p Aoecdoters.
dig is, 'dimr de meuschen, die u zagen val
len, meöslal wel begrijpen, dat gij hulp
op prijs zuil .stellen.
Bij brand doet men het beste hel vuur
te doóven. daar dan het gevaar geweken
is. Een goed en goedkoop middel hiervoor
is water. Dit is bij eiken drogist verkrijg
baar.
Een vetvlek uit uw costuum verwijdert
ge het radicaalst door niet een scherpe
schaar langs den rand der vlek te knip
pen. Deze methode heeft dit voor, dat op
de aldus behandelde plaats nooit vetvlek
ken terugkeoren.
Augurken kan men het best inmaken in
een Keulschen pot. Nóg beter is het in
azijn.
Will ge behangselpapier glad op den
muur krijgen, dan dient het met zorg to
worden "opgeplakt. Maar het gaat óók heel
goed mei .stijfsel.
Als men soms hol ongeluk zou hebben
van een dak (e vallen, probcere men zich
vast te houden aan hot eerste balcon, dat
men passeert. Tiukt dit niet, dan vnlle men
rustig vorder, en beprocve het hij 't vol
gend baken. Het spreekt vanzelf, dat men
deze *mcthode niet kan toepassen, als het
balcon pas geverfd is, daar verf moeilijk
van handen en kleeren is te verwijderen.
Door b.v. te roepen waarschuwt men in-
tusschen de voorbijgangers tijdig uit den
weg te gaan. Uit het bovenstaande volgt,
dat men er vooral op heeft te letten, steeds
langs een huis met balcons te vallen.
*t
Hebt ge last van droog en hard worden
van ontbijtkoek, leg haar dan een nacht
in een emmer water. De koek is dan niet
droog en niet hard meer.
"i i "1 i'i,
L"ISSSSSS) SSZZZtt &3S? j
Zij wist 't.
Moderne huisvrouw (tot haar boerin):
„Ja, ik wil, dat je mij goed bedient; do
pieren zien er ten minste heel versch uit.
Breng me er nog maar twintig, maar ze
moeten natuurlijk van dezelfde kip zijn''.
Een goede raad.
Oude dame: „Welken geneesheer hebt
gij voor uwen kleine?"
Jonge moeder: „Professor A".
Oude dame: «Wat, die beroemde profes
sor? Dat is toch inderdaad overdreven;
rnfcn moet de kinderen niet zoo verwennen
Ongehoord.
Luitenant (terwijl een soldaat geduren
de den parade-marsch niest): „Nu heeft
zoo'n kerel twintig jaren lijd gehad om te
niezen en nu moet hij thans juist den pa-
rade-marsch bederven."
Overeenstemming.
Zij: „Mijn eerste man was veel op pas
sender dan jij; ik wou, dat hij nog in le
ven was."
Hij: „Ik ook".
Hij wist het wel.
Een moeder, trotsch op haar C-jarige
spruit, bracht hem, zeer tol zijn ongenoe
gen. naar den fotograaf.
Nauwelijks waren zij in het atelier, of de
jongen begon luid en in alle toonaarden te
huilen. Moeder trachtte haar kind tot be
daren te brengen. De fotograaf hielp haar
daarbij trouw, doch alles was vergeefscb.
Maar jongen, zei moeder- je moet niet
huilen. Die mijnheer zal je geen kwaad
doen!
Trek maar eens een lachend gezicht
en over 'n halve minuut is alles voorhij,
noodi; de de fotograaf op zijn beurt.
Ja, ja huilde Bobby, ik weet er alles
van! Dal zei de landarts laatst ook!
Een geldige reden.
Ze was beschuldigd de maximum-snel
heid te hebben overschreden. Lang en ern
stig had haar verdediger voor haar gepleit,
maar zijn welgekozen woorden schenen niet
den minsten indruk te maken op do edel
achtbare magistraten.
Hebt u nog iels te zoggen, alvorens
het vonnis geveld wordt? vroeg de rechter.
Ja, ziet u, antwoordde zij glimlachend
hel kwam eigenlijk zoo. Ik had juist een
nieuwen hoed gekocht en reed daarom
zoo hard ik kon, om thuis te zijn vóór de
mode weer veranderd was.
Uiisppoak: ontslag van rechtsvervolging
Haar logica.
Een bekend schrijver vergat op zekeren
morgen een brief weg te sturen. In den
loop van den dag dacht hij er aan en daar
die brief van bet hoogste belang was- liep
hij naar huis om het verzuim te herstel
len. De brief was echter nergens te vin
den. Hij riep de meid.
Heb jo nergens een brief van me zien
liggen? vroeg hij.
Jawel, mijnheer.
Waar is die dan?
Op de post, mijnheer, antwoordde
de meid.
Wat? En die brief was nog niet ge
adresseerd, riep de verwonderde schrijver
uit.
Dat weet ik wel, antwoordde de ge
dienstige, maar ik dacht, dat liet een ant
woord was op die anonieme brieven, die u
laatst ontvangen hebt.
Dc toestand liet veel te wcnschen over.
Politieagent (tot plattclandsburgemces-
ler): 't Is meer dan tijd, burgemeester,
dat het arrestantenhok gerepareerd wordt
want de schurken van do betere soort wil
len er heelemaal niet meer in.
Kleine petjes, groote ooren.
Klein meisje (tot do bruid op het huwe
lijksfeest): U ziet er toch niet zoo moe uit,
tante, als ik gedacht had.
Bruid: O, neen? Waarom zou ik er dan
zoo moe hebben moeten uitzien?
Klein meisje: Nou, ik hoorde mammie
laatst zeggen, dat u oom Jan maanden en
maanden lang achterna had geloopen!
Slim bedacht.
Een bedelaar belde aan en zoido:
Mevrouw ik ben' dood ziek. De dokter gaf
me een geneesmiddel, maar ik moet iei^
hebben, om het te kunnen innemen.
Mevrouw was aanstonds bereid te hel-
pen.
Arme man, zal ik een lepel en een
glas water voor je halen?
Neen mevrouw, ik moet het innemen
na het eten. Hebt u er soms iets op tegen,
dat ik dat hier eerst even doe?
Heel natuurlijk!
Mevrouw (naar beueden roepend): -
Maar Jans, wat maak je toch 'n leven.
Jans: Nou, mevrouw, laat u 's zi
diepe borden vallen zónder leven!
Een belooning.
Professor (tol zijn oude keukenmeid):
Je hebt me nu 25 jaar trouw en eerlijk
gediend. Als belooning hiervoor zal ik een
nicuw-ontdckte bacterie mar je noemen.
De kindermond.
Tante, bent u tooneelspeelster?
Welnee kindje, hoe kom jo daarbij?
Pappie zei, dat U een scène zou makea
als U hier kwam.
Een bewijs voor iets anders.
Ziet u, dames en heeren, zegt de
koopman, die, boven op een tafeltje staan
de. ziju waren aanprijst, „ziet u, al meer
dan twintig .jaar verkoop ik deze pillen ei
nog nooit heb ik er een klacht over gelai
Wat bewijst dat?
Dat de dooden niet kunnen prates!
roept een stem op deu achtergrond.
COBALD EN ZIJN VRIEND.
Een sprookje van Oom Wim.
VIII
Is hel h' verwonderen, dat de oude man
tengevolge dier lekkere warmte en van de
koude van straks en van de emoties in de
laatste zes uur indommelde?
Hij slaapt en droomt wis en zclcer van
zwevende nympfjes en dartele kabouters;
van vlugge kollnertjes en dappere soldaat
jes: van bergen en rotsen en van al dat vele,
dat hij zag on niet zag op zijn tocht naar
het huis in de bergen. Wie had dat dan ook
ooit kunnen verwachten of hopen! Het was
liaast Ie mooi om werkelijkheid te zijn.
Daar wordt hij wakker! Twee kabouters
springen onmiddellijk in het gelid.
En waarmee, zegt de oudste „Tito" ge
naamd. kunnen we onzen dierbaren gast
vim li ii t en fl ion fit zij nP
Wij tweetjes zijn aangewezen en hier
i\'ijs ïii.i op den anderen die buigend naast
TitO staat - om U op UW wonkon Ie bo-
dienen. Todore wcnsch van U is voor ons
een bevel en ieder bevel is een gebod, dat
onmiddellijk Ion uitvoer gebracht wordt.
Boste kinderen- zegt do oude; mijn
wcnschen zullen niet vele zijn. want mijn
behoeften zijn gering. Doch breng mij thans
een glas friscli water en dan wou ik gaarne
mijn bedje opzoeken. Ik heb behoefte aan
rust.
Zooals U beveelt edele lieer!
En daar zweven ze been om bijna onmid
dellijk weer te koeren met het verlangde.
Het glas is van fijn geslepen kristal en
hef. water parelt en smaakt als schuimende
champagne zoo fijn.
En thans wijs mij mijn slaapkamertje:
de slaap maakt mijn oogleden zwaar en
mijn hoonop loom.
Maar zult u niet iels willen eten, voor
U zich uitstrekt op het zachte dons en he
nengaaf naar het Drnomenlnnd. waar rust
is en kalmte dos gees les?
Neen Tito! Neen! ïk ben meer dan
voldaan
Kom dan en volg mij. edele gast! Pas
op: hier h een trapje van twee (reden en
toeneen onkel drukje op een voor den
grijsaard onzichtbaar knopje en.... daar
wijkt weer eon stuk van do binnenwand en
toen. maar neen. dat is te mooi!
Maar Tilo! Die kamer kan toch niet
voor mij bestemd zijn. Dat is een salon,
waar do nimfen haar ranke leden in het
zonnig zachte dons uitstrekken kunnen,
maar ik. do arme, die woont in een arm
zalige sluip, waar het allernoodzakelijkste
slechts aanwezig is en dat reeds voldoende
voor mij. eenzamen grijsaard hoe zou
ik mij durven neer te vlijen in dit ledikant,
waar een prinses der kabouters op haar
plaats zou zi.in.
Kom. kom edele man! Voor onze gas
ton is hol hoslo on hel mooiste niet te goed.
De gastvrijheid is ons heilig als lief woord
en gelukkig noemen wij ons onzen dank in
dezen vorm te kunnen betuigen aan den
weldoener van onzen gevierden en beroem
den Cobald
En do grijsaard treedt binnen.
Verlii h» is de slaapkamer door wel
twintig kleine lampjes geplaatst in zuiver
kristallen vaasjes en omgeven door een
tapijt van zeldzame en vreemde stof. die het
licht tomporl on 'f geheel hult in zoo'n fan-
taslisehen aanblik, dat hel eonigen tijd
duurt, eer de oude man, wiens oogen zoo
iels moois nooil aanschouwde, begrijpt dat
dit een slaapvertrek is.
En waar is het bod gebleven Tilo: dal
ik zoo strakjes zag of droomde ik toen ik
bet ledikant beter geschikt vond voor een
prinsosio dan voor mij
Wel- wel! edele Gast, dat bed is or
nog. maar ik heb even door een enkelen
vingerdruk op dit knopje het hecle ledikant
doen verdwijnen om u beter op uw gemak
te brem-en, daar ik meende ..verlegenheid"
in uw oog op te merken en wij moeten onze
gasten vróolijk stemmen. Ze moeten zich
thuis? by ons voelen Slechts dan noemen wij
ons gelukkig; want hel ware geluk is het
geluk dat men bereidt, staat in onze boe
ken. Maar zie, pas op dierbare kabouter
vriend-.... daar komt het ledikant weer;
en zoo was het; langzaam daalde het ledi
kant zooals het zeilde en reilde daar straks
en plots stond hotseer op zijn plek van
daar even, tot groote verwondering van den
gast, die in niet begrijpen het hoofd
schudde.
En nu slaap wel; rust zacht in Uw
nieuwe woning. Dat de zoetste droomen on
zer nymfen uw deel zij en Uw rust zoo
zacht, als het gekweel onzer gevederde
zangers.
Dank je wel, kleine baas. Dat ook
jouw rust niet minder zij dan die van
mijn vriend Cobald, waaraan ik zooveel
te danken heb. Eb zeg hem, dat ik hem
wen sell weer le zien in de slralendo ge
zondheid van dn imnrd, xLia zich looit met
kransen van veelkleurige, welriekende bloe-
men in do maand v-nn Mei.'
Dank U; uw goede wenschen voor Co
bald, liet hoofd onzer onsterfelijke krijgers,
doen uw goed hart eer aan en ik zal zóó
tot hem spreken in uw naam. en nu nog wat
edele gast, ik wil u verder inwijden in de
geheimen van dezen lusthof, zooals wij
er slechts één boven de aarde, bezitten.
Kijk en hier gaat hij naar den achter
grond van de kamer en schuift een zijden
gordijn aan gouden stokken opgehangen-
op zij.
Hier is de badkamer. Daar is het fon
teintje met heel water; hier een met kond
water en hier naast is het water lauw. En
verkiest u een bad te nemen zooals onze
grijsaards dat doen, in rozenolie da-t ver
sterkend is en de spieren lenig maakt, drukt
hier op dit knopje en.... alles komt als
van zelf te uwer beschikking, zelfs twee
der onzen, die speciaal voor uw hulp in 't
bad zijn aangewezen.
En nu goenachf. edele heer. goenacht!
(Wordt vervolgd).
CQR RES PON DENT IE.
Annie Koot, Reuver. En hoe-
gaat het op de kweekschool, mijn kind!
Als alles zoo gaat, als het maken van een
opstel, dan vrees ik niet voor jou. Ik haast
me om „Grootmoe" een plaatsje te geven,
(lie ze tóekomt. Ik reken op meer Annie:
Jo hebt bewezen, dat je kunt en.... laat
dit dan een aansporing zijn om minstens
één verhaaltje per maand te schrijven.
Later zul je plezier hebben van (leze eerste
proeven van Iiterairen aanleg. Dag Anniel
Het gaat je wel in Reuver!
W i in Muller, Leiden. Zoo, mijn
vriendje, ook eens geprobeerd, om een
verhaaltje na te vertellen? En zou je dat
nu zoo graag willen gedrukt zien? Ik zal
het doen, al was het alleen maar, om jo
aan to zei ten tot het maken van andere
verhaaltjes'of het navertellen van mooie
stukjes, die jo in school hoort. Zul je?
Dag Wim!
Joop Pierrot. Den Haag. Wel.
wel mijn vriendje, wat heb jij Mies goed
uitgeteekend. Je moet de volgende week
eens kijken, ik geloof dat „Onze Poes"
dan haar guitenstreken uithalen zal. Kijk
maar eens toe! En hoe gaat het in het
Haagje? Nog iets anders dan Leiden hé!
Dag Joop! Groet jo ouders van me!
Annie D i o b e 1 s, L o i d e n. Het
doet me plezier te hooren, dat het je goed
bevallen is. En braaf is je toezegging,
dat jo blijft meedoen, zelfs al zou je geen
prijsje winnen. Iemand, die zoo sprc-ckt",
moest eigenlijk allijd een prijsje krijgen,
vind ik. Dag Annie! Het versje krijgt dc
volgende week een plaatsje.
Wilhelmicntje Pelt, Bodegra
ven. Als jé? weer eens' een verhaaltje
maakt, moet je eens probeeren, het min
stens drie keer zoo lang te maken. Ik zal,
Liefdadigheid beloond" de volgende week
plaatsen, en zie dan eens wat een plaatsje
jouw verhaaltje inneemt. Zul je daar den
volgenden keer aandenken, Mientje. Dag
nichtje! Het opstel van Marietje wordt
ook geplaatst!
Honken Lena van Gerven,
Zooforwou de. Jelui twee leuke ver
haaltjes laat ik do volgende week plaatsen
Wat zal dat fijn zijn hè! Een eigen-ge
maakt verhaaltje le zien! Goed bewaren
kinderen! en danals jelui later oud,
heel oud zijt, dankunnen jelui nog
eens bewonderen, de eerste pennevruchten
uit een tijd, toen jo nog heel, heel klein
was. Dag jongens! Veel groetjes thuis!
Gorarda van Hi 1. Waarom niet
doorgegaan met het verhaaltje. Je was zoo
mooi begonnen! Do school was haast uit
vóór ze begon. Zoo gaat het niet in werke
lijkheid mijn kind! Jo had Gretha, de
juffrouw, moeten laten vragen en doen als
een heusche juffrouw in de school doet.
Dan was het verhaaltje ook een beetje lan
ger geworden. Nu vind je het haast niet
weer. als het gedrukt staat. Kijk do vol-
gendo week, eens! Dag Gerarda.
C o r ne l i s van Dieren, Leiden
Ik wed voor nog zooveel mijn vriend, dat
het versje „Bij den tuinbaas" geen eigen
werk is. En dat is lipusch jammer. Toch
zal ik het plaatsen, maar.... er boven
zetten, om alle vergissing le voorkomen
zie jo: „Om van buiten, te •leeren". Kom,
Cornell's, maaic zelf ook eens wat! Ik wed,
dat jo kunt. Begin! en.... doe zooals de
andere neefjes en nichtjes, die al zoo vaak
ons iels moois te lezen gaven. Dag Cor
nells! Maak me veel groetjes aan alle
huisgenootep.
Jacobus Ouworkerk, Leiden.
Als je „Een dolle jacht" zelf gemaakt hebt
(niet geschreven, maar bedacht hebt) dan
ben jij een flinke jongen, die meer kent,
dan lekkere boterhammetjes eten en die
mij nog vaker verrassen zaï met mooie
versjes en leuke verhaaltjes. Zul je? Dag
jongen! Groetjes aan vader en moeder!
Do.volgende week ga ik door met het
beantwoorden der brieven.
Oom WIM.
„Grootmoe".
'k Zie me nog gaan, Henkie en ik. Hand
aan hand over 't voetpad; vooral niet mid
den op (len weg loopen was ons door moe
der ingescherpt. We waren op weg naar
grootmoe We sprongen en zongen want
nergens gingen we liever heen Als we bij
Groot moe's huis gekomen waren, en haar
aan do deur zagen staan, liepen we altijd
om 't hardst 't tuintje door, om 't eerst
in cl'r armen te kunnen vliegen. Grootmoe
kust je dan op bei je wangen, en ze deed.
jo hoed en manteltje af, en we gingen ach
ter haar aan den gang door naar de
groote kamer. De groote kamer, waar je
de pendule hoorde tikken, héél anders dan
thuis! Eerst durfden we niks te zeggen,
maar spoedig begon Henk te vertellen van
z'n .soldaten, en ik van m'n zieke pop
I-ijsje. Grootmoe luisterde meewarig, toe bij
je verhaal en deed of zij een traan weg
pinkte. Dan begon zij te vertellen van
Roodkapje en Sneeuwwitje en nog een
heeleboel meer, want Grootmoe kon prach
tig vertellen, en we geloofden 't allemaal.
Ondertusschen begon Henkie aan de pan
nekoeken te denken, want die bakte ze al
tijd als wij kwamen. Hij keek me aan en
samen vroegen we: „Gaan we haast eten,
Grootmoe?" Zij hield zich onnoozel en zei:
„Ja direct."
Aan tafel moesten we voorbidden. „Wees
gegroet" begonnen we. Toen ging de deur
open, Grietje bracht "l eten op tafel. Gauw
oven met één oog kijkenJa haar pan
nekoeken! Toen baden we gauw de rest
af, en na" 't kruisteeken riepen we in één
adem: „Hoera!" Daarna begonnen we
gauw te eten en wo smulden; Na 't eten
ging Grootmoe in 'r leunstoel zitten en
Henkie en ik moesten buiten spelen, an
ders maakten we baar wakker. Henkie
ving vlinders, ik plukte bloemen, roode
witte en gele. Op 'l laatst werden wo moe,
en samen gingen we onder een groote
boom zitten slapen. Zoo vond ons Groot
moe: Honk niet met z'n netje en ik met
m'n verdorde ruiker in m'n hand. Met z'n
drieën gingen wo nu naar binnen. Groot
moe breide aan 'n kous, wij keken een
groote album met mooie kaarten van toen
Grootmoe klein was.
's Avonds aten we nog een lekkere bo
terham en dan kwam mocdr ons halen.On
derweg kwamen we niet uit verteld over
Grootmoe. Op 'n morgen toen moeder ons
kwam roepen zei ze: „Grootmoe is ziek,
zullen jullie goed voor haar bidden?" Sa
men-vielen we op onze knieën voor 't Hei
lig Hartbeeld in de huiskamer en we ba
den een héél tientje met geen é/n keer ons
oogen op'en. Maar Grootmoe werd niet be
ter, ze stierf. Niet z'n vieren gingen we
naar haar kijken. Pa en Moe liepen stil;
wij ook want we begrepen 't niet goed. Daar
waren we er! Hoe stil lag ze daar met d'r
rozenkrans in haar handen.
„Dag, Grootmoe", zeiden we. Maar ze
zei niets. „Slaapt Grootmoe?" vroeg Hen
kie. „Grootmoe is in de hemel kinderen,
daar vertelt ze nu mooie verhaaltjes aan de
engeltjes", zei vader. Moeder hulde en
wij snikten mee. Toen wcrcl. Grootmoe weg
gedragen in 'n enge zware kist. Wij moch
ten mee naar de kerk en de kist werd in
de grond gestopt. We huilden want we
dachten: Nu zien we grootmoe nooit meer!
Op den terugweg liepen we heel stil en we
plaagdden elkaar geen enkele keer.Toen we
bij Grootmoe's huis kwamen, wilden we
naar binnen vliegen maar o ja, Grootmoe
was er niet! Onhandig trokken we zelf ons
manteltje uit zoodat do mouwen binnen
stebuiten kwamen. Henkie liep de kamer
rond en vond Grotmoe's bril. „O, Vader",
riep hij, „wat moet Grootmoe nu beginnen
als ze bij de engeltjes in haar kerkboek
wil bidden?"
„In den hemel heb je geen bril meer uoo-
dig Henk", zei vader „O", zeiden we bei
den, en we zwegen.
Annie.
Leidsche weg 189, Voorschoten.
Hebt uwe ouders lief!
„Ik wil, ik moet en ik zal soldaat wor
den! zei Gerrit tegen zijn vader, die koet
sier was. Ik wil mijn leven lang niet ach
ter die knollen zitten!"
Jo bent oud genoeg om te weten wat
je doen moet, sprak zijn vader, met tra
nen in de oogen, maar ik weet, dat je er
eens berouw over zult hebben.
Er Jiielp echter geen praten aan; hij
zou soldaat worden en hij werd soldaat bij
het Indische leger.
Er waren eenige jaren voorbij gegaan!
Op een der gevaarlijkste punten eener
Ben ting, stond een jong soldaat op schild
wacht, maar droomendo en soezende en
vergat zijn plich.t Op eenmaal liet zich
een verward geschreeuw hooren, afgebro
ken door wapengekletter en geweerscho
ten. Door de onachtzaamheid van Gerrit
had de vijand de Benfing .overvallen. Er
werd lang gevochten. Gelukkig moest de
vijand eindelijk hot veld ruimen. Onder de
zwaar gewonden behoorde ook Gerrit, die
ontrouwe schildwacht. Toen hij vele weken
later het hospitaal verlaten kon, werd hij
zonder pensioen uit don dienst ontslagen,
't Was avond en stil in liet dorp waar hij
geboren was. Peinzend gtaat hij stil voor
het koetshuis, waar hij de laatste verma
ning zijns vaders, met een spotlach op de
lippen had aangehoord. Ja. hij was soldaat
geworden; hij was in Tndië geweest, en nu
stond hij daar, arm en verminkt, en door
allen die hem kenden veracht en verlaten.
Wel was hij zwaar gestraft geworden!
Werken kon hij niet, om te bedeion was
hij te jong.
Op den stillen Godsakker knielt hij ne
der. Daar. onder de groeni zoden rusten
zij, die hij bij hun leven zoö bitter had
gegriefd.
Ach! vergeeft liet mij! snikte hij droevig.
Ach! mochten allen die jong zijn. aan
mij een voorbeeld nemen: want ik heb het
ondervonden: dat wie zijn ouders niet eert,
ook Godszegen derven moet.
Wim Miillor.
Heerenstraat 138, Leiden.
Onschuldig.
Er was eens een man en die hoedde bij
een boer do schapen, en wr dus een her
der. Op een keer midden in den zomer was
het heel-erg heet, do herder dacht: „ik
zal maar wat gaan slapen, mijn trouwe
hond Max zal dan wel voor de kudde scha
pen zorgen". Zoo gezegd zoo gedaan, hij
ging onder een denneboom liggen en sliep
spoedig in. Maar zonder dat hij het wist
kwam er een onweersbui op. Dat wist de
herder natuurlijk niet. Maar opeens werd
hij wakker door een zwaren donderslag. Hij
schrok natuurlijk heel erg, maar. waar
wajen zijn schapen? O, daar zag hij ze loo-
n, hij joeg ze bijeikaar in een kuil. "Wat
het regende hard. Maar toen de schap®
allemaal in de kuil waren- liep dc hood
toch nog heel onrustig in het rond ft
herder dacht wat zou dat zijn, hij dack
zou er een schaap weg ziju, hij telde zeen
ja hoor er waven inplaats van 24, 23 sell
pen in den kuil. Hij zocht en de hond zocki
maar hel schaap word niet gevonden. "Wa
ie doen, hij zou maar naar huis gaan. Maa
toen hij thuis kwam, vond do boer dat alfa
behalve goed. Den volgenden dag ging kj
met zijn knechten zoeken, maar nee hoor
De boer dacht, dat is verdacht ik ga ea
naar de politie. Den volgenden dag mos
de herder voor het gerecht, komen. De red
ter vroeg: „hebt ge een getuige". De berde
antwoordde: ;-neen, alleen mijn hond, maa
die hebben ze zoo straks de deur uil» j
schopt, maar mag ik hem even halenf
„Goed", zei de rechter, „als je maar itü j
twee veldwachter meegaat." De herds r
antwoordde: „Goed". En de veldwaclitei
gingen met hem mee. Zoodra de hond zf
meester zag hoaon hij blaffend voor liet
uit te rennen. De herder en de twee velt
wachters gingen met hem mee. Zoo km
men ze op de beestenmarkt. Daar hield i
hond stil voor een man die een schaap!
koop aanbood. De herder zei tegen d'
veldwachter: .-dat is miin schaap". En ra
een pakten do veldwachters den man ba
en vroeg: .-.heb ii.i dat schaan gestolen.i
de dief "Mrpn'lo alles. Zoo was de herj J
verlost door zijn trouwen hond. En de di
werd in de gevangenis gestopt, zooals I
dubbel en dwars verdiend had. En
bond? Sedert dien tijd. hield de hordei'
meer van zijn Max.
- Freddy Wilmink,
Wasstraat, Leiden.
De gefopte herbergier.
In zeker dorp woonde een herbergier,)
het plan gemaakt had, een uithang^ j
boven zijne deur te plaatsen. Hii ontbn
een schilder uit de stad en-verzocht bi
er een te maken. Kijk, sprak hij, ik
er graag een bruinen beer op hebben stu
die met een touw aan een paal vaslli
Best antwoordde de schilder, dat kan mi
heer juist kriigen- zooals hij verkiest. D«
inplaats van 'n touw zal ik een ijzeren ki
ting schilderen. Mij dunkt, dat past li
voor zoo'n groot, wild beest. De berbers
die meende, dat bij van alles het ni<
verstand luid, nam deze woorden zeer
lijk op. Dat zou wel iets moois zijn, riep!
driftig uit, dat ik zoo'n ding nog niet
mijn zin kan krijgen! Ik wil, dat de
vastligt aan een touw. verstaat ge? -
niet aan een ketting! Als gij het zoo n
schilderen wilt, zal ik het een ander lil
doen.
Welnu als gij het dan volstrekt
wilt, hernam de schilder, zal het ook
gebeuren. Maar gij moet het niet aan
wijten- als de heer hel touw aan stukl j
trekt en er van door gaat. Hij drukte
waard lachend de hand. ging naar
en zette zich aan het werk. Om den eis
zinnisen dorpeling eens fijntjes te fopf
schilderde bij alles met olieverf, behi
een eind van het touw en den beer;
voor gebruikte hij enkel waterverf,
eenige dagen was het uithangbord kant
klaar. Met groote, witte letters las me*
onder: In deu Bruinen Beer. Nauwe
had de herbergier het ontvangen, of
hing het. op de bestemde plaats. Hij
het mooi, zeer mooi, betaalde den
man en tracteerde hem nog bovendien
dra was het nieuws door het ganscho
verspreid en de boeren maakten het bes
den volgenden Zondag, als zij uit del
kwamen eens te gaan zien. Maar wal
i;et geval. In den nacht van Zaterd-
Zondag waaide het geweldig en de
viel bij stroomen neer. Toen do herb
morgens naar het uithangbord keek.
heeroom met een stuk van het koord
dwenen. Dat was hem onbegrijpelijk.-
stonds zoud hij den knecht naar de sla*
dc oplossing van dit raadsel te vragc*
schilder, die heel goed wist, dat de
door den vallenden regen verdwenen
hield zich onnoozel en sprak: Zeg a^,
baas, dat het zijn eigen schuld is. B*
het beest aan een flinke kolling r-
schilderen dan zou hot er nog wel op-
Doch nu het maar met een louw gew
was- heeft het bij dit ijselijk weer
gepoetst. En daar had het groot
Zie zoo krijgt men soms zijn zin,
zijn eigen nadeel.
Cornells BA
Rijndijk BI55. Hazei