver haaltjes laat ik do volgende week plaatsen Wat zal dat fijn zijn hè! Een eigen-ge maakt verhaaltje le zien! Goed bewaren kinderen! en danals jelui later oud, heel oud zijt, dankunnen jelui nog eens bewonderen, de eerste pennevruchten uit een tijd, toen jo nog heel, heel klein was. Dag jongens! Veel groetjes thuis! Gorarda van Hi 1. Waarom niet doorgegaan met het verhaaltje. Je was zoo mooi begonnen! Do school was haast uit vóór ze begon. Zoo gaat het niet in werke lijkheid mijn kind! Jo had Gretha, de juffrouw, moeten laten vragen en doen als een heusche juffrouw in de school doet. Dan was het verhaaltje ook een beetje lan ger geworden. Nu vind je het haast niet weer. als het gedrukt staat. Kijk do vol- gendo week, eens! Dag Gerarda. C o r ne l i s van Dieren, Leiden Ik wed voor nog zooveel mijn vriend, dat het versje „Bij den tuinbaas" geen eigen werk is. En dat is lipusch jammer. Toch zal ik het plaatsen, maar.... er boven zetten, om alle vergissing le voorkomen zie jo: „Om van buiten, te •leeren". Kom, Cornell's, maaic zelf ook eens wat! Ik wed, dat jo kunt. Begin! en.... doe zooals de andere neefjes en nichtjes, die al zoo vaak ons iels moois te lezen gaven. Dag Cor nells! Maak me veel groetjes aan alle huisgenootep. Jacobus Ouworkerk, Leiden. Als je „Een dolle jacht" zelf gemaakt hebt (niet geschreven, maar bedacht hebt) dan ben jij een flinke jongen, die meer kent, dan lekkere boterhammetjes eten en die mij nog vaker verrassen zaï met mooie versjes en leuke verhaaltjes. Zul je? Dag jongen! Groetjes aan vader en moeder! Do.volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieven. Oom WIM. „Grootmoe". 'k Zie me nog gaan, Henkie en ik. Hand aan hand over 't voetpad; vooral niet mid den op (len weg loopen was ons door moe der ingescherpt. We waren op weg naar grootmoe We sprongen en zongen want nergens gingen we liever heen Als we bij Groot moe's huis gekomen waren, en haar aan do deur zagen staan, liepen we altijd om 't hardst 't tuintje door, om 't eerst in cl'r armen te kunnen vliegen. Grootmoe kust je dan op bei je wangen, en ze deed. jo hoed en manteltje af, en we gingen ach ter haar aan den gang door naar de groote kamer. De groote kamer, waar je de pendule hoorde tikken, héél anders dan thuis! Eerst durfden we niks te zeggen, maar spoedig begon Henk te vertellen van z'n .soldaten, en ik van m'n zieke pop I-ijsje. Grootmoe luisterde meewarig, toe bij je verhaal en deed of zij een traan weg pinkte. Dan begon zij te vertellen van Roodkapje en Sneeuwwitje en nog een heeleboel meer, want Grootmoe kon prach tig vertellen, en we geloofden 't allemaal. Ondertusschen begon Henkie aan de pan nekoeken te denken, want die bakte ze al tijd als wij kwamen. Hij keek me aan en samen vroegen we: „Gaan we haast eten, Grootmoe?" Zij hield zich onnoozel en zei: „Ja direct." Aan tafel moesten we voorbidden. „Wees gegroet" begonnen we. Toen ging de deur open, Grietje bracht "l eten op tafel. Gauw oven met één oog kijkenJa haar pan nekoeken! Toen baden we gauw de rest af, en na" 't kruisteeken riepen we in één adem: „Hoera!" Daarna begonnen we gauw te eten en wo smulden; Na 't eten ging Grootmoe in 'r leunstoel zitten en Henkie en ik moesten buiten spelen, an ders maakten we baar wakker. Henkie ving vlinders, ik plukte bloemen, roode witte en gele. Op 'l laatst werden wo moe, en samen gingen we onder een groote boom zitten slapen. Zoo vond ons Groot moe: Honk niet met z'n netje en ik met m'n verdorde ruiker in m'n hand. Met z'n drieën gingen wo nu naar binnen. Groot moe breide aan 'n kous, wij keken een groote album met mooie kaarten van toen Grootmoe klein was. 's Avonds aten we nog een lekkere bo terham en dan kwam mocdr ons halen.On derweg kwamen we niet uit verteld over Grootmoe. Op 'n morgen toen moeder ons kwam roepen zei ze: „Grootmoe is ziek, zullen jullie goed voor haar bidden?" Sa men-vielen we op onze knieën voor 't Hei lig Hartbeeld in de huiskamer en we ba den een héél tientje met geen é/n keer ons oogen op'en. Maar Grootmoe werd niet be ter, ze stierf. Niet z'n vieren gingen we naar haar kijken. Pa en Moe liepen stil; wij ook want we begrepen 't niet goed. Daar waren we er! Hoe stil lag ze daar met d'r rozenkrans in haar handen. „Dag, Grootmoe", zeiden we. Maar ze zei niets. „Slaapt Grootmoe?" vroeg Hen kie. „Grootmoe is in de hemel kinderen, daar vertelt ze nu mooie verhaaltjes aan de engeltjes", zei vader. Moeder hulde en wij snikten mee. Toen wcrcl. Grootmoe weg gedragen in 'n enge zware kist. Wij moch ten mee naar de kerk en de kist werd in de grond gestopt. We huilden want we dachten: Nu zien we grootmoe nooit meer! Op den terugweg liepen we heel stil en we plaagdden elkaar geen enkele keer.Toen we bij Grootmoe's huis kwamen, wilden we naar binnen vliegen maar o ja, Grootmoe was er niet! Onhandig trokken we zelf ons manteltje uit zoodat do mouwen binnen stebuiten kwamen. Henkie liep de kamer rond en vond Grotmoe's bril. „O, Vader", riep hij, „wat moet Grootmoe nu beginnen als ze bij de engeltjes in haar kerkboek wil bidden?" „In den hemel heb je geen bril meer uoo- dig Henk", zei vader „O", zeiden we bei den, en we zwegen. Annie. Leidsche weg 189, Voorschoten. Hebt uwe ouders lief! „Ik wil, ik moet en ik zal soldaat wor den! zei Gerrit tegen zijn vader, die koet sier was. Ik wil mijn leven lang niet ach ter die knollen zitten!" Jo bent oud genoeg om te weten wat je doen moet, sprak zijn vader, met tra nen in de oogen, maar ik weet, dat je er eens berouw over zult hebben. Er Jiielp echter geen praten aan; hij zou soldaat worden en hij werd soldaat bij het Indische leger. Er waren eenige jaren voorbij gegaan! Op een der gevaarlijkste punten eener Ben ting, stond een jong soldaat op schild wacht, maar droomendo en soezende en vergat zijn plich.t Op eenmaal liet zich een verward geschreeuw hooren, afgebro ken door wapengekletter en geweerscho ten. Door de onachtzaamheid van Gerrit had de vijand de Benfing .overvallen. Er werd lang gevochten. Gelukkig moest de vijand eindelijk hot veld ruimen. Onder de zwaar gewonden behoorde ook Gerrit, die ontrouwe schildwacht. Toen hij vele weken later het hospitaal verlaten kon, werd hij zonder pensioen uit don dienst ontslagen, 't Was avond en stil in liet dorp waar hij geboren was. Peinzend gtaat hij stil voor het koetshuis, waar hij de laatste verma ning zijns vaders, met een spotlach op de lippen had aangehoord. Ja. hij was soldaat geworden; hij was in Tndië geweest, en nu stond hij daar, arm en verminkt, en door allen die hem kenden veracht en verlaten. Wel was hij zwaar gestraft geworden! Werken kon hij niet, om te bedeion was hij te jong. Op den stillen Godsakker knielt hij ne der. Daar. onder de groeni zoden rusten zij, die hij bij hun leven zoö bitter had gegriefd. Ach! vergeeft liet mij! snikte hij droevig. Ach! mochten allen die jong zijn. aan mij een voorbeeld nemen: want ik heb het ondervonden: dat wie zijn ouders niet eert, ook Godszegen derven moet. Wim Miillor. Heerenstraat 138, Leiden. Onschuldig. Er was eens een man en die hoedde bij een boer do schapen, en wr dus een her der. Op een keer midden in den zomer was het heel-erg heet, do herder dacht: „ik zal maar wat gaan slapen, mijn trouwe hond Max zal dan wel voor de kudde scha pen zorgen". Zoo gezegd zoo gedaan, hij ging onder een denneboom liggen en sliep spoedig in. Maar zonder dat hij het wist kwam er een onweersbui op. Dat wist de herder natuurlijk niet. Maar opeens werd hij wakker door een zwaren donderslag. Hij schrok natuurlijk heel erg, maar. waar wajen zijn schapen? O, daar zag hij ze loo- n, hij joeg ze bijeikaar in een kuil. "Wat het regende hard. Maar toen de schap® allemaal in de kuil waren- liep dc hood toch nog heel onrustig in het rond ft herder dacht wat zou dat zijn, hij dack zou er een schaap weg ziju, hij telde zeen ja hoor er waven inplaats van 24, 23 sell pen in den kuil. Hij zocht en de hond zocki maar hel schaap word niet gevonden. "Wa ie doen, hij zou maar naar huis gaan. Maa toen hij thuis kwam, vond do boer dat alfa behalve goed. Den volgenden dag ging kj met zijn knechten zoeken, maar nee hoor De boer dacht, dat is verdacht ik ga ea naar de politie. Den volgenden dag mos de herder voor het gerecht, komen. De red ter vroeg: „hebt ge een getuige". De berde antwoordde: ;-neen, alleen mijn hond, maa die hebben ze zoo straks de deur uil» j schopt, maar mag ik hem even halenf „Goed", zei de rechter, „als je maar itü j twee veldwachter meegaat." De herds r antwoordde: „Goed". En de veldwaclitei gingen met hem mee. Zoodra de hond zf meester zag hoaon hij blaffend voor liet uit te rennen. De herder en de twee velt wachters gingen met hem mee. Zoo km men ze op de beestenmarkt. Daar hield i hond stil voor een man die een schaap! koop aanbood. De herder zei tegen d' veldwachter: .-dat is miin schaap". En ra een pakten do veldwachters den man ba en vroeg: .-.heb ii.i dat schaan gestolen.i de dief "Mrpn'lo alles. Zoo was de herj J verlost door zijn trouwen hond. En de di werd in de gevangenis gestopt, zooals I dubbel en dwars verdiend had. En bond? Sedert dien tijd. hield de hordei' meer van zijn Max. - Freddy Wilmink, Wasstraat, Leiden. De gefopte herbergier. In zeker dorp woonde een herbergier,) het plan gemaakt had, een uithang^ j boven zijne deur te plaatsen. Hii ontbn een schilder uit de stad en-verzocht bi er een te maken. Kijk, sprak hij, ik er graag een bruinen beer op hebben stu die met een touw aan een paal vaslli Best antwoordde de schilder, dat kan mi heer juist kriigen- zooals hij verkiest. D« inplaats van 'n touw zal ik een ijzeren ki ting schilderen. Mij dunkt, dat past li voor zoo'n groot, wild beest. De berbers die meende, dat bij van alles het ni< verstand luid, nam deze woorden zeer lijk op. Dat zou wel iets moois zijn, riep! driftig uit, dat ik zoo'n ding nog niet mijn zin kan krijgen! Ik wil, dat de vastligt aan een touw. verstaat ge? - niet aan een ketting! Als gij het zoo n schilderen wilt, zal ik het een ander lil doen. Welnu als gij het dan volstrekt wilt, hernam de schilder, zal het ook gebeuren. Maar gij moet het niet aan wijten- als de heer hel touw aan stukl j trekt en er van door gaat. Hij drukte waard lachend de hand. ging naar en zette zich aan het werk. Om den eis zinnisen dorpeling eens fijntjes te fopf schilderde bij alles met olieverf, behi een eind van het touw en den beer; voor gebruikte hij enkel waterverf, eenige dagen was het uithangbord kant klaar. Met groote, witte letters las me* onder: In deu Bruinen Beer. Nauwe had de herbergier het ontvangen, of hing het. op de bestemde plaats. Hij het mooi, zeer mooi, betaalde den man en tracteerde hem nog bovendien dra was het nieuws door het ganscho verspreid en de boeren maakten het bes den volgenden Zondag, als zij uit del kwamen eens te gaan zien. Maar wal i;et geval. In den nacht van Zaterd- Zondag waaide het geweldig en de viel bij stroomen neer. Toen do herb morgens naar het uithangbord keek. heeroom met een stuk van het koord dwenen. Dat was hem onbegrijpelijk.- stonds zoud hij den knecht naar de sla* dc oplossing van dit raadsel te vragc* schilder, die heel goed wist, dat de door den vallenden regen verdwenen hield zich onnoozel en sprak: Zeg a^, baas, dat het zijn eigen schuld is. B* het beest aan een flinke kolling r- schilderen dan zou hot er nog wel op- Doch nu het maar met een louw gew was- heeft het bij dit ijselijk weer gepoetst. En daar had het groot Zie zoo krijgt men soms zijn zin, zijn eigen nadeel. Cornells BA Rijndijk BI55. Hazei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 14