KALENDER DER WEEK
Ii
Voor Huis en Hof
ji.B. Als niet anders wordt aangegeven
dl in deze week iedere H. Mis Gloria,
Git-do en heeft de gewone Prefatie.
ZONDAG 26 Juli. Feestdag v. d. H.
i d a, Moeder der Allerheilig-
Maagd: Mis: Gaudeamus. 2e
geil v. d. Zondag (8ste na Pinksteren),
«lo. Prefatie v. d. Allerheiligste Diie-
ihcid. Laatste Evangelie v. d. Zondag:
bur: W i t.
Kot vreugde vieien wij vandaag het
s£t v. d. H. Moeder Anna! (Introitus),
in vergetelheid voor de wereld leefde,
wier groole roem het is uitverkoren
veest te zijn tol Moeder van de Allerhei-
fsle Maagd en Moeder Gods Maria. (Ge-
Offertorium, stilgebed, en Postcom-
lio). Hare ziel was welgevallig aan de
jen van God en daaraan heeft zij haro
«ge uitverkiezing te danken (AlWuja-
Communie"* Het Epistel roemt de H.
ma als het toonbeeld van de volmaakte
rouw; het Evangelie als de vrouw, die het
emelrijk stelt boven alle mogelijke an-
beïangen.
Mochten alle moeders van den tegen-
jordigen tijd vervult zijn van den geest
de H. Anna bezielde cn de harten hun
kinderen vormen tol deugd en
od s d i e n s tl! Van grooter lielang toch
het de kinderen na te laten de deugd
de rijkdommen en goederen dezer
irde!
Heilige Moeder Anna bid met Uw aller-
iligst kind Maria voor alle christelijke
lismoeders af den waren ehristelijken
Kt en help haar dien overstort en in hare
ideren.
MAANDAG 27 Juli. Mis v d. 8ste
oil dag na Pinksteren Suscepi-
Geen Gloria. 2e gebed v. d. H. Paula-
2e A Cirnctis. Kleur: Bood.
Ook is geoorloofd de.H Mis v. d. H.
r.ialcon, Martelaar. Laetabitur. 2e gebed
Zondag. 3e A. Cunctis. Kleur: Rood.
DINSDAG 28 Juli. M i s v d. H.H Na-
i u s en G O z e 11 e n, Martelaren,
iret. 2e gebed A Cunctis, 3e naar keuze
d. priester, 4-e tol den E G?est (om
is zegen af Ie smoeken over de retraite,
like door vele priesters van ons Bisdom
Vrijdag gehouden wordt). KJ' nr:
o d.
WOENSDAG 29 Jul Mis v. d H.
r I li a, Maagd. Dilexisfi. 2e gebéd v. d.
Felix en Gazellen. Martelaren, 3o A
•lis, 4e tol de H. Geest Kleur: \V i t.
Ifartha is de Maagd wier heerlijk voor-
eld van geloof ons zoo dikwijls voor
gen wordt gesteld in het Evangelie van
Uitvaavtsmis.
Toen Martha hoorde, dat Jesus kwam,
zij Hem tegemoet en zeide: „Heer,
Gij hier waart geweest, mijn broer zou
gestorven zijn; maar ook nu weet ik
al wat Gij van God verzoekt, God U
geven." Jesus verzekerde haar, dat La-
rus weer zou verrijzen; dat Hij is de
FTijzenis en het Leven; dat al wie in
5m gelooft niet sterven zal in heuwig-
1. Daarop beleed Martha, dat Jesus is
Christus, de Zoon var, den levenden
Die in deze wereld gekomen is. Haar
bof werd beloond met de opwekkh g van
narus ten leven.
DONDERDAG 30 Juli. M i s v. d. H.H.
b d o n en Sennen, Martelaren In-
2e gebed A Cunctis, 3e nöar keuze v.
priester, 4e lot den IT Geest. K ear:
ood.
VRIJDAG. 31 Juli. M s v. d. H Igna-
s, Belijder. In nomine. 2e gebed tot
H. Geest. Kleur: W i t.
Van Spaanschen adel. diende Ignatius
aan hel hof van. koning Ferdinand
Arvagon, later als opperbevelhebber in
leger van Karei V. Als zoodanig bij de
legering van de vesting Pampeluna eni-
gewond, h:eld hij zich in de periode
zijn herstel onledig met het lezen
van Heiligenlevens. Dit. maakte op Ig-
iiws zulle een indruk, dat hij een ver-
kier werd van alle aardsohe ijdelheul en
strong geeslelijk leven begon te leiden,
een grot bij Manresa hield hij zijn
■fes lelijke Oefeningen", later door hem
opgeschreven en de grondslag gewor-
van de door hem gestichte orde der
suilen. Na een leven tot meerdere
tóe van God stierf Ignatius in 1556.
ZATERDAG 1 Augustus. Feest van
Petrus Benden. Mis: Nunc
o. 2e gebed v. d. H. Paulus, 3e v. d.
'en H.H. Mac-habeesche Broeders, Mar-
Sjm Credo. Prefatie v. d. Apostelen,
ïur: W i t.
Vandaag wordt de gedaehjenis gevierd
»<le wijdingeener Petrus-kerk te Bom e,
jjr de boeien waarmee de H. Petrus te
en te Jeruzalem geboeid werd be-
tod Avorden.
feo. ALB M. KOK. T'r.
ven.ge mooie kamerplantjes
j® den zomer, als bij de eerste de beste
Steilheid de kamer ontvlucht wordt, en
bet buiten één bloemen- en planten-
jwo is, worden de planten in de kamer
eens wat stiefmoederlijk behandeld,
'als gevolg, dat er tegen den winter,
!*e er weer prijs op gaan stellen, niet
fineer dan mummies van- over zijn.
°ist in den zomer echter moeten alle
"jen, dus ook de kamerplanten, met bij
tere zorg behandeld worden, om in
1 winter een stootje te kunnen verdra-
l n F106* vooral nooit' vergeten, dat
toste Kamerbehandeling nog zeer on-
®Ul'lijk is.
Hen zomer wordt er dus regelmatig
J en bij ieder buitje rj?gen zet men
z'n planten buiten. Jleefl men een tuin of
een andere gelegenheid, dan kunnen bijna
alle Kamerplanten van begin Juni tot be
gin September buiten slaan, als 't weer
goed is nog wel langer.
Het veiligst is, de meeste kamerplanten
in den tuin, op een ietAvat beschaduwd
plaatsje le zetten, mot de rand van de pot
iels onder de oppervlakte. Cactussen kun
nen ook heel goed buiten staan, maar die
moeien zoo weinig jnogelijk slaan en voor
al niet onder den drop van groote hoo
rnen. Dat is .trouwens voor alle planten
schadelijk.
Vooral als men met vacant ie gaat, en
men laat dan in de Kamer de planten één
a twee weken aan hun lot over, sneuvelen
er veel.
Vooral palmen, azalea's, aspidistra's en
sierasperge, asparagus plumosus en spren
gen en de verschillende varensoorten, die
nogal wat water verlangen, lijden dan zoo
veel, dat ze er bijna nooit meer bovenop
komen. In den tuin zal men daar niet
zooveel last van hebben, want allicht
dauwt het s nachts wat, of er komt licht
een regenbuitje.
Een heel gezellig, weinig eischend, zeer
oudcrwetsch kamerplant je is de water-
ba l.samien of de waterfuchsia.
Dit plantje, dat in den botanischen bur
gerlijken stand ingeschreven staat als
„Impatiens Sulfani", staat, als het goed
behandeld wordt, het geheele jaar door te
prijken mot vijfblad igo voseroode bloempjes
Een goede behandeling bcteekend bier:
lichte, voedzame, waterhoudende aarde,
flink water en warmte en licht.
Wordt de plant te groot en le wild, wat
spoedig het geval is, dan snijdt met or
stukken af en de oude plant gaat spoedig
weer groeien: dc afgesneden stukken kun
nen op de bekende manier in een fleschje
inef water gezet worden om wortels te vor
men, of men kan ze direct in een potje
losse vochtige aarde stekken en een paar
weken uit de zon houden. Zoo gaat men
altijd maar door en men heeft steeds bloe
men en ten' slotte heeft men zooveel plant
jes, dat men al z'n vrienden en kennissen
er van méedeelen kan.
't Zelfde kan verleid worden van een
plant, die tot een heel andere familie be
hoor!, n.l. de Tradescantia viridis en ze-
brina enz.
Deze hangplant wordI hoofdzakelijk om
de mooie, gekleurde bladeren geteeld en,
zooals het met de meeste snelgroeiende
planten 't geval is, Avordt ook deze pJant
aan den basis ten slotte kaal. Dan maar
weer verse hei aarde in een pot en opnieuw
stekken, vochtig houden en oen paar we
ken wat minder zon, en klaar is Kees.
De Ficus elasfica, automobielbanden-
boom zeggen do bloemisten, behoort tot de
familie van de gewone vijg (Ficus carica)
De meeste leden van deze familie leve
ren rubber, dus zeer eerbare leden der
pla n tenma atschappij.
De Ficus elastica is als kamerplant voor
een koele kamer (vorstvrij) zeer artistiek.
Houdt van flinke, zware, voedzame aarde
en een niet te groote pot. Zelf stekken gaat
mei deze plant niet zoo gemakkelijk, men
moet ze dus eerst aanschaffen. Jammer
genoeg ziet men ze ook in den handel niet
veel
V. H.
VAN DEN JONGEN MONNIK.
Een jonge monnik was in hel oude con
vent, die gaf den overheden groole last.
Nooit was hij tijdig te morgen in de
vroegmeüen en als de andere jeugdige
monniken vromelijk neerzaten en veel
sciioone letteren trokken op geel perka
ment, zag hij naar de zon, zoo wein g
men haar speurde door de nauwe vensiers.
En als de lijd van verpoozen voorbij was
en de broeders hunne hoofden bogen en de
bruine kappen daarover trokken, dan
lachte de jonge monnik nog met de an'de-»
ren en met ernstig vermaan moest men
hem brengen tot zwijgen.
Dit verdroot den ouderen broeders en
ze gingen tol den prior en zeiden: Den
jongen monnik zult ge vermanen en hem
slraffen mei strenge vasten, dat hij n et
store de orde en bij de jongeren de tucht
niei verslappe.
En de prior riep den jongen monnik tot
zijn cel en sprak: Zone, gevalt het u niet
bij ons?
De jonge monnik.glimlachte. Uitermate
gevalt het mij, Vader. De bloemen in den
hof staan alle in schoonen bloei; ik heb
handenvol in de kloosterkerk gedragen.
Met groole zachtheid vermaande de
prior, want hij badde- hem zeer lief, meer
dan vele monniken, die tijdig ter metten
kwamen; Zone, daar is veel in uwe gedra
ging, dat den anderen broeders, mishaagt.
Ga alleen tot uwe cel en bid devote!? jk en
arbeid naarstig. Onderhoud ook getrouwe
lijk de heilige regelen van ons convent en
dal do gebenedijde Moeder des Heeren U
bijsta.
De monnik boog en ging; dan hoorde de
prior een lach in de duistere gangen en
het vlugge gaan der jonge voeten.
Zoo kwam het, dat dan eengen wf-der
gingen met groote klacht en zich wendden
tot den gestrengen heer abt.
Terstond liet deze don prior tol zich ko
men, want hij was in grooten vreeze, dat
daar geen tucht en regel zoude heerschen
en het ongevallen van God mocht komen
over het huis.
De gestrenge heer abt was gezeten in een
zetel, hooggerugd met eiken beeldwerk en
wenkte den prior. Is daar geen onder de
jongere broeders, wien u dunkt dat mis
haagt zijn gedrag aan den oppersten Ko
ning?
Neen, heer abt, ze zijn allen als het jon
gen monniken betaamt.
De gestrenge abt glimlachte: hij meende
wel, dat niet immer de wijze prior zoo
snel sprak en onbedachtzaam.
Wat dunkt u van broeder Joannes?
Trouwlijk getuigde de prior van diens
vele deugden en hooge god-svruchf.
Wat dunkt u van broeder Joseph us?
Wederom hief de prior het hoofd en
prees 'diens groote boelvaardigheid.
Wat dunkt u van broeder Bernulphus?
Nu zegde de prioT van diens achlzaam
volgen der kloosterregelen. Maar zacht
smeekle hij de gebenedijde Moeder des
Heeren, dat men niet vragen mocht naai
den jongs ten monnik.
Doch nogmaals hervatte de abt: En wat
dunkt u van broeder CyriHus?
Heer abt en hij riep wederom tot
de wonderzoete Maagd heer abt, deze
is jong en onervaren.
En schoon het de ure was van zwijgen
en overwegen voor de jonge novicen, klonk
uit den kloosterhof de stem van den jeug
digen monnik.
Dan zuchtte dc prior, nu zekerlijk de
Lieve Vrouwe hem niet bijstaan wilde, en
tranen kwamen in zijn oogen, dat het al
verduisterde rondom hem.
Nu vreeze ik, hernam gestrengelijk de
vrome abl, dat ge niet helder nicer weet,
wat plichten een jong kloosterling beta
men. Zoo antwoord op hetgeen ik u vrage
getrouwelijk en naar waarheid.
De prior boog het hoofd in groote droe
fenis, dat hij kwalijk getuigen zoude van
den jongen monnik.
Zwijgt brooder Cyrillus, wanneer dc re-
ge! hel spreken verbiedt?
En voor dé prior den mond konde ope
nen, antwoordde plots een Avonderschoone
stem: Somtijds maar heer abt.
Verschrikt zag de prior op. Waren ze
niet getweeën alleen in het stille klooster-
vertrek en de deuren gegrendeld?
Eu ziet, naast hem stond een jonge
Vreemdeling, gekleed in een blinkend vvit
gewaad, dal afhing van de schouderen.
Eet hoofd was onbedekt en droeg lange
lokken als eens Cyril!us, voor de regelen
van het convent dien tooi hem onlnamen,
en de oogen waren zacht als de godslichlen
voor het Heilige.
Wal meent ge? vroeg de abt.
Wie klaagt, antwoordde wederom de
Vreemde, dat hij zou verbreken de stilte?
Heeft hij ze niet gehouden menigen lijd.
z ttend'bij den dooven hovenier, dat de
dag hem niet lang valle.
Komt hij tijdig ter vroegmeüen? vroeg
wederom de abt.
Nu beefde de prior: dit was een vraag
Maar snel sprak de schoone slem van den
wonderen Vreemde: Het is zijn gewoonte
te wachten bij avond, dal allen slapen, om
te spreiden zijne sprei over den ouden broe
der Innocentius, dat niet de nachtkoude
hem dere; dan is zijne rust zwaar in den
morgen.
Bidt bij altijd vromelijk ter meditatie
en verzuimt hij nimmer de get jden?
Hij bad ze tweemaal eénige maanden als
broeder Regis hot klooster ontvluchte.
Lacht en rumoert hij nimmer, als het
tijd is lot naarstigen arbeid?
Dit is mij ontgaan, daar hij neerzat
menige stonde bij een krauken broeder.
Heeft nooit de slaap hem overmand in
het huis van God?
De Heer zond jheai dien na menige
nachtwake, als een der broeders door
ziekte temederlei.
Klaagde hij nooit over bet karige
kloostéi'inaal?
Als hij het avondbrood gegeven had aan
een arme aan de kloosterpoort, dan viel
de vasten lang aan hel jonge lichaam.
Toen sprak gestrengelijk de vrome abt:
Weet ge geen vrede te houden i'n dit con
vent? Hebben eenige mijner zonen ge
klaagd over die hen allen overtrof, cn ge
hebt ze niet ter rede gesteld en len voor
beeld gegeven, Cyrillus, den jongsten mon
nik.
Maar de oude prior stortte ter aarde
en snikte: Heer abt, van dit alles heeft
schier niemand geweien in dit convent.
Deze Vreemdeling moest het openbaren.
En de abt zag op mei groole verward
heid, meenend, dat hij alleen was met den
prior. En nu ook schouwden zijn oogen
den schoonen Vreemdeling.
Wie zjl ge en vanwaar komt ge?
Maar de Vreemdeling sprak niet meer.
En de strenge abt werd bevangen van
heiligen huiver: Heer, dat Ge mij ant
woord believe! Ie geven; wie zijt Ge? Mijne
oogen hebben U nooit aanschouwd en toch
schijne het mij toe U te kennen.
Toen hief ook de prior de handen naar
Hem op en smeekte: Heer, die beter weet
de daden van dezen mijn meest geliefden
broeder, zeg ons terwille van Mailen, de
gebenedijde Moeder onzes Heeren, wie
zijt ge?
Dan glimlachte de Vreemdeling, en 't was
als stond men in den b.'ocienden klooster
hof instede van binnen de kale muren.
Maar de vrome abt verliet ijlings het
vertrek en trad terug, voerend aan zijn
zijde Cyrillus, den jongen monnik.
Geknield voor den schoonen Vreemde
lag do oude prior met gestrekte armen en
herhaalde: Heer, wie zijt Ge?
Maar met een kreet, als nooit weer
klonk tusschen de stille muren, wierp dc
jonge monnik zich ter aarde. Het aange
zicht was geheven en met glans overiogen,
de oogen straalden en mei luide stemme
van aanstonds herkennen jubelde h'j:
Rabhoni! Meester!
Toen wisten ze. dat Hij was de doove
hovenier en de kranke broeder en de be
delaar van de poort.
En als na. lange wijle de vrome abl en
de oude priorhunne ten gronde gebogen
lijnen weer oprichtten, was de Vreemdeling
heen en de stem van den jongen Cyrillus
lachte in den kloosterhof.
Hebben we een heilige in ons midden,
prevelde de oude prior.
Als ze zagen den glans op het gelaat
van den jongen monnik sinds dien dag,
hebben ze geweten, dal dit ook zoo was.
Doch van deze slond en van den schoo
nen Vreemdeling heeft niemand hunner
ooit een woord gerept.
STEPHANIE VETTER
ZIJ WAS GEVEZEN.
Het jonge vrouwtje vond het leven wel
wat eentonig.
Haar man was bijna den hcelen dag
weg; pas 's avonds acht, soms negen uur
kwam hij van zyn kantoor en in het mid
daguur had hij maar nauwelijks tijd om
even le eten. De avonden ja, die Avaren
héél gezellig, maar daarvoor hoefde ze
toch eigenlijk nog niet zulke eentonige
vervelend lange dagen door te maken. Ken
nissen had ze in de stad, waar het huwe
lijk haar heengevoerd had, heelemaal niet
de familie woonde ver weg en zag even
zeer als zij zelf tegen de hooge kooien van
eens even óver te wippen op.
Had ze maar wat afleiding! Gebeurde
er toch maar eens iets bijzonders dat de
verveling verdreef en de dagen deed om
vliegen zooals vroeger in het ouderlijk
huis, waar het soms Avel wat al te druk
kon zijn met de vele broers en zustors,
maar waar de gezelligheid niets le wen-
sehen overliet.
Eindelijk haar wonsch zou vervuld
worden, er kwam afleiding.
Op het groote terrein achter haar huis
zouden binnen ecnigc dagen vliegwedstrij
den georganiseerd worden en ze verheugde
er- zich al op, hoe heerlijk ze alles van
haar veranda af zou kunnen zien! En het
werd heerlijk. Wat was ze enthousiast als
ze daar den vlieger, dien kranigon jon
gen man, in sierlijken boog zag opstijgen
om ginds in de richting van de stad boven
de huizen te verdwijnen, en straks als een
voortdurend groet er wordende stip weer
te voorschijn te komen. Ze vloog naar ach
ter zoo gauw ze het zware snorren van den
motor hoorde, dat een nieuwe opstijging
aankondigde.
Jammer dat Karei van dat alles niet
profileeren kon. Ja, ééu keer had hij uil
het raam van zijn kantoor den vlieger over
de stad zien komen, en een anderen keer
Avas bij een uurtje vroeger thuis cn irof
het toen net, dat er nog één opstijging zou
plaats hebben, maar dal was ook alles.
Trouwens, ofschoon hij zich wèl voor
hel vliegen en voor den durf van den jon
gen vlieger interesseerde, hij liep er lang
zoo warm niet voor als vrouwtjelief. Op
een avond gaf dit zelfs aanleiding tol een
onschuldige woordenwisseling, toen Karei
eindelijk wel eens wat anders wilde hooren
dan „die eeuwige praatjes over dal vlie
gen".
„Je zou geloof ik gek genoeg zijn om
ook nog aan die vliegsport te gaan doen,"
sprïik hij.
„Ik? O als ik maar een man was! Ik
bedacht me geen oogenblik. 'k Zou wel net
zoolang werken en sparen tot ik een ma
chine kon laten bouwen en dan heerlijk
de lucht in, daar drijven hoog boven b<i
gCAvoel van de nienschen!"
Karei lachte haar hartelijk uit.
„Zeg Nelly, er zijn ook vrouwelijke vlie
gers. A via trices noemen zc die lui",
plaagde hij.
„Die lui!" Dat slak de jonge vrouw
alweer, dat hij zoo minachtend kon spre
ken over die heldinnen der wetenschap.
„Aviatriees", herhaalde ze langzaam.
„Ja, de vorige maand is er nog een
doodgevallen", klonk bet altijd nog een
beetje spottend.
„Zoo! En zou jij dan goedvinden - -
„Och ja, waarom niet", lachle hij. „Een
mensen z'n zin een mensch z'n leven,, en
als jij aviatrice wil worden...."
Nu had hij hel voorgoed verbruid. Ze
wou niet inzien, dal het allemaal maar
gekheid was, dat zij zelf het eigenlijk een
beetje uitgelokt had dat hij haar maar
goedsmoeds dat gevaarlijke beroep zou
zien kiezen (want gevaarlijk was hot
toch) dat was te erg.
„Word jij dan voor mijn pari aviateur
snauwde zij, en zc sprak den boelen avond
haast geen woord meer, tot Karel's groot
verdriet en niet geringe ergernis.
Daar stond ze weer naar de bo lit te sta
ren, ditmaal niet op baar veranda, maar
midden op het veld, onder de menschen-
menigte. Dal moest toch nog aardiger zijn,
had zij gemeend, en ze had cr een halven
gulden voor geofferd om de geestdriftige
toejuichingen die de vlieger telkens in ont
vangst te nemen had, van zoo heel nabij le
hooren.
Maar wat was dat? Daar hoorde ze, ter
wijl de vlieger in de lucht was, plotseling
een anderen motor snorren en werke
lijk, daar ging ook roods een tweede vlie
ger de lucht in. Alle menseben waren even
verbaasd als zij, want van een tweeden
vlieger in het kamp wist niemand. Daar
kwam de vreemde aviateur gevlogen inde
richting waar zij stond. Opeens zwaaide
hij rhet zijn zakdoek, het leek wezenlijk
wel of hij haar groelte. Plotseling bleef ze
als versteend staan; ze had dien vreemden
aviateur herkend op het oogenblik, dat hij
hel hoofd even uit zijn machine boog
hel was haar Karei!
Daarom was hij in den laat&lcn tijd
voortdurend later thuisgekomen: daaróm
had hij zoogenaamd een anderen patroon
gevonden, die het salaris om de drie
maanden uitbetaalde, zooals hij beweerd
had. Glashelder stond hef haar in dit vree
selijke oogenblik voor den geest: haar man
was aviateur geworden, en dat zonder er
haar iets van te zoggen Haar hart dreig
de stil te staan van angst weg was nu
al haar geestdrift voor de aviatiek, w g
Avas haar verlangen naar emoties, naar
afwisseling. Ze dacht, terwij! ze daar haar
man voortdurend honger zag opstijgen in
do lucht, aan niets dan aan het vrce.-eüjke
gevaar dat hij liep. Hoe hoog zou hij. al
niet wezen! Zc zag nog slechts een zwart
punt, dat o schrik nog ieder minuut
kleiner werd.
Ze hoorde de omstanders juichen en ju
belen over zooveel durf en moed -maar
ze hoorde ook al de waarschuwende slem-
men van die een ongeluk voorzagen.
Eindelijk scheen de koene vlieger het
opgegeven le hebben, nog hooger Ie stijgen
Het stipje begon Aveer groeier le worden
en de jonge vrouw verheugde zich al dat
ze haar echtgenoot spoedig weer veilig hij
zich zou hebben, toen ze opeens een ern
stige onrust bemerkte onder dc leden van
het vliegcomité, die daar in haar nabijheid
stonden. Een oogenblik nog en daar
ging door heel die menigte de schrikkelijke
tijding: de vreemde vlieger daalt niet,
maar valt.
Slechts met de grootste moeite slaagde
de arme vrouw er in, op 3e boen ïe blijj
ven. Bijna stervend van angst zag ze do
zwarte stip-snel grooter worden; reeds
kon zo de vormen der onderdeelou. den
vlieger zelf opnieuw onderscheiden
angstig strekte ze de handen uit als oin
het onheil, dat stond te gebeuren, af te
wenden, een akelige, luide kreet
„Vrouwtje, wat scheelt je toch", klonk
het opeens naast haar uit den mond vau
baar man.
Wat was dat nu? Was hij toch gered,
het schrikkelijk ongeluk dan niet gebeurd?
Neen, want al die agileerendo gebeurtenis
sen hadden slechts in haar verbeelding
plaats gehad, en die laatste luide kreet
had haar'plotseling wakker doen schrik
ken.
Gelukkig dat alles maar een droom ge
weest was dat haar Karei toch geen
aviateur was geworden.
De vliegsport had intusscbon haar aan
trekkelijkheid voor de jonge vrouw bijna
geheel verloren: zij was genezen
MIJNHEER EN MEVROUW.
Mevrouw was pas twintig jaar oud en
reeds Aveduwo. Dat was wel droevig voor
haai-, maar toch niet zoo heel org. Baar
gemaal, die, drie maanden geleden was ge
storven, was up zijn 64ste jaar nog eens in
den echt getreden, om een half jaar la Ier
een jonge weduwe achter le laten, die /.idi
door dit sterfgeval plotseling eigenares
zag van een zeer aanzienlijk vermogen.
Zulke ongelukkige slagen zijn nog al dra-'
gelijk. Mevrouw dacht er ook zoo over en
dc zwarte rouwsluier stond trouwens heel
goed hij haar bleek gelaat.
Het verblijf in de residentio is in don
zomer zeer vervelend, vooral voor een
jonge, weduwe, die alleen staat in de we
reld.
Mevrouw werd eensklaps ongesteld...
Het verdriet over haar zoo spoedig ges tur
ven echtgenoot moest haar wol erg hebben
aangegrepen. Do dokter oordeelde, dal "af
leiding het beste was, en daarom besloot
mevrouw naar do badplaats te gaan De
koffers waren spoedig gepakt, pijlsnel
vloog de trein heen en. Schovoniiigeu
ligt niet buiten de wereld.
Hel Kurhaus is een puik hotel. Men
woont er mooi en prettig. In een pension
is men wel meer op zijn gemak, doch do
dokter had afleiding voorgeschreven, me
vrouw wenschlo die ook, cn daarom: ..koet
sier, naar 'J Kurhaus!"
Hel si'izoen was in volle fleur en nat
Scheveningen in 't seizoen betekent. kan
lii.i alleen benordeelen. die er zoo'n pen.ulo
heefl doorgebracht Goncorten, vuurwerk,
bals en meer dergelijke- vermakelijk hei l»n
wisselen elkander af en mevrouw vmid,
dal zij verstrooiing had, dat haar I Hen
week. Mevrouw danste, maakte rijtoeren,
speelde. Ze was reeds eeni-ro weken in 't
Kurhaus toen ook een vreemdeling het
zelfde hel. I betrok. Deze wij zullen hem
kortheidshalve „mijnheer" noemen -- was
natuurlijk, evenals al de anderen, al da
delijk lot over zijn ooren verliefd op liet
mooie wceuwlje, Het geluk diende heul
want hij werd aan tafel haar vis-a vis.
Hel was jammer van de kostbare gere. li-
ten, die i'e kellner hem voor den neus zet
te, wanl hij had er geen smaak voor 11 ij
had slechts oog voor mevrouw.
Mevrouw had het al gauw in de _al. ii
en lachte fijntjes. Haar' vis-a-vis, daar
door aangemoedigd, zocht een aanknoo-
pingspunt, om conversatie mol haar lo
krijgen. Ongelukkigerwijze weet li ij nou
onderwerp Ie vinden.
De maaltijd loopt hm meun. Nog i -Is
geen inval! Het is om cr woest onder lo
wordenHa! Daar heeft hij hef! Een kos
telijk idéé! Mijnheer voelt in zijn zak en
haalt er een kmfbarc doos uit Ie voor
schijn.
„Mevrouw!" roept hij en presort leert
haar de doos, ,.kan ik u wellicht dienen
met een snuifje?"
Mevrouw bloost tot achter d'r ine
mafseho oortjes.
„Mijnheer, ik snuif nooit", antwoordt zij
en draait haar hoofdje om niet een ge
zicht» waarop duidelijk te lozen .sin.it, dat
hel woordje „domkop" op liet punt i's om
aan haar lipjes to ontsnappen.
Mijnheer is een oogenblik in tic bonnen,
maar hij herstelt zich vlug: hot aauknoo-
pingspunl was gevonden. Mevrouw had
zich vergist, mijnheer was geen domkop.
„Dat is erg, dat is heel erg voor o. me
vrouw", zei hij, de. schouders opluik ml,
„dan mist gij een der grootste geien» ms
van hel leven. Ik hob alles beproefd, waf,
men in 't loven maar kan genieten, uuuir
het heeft mij allemaal verveeld Kind.'bik
vi«l mij op, dat op mij in zulk een "eu-
bbk van verveling een snuifje, mij dom mi
buurman aangeboden, verrassend we»! ie,
en ik talmde niet langer, om mij een voor
raad aan te schaffen. Zoo werd ik «ep
hartstochtelijk snuiver. Sinds zijn al vier
jaar verstreken en ik heb al dien lij-l Piet
hel minste spoor van verveling meer ont
dekt.' Daarom, geneer u niet, mevrouw, en
probeer mijn geneesmiddel. Toe, neem er
maar eentje".
„Dank u, dank u, mijnheer", antwoord
de mevrouwtje, vrij korzelig: „ik kin
dc kwaal niet, waarvan n gewaagt. Kn
mocht ik ze loeren kennen, dan geloof ik
dat cr nog andere probatere middelen zi.in
om ze le bestrijden"
„Welke?" riep mijnheer „Goh,
movrouw, ik zou ze 7.00 graag willen leo-
n-n kennen!"
..Factuur, denken, weldoen en de gezel
ligheid der conversatie".
„Och, och, Avat een verbeeldii.g! Ik zeg
u, mevrouw, dat ik dat alles ui boproefd
h>'b, Lezen doet mij in slaap vallen: denL' U
bezorgt mij hoofdpijn; slechts weid oen. k
geef hel loe, is een vrij aangenaam l'id-
verdrijf. Maar men kan toch moeilijk ia;
den morgen tot den avond aniinoezou 1 t—
declen K11 wat de gezelligheid der cor.r-
satie betreft? Hm, eèif deel mi;:.er vrienden
heeft me beklaagd, hel andere heefl /-■•'h
vroolijk over mij gemaakt: dus kan Ik -p
conversatie ook ai niet erg gesteld j-.n.
Gij ziet (lal mijn eenige troost in 'it o- -s
is lo vinden. Toe, movrouw. een snuif;»?"
De jonge weduwe raakte in toorn, >4,-