KALENDER DER WEEK Ii Voor Huis en Hof ji.B. Als niet anders wordt aangegeven dl in deze week iedere H. Mis Gloria, Git-do en heeft de gewone Prefatie. ZONDAG 26 Juli. Feestdag v. d. H. i d a, Moeder der Allerheilig- Maagd: Mis: Gaudeamus. 2e geil v. d. Zondag (8ste na Pinksteren), «lo. Prefatie v. d. Allerheiligste Diie- ihcid. Laatste Evangelie v. d. Zondag: bur: W i t. Kot vreugde vieien wij vandaag het s£t v. d. H. Moeder Anna! (Introitus), in vergetelheid voor de wereld leefde, wier groole roem het is uitverkoren veest te zijn tol Moeder van de Allerhei- fsle Maagd en Moeder Gods Maria. (Ge- Offertorium, stilgebed, en Postcom- lio). Hare ziel was welgevallig aan de jen van God en daaraan heeft zij haro «ge uitverkiezing te danken (AlWuja- Communie"* Het Epistel roemt de H. ma als het toonbeeld van de volmaakte rouw; het Evangelie als de vrouw, die het emelrijk stelt boven alle mogelijke an- beïangen. Mochten alle moeders van den tegen- jordigen tijd vervult zijn van den geest de H. Anna bezielde cn de harten hun kinderen vormen tol deugd en od s d i e n s tl! Van grooter lielang toch het de kinderen na te laten de deugd de rijkdommen en goederen dezer irde! Heilige Moeder Anna bid met Uw aller- iligst kind Maria voor alle christelijke lismoeders af den waren ehristelijken Kt en help haar dien overstort en in hare ideren. MAANDAG 27 Juli. Mis v d. 8ste oil dag na Pinksteren Suscepi- Geen Gloria. 2e gebed v. d. H. Paula- 2e A Cirnctis. Kleur: Bood. Ook is geoorloofd de.H Mis v. d. H. r.ialcon, Martelaar. Laetabitur. 2e gebed Zondag. 3e A. Cunctis. Kleur: Rood. DINSDAG 28 Juli. M i s v d. H.H Na- i u s en G O z e 11 e n, Martelaren, iret. 2e gebed A Cunctis, 3e naar keuze d. priester, 4-e tol den E G?est (om is zegen af Ie smoeken over de retraite, like door vele priesters van ons Bisdom Vrijdag gehouden wordt). KJ' nr: o d. WOENSDAG 29 Jul Mis v. d H. r I li a, Maagd. Dilexisfi. 2e gebéd v. d. Felix en Gazellen. Martelaren, 3o A •lis, 4e tol de H. Geest Kleur: \V i t. Ifartha is de Maagd wier heerlijk voor- eld van geloof ons zoo dikwijls voor gen wordt gesteld in het Evangelie van Uitvaavtsmis. Toen Martha hoorde, dat Jesus kwam, zij Hem tegemoet en zeide: „Heer, Gij hier waart geweest, mijn broer zou gestorven zijn; maar ook nu weet ik al wat Gij van God verzoekt, God U geven." Jesus verzekerde haar, dat La- rus weer zou verrijzen; dat Hij is de FTijzenis en het Leven; dat al wie in 5m gelooft niet sterven zal in heuwig- 1. Daarop beleed Martha, dat Jesus is Christus, de Zoon var, den levenden Die in deze wereld gekomen is. Haar bof werd beloond met de opwekkh g van narus ten leven. DONDERDAG 30 Juli. M i s v. d. H.H. b d o n en Sennen, Martelaren In- 2e gebed A Cunctis, 3e nöar keuze v. priester, 4e lot den IT Geest. K ear: ood. VRIJDAG. 31 Juli. M s v. d. H Igna- s, Belijder. In nomine. 2e gebed tot H. Geest. Kleur: W i t. Van Spaanschen adel. diende Ignatius aan hel hof van. koning Ferdinand Arvagon, later als opperbevelhebber in leger van Karei V. Als zoodanig bij de legering van de vesting Pampeluna eni- gewond, h:eld hij zich in de periode zijn herstel onledig met het lezen van Heiligenlevens. Dit. maakte op Ig- iiws zulle een indruk, dat hij een ver- kier werd van alle aardsohe ijdelheul en strong geeslelijk leven begon te leiden, een grot bij Manresa hield hij zijn ■fes lelijke Oefeningen", later door hem opgeschreven en de grondslag gewor- van de door hem gestichte orde der suilen. Na een leven tot meerdere tóe van God stierf Ignatius in 1556. ZATERDAG 1 Augustus. Feest van Petrus Benden. Mis: Nunc o. 2e gebed v. d. H. Paulus, 3e v. d. 'en H.H. Mac-habeesche Broeders, Mar- Sjm Credo. Prefatie v. d. Apostelen, ïur: W i t. Vandaag wordt de gedaehjenis gevierd »<le wijdingeener Petrus-kerk te Bom e, jjr de boeien waarmee de H. Petrus te en te Jeruzalem geboeid werd be- tod Avorden. feo. ALB M. KOK. T'r. ven.ge mooie kamerplantjes j® den zomer, als bij de eerste de beste Steilheid de kamer ontvlucht wordt, en bet buiten één bloemen- en planten- jwo is, worden de planten in de kamer eens wat stiefmoederlijk behandeld, 'als gevolg, dat er tegen den winter, !*e er weer prijs op gaan stellen, niet fineer dan mummies van- over zijn. °ist in den zomer echter moeten alle "jen, dus ook de kamerplanten, met bij tere zorg behandeld worden, om in 1 winter een stootje te kunnen verdra- l n F106* vooral nooit' vergeten, dat toste Kamerbehandeling nog zeer on- ®Ul'lijk is. Hen zomer wordt er dus regelmatig J en bij ieder buitje rj?gen zet men z'n planten buiten. Jleefl men een tuin of een andere gelegenheid, dan kunnen bijna alle Kamerplanten van begin Juni tot be gin September buiten slaan, als 't weer goed is nog wel langer. Het veiligst is, de meeste kamerplanten in den tuin, op een ietAvat beschaduwd plaatsje le zetten, mot de rand van de pot iels onder de oppervlakte. Cactussen kun nen ook heel goed buiten staan, maar die moeien zoo weinig jnogelijk slaan en voor al niet onder den drop van groote hoo rnen. Dat is .trouwens voor alle planten schadelijk. Vooral als men met vacant ie gaat, en men laat dan in de Kamer de planten één a twee weken aan hun lot over, sneuvelen er veel. Vooral palmen, azalea's, aspidistra's en sierasperge, asparagus plumosus en spren gen en de verschillende varensoorten, die nogal wat water verlangen, lijden dan zoo veel, dat ze er bijna nooit meer bovenop komen. In den tuin zal men daar niet zooveel last van hebben, want allicht dauwt het s nachts wat, of er komt licht een regenbuitje. Een heel gezellig, weinig eischend, zeer oudcrwetsch kamerplant je is de water- ba l.samien of de waterfuchsia. Dit plantje, dat in den botanischen bur gerlijken stand ingeschreven staat als „Impatiens Sulfani", staat, als het goed behandeld wordt, het geheele jaar door te prijken mot vijfblad igo voseroode bloempjes Een goede behandeling bcteekend bier: lichte, voedzame, waterhoudende aarde, flink water en warmte en licht. Wordt de plant te groot en le wild, wat spoedig het geval is, dan snijdt met or stukken af en de oude plant gaat spoedig weer groeien: dc afgesneden stukken kun nen op de bekende manier in een fleschje inef water gezet worden om wortels te vor men, of men kan ze direct in een potje losse vochtige aarde stekken en een paar weken uit de zon houden. Zoo gaat men altijd maar door en men heeft steeds bloe men en ten' slotte heeft men zooveel plant jes, dat men al z'n vrienden en kennissen er van méedeelen kan. 't Zelfde kan verleid worden van een plant, die tot een heel andere familie be hoor!, n.l. de Tradescantia viridis en ze- brina enz. Deze hangplant wordI hoofdzakelijk om de mooie, gekleurde bladeren geteeld en, zooals het met de meeste snelgroeiende planten 't geval is, Avordt ook deze pJant aan den basis ten slotte kaal. Dan maar weer verse hei aarde in een pot en opnieuw stekken, vochtig houden en oen paar we ken wat minder zon, en klaar is Kees. De Ficus elasfica, automobielbanden- boom zeggen do bloemisten, behoort tot de familie van de gewone vijg (Ficus carica) De meeste leden van deze familie leve ren rubber, dus zeer eerbare leden der pla n tenma atschappij. De Ficus elastica is als kamerplant voor een koele kamer (vorstvrij) zeer artistiek. Houdt van flinke, zware, voedzame aarde en een niet te groote pot. Zelf stekken gaat mei deze plant niet zoo gemakkelijk, men moet ze dus eerst aanschaffen. Jammer genoeg ziet men ze ook in den handel niet veel V. H. VAN DEN JONGEN MONNIK. Een jonge monnik was in hel oude con vent, die gaf den overheden groole last. Nooit was hij tijdig te morgen in de vroegmeüen en als de andere jeugdige monniken vromelijk neerzaten en veel sciioone letteren trokken op geel perka ment, zag hij naar de zon, zoo wein g men haar speurde door de nauwe vensiers. En als de lijd van verpoozen voorbij was en de broeders hunne hoofden bogen en de bruine kappen daarover trokken, dan lachte de jonge monnik nog met de an'de-» ren en met ernstig vermaan moest men hem brengen tot zwijgen. Dit verdroot den ouderen broeders en ze gingen tol den prior en zeiden: Den jongen monnik zult ge vermanen en hem slraffen mei strenge vasten, dat hij n et store de orde en bij de jongeren de tucht niei verslappe. En de prior riep den jongen monnik tot zijn cel en sprak: Zone, gevalt het u niet bij ons? De jonge monnik.glimlachte. Uitermate gevalt het mij, Vader. De bloemen in den hof staan alle in schoonen bloei; ik heb handenvol in de kloosterkerk gedragen. Met groole zachtheid vermaande de prior, want hij badde- hem zeer lief, meer dan vele monniken, die tijdig ter metten kwamen; Zone, daar is veel in uwe gedra ging, dat den anderen broeders, mishaagt. Ga alleen tot uwe cel en bid devote!? jk en arbeid naarstig. Onderhoud ook getrouwe lijk de heilige regelen van ons convent en dal do gebenedijde Moeder des Heeren U bijsta. De monnik boog en ging; dan hoorde de prior een lach in de duistere gangen en het vlugge gaan der jonge voeten. Zoo kwam het, dat dan eengen wf-der gingen met groote klacht en zich wendden tot den gestrengen heer abt. Terstond liet deze don prior tol zich ko men, want hij was in grooten vreeze, dat daar geen tucht en regel zoude heerschen en het ongevallen van God mocht komen over het huis. De gestrenge heer abt was gezeten in een zetel, hooggerugd met eiken beeldwerk en wenkte den prior. Is daar geen onder de jongere broeders, wien u dunkt dat mis haagt zijn gedrag aan den oppersten Ko ning? Neen, heer abt, ze zijn allen als het jon gen monniken betaamt. De gestrenge abt glimlachte: hij meende wel, dat niet immer de wijze prior zoo snel sprak en onbedachtzaam. Wat dunkt u van broeder Joannes? Trouwlijk getuigde de prior van diens vele deugden en hooge god-svruchf. Wat dunkt u van broeder Joseph us? Wederom hief de prior het hoofd en prees 'diens groote boelvaardigheid. Wat dunkt u van broeder Bernulphus? Nu zegde de prioT van diens achlzaam volgen der kloosterregelen. Maar zacht smeekle hij de gebenedijde Moeder des Heeren, dat men niet vragen mocht naai den jongs ten monnik. Doch nogmaals hervatte de abt: En wat dunkt u van broeder CyriHus? Heer abt en hij riep wederom tot de wonderzoete Maagd heer abt, deze is jong en onervaren. En schoon het de ure was van zwijgen en overwegen voor de jonge novicen, klonk uit den kloosterhof de stem van den jeug digen monnik. Dan zuchtte dc prior, nu zekerlijk de Lieve Vrouwe hem niet bijstaan wilde, en tranen kwamen in zijn oogen, dat het al verduisterde rondom hem. Nu vreeze ik, hernam gestrengelijk de vrome abl, dat ge niet helder nicer weet, wat plichten een jong kloosterling beta men. Zoo antwoord op hetgeen ik u vrage getrouwelijk en naar waarheid. De prior boog het hoofd in groote droe fenis, dat hij kwalijk getuigen zoude van den jongen monnik. Zwijgt brooder Cyrillus, wanneer dc re- ge! hel spreken verbiedt? En voor dé prior den mond konde ope nen, antwoordde plots een Avonderschoone stem: Somtijds maar heer abt. Verschrikt zag de prior op. Waren ze niet getweeën alleen in het stille klooster- vertrek en de deuren gegrendeld? Eu ziet, naast hem stond een jonge Vreemdeling, gekleed in een blinkend vvit gewaad, dal afhing van de schouderen. Eet hoofd was onbedekt en droeg lange lokken als eens Cyril!us, voor de regelen van het convent dien tooi hem onlnamen, en de oogen waren zacht als de godslichlen voor het Heilige. Wal meent ge? vroeg de abt. Wie klaagt, antwoordde wederom de Vreemde, dat hij zou verbreken de stilte? Heeft hij ze niet gehouden menigen lijd. z ttend'bij den dooven hovenier, dat de dag hem niet lang valle. Komt hij tijdig ter vroegmeüen? vroeg wederom de abt. Nu beefde de prior: dit was een vraag Maar snel sprak de schoone slem van den wonderen Vreemde: Het is zijn gewoonte te wachten bij avond, dal allen slapen, om te spreiden zijne sprei over den ouden broe der Innocentius, dat niet de nachtkoude hem dere; dan is zijne rust zwaar in den morgen. Bidt bij altijd vromelijk ter meditatie en verzuimt hij nimmer de get jden? Hij bad ze tweemaal eénige maanden als broeder Regis hot klooster ontvluchte. Lacht en rumoert hij nimmer, als het tijd is lot naarstigen arbeid? Dit is mij ontgaan, daar hij neerzat menige stonde bij een krauken broeder. Heeft nooit de slaap hem overmand in het huis van God? De Heer zond jheai dien na menige nachtwake, als een der broeders door ziekte temederlei. Klaagde hij nooit over bet karige kloostéi'inaal? Als hij het avondbrood gegeven had aan een arme aan de kloosterpoort, dan viel de vasten lang aan hel jonge lichaam. Toen sprak gestrengelijk de vrome abt: Weet ge geen vrede te houden i'n dit con vent? Hebben eenige mijner zonen ge klaagd over die hen allen overtrof, cn ge hebt ze niet ter rede gesteld en len voor beeld gegeven, Cyrillus, den jongsten mon nik. Maar de oude prior stortte ter aarde en snikte: Heer abt, van dit alles heeft schier niemand geweien in dit convent. Deze Vreemdeling moest het openbaren. En de abt zag op mei groole verward heid, meenend, dat hij alleen was met den prior. En nu ook schouwden zijn oogen den schoonen Vreemdeling. Wie zjl ge en vanwaar komt ge? Maar de Vreemdeling sprak niet meer. En de strenge abt werd bevangen van heiligen huiver: Heer, dat Ge mij ant woord believe! Ie geven; wie zijt Ge? Mijne oogen hebben U nooit aanschouwd en toch schijne het mij toe U te kennen. Toen hief ook de prior de handen naar Hem op en smeekte: Heer, die beter weet de daden van dezen mijn meest geliefden broeder, zeg ons terwille van Mailen, de gebenedijde Moeder onzes Heeren, wie zijt ge? Dan glimlachte de Vreemdeling, en 't was als stond men in den b.'ocienden klooster hof instede van binnen de kale muren. Maar de vrome abt verliet ijlings het vertrek en trad terug, voerend aan zijn zijde Cyrillus, den jongen monnik. Geknield voor den schoonen Vreemde lag do oude prior met gestrekte armen en herhaalde: Heer, wie zijt Ge? Maar met een kreet, als nooit weer klonk tusschen de stille muren, wierp dc jonge monnik zich ter aarde. Het aange zicht was geheven en met glans overiogen, de oogen straalden en mei luide stemme van aanstonds herkennen jubelde h'j: Rabhoni! Meester! Toen wisten ze. dat Hij was de doove hovenier en de kranke broeder en de be delaar van de poort. En als na. lange wijle de vrome abl en de oude priorhunne ten gronde gebogen lijnen weer oprichtten, was de Vreemdeling heen en de stem van den jongen Cyrillus lachte in den kloosterhof. Hebben we een heilige in ons midden, prevelde de oude prior. Als ze zagen den glans op het gelaat van den jongen monnik sinds dien dag, hebben ze geweten, dal dit ook zoo was. Doch van deze slond en van den schoo nen Vreemdeling heeft niemand hunner ooit een woord gerept. STEPHANIE VETTER ZIJ WAS GEVEZEN. Het jonge vrouwtje vond het leven wel wat eentonig. Haar man was bijna den hcelen dag weg; pas 's avonds acht, soms negen uur kwam hij van zyn kantoor en in het mid daguur had hij maar nauwelijks tijd om even le eten. De avonden ja, die Avaren héél gezellig, maar daarvoor hoefde ze toch eigenlijk nog niet zulke eentonige vervelend lange dagen door te maken. Ken nissen had ze in de stad, waar het huwe lijk haar heengevoerd had, heelemaal niet de familie woonde ver weg en zag even zeer als zij zelf tegen de hooge kooien van eens even óver te wippen op. Had ze maar wat afleiding! Gebeurde er toch maar eens iets bijzonders dat de verveling verdreef en de dagen deed om vliegen zooals vroeger in het ouderlijk huis, waar het soms Avel wat al te druk kon zijn met de vele broers en zustors, maar waar de gezelligheid niets le wen- sehen overliet. Eindelijk haar wonsch zou vervuld worden, er kwam afleiding. Op het groote terrein achter haar huis zouden binnen ecnigc dagen vliegwedstrij den georganiseerd worden en ze verheugde er- zich al op, hoe heerlijk ze alles van haar veranda af zou kunnen zien! En het werd heerlijk. Wat was ze enthousiast als ze daar den vlieger, dien kranigon jon gen man, in sierlijken boog zag opstijgen om ginds in de richting van de stad boven de huizen te verdwijnen, en straks als een voortdurend groet er wordende stip weer te voorschijn te komen. Ze vloog naar ach ter zoo gauw ze het zware snorren van den motor hoorde, dat een nieuwe opstijging aankondigde. Jammer dat Karei van dat alles niet profileeren kon. Ja, ééu keer had hij uil het raam van zijn kantoor den vlieger over de stad zien komen, en een anderen keer Avas bij een uurtje vroeger thuis cn irof het toen net, dat er nog één opstijging zou plaats hebben, maar dal was ook alles. Trouwens, ofschoon hij zich wèl voor hel vliegen en voor den durf van den jon gen vlieger interesseerde, hij liep er lang zoo warm niet voor als vrouwtjelief. Op een avond gaf dit zelfs aanleiding tol een onschuldige woordenwisseling, toen Karei eindelijk wel eens wat anders wilde hooren dan „die eeuwige praatjes over dal vlie gen". „Je zou geloof ik gek genoeg zijn om ook nog aan die vliegsport te gaan doen," sprïik hij. „Ik? O als ik maar een man was! Ik bedacht me geen oogenblik. 'k Zou wel net zoolang werken en sparen tot ik een ma chine kon laten bouwen en dan heerlijk de lucht in, daar drijven hoog boven b<i gCAvoel van de nienschen!" Karei lachte haar hartelijk uit. „Zeg Nelly, er zijn ook vrouwelijke vlie gers. A via trices noemen zc die lui", plaagde hij. „Die lui!" Dat slak de jonge vrouw alweer, dat hij zoo minachtend kon spre ken over die heldinnen der wetenschap. „Aviatriees", herhaalde ze langzaam. „Ja, de vorige maand is er nog een doodgevallen", klonk bet altijd nog een beetje spottend. „Zoo! En zou jij dan goedvinden - - „Och ja, waarom niet", lachle hij. „Een mensen z'n zin een mensch z'n leven,, en als jij aviatrice wil worden...." Nu had hij hel voorgoed verbruid. Ze wou niet inzien, dal het allemaal maar gekheid was, dat zij zelf het eigenlijk een beetje uitgelokt had dat hij haar maar goedsmoeds dat gevaarlijke beroep zou zien kiezen (want gevaarlijk was hot toch) dat was te erg. „Word jij dan voor mijn pari aviateur snauwde zij, en zc sprak den boelen avond haast geen woord meer, tot Karel's groot verdriet en niet geringe ergernis. Daar stond ze weer naar de bo lit te sta ren, ditmaal niet op baar veranda, maar midden op het veld, onder de menschen- menigte. Dal moest toch nog aardiger zijn, had zij gemeend, en ze had cr een halven gulden voor geofferd om de geestdriftige toejuichingen die de vlieger telkens in ont vangst te nemen had, van zoo heel nabij le hooren. Maar wat was dat? Daar hoorde ze, ter wijl de vlieger in de lucht was, plotseling een anderen motor snorren en werke lijk, daar ging ook roods een tweede vlie ger de lucht in. Alle menseben waren even verbaasd als zij, want van een tweeden vlieger in het kamp wist niemand. Daar kwam de vreemde aviateur gevlogen inde richting waar zij stond. Opeens zwaaide hij rhet zijn zakdoek, het leek wezenlijk wel of hij haar groelte. Plotseling bleef ze als versteend staan; ze had dien vreemden aviateur herkend op het oogenblik, dat hij hel hoofd even uit zijn machine boog hel was haar Karei! Daarom was hij in den laat&lcn tijd voortdurend later thuisgekomen: daaróm had hij zoogenaamd een anderen patroon gevonden, die het salaris om de drie maanden uitbetaalde, zooals hij beweerd had. Glashelder stond hef haar in dit vree selijke oogenblik voor den geest: haar man was aviateur geworden, en dat zonder er haar iets van te zoggen Haar hart dreig de stil te staan van angst weg was nu al haar geestdrift voor de aviatiek, w g Avas haar verlangen naar emoties, naar afwisseling. Ze dacht, terwij! ze daar haar man voortdurend honger zag opstijgen in do lucht, aan niets dan aan het vrce.-eüjke gevaar dat hij liep. Hoe hoog zou hij. al niet wezen! Zc zag nog slechts een zwart punt, dat o schrik nog ieder minuut kleiner werd. Ze hoorde de omstanders juichen en ju belen over zooveel durf en moed -maar ze hoorde ook al de waarschuwende slem- men van die een ongeluk voorzagen. Eindelijk scheen de koene vlieger het opgegeven le hebben, nog hooger Ie stijgen Het stipje begon Aveer groeier le worden en de jonge vrouw verheugde zich al dat ze haar echtgenoot spoedig weer veilig hij zich zou hebben, toen ze opeens een ern stige onrust bemerkte onder dc leden van het vliegcomité, die daar in haar nabijheid stonden. Een oogenblik nog en daar ging door heel die menigte de schrikkelijke tijding: de vreemde vlieger daalt niet, maar valt. Slechts met de grootste moeite slaagde de arme vrouw er in, op 3e boen ïe blijj ven. Bijna stervend van angst zag ze do zwarte stip-snel grooter worden; reeds kon zo de vormen der onderdeelou. den vlieger zelf opnieuw onderscheiden angstig strekte ze de handen uit als oin het onheil, dat stond te gebeuren, af te wenden, een akelige, luide kreet „Vrouwtje, wat scheelt je toch", klonk het opeens naast haar uit den mond vau baar man. Wat was dat nu? Was hij toch gered, het schrikkelijk ongeluk dan niet gebeurd? Neen, want al die agileerendo gebeurtenis sen hadden slechts in haar verbeelding plaats gehad, en die laatste luide kreet had haar'plotseling wakker doen schrik ken. Gelukkig dat alles maar een droom ge weest was dat haar Karei toch geen aviateur was geworden. De vliegsport had intusscbon haar aan trekkelijkheid voor de jonge vrouw bijna geheel verloren: zij was genezen MIJNHEER EN MEVROUW. Mevrouw was pas twintig jaar oud en reeds Aveduwo. Dat was wel droevig voor haai-, maar toch niet zoo heel org. Baar gemaal, die, drie maanden geleden was ge storven, was up zijn 64ste jaar nog eens in den echt getreden, om een half jaar la Ier een jonge weduwe achter le laten, die /.idi door dit sterfgeval plotseling eigenares zag van een zeer aanzienlijk vermogen. Zulke ongelukkige slagen zijn nog al dra-' gelijk. Mevrouw dacht er ook zoo over en dc zwarte rouwsluier stond trouwens heel goed hij haar bleek gelaat. Het verblijf in de residentio is in don zomer zeer vervelend, vooral voor een jonge, weduwe, die alleen staat in de we reld. Mevrouw werd eensklaps ongesteld... Het verdriet over haar zoo spoedig ges tur ven echtgenoot moest haar wol erg hebben aangegrepen. Do dokter oordeelde, dal "af leiding het beste was, en daarom besloot mevrouw naar do badplaats te gaan De koffers waren spoedig gepakt, pijlsnel vloog de trein heen en. Schovoniiigeu ligt niet buiten de wereld. Hel Kurhaus is een puik hotel. Men woont er mooi en prettig. In een pension is men wel meer op zijn gemak, doch do dokter had afleiding voorgeschreven, me vrouw wenschlo die ook, cn daarom: ..koet sier, naar 'J Kurhaus!" Hel si'izoen was in volle fleur en nat Scheveningen in 't seizoen betekent. kan lii.i alleen benordeelen. die er zoo'n pen.ulo heefl doorgebracht Goncorten, vuurwerk, bals en meer dergelijke- vermakelijk hei l»n wisselen elkander af en mevrouw vmid, dal zij verstrooiing had, dat haar I Hen week. Mevrouw danste, maakte rijtoeren, speelde. Ze was reeds eeni-ro weken in 't Kurhaus toen ook een vreemdeling het zelfde hel. I betrok. Deze wij zullen hem kortheidshalve „mijnheer" noemen -- was natuurlijk, evenals al de anderen, al da delijk lot over zijn ooren verliefd op liet mooie wceuwlje, Het geluk diende heul want hij werd aan tafel haar vis-a vis. Hel was jammer van de kostbare gere. li- ten, die i'e kellner hem voor den neus zet te, wanl hij had er geen smaak voor 11 ij had slechts oog voor mevrouw. Mevrouw had het al gauw in de _al. ii en lachte fijntjes. Haar' vis-a-vis, daar door aangemoedigd, zocht een aanknoo- pingspunt, om conversatie mol haar lo krijgen. Ongelukkigerwijze weet li ij nou onderwerp Ie vinden. De maaltijd loopt hm meun. Nog i -Is geen inval! Het is om cr woest onder lo wordenHa! Daar heeft hij hef! Een kos telijk idéé! Mijnheer voelt in zijn zak en haalt er een kmfbarc doos uit Ie voor schijn. „Mevrouw!" roept hij en presort leert haar de doos, ,.kan ik u wellicht dienen met een snuifje?" Mevrouw bloost tot achter d'r ine mafseho oortjes. „Mijnheer, ik snuif nooit", antwoordt zij en draait haar hoofdje om niet een ge zicht» waarop duidelijk te lozen .sin.it, dat hel woordje „domkop" op liet punt i's om aan haar lipjes to ontsnappen. Mijnheer is een oogenblik in tic bonnen, maar hij herstelt zich vlug: hot aauknoo- pingspunl was gevonden. Mevrouw had zich vergist, mijnheer was geen domkop. „Dat is erg, dat is heel erg voor o. me vrouw", zei hij, de. schouders opluik ml, „dan mist gij een der grootste geien» ms van hel leven. Ik hob alles beproefd, waf, men in 't loven maar kan genieten, uuuir het heeft mij allemaal verveeld Kind.'bik vi«l mij op, dat op mij in zulk een "eu- bbk van verveling een snuifje, mij dom mi buurman aangeboden, verrassend we»! ie, en ik talmde niet langer, om mij een voor raad aan te schaffen. Zoo werd ik «ep hartstochtelijk snuiver. Sinds zijn al vier jaar verstreken en ik heb al dien lij-l Piet hel minste spoor van verveling meer ont dekt.' Daarom, geneer u niet, mevrouw, en probeer mijn geneesmiddel. Toe, neem er maar eentje". „Dank u, dank u, mijnheer", antwoord de mevrouwtje, vrij korzelig: „ik kin dc kwaal niet, waarvan n gewaagt. Kn mocht ik ze loeren kennen, dan geloof ik dat cr nog andere probatere middelen zi.in om ze le bestrijden" „Welke?" riep mijnheer „Goh, movrouw, ik zou ze 7.00 graag willen leo- n-n kennen!" ..Factuur, denken, weldoen en de gezel ligheid der conversatie". „Och, och, Avat een verbeeldii.g! Ik zeg u, mevrouw, dat ik dat alles ui boproefd h>'b, Lezen doet mij in slaap vallen: denL' U bezorgt mij hoofdpijn; slechts weid oen. k geef hel loe, is een vrij aangenaam l'id- verdrijf. Maar men kan toch moeilijk ia; den morgen tot den avond aniinoezou 1 t— declen K11 wat de gezelligheid der cor.r- satie betreft? Hm, eèif deel mi;:.er vrienden heeft me beklaagd, hel andere heefl /-■•'h vroolijk over mij gemaakt: dus kan Ik -p conversatie ook ai niet erg gesteld j-.n. Gij ziet (lal mijn eenige troost in 'it o- -s is lo vinden. Toe, movrouw. een snuif;»?" De jonge weduwe raakte in toorn, >4,-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 11