„Oc Leidsolic Courant"
Derde Blad
'M&WÊ'jtF'ÉtWÈiïi
Z.iterdag 29 Augustus 1925
JSaSÏ
HET HEILIG VORMSEL
Binnen niet al le langen tijd zal in Lei
den do Bisschop van Haarlem komen om
liet H. Vormsel toe to dienen.
Voor hen die reeds gevormd zijn even
goed als voor degenen, die nu dit heilig
sakrament zullen ontvangen, kan het zijn
nut hebben over dit Sakrament een en
ander to schrijven, hetzij ter leering het
zij ter herinnering.
Wij kunnen over het algemeen niet zeg
gen, dat dit eens in het leven te ontvangen
Sakrament een buitengewone bekendheid
bezit.
Ik vraag daarom enkele weken uwe aan
dacht voor döze uiteenzettingen.
Oe H. Geest.
De H. Geest is de derde persoon van de
allerheiligste Drieëenheid, God als de Va
der en de Zoon.
Christus noemt deze 'drie personen hij
elkaar op het moment., dat Hij Zijne leer
lingen uitzendt met de opdracht: „Gaat en
onderwijst'.hen doopend in den naam
dos Vaders en des Zoons en des H. Gees-
te.s."
Zoo spreekt Christus en zoo spreken de
Apostelen in het Nieuwe Testament over
den H. Geest als over God.
Zoo schrijft bijv. de H. Joannes: Drie
zijn er die getuigenis geven in den hemel
de Vader het Woord en de H. Geest; en
deze drie zijn één. Hij wil zeggen: Vanuit
den hemel geven drie pc-vsonen getuigenis,
dat Jesus de Zoon Gods is: de Vader het
Woord en de H. Geest. En deze drie zijn
één d.w.z. zij zijn één en hetzelfde, zij zijn
één in wezen, zij zijn één God. Daaruit
volgt dus dal ook de H Géést God genoemd
wordt en dus is.
Zoo heeft de kerk het dan ook altijd ge
leerd.
In het Oude Verbond was de kennis van
den H. Geest hij het volk nog niet zoo
nauwkeurig als nadat Christus er het Zij
ne over had geleerd.
Wo lezen in het scheppingsverhaal, dat
de Geest Gods zweefde over de wateren en
aldus in de doode en ordelooke stof leven
en beweging bracht en orde en schoonheid
gaf.
Een ander werk van den H. Geest in het
Oude Verbond is geweest het verlichten der
Profeten en het ingeven der waarheid aan
de gewijde schrijvers, maar erg op den
voorgrond is Hij in het 0. V. niet getre
den.
In het Nieuw Verhond wordt ons hét
eerst van den H. Geesf gesproken hij de
Boodschap des Engels aan Maria, als hij
haar zegt, dat de Kracht des Allerhoogsten
haar zal overschaduwen, zooals wij het
bidden: Die ontvangen is van den H. Geest.
Vervolgens hij den doop van Christus
verscheen de H. Geest in de gedaante van
een duif. De duif is n.l. het zinnebeeld van
onschuld en heiligheid.
Het meeste bemerken we van den H.
Geest, als Christus van de aarde is weg
gegaan. Hij neemt dan als het ware het
werk van Christus over in het leeren en
sterken der Apostelen, zooals Christus dat
ook had belooft.
Zoo daalde Hij op het Pinksterfeest ne
der in zichtbare gedaante over de Aposte
len en wel als een vuur, dat zich in tongen
verdeelde en zich neerzette hoven de„hoof-
den der Apostelen. Het boteekende, dat Hij
hun zou verlichten en verwarmen, en dat
Hij hun de gaaf der talen verleende; de
storm, die de komst van het vuur verge
zelde, duidde op het geweldige, dat de
Geest iu hen zou uitwerken.
Het groote werk des Geestes uit den tijd,
die daarop volgde, is geweest het vrucht-?
baar maken van de prediking der Aposte
len, door wier 'werken in zeer korten tijd,
de geheele wereld voor het Christendom
gewonnen werd, toen hun opvolgers even
•ijverig het door hen begonnen werk voort
zetten. Vervolgens blijft Hij de kerk lee
ren en bewaren in de waarheid, zooals
Christus had beloofd. Hot i.s al wederom
de H. Geest, die in Gods Kerk de genaden
uitdeelt wanneer de Sakramenten worden
toegediend.
Zeker is hot Christus, die de genade
heeft verdiend, maar de H. Geest, die toch
'écn is met de'Godheid, deelt ze uit.
Als de H. Geest de Kerk niet had ge
sterkt tegen hare vijanden, ware zij reeds
lang (e niet gegaan.
Als wij de kerk vergelijken met een
lichaam, dan is daarin de H. Geest de
ziel, die het lichaam levend maakt.
I
Evenals do H. Geest de geheele Kerk
alzoo door Zijne bezieling maakt tot een
elvend lichaam, zoo is Hij ook het leven
voor den mensch, en dan bedoelen wij het
bovennatuurlijk leven, n.l. dat der heilig-
imakende genade. Om ons dat hoogere le-!
yen te geven neemt de H Geest zijn intrek
fin onze ziel. Voor het eerst geschiedt dit
bij het Doopsel, dat ons het nieuwe leven
schenkt, en dan ook genoemd wordt het
Sakrament der wedergeboorte. Wij zijn
dan de levende tempels van den H. Geest,
dio in ons woont en wonen blijft, zoolang
wij -en doodzonde bedrijven.
Zoolang dan die H. Geest in ons woont,
staat Hij ons voortdurend bij met zijn
genade, welke genade daarom wordt ge
noemd genade van bijstand: daarmede
verlicht H j ons, opdat wij de waarheid
zullen kennen, en sterkt Hij ons, opdat wij
overeenkomstig de waarheid zullen leven.
Het is dus alleszins duidelijk, dat wij
zonder den II. Geest niet kunnen leven,
zooals God het van ons vraagt, en dat wij
geregeld moeten bidden om Zijne genaden
deelachtig te blijven, en mochten wij zo
verloren hebben, moeten zorgen ons zoo
spoedig mogelijk weer in staat' van genade
terug te brengen door een goede Biecht.
Dit is in het algemeen gezegd, en het
geldt voor een ieder, toch mogen we er
nog wel eens met nadruk op wijzen in onze
booze dagen, vol bederf en verleiding, vol
zwakheden van het menschelijk vleesch.
Het is den mensch niét mogelijk zonder een
bijzondere kracht zich staande te houden,
en het leven der heiligmakende genade te
bewaren bij zijn dagelijkschen strijd le
gen duivel, wereld én vleesch, wat wel het
•beste getuigt het herhaald vallen, zelfs
van hen, die nog mét een goede meening
bezield zijn, en den bemel niet willen ver
spelen.
Daarom moeten in de dagen van voor
bereiding degenen, die het H. Vormsel zul
len ontvangen, veel en vurigbidden, om
zoo waardig mogelijk tot dit Sakrament
te naderen, en zij, die reeds gevormd ftijn,
moeten het ondersteunen.
J. C. C. GROOT,
Kapelaan.
IETS OVER DE SOCIALE KWESTIE.
lil
Hoe slerk de handeldrijvende en nijver-
heiclbeoefenende burgerij der 16do en 17de
eeuw zich ook ontwikkelde er bleef in 't
economisch leven een spoor van de Middel-
eeuwsche levensvormen; er bleven half-
feodale verhoudingen van min of meer pa
triarchaal karakter; er was een bewust
zijn, dat men elkaar in wederzijdsch ver
trouwen noodig had. In de fabrieken is
alles nog handwerk; naast den patroon
heeft de arbeider nog overleg en zijn den
kend versland noodig. Er is nog geen
grootbedrijf. De machine heeft zich nog
niet als scheidsmuur tussclien werkgever
en werknemer geplaatst.
Gedurende de 18de eeuw komt overal
verval van den handel. Do manufacluur,
het handwerk, kwijnt Kapitalen worden
in weelde verbrast. Met allerlei theorieën
tracht men de zieke wereld te genezen. On
tevredenheid on wrok stapelen zich op tot
een broeien den mutsaard, die ten slotte
ontbrandt en het aanzijn geeft aan do
Fransclio Revolutie.
De halffeodale toestanden op het platte-,
land worden grondig opgeruimd; rechten
en privilegiën van steden en gouwen met
één pennestreek vernietigd. Staatkundige
eenheden worden gesmeed uit gewesten die
slechts federatief verhonden waren en een
verre herinnering bewaarden aan het
leenstelsel; kapitalen verplaatsen zich; de
liberale burgerij heeft zich van de staat
kundige macht meester gemaakt, om zich
door de wetgeving een bevoorrechte econo
mische en geestelijke positie to kunnen
verzekeren.
Het koude, harde Romeinsche recht, be
rustend op een uitstekend gedisciplineerd
egoïsme, waarbij het recht niet opgroeit uit
de afhankelijkheid van den mensch vaü
de natuur en van Hooger "Wil, maar alleen
berust op den wil dés wetgevers, wordt een
machtsinstrument der bourgeoisie. Mee-
doogelooze handhaving van eigen machts
positie, bevestiging van eigen stelling vol
gens de strakke en kleurlooze antieke
rechtsbegrippen. Afgedaan- hebben de
treurige, overal wisselende, uit natuur en
gewoonte voortspruitende rechtsbegrippen
der Germanen, die onder den invloed van
het Christendom gedurende de Middel
eeuwen nog soepeler en milder waren ge
worden. Immers het Christendom leerde:
Hebt Uw naasten lief als U zelf. Gelijk gij
wilt, dat U de menschen doen. doe gij hen
ook alzoo. „De spillen van zulk een levens
beschouwing zijn rechtvaardigheid en lief
de/' (Quack). Maar wat weet de wetgever
van liefde als hij uitsluitend zijn oor le
luisteren legt naar de klanken van 't liei-
denscho Rome dat predikt: macht is recht!
Wel komt er nog een soort restauratie
van het oude, maar de geschiedenis laat
zich geen 50 jaren terugdraaien. Geduren
de de eerste helft der 19de eeuw doet de
machine haar triomphale intocht in het be
drijfsleven. De voorwaarden worden go-
schapen tot het ontwikkelen van het mo
derne handels- en industrieele kapitalis
me. De revolutie van '48 is noer noodig om
de liberale bourgeoisie voorloopig voor
goed haar imperatorsmacht over heel het
maatschappelijk leven te verschaffen.
Geweldig verscherpt z:ch de tegenstelling
tussclien loonheer en loondienaar. Daarbij
de nijpende malaise, die duizenden weg
dringt van de bronnen des levens. Overal
in liet buitenland heerscht pauperisme;
overal vermenigvuldigt zich hel proleta
riaat. Het ademt in een broeierige sfeer
van revolutionaire instincten en sentimen
ten van haat en afgunst. In haar boek
„Kapitaal en arbeid in Nederland" heeft
Mevr. Roland Holst aangetoond, hoe ont
zettend de nood der armen was ook in ons
land, ook in onze stad Leiden.
Uit de huizen der bourgeois'© komen,
eendeels bewogen met liet lot der verdruk
ten, anderdeels gedreven door min-edele
bedoelingen, de mannen die verbetering
willen brengen.
In 1847 verschijnt van Karl Marx en
Friedrich Engeks het befaamde „Commu
nistische Manifest" oen soort evangelie
voor de helaas groofendeels ontkerstende
arbeidersmassa. Ondanks alle onchriste
lijke -dwalingen en heillooze leeringen be
vat het een verschrikkelijk renuisitoir te
gen de bourgeoisie.
„De bourgeoisie heeft, waar zij tot de
heerschappij is gekomen, alle feodale,
aartsvaderlijke, idyllische verhoucMngen
vernield. Zij heeft de bon (geschakeerde
handen, die den mensch aan den van na
ture boven hem geplaatste verhonden, on
barmhartig verscheurd en geen anderen
hand tussclien mensch en mensch overge
laten dan het naakte eigenbelang. Zij
heeft do heilige siddering der vrome dwee-
perij, der ridderlijke geestdrift, van den
klein-hurgcrlijken weemoed in het ijskoude
water der egoïstische berekening verdron
ken. Zij heeft de persoonlijke waardigheid
in de ruilwaarde opgelost en in plaats der
lallooze verworven en verleende vrijheden
als eenige vrijheid de gewetenlooze hau-
delsvrijheid gesteld. Zij heeft alle tot nu
löe eerwaardige en met vroom ontzag be
schouwde ambten van him heiligen schijn
ontdaan." En zoo gaat het voort, bladzij
den lang.
Wij schrijven natuurlijk geen geschie
denis; we willen alleen maar indrukken ge-
Ven van wat er leefde onder de menschen
om het ontstaan der sociale lyriek le ver
klaren.
Hel rationalisme der 18de eeuw had
den godsdienst van zijn wettig'erf terugge
drongen: langzaam komt er regeneratie.
Tegen het midden der 19de eenuw strekt
het Christendom zijn zegenende hand over
de verdrukten. In 1848 begeeft zich Kar
dinaal Affre, aartsbisschop van Parijs,
dwars door het vuur der straatgevechten
naar het volk om woorden van verzoening
en vrede te spreken. Zijn leven verbloedt
op de barricaden in dienst van 't Christe
lijk ideaal. In Engeland vangt de Proles-
tantsclie geestelijke Charles Kingsley zijn
zegenrijken arbeid aan en met nadruk be
toogt hij, dat niet zelfzucht maar recht
vaardigheid het beginsel der samenleving
moet zijn. In DuitscMand is het Vrijheer
Von Ketteler, bisschop van Mainz die in
1848 zijn beroemde zes preoken houdt,
waarvan mot een woord van Dr. Schaep-
man de kerngedachte is: „Redt de maat
schappij van de slaven en van de sla
venhouders. Herstelt den vrede Gods!"
Onvermoeid komt hij in hoek en tijdschrift
en in den Riiksdag op voor de rechten
der minder-bedee'den, zoodat zelfs de niets
ontziende en heftige socialist Lasalle zijn
verdiensten niet durft le miskennen.
In Engeland staat dan weer Kardinaal
Manning op de bres, in Duischland weer
Adolf Kol ping.
„Wat de aandacht trekt", zoo zegt Prof.
Quack in zijn standaardwerk „De Socia
listen", „dat is de klemmende wijze waar
op de Katholieke Kerk heeft ingegrepen in
het Arbeidersvraagstuk."
En de meest beslissende momenten zijn
gekomen door de encyclieken van Leo
XIII, met name door „Rerum Novarum".
Wij hebben dit stuk voor ons liggen, maar
zullen ons bepalen tot het komachtige
overzicht van Prof. Quack. „De ijzeren wet
van vraag en aanbod wordt in de encycliek
aangevallen. Do hebzucht en zelfzucht dor
rijken wordt aangeklaagd en hun aange
zegd, hoe zij hun rijkdom slechts hebben
le beschouwen als een pand, dat zij naar
de wetten der gerechtigheid moeten bestu
ren. Hoofdzaak is, dat rijken en armen
moeten bedenken, dat zij kinderen van één
Vader zijn. De zonde heeft in de wereld
gebracht de ongerechtigheid en de ver
schrikkelijke ongelijkheid. Het is nog niet
zoozeer de ongelijkheid die treft, als wel
de stoolend hardvochtige wijze, waardoor
de ongelijkheid door de schuld der rijken
aan den dag komt. Den arbeiders wordt
aangezegd, liim plichten te vervullen. Ar
beid is geen last, maar een genot. Aan den
droom deT afschaffing van persoonlijk
eigendom mogen zij niet toegeven.
Bovenal en dit is het punt waar de
encycliek zich lijnrecht stelt tegenover het
socialisme onzer dagen -mag geen voed
sel worden gegeven aan de spelling, dat de
samenleving rust op den klassenstrijd. En
een prediking van den klassenstrijd is duB
misdadig. Do toekomst berust op de sa
menwerking van meesters en arbeiders. De
arbeidersverenigingen moeten in dien
geest haar verlrndingen sluiten."
Maar er was weinig mildheid in het
laatst der 19de eeuw. In de parlementen
der volkeren werd heel wat tegen de ar
beiders ingebracht, wanneer deze opgo-
schokt uit hun waarschuwing onder de
zweep der revolutionaire drijvers op bruto
wijze grepen naar de middelen om z'ch
reclit te verschaffen. Hooghartig en koud
luidde het vonnis der liberale bourgeoisie
en op "zulk oen oogenblik liooren wij in
's lands vergaderzaal het indrukwekkende
woord van Dr. Schaepman: „Heeft do ar
beider gezondigd, daar is roekeloos en ma
teloos gezondigd tegen hem, en die zonde
moet worden geboet of hersteld, of zij zal
worden gewroken ouder de donderslagen
van Gods oordeel!"
Waar de groot en van ons geslacht en
mannen van boteekenis liun slem lieten
hooren voor sociale rechtvaardgihe;d, kan
het ons niet verwonderen, dat zij, uit wier
boezem de sociale lyriek opwelde, soms
rauwe kreten laten liooren. Bij alle ver
schil van inzicht en overtuiging, kan men
het menscbelijke dier kreten hegrijpen en
meermalen de schoonheid waardeeron en
bewonderen.
Daarover de volgende maal.
S.
bovendien een kleinere kerk in do Oude
Molstraat, waar ook do pastorie was, to
zijner beschikking had. Deze kleinere kerk
was er een uit den tijd toen wo wel bede-,
huizen mochten hebben, doch uiterlijk niet
als zoodanig herkenbaar. Ze was achter
de huizen gelegen en bereikbaar door een
lange gang. Aan den straatkant lag slechts
wat men nu liet catechismuslokaal zou
noemen. Inwendig zag de kerk eruit onge
veer zooals do Leidscho Lodewijkskerk aan
het Steensehuur.
Van 't Binnenhof.
Hoe weinigen herinneren zich, dat er
op het Binnenhof een Roomsche kerk is
geweest. 'I Zal dan ook welhaast een halve
eeuw geleden zijn. dat ze verdween. Maar
ik was er nog misdienaar!
De kerk lag aan de vijverzijde en had
ongeveer een plattegrond zooals deze tee-
kening aanduidt. De afmetingen zou ik on
mogelijk kunne# opgeven, maar wel weet
ik dat er heet wat menschen in konden,
vooral wijl er ook nog galerijen waren. Ze
stond hekend als „de Hofkerk".
Het was de hoofdkerk van den Deken, d e
:Zuilengalérij
tö td
öSh
Galerij
Galerij lOrgell Galerij
DEPARTEMENT
VAN WATERSTAAT
In de Hofkerk op hel Binnenhof werd
's Zondags do Hoogmis gedaan, welko ook
werd bijgewoond door do Roomsehë mili
tairen van het Garnizoen. Er was toen nog
„kerkparado", wat voor en na do H. Mis
een heel gedoe gaf op het. Binnenhof.
Voor do kerken op het Binnenhof en in
de Oude Molstraat is in de plaats geko
men do mooio kerk in de Parkstraat, een
der eersto bedehuizen, door dr. Cuypors
gebouwd. Do toenmalige deken, mgr. Rio-
cho z.g. heeft heel wat critiek van zijn pa
rochianen moeten hooren over zoo'n kerk
met dikke pilaren, waaraan men niet ge
wend was. Vooral in do kleine kerk aan do
Molstraat was liet zoo gemoedelijk en toen
opeens zoo'n weidscho tempel, waarvan
niet alle plaatsen vrij uitz:cht gaven op
het altaar.
Men was er niet gauw op zijn gemak, wat
niet wegneemt, dat het gebouw aan hoogo
artistieke eischen voldoet.
Het orgel in do Parkstraatkerk is nog
dat van hot Binnenhof, zij het wat ge
restaureerd.
Wat op het Binnenhof voor do kerk in
de plaats kwam die in de Oude Mol
straat werd afgebroken en vervangen door
Zusterscholen is een zeer eenvoudig ge
bouw, bestemd voor ambtenarenkamers en
archieven. Bij liet graven voor do fonde
menten werden blootgelegd het graf van
Oldenharneveld en de rustplaatsen dor
graven van Holland. Do overblijfselen
werden verzameld en opnieuw begraven,
van welke plechtigheid een steen in den
muur getuigt.
En zoo spreekt hot Binnenhof over
velerlei dingen.
Ik heb er mijn eerste proeve van pers-
fotografie afgelegd.
Dat was toen nog lang niet zoo algemeen
als tegenwoordig, of liever: men dacht er
nog ternauwernood aan.
Of ik dan zoo vooruitstrevend was? Die
eer zal ik mij niet toekennen, want mijn
optreden als fotograaf was lieélemaal te
danken aan liet initiatief van een HaagSch
vakman.
't Kwam zoo. Als persman had ik toe
gang op het Binnenhof hij de jaarlijkscho
plechtigheid van de opening der Sialcn-
Generaal, wal toon met nog meer praal ge
paard ging dan tegenwoordig. Alles ver
eenvoudigt.
Nu zei die vakman lot mij: „Doe mij een
genoegen en kiek de Koningin eens".
„Best", was mijn antwoord en een prima
camera, geheel ingesteld, kreeg ik tot mijn
dispositie. Ik herinner mij liet gevaarte
nog best. Tegenwoordig zijn ze heel wat
kleiner en practischer.
Enfin, ik naar liet Binnenhof, waar ik
zonder eenigo moeite aankwam en een
goed plaatsje meende uit 1e zoeken. Maar
dit viel niet nice.
Tegenwoordig plegen staatshoofden zelfs
even voor fotografen stil le staan, terwijl
de vele recento kieken van onze Koningin
bij do ruïnes in Oost-Nederland toonen,
dat ook H. M. er hoegenaamd geen be
zwaar tegen heeft, van zeer nabij do foto
grafische lenzen op zich gericht te zien.
Do Haagsche politie dacht er echter in
dertijd anders over. Nauwelijks was ik
mot mijn houten camera het Binnenhof
opgestevend en zocht ik oen goed plekje
voor mijn opname (mijn persinsigno gaf
mij daartoe allo vrijheid) of daar kwam
een rechercheur op mij af met alles behal
ve vriendelijk gezicht. Mijn vrijheid van
beweging belemmeren kon hij niet, doch
fotografoeren was verboden! En als ik het
toch wilde doen, zou hij oen agent met zijn
Tug voor mijn toestel zetten.
't Is voor tegenwoordige persmenschen
ongelooflijk. Persfotografen zijn heel ge
ziene persoonlijkheden geworden, maar
mij kon de rechercheur toen luchten noch
zien Hij hield mij gestadig in de galen.
wat heel gemakkelijk was, want met mijn
grooto camera was ik spoedig herkenbaar
en bovendien moést lk natuurlijk voor mijn
oogmerk een plaats bezetten, welko vrij
van publiek was. Ik dwaalde nog wat rond,
inaar kwam overtiugend tot het inzicht,
dat liet niet gaan zou.
Of goedo raad toen duur was? Heele-»
maal niet. Ik stapte het Kamergebouw*
binnen, waar ik dc-n weg wél wist, en in-?
stalleerdc mij met mijn toestel in een ver-»
trek tegenover den ingang der Ridderzaal.
Eenige toeschouwers gaven me gelegen'-?
beid mijn camera rustig neer te zetten op
een tafelN'oor een openstaand raam, zoo
dat ik maar op een knopjo. had to drukken
toen de Koningin dq trappen besteeg.
Ik weet nog dat ik naar mijn reehor-1
clieur omzag of hij mij daarboven, waar
hij niets te vertellen had, wel in dc gaten
kreeg, maar hij had het te druk. Enfin,
in'n kiek was klaar en dat was do hoofd'
zaak.
Maar wat hebben m\n tegenwoordige
collega's het dan toch wat makkelijker
Bovenbedoelde rechercheur is nu wolliclR
al gepensionneerd, maar indien hij nog
in dienst mocht wezen, is er alio kans, dat
hij thans ruim baan zal maken voor pers-'
fotografen en zijn best zal doen 0111 ook
op do kiek te komen, liefst terwijl hij con
beschermend gebaar maakt waaruit valt
op te maken, dat hij geweldig zijn best
doet. Nu, ik gun hem van harte een mooio
kans, want hij dood immers niet moer dan
zijn eenvoudige plicht
Nu ik het over de opening der Staten-
Generaal heb, toen dezo plechtigheid nog
plaats greep in do zittingzaal der Twoedo
Kamer, moest er een heelo verschikking
geschieden. Do hoofdloogang lot do zaal
ligt n.l. midden achter do rechterzijde,
zoodat twee. reien zolols moesion worden
opzij geschoven om voor H. M. een behoor»
lijk gangpad vrij to maken. Ook was er
groote moeite om voor de Staatsraden en
Ministers voldoende zitgelegenheid (o vin
den in het middenvierkant der Kamer, tor-<
wijl de leden der Eerste Kamer zoo goed
en zoo kwaad als het ging in de paden
worden geïnstalleerd, 't Hoefde niet lang
to duren en dus viel het behelpen niet
zwaar, wat ook gold voor de diplomaten
en liooge ambtenaren, die in de loges opgcj
propt zaten. Natuurlijk waren do tribunes
ook overvol, zelfs dio voor do pers, waar
dn journalisten hun werk moesten doen lo
midden van allerlei sierlijk uitgodoschlo
och-genooten van Kamerleden, Ministers
enz, die elders geen p'.nalsjo hadden kun
nen vinden.
Dn bestemming dor R'ddéusal voor do
nrlijkschc plechtigheid was wol een
groolo verbetering: 't gaat nu alles veel
deftiger en voor allo categoriën van auto
ritei'en en genoodigden is er behoorlijk
zitplaats.
Alleen wanneer niol do Koningin, doch
do minister-president, daartoe door Iï M.
gemachtigd, do openingsrede houdt, wordt
do Vcreqn'gdo Zitting in do Tweede Ka-
mnrzaal gehouden, maar dan gaat 't best,
wijl bij zoo'n gelegenheid do belangstelling
hee! wat mhuler is
A.TO.
EEN BELANGWEKKEND SCHRIJVEN
Aan hot Bestuur van do Missielcntoon
stelling le Helmond schreef Kardinaal v.
Rossum dezer dagen o.m.: Onder dc vruch
ten van deze tentoonstelling mag niet ver
gelen worden, dat als hot minste wat tot
vervulling van den Missieplicht kan ge
daan worden, beschouwd worde, dat men
werkend lid zij der drie pauselijke Ge
nootschappen. Allo Katholieken zonder
uitzondering moeten eerst en vóór alles in
die drie Genootschappen, en wel in elko
parochie, georganiseerd worden; do
priesters moeten liet zich tot een eereplicht
rekenen, dat geheel hun parochie is inge
schreven en vooral ook door gestadig ge
bod de Missies steunt. Millioenen en mil-
lioenen heidenen wachten op dien paro
chieel georganisccrdcn steun, dat hun do
heerlijke poorten van Christus' Rijk ge
opend worden.
Dat is echter lang niet voldoende: is dc
plicht ten opzichte dor algemeeno Genoot
schappen vervuld, dan komen do particu
liere Missiewerken aan do beurt: ook dezo
moeten door degenen, dio daartoe in staat
zijn, krachtig worden gesteund: en daar
schrijft de wet der liefde voor, dat degenen
die zich met onze eigen koloniën bezig
houden, de voorkeur moeten hebben: het
doet ons genoegen, dat alle Missiecongre
gaties op do Helmondsclie Missietentoon
stelling zullen vertegenwoordigd zijn: zoo
zal deze tentoonstelling niet alleen, en
vooral, zooals het betaamt, aan de drie
Centrale Missiegenootschappen een krach,
tige organisatie schenken in Pcelland,
maar ook de particuliere Vereenigingen
doen groeien, en dat zoo, dat geen van bei
den schade of last van elkander ondervin
den, maar dat zij elkander steunen en
helpen. In dien geest zullen de tylissionaria
sen, hoezeer zij ook hun eigen Missiever-
eeniging liefhebben, toch er op bedacht
zijn te zorgen en mede to werken, dat eerst
de Centrale Genootschappon krachtig ge
organiseerd zijn on er dus een soliede en
bovennatuurlijke basis besta voor de ge
heele Missieactie.
Wanneer toch de Missieactie niet berusÉ
op hoogere beginselen van plicht, liefde,
gehoorzaamheid, belichaamd in do deel
name aan de drie Centrale Genood-hup-'
"pem, is met recht te vreezen, dat xij w eu
stand houdt, en dat ook de parthmh re
genootschappen vroeg of laai lot d** oni*
dekking zullen komen, dr.: rij op «an l ge
bouwd hebben. Eer al moot het R>.!V»Va«
Volk lot zuiver bovennatuurlijk tried»wer
ken met do Mir-slos worden opgovo.v.d. oo