kalender der week
1
Als niet anders wordt aangegeven
geconsacreerde kerken heeft in deze
'i i jgdere H. Mis Gloria en Credo en de
rot» Prefatie.
jCNDAG 5 Juli. VijfdeZondagna
S jpkateren. Mis: Exïudi. 2e gebed
Ki g Antonins Maria Zaccaria, 3e v. h.
111 ijaf v. d. H.H. Apostelen Petrus en
jus. Prefatie v. d. Allerheiligste
^aheid. Kleur: Groen.
ïd,! pe Befde is het nieuw gebod, dat
J j^glus is komen prediken door woord
voorbeeld- Iedere aanranding der liefde,
eiken graad en edken vorm, 't zij in- of
1(5 ivrendig, stelt de Zaligmaker strafbaar
l ut in het H. Evangelie. En het Hoofd
t "i D Christus' Apostelen, de H. Petrus,
jfj 7[ons in het Epistel, hoe wij, Christe-
het hoogste gebod der christelijke laef-
moeten vervullen, n.l. bidden met en
r elkander, geen kwaad met kwaad ver
en, niet kwaadspreken, zooveel moge-
den vrede trachten te bewaren, ook al
eten wij ons daarvoor een offertje ge
il «ten.
"rijzen wij onzen God voor Zijne he
l; lsf.be liefdeleer eaa houden wij die voor
en (Offertorium).
die heerlijke liefde bidden wij met
voor elkander in den Introïtus, het Ge
en Gradua'e, vertrouwende, dat ons ge-
lenlijk Offer ons vergiffenis zal ver-
rven van onze overtredingen en de lief
ons voor altijd zal vereenigen in het
s des Heeren, den Hemel. (Slilgebed.
inno en Postcommunio).
ij IAANDAG 6 Juli Gedenkdag de
ding van de eigen parochie-
rk. Mis: T e r r i b i 1 i s (alleen in stille
Missen 2e gebed v. d. Octaafdag v. d.
[.Apostelen Petrus en Paulus, waarvan
bet laatste Evangelie). Kleur: W i t.
et Hu s Gods past heiligheid. De Apos-
0 Paulus zegt (in en zijner brieven) aan
3» kristenen: „Gij zijt de tempel, het huis
God''. Waarlijk God woont in ons met
heiligmakende genade. Ook ons
past heiligheid.
INSDAG 7 Juli. M i s v. d. H.H. C y
lus en Methodius, Bisschoppen
Belijders. Sacerdotes: 2e gebed van
[wijding. 3e v. d. H. Wilbbaldus. (Zie
het Eigen der Heiligen v. h. Bisdom
riem. Kleur: Wit.
twee Heilige Broeders traden na
studiën in het klooster en lieten
priester wijden. Op verzoek van
Rastilan werden zij als Evangel:
ikers naaT Moravië gezonden, waar
san Bulgaren, Moraviërs en Bohemers
licht des geloofs brachten.
OENSDAG 8 Juli. M i a v. d. H. Eli
te t h, Koningen, Weduwe. Cognovi.
gebed v. h. Oct. 3e Concede (ter eere
Maria) Kleur: W i t.
isabeth, dochter van Petrus III, ko-
van Arragon, werd in 1271 geboren.
geboorte bewerkte de verzoening
then haren vader en grootvader, wier
nigheden het koninkrijk Arragon ver-
ien. Nauwelijks de kinderjaren ont
ken, beoefende zij versterving en boet-
digheid, waardoor zij dan ook, tóen
trijd met de kracht der jeugd sterker
meesteresse was over hare ne'gin
Haar huwelijk met Dionysius, koning
Arragon, werd met twee kinderen ge-
ad, Deze voedde zij met moederlijke
nijdigheid, op. De gebreken van haar
fenoot verdroeg zij mét het grootste
ld. Meerdere malen heeft zij door hare
ddeling bloedige oorlogen voorkomen
en vrede hersteld (Vgl. het gebed). Na
dood van baar echtgenoot onttrok
aan de wereld; al hare kostbaarheden
aj door goud en zilversmeden omwer-
in kostbare gewijde Vaten. Den 4 Juli
rij op de grenzen van Kastillië en
?od, (e Esfremoz, waar zij heen ge
en was om weer vrede te bewerken
hen haar zoon en den koning van
ite.
NDERDAG 9 Juli. Mis v'. d. H.H.
tlelaren van Gorcum: Intxet.
ded v. h. Octaaf. Kleur: Rood.
9en Juli 1572 hebben te Brielle de
19 Martelaren van Gorcum hun le
sgeven voor de waarheid van Ghris-
wezenlijke en werkelijke tegenwoordig-
in het Allerheiligste Sacrament en
•ppergezag van den Paus van Rome.
n wij vooral vandaag, dat het ver
bloed onzer negentien Vaderlandsche
«helden moge verwerven den terug-
onzer afgedwaalde Nederlandse he
fors en Zusters tot de ééne, ware
ïan Christus, waarvan de H.H. Mar-
van Gorcum een zoo heerlijk sie-
ajnl
l'JDAG 10 Juli. Mia v. d. H.H. Z e-
Broeders.en Gezellen, Marte-
Laudate; 2e gebed v. h. Octaaf, 3e
Kleur: Rood.
dozen dag viert de H. Kerk de ge-
'öds van eene vrome- moeder, d'ie hare
zonen voor den naam van Jesns en
godsdienst, waarin zij hen onderwe-
lad, zag omkomen. Bij deze moeder,
was het geloof sterker da.n de
des bloeds; zelf spoorde zij hare
hndoren aan tot moed en standvas-
ofschoon zij bij het zien der ver-
jjdijke folteringen harer kinderen
*feed gemarteld jverdl „Hare marte-
zogt Paus Gregorius, „begon met
de oudste zonen en werd volt rok-
J baar eigen bloed!"
ERDAG 17 Juli. Zesde dag on-
t o c t a a f v a n K e r k w ij d i n g.
er* i b i 1 i s. 2e gebed v. d. H. Pius,
J® Martelaar, 3e Concede, 4e voor
Kleur: Wit.
-°°r niet-geconsacreerde Kerken.
AJe niet anders wordt aangegeven
Gloria, geen Credo en de gewo-
tfctie.
JJ&AG 5 Juli. Als in de geoonsacreer-
*N°AG Juli. Octaafdag v. d.
Dostelen. Mis: Sapientiam
Credo. Prefatie v. d. Apostelen. Kleur:
Rood.
DINSDAG 7 Juli. M i s d. H.H. Cy-
rillu8 en Methodius. Als boven,
maar het gebed van Kerkwijding vervalt.
WOENSDAG 8 Juli. Misv. d. H. El i-
s a be tb. Ale boven; 2e geSed A Gunctis,
3e naar keuze v. dL priester.
DONDERDAG 9 Juli. Mis als bo
ven; het 2e gebed vervalt
VRIJDAG 10 Juli. Mis als boven:
maar 2e gebed A GimctLs; 3e naar keuze v,
d. priester.
ZATERDAG 11 Juli. Mis van d e H.
Maagd op Zaterdag: Salve; 2e ge
bed v. d. H. Pins; 3e v. d. H. Geest; 4e
voor den Paus. Pref. v. d. H. Maagd (in
vullen: En IJ, om de vereering). Kleur:
Wit.
Lisse.
ALB. M. KOK, pr.
veld uitkwam, hoorde hij den pastoor al
stappend zingen: „Hoe wonderbaar, Heer,
z'jn toch uwe werken!"
De pastoor was wel een beetje geschrok
ken, had toen vriendelijk gelachen en ge-
zegt: „Wel ja, manlief, kruid'en bloemen
en vogelen zijn door God gemaakt. We
zien zijn vingeren daarin spelen.".
Nu zien de boeren het ook allemaal en
voelen God rondom hen leven on het veld,
De pastoor heeft 't hun geteerd.
Eens had hij gepreekt over het H. Sa
crament en de Mis. De menscb'en moesten
alle dagen m'shooren, a'leman. in de week
zoowel als 's Zondags. Er zaten in de week
eenige brave menschkens in de Mis en een
paar banken kinderen. En dat, als Chris
tus voor hen opgeofferd wordt. Nren. dat
moest veranderen: hij wilde voortaan de
Mis doen met al de parochianen erbij, alle
dagen.
De parochianen draaiden en kremmel
den op hun stoelen, lastig en ongemakke
lijk. Dat kon nu toch niet? De boeren
moesten van 's morgens vroeg naar bet
veld.
En toch kon het En als de pastoor nu
de Mis doet op de werkdagen zit de kerk
half vol. want ge^n burgermenseh hl!jft
;n bed liggen; en onder de Consecratie
kiept de koster en op de hofsteden, in de
weiden, op de velden rond het do-m doen
de boeren hun muts af. maken een kruis
en bidden één stond. Heel de parochie
hoort de Mis alle dagen.
En daarom is de pastoor met ziin spier-
wit haar zoo jong van hart gebleven en
leest en herleest hij dat opschrift boven
de torendeur: „Gij zijt priester in eeuwig
heid." TH VAN TICHELEN
DOOR HET SCHAAKSPEL HAAR
ECHTGENOOT GERED.
Daar lag in het laatst der 18e 'eeuw in
het Zuiden van Frankrijk, niet ver van
de Italiaansche grens, een prachtig gra-
venslot Sedert eeuwen had de oud-adelij-
ke familie daarin gewoond, doch thans
stierven de laatste twijgen af. Nog slechts
een grijsaard en het laatste takje van den
stam, Mariette, zijn kleindochter,bleven
over.
Vaak werd het voor het jonge meisje
zeer eenzaam in het oude, stille slot hij
haar ernstigen en strengen grootvader, en
vaak droomde ze van en haakte ze naar
de groote, schoone en onbekende wereld
Mariette kon maar niet gelooven, dat
de tijden zoo ernstig waren, dat tronen
en altaren wankelden. De koningsstad
Parijs kende zij slpchts uit de verhal°n
harer dierbare overleden moeder: wat de
oude bedienden van het kasteel daarvan
wisten op te disschen was allemaal zoo
mooi en schitterend en stak ten zeerste
af bij het eentonige, stille leven op den
ouden burcht.
Bijna dag aan dag moest ze met haar
grootvader voor het schaakbord zitten,
doch evenzeer als het spel den ouden man
•ermaakte, even vervelend was het voor
het jonge, levenslustige meisje. En daar
bij geraakte de grootvader in slechten
luim, als ze onverschillig of achteloos een
zet deed. Maar hoe kon men van een
zestienjarig meisje ook vorderen, dat ze
haar gedachten bij het spel hield? Was
haar zoo iets niet veel te zwaar?
Toen Mariette daarover den goeden pa
ter Jacobus eens haar nood klaagde, zeide
deze haar vermanend: „Kind. bedenk hot
wel, dat elk offer, met liefde gebracht,
den zegen van God over uw hoofd afroept
Beschouw zóó het spel en ge zult daarmee
niet alleen uw grootvader pleizier doen,
maar wie weet, hoe God nog ooit zulk een
offer van kinderlijke liefde zal zegenen
De woorden van den wijzen priester
vielen niet op een .harden, onvruc.htbaren
bodem. Mariette had berouw over haar
nu en dan getoonde blijken van onwil ën
begon nog dienzelfden dag het spel, zoo
als de waardige man Gods haar had aan
geraden. Grootvader vond niets meer te
berispen, ja, hij prees haar zelfs en dit
deed het meisje goed. Geen wonder, dat
Mariette weldra goede vorderingen maak
te in het spel, leerde denken en plannen
ontwierp als een geoefend schaakspeler,
zoodat de oude graaf zijn best moest doen.
wilde hij niet verliezen. Ten laatste werd
hij ook meer dan eens door zijn kleinkind
geslagen. Welk een triomf voor haar!
Intusschen vervloog de tijd en het weer
lichten der revolutie van 1789 werd im
mer duidelijker en heviger. De oude graaf
ging gehukt onder zware zorgen en voor
zag, dat de storm de edelste stammen zou
breken. En waarlijk, de zijne ging met
hem ten grave, doch wat zou uit het
jeugdige takje, nit Mariette, worden? Och,
het kind was nog zoo zorgeloos, het kon
aan geen onheil denken, want nooit was
het leven zoo heerlijk geweest als het nu
voor Mariette was.
Graaf Luigi was uit het slot van zijn
vaderen teruggekeerd. De knaap, met wien
ze als kind had gespeeld, was een man
geworden, dien ze nog steeds, aJs vroeger
in haar kinderjaren, liefhad en ook hij
beminde haar oprecht.
Het geluk van zijn teerbemind klein
kind, dat met den vriend barer kinderja
ren voor het altaar des Heeren één was
geworden, goot ook over den donkeren le
vensavond van den grijsaard een vriende
lijk licht uit. Nu had Mariette tenminste
een schuts; als hij de oogen zou sluiten,
zou de arm van den echtgenoot haar be
schermen.
I)e oude graaf was in de grafstede van
zijn vaderen bijgezet en juist te rechter
tijd. Nog erger dan de grijsaard gevreesd
had, woedde de revolutie; duizenden vie
len haar ten offer, ja, zelfs het hoofd des
konings was onder de bijl gevallen.
Ook op. het oude kasteel had de bloedige
tijdgeest zich geducht doen gevoelen.
Arme jonge Mariette, hoe spoedig en
droevig nam uw levensgeluk een keer!
Reeds sinds verscheidene weken zuchtte
haar echtgenoot, graaf Luigi, in een dier
verschrikkelijke kerkers, zooals de haat
en bloeddorst die slechts weet te schep-
Pptl En thans werd zijn doodvonnis ge-
teekend. Wat baatte het, dat de jonge
vrouw zijn onschuld bezwoer en recht en
rechtvaardigheid voor hem inriep? De
rechters bleven doof voor haar smeek en,
want gerechtigheid en billijkheid waren
in het Frankrijk der revolutie gestorven,
sinds men het altaar van God had om
vergeworpen.
Robespierre, het hoofd der Jacohijnon,
de bloedmensch, regeerde en zijn handen
waren besmeerd met het bloed en de
tranen van honderden onschuldigen.
Wat kan Marietta nog doen om het
hart van den tiran te treffen?
Daar stond in de straat St. Honoré te
Parijs een koffiehuis, het clublokaal der
beroemdste schaakspelers, die zich hier
sedert menschenheugenis voor het snel
verzamelden. Waarlijk, de tegenwoordige
toestand paste slecht hij zulk een tijdver
drijf. Waar de werkelijkheid den koning
van Frankrijk zoo verschrikkelijk had
mat gezet, waar een menschenhoofd snpl-
ler viel dan de schaakfiguren op het hord.
daar verloor ook menig oud speler den
lust voor het spel. Waarschijnlijk droeg
ook de omstandigheid, dat Robespierre
dit hiiis placht te bezoeken, er toe hij. de
andere spelers te weren. Hij. die Frank
rijk als een groote sehaakbord behandelde,
koningen en koninginnen vermoordde en
het land in een grooten doodenakker her
schiep. hraeht gaarne zijn vrije uren door
voor het schaakbord. Jammer, dat er zoo
zelden iemand was. die zirh met den ge
vreesde dorst meten. Gewoonlijk moest
hij iemand vragen of dwingen, en men
waagde het niet het aanbod te weigeren
Daarom wekte liet groote verwondering,
dat zirh heden rpn tegenstander, zonder
uitnoodi^ing, vrijwillig aanbood. Het was
een jongeling, dip nauwelijks den kinder
schoenen scheen ontwassen.
Verwonderd zag Robespierre hem aan.
Wie was dan die trotsche knaan. die met
hem. den beroemden en gevreesden spe
ler, In het strijdperk vaft het schaakbord
durfde treden?
De wangen van den jongeling verbleek
ten onder den blik van den tiran: de
zachte kleine hand sidderde, terwijl de
lippen van Robesnierre zich tot een glim
lach plooiden. Maar hii nam de pariij aan.
TTet spel beren en lokte Immer meer toe
schouwers. Dp jongeling was hii het snel
een man. was teren ziin fprencf^nder on
gewassen. Zet om zet werd gedaan en
..schaak!" klonk het nil van de hlepke
linnen-des innrelinre en onnieuw Vlnnb
het „schaak!", tot driemaal toe. Robes
pierre was geslagen door dien jeugdigen
tegenstander, wiens wangen begonnpn te
glopien en wiens oogen koortsachtig
schitterden.
Hii hebt goed gespeeld hnr<rpr". zei
Robesnierre ..en daarom noo'dig ik n tot
een twende partij uit. Maar wat zal den
inzet ziin?
De gevreesde man en de jongeling za
gen elkaar aan. Regreep de hardvoch
tige booswicht -den smeekenden blik dp
onsehuid? Pad hij er een vooreevoel van
welk een priis zou eevnrdred worden?
..De inzet is epn mensehenleven", sprak
de joureling met bevende stem.
Een rillin^ voer door de Ipden der toe
schouwers Zij herennpu te hegriinen
waar het heen ging. Robesnierre keek
onnieuw ziin tegenstander lang aan en zei
daarna langzaam: ..Tk stem toe, burger"
Weer beeou hef snel. Pad men den
persten keer epn koortsachtige siddering
der vingers hij den ionreling bemerkt,
thans zag mpn. hoe hij ziin ongewonden-
heid in toom hield en al ziin krachtpn
zich on het spel vpstieden. En dp tegen
stander was een hproemd snel er. Een man,
die tot nu toe reeds door ziin bonzen
hlik alleen ziin tegenstander zenuwachtig
en mat had gemaakt. Zou de jongeling
opnieuw overwinnaar ziin?
Pet was zoo stil in het vertrek, dat men
een speld zou kunnen hooren vallen. Poe
kwam het, dat het hart des joneelinre
niet. in doodsangst sprong? Dat zijn hi;k
niet werd verduisterd en hii zijn zinnen
niet verloor?.... Gods engel moest hem
[getwijfeld bijstaan, ziine hand leiden
en rijken zegen on ziin hoofd doen neder
dalen: anders had hij dit half uur nooit
doorleefd. Eindeliik klonk de hevpnde
dem van den jongeling: „Koning schaak".
Thans was de laatste zet gedaan. De ko
ning van zijn tegenpartij was schaakmat.
Robespierre was voor dp tweede maal ge
slagen Driftig schoof hij het schaakbord
ter zijde en sprong met verkropte woe
de op.
„Genade voor mijn echtgenoot, graaf
Luigi", kwam het thans Qver de bevende
lippen van zijn tegenstander wiens oogen
zich met groote heete tranen vulden.
Robespierre zag op den jongeman
neen, op de jonge vrouw, die een zoo
zeldzaam wanhonig middel had uitgeko
zen orn den geliefden echtgenoot te red
den. Ofschoon hij dezelfde treurige ge
schiedenis reeds duizendmaal had aange
zien, werd Robespierre thans één oogen-
blik door medelijden bewogen.
„Ik betaal den prijs," sprak hij, en zich
nederzettend, onderteekende hij den vrij
brief, dien Mariette hem reeds had over
handigd.
Heden ging het woord van pater Jaco
bus in vervulling. God zegende op won
derbare wijze het kleine offer der kinder
lijke liefde, eens voor haar grootvader bij
het schaakbord gebracht.
En thans hield ze werkelijk den vrij
brief van haar echtgenoot ln de sidderen
de handen; thans kon ze hem nog te rech
ter ure de poort van zijn verschrikkelij-
ken kerker doen ontsluiten.
Opnieuw bleek het, dat God zich nooit
in edelmoedigheid laat overtreffen. Een
kleine overwinning voor Hem wordt rijk
beloond. (M. Crt.)
DE RUZIE EN HET VARKEN.
Vrouw Hendriks stond voor de deur van
haar winkel en wachtte haar man af.
„Wei, wat kom je laat!?"
„Ik kom van de verkooping.''
„En heb je het paard' niet gekocht?"
„Neen; Peters heeft het weer gekocht,
't ls jammer!"
„Had h,ij een paard noodig?"
„Hij had er drie in den stal staan. Hij
doel het maar om mij te plagon.-Ik woir,
dat het paard berstte. Als hij niet ophoudt,
gebeurt er nog een ongeluk."
En-werkelijk verwachtte iedereen, dat er
een ongeluk zou gebeuren. De twee man
nen, Peters en Hendriks, haatten elkaar le
zeer, dan dat er den een of anderen dag
niet een uitbarsting zou komen, welke de
ergste gevolgen kon hebben.
En toch waren ze vroeger de beste vrien
den geweest.
De eene, Jean Peters, was varkensslager
en daarbij .herbergier aan bet einde van
den weg naar het naburige dorp; de an
dere, Huib Hendriksj» was bakker kruide
nier enz. vlak bij de kerk.
Driemaal in de week bracht hij brood
rond en vóór de ruzie bleef hij 6teeds met
zijn paard bij Peters staan, leverde het
brood af en dronk een glas of at een stuk
worst met Peters.
Maar na de ruzie sloeg Hendriks a's een
bezetene op het paard, om 't het huis van
zijn ouden vriend voorbij te krijgen.
Toch waren beiden brave kerels met het
hart op de tong, zooals men zegt. Hoe wa
ren zij dan zoover gekomen. Een beetje ge
kwetste eigenliefde, vergroot door de biets
praatjes der buren, had hen zoover ge
bracht
Huib Hendriks was niet onbemiddeld,
had wat onderwijs genoten en was be>g:f-
figd met heel wal gezond verstand en prac-
tischen zin. De keuze zijner medeburgers
had hem dan ook bekleed met eenige bur
gerlijke waardigheden. H:j was lid van
den gemeenteraad, weihouder, officier bij
de brandweer en president van do schut
terij: eere-president was natuurlijk de bur
gemeester.
Jèah Peleris was ookverstand :g en prac-
tiseh, maar kon lezen noch schrijven on
had daarom nooit aanspraak gemaakt op
een ree openbare betrekking. Sterk en
krachtig als hij was. was hij lid van de
brandweer, maar had het niet vendor re-
bra eh t dan pom per.
Maar Hendriks, a's goed kameraad, liet
de maande''jksche oefeningen van de
brandweer houden bij de ..Drie O'men".
achter de herberg van Peters en in de
pauze en na afloop ging men zich bij hem
verfrisschen, hetgeen don slager-herher-
gier telkens een aardigen s'";in den
zak bezorgde: die tegemoetkoming bevre
digde den kameraad volkomen
Alles ging dus goed tusschen de twee
•ienden. totdat de raad op de onzalige
gedachte kwam een schietwedstrijd int te
schrijven, die a'les bedierf On den dag
der priisuitdeeling was het feest in he!
dorp De commissaris der kon'ngin in de
provincie, de afgevaard'ede van het dis
trict en andere dignitarissen kwamen den
luister van het ff est mot hun fe^r-woor-
digheid verhoogen, Hendriks sehitterde
als pres dent der schutterij in volle glorie:
a's wethouder mocht hij na den burge
meester een speech houden: en de afgc-
vaard'gde van het district maakte hem een
leiend compliment.
Dat was te veel voor den armen Jean
Peters, te meer daar h'j bij den wedstrijd
op den eersten prijs had gerekend en,
helaas! platzak naar huis moest Men had
hem verongelijkt: zijn kameraad zoo ver
eerd en verheven en hij n:ets. En andere
kameraden zeiden het ook.
Men had zeker aan het geweer ge
knoeid." Die kameraden waren natuurlijk
ook platzak naar huis gekeerd.
Den volgendon morgen kwam Hendriks
mei zijn kar voor het huis van Peters en
riep: ..Hé, Jean, hoeveel brood?''
„Niet noodig!"
„En waarom niet?"
„Omdat ik brood van Schefkens geno
men heb."
„Van SchefkensS? Dat is geen goede
vriendschap."
„Je hebt gisteren zooveel vriendschap
en zooveel eer van den afgevaardigde ge
had. dat je mijn vriendschap niet meer
noodig hebt."
En hij wierp de deur dicht.
„Hm! dacht Huib, volle maan. Dat zal
wel weer zakken.
Maar het zakte niet. Integendeel, het was
een oor'og, die veel langer duurde dan
Hendriks gedacht had.
Jan ging uit de brandweer.
Huib lief niet meer execeeren bij de
„Drie Olmen".
Huib had prachtige aspergebedden.
Jean kocht het land daarnaast en pootte
er boomen om aau de asperges de zon le
ontnemen.
Had de een zin in 'n stuk land, de ander
trok er dadelijk op uit om het te huren.
Ging deze uit op een paard, die kocht
het voor z jn neus weg.
Bij elke verkooping joeg de een den atw
der op en kwamen ze van de stad of van
de markt terug, beiden op hun kar, dan
joeg de een den apder bijna over don kop.
Toen ze eens met de wielen in elkander
juakten, scholden ze elkander uit voor at
las wat leelijk was.
En niemand trachtte de beide mannen Irf
verzoenen. Integendeel, velen vonden ver-*
maak in den strijd.
Drie jaar had dat zoo geduurd.
Piet Peters, de zoön van den varkens-»
slager kwam terug'uit den dienst. Hij had!
voor zos jaar geteekend en was nu vijf en
twintig jaar en was een mooie, ferme
knaap. Hij ontmoette natuurlijk Klaar:j«
Hendriks, een lieve meid met zachte blau»
we oogen, die negentien jaar was.
En de oude geschiedenis Piot
werd verliefd op Klaartje en hoe meer de
ouden elkaar haatten, hoe meer de jongen"
elkaar liefhadden. En natuurlijk wilden ze
trouwen.
Maar de ruzie? Hoe de ouden te ver-»
■zoenen? f
Een paar brave kerels op de hoogte van
de verliefdheid der jongelui, zetten z'ch
het hoofd, de zaak in orde te brengen. Dg».
slimste van hen, vader Jansen, ging naar;;
Hendriks, om hem over te halen zich met;
Peters te verzoenen en z'jn toesteanm:ng t®'
geven voor het huwelijk der kinderen^.
Helaas.
Bij den naam van Jean Peters sloof
Hu b Hendriks op.
„Nooit, hoor je, nooit. Het is een ellen-a
dige koTel. Gisteren heeft hij mij nog eert
paard voor den neus weggekocht, dat ik
graag gehad had. Spreek me er niet van.
Ga heen!"
Hij wierp vader Jansen de deur voor
den neus dicht en vader Jansen durfde
niet veel zeggen, want Hendriks was een.
groot personage en geleerd.
Dan maar naar Peters: dien durfde hij
beter aan, die was niet zoo knap en zoo
verheven, die kan niet praten en verwardo
zichzelf dadelijk in de woorden.
„Hó, Peters, hoe gaat het?"
„Wel. goed, vader Jansen, ga zitten.
Een borrel?"
„Nu, ik wil wel."
En zij praatten. Vader Jansen pakte d«.
zaak al dadelijk aan. Jean Peters krabdo
zich achter de ooren
„Verzoenen? Nou. ik wil wel. Maar hij
moot naar mij toekomen, werens de ruzie.
Hij is de schuld. Er was aan de eewevent'
geknoeid en daarom schoot ik m:s. Rechh
'is recht. Hé!"
En vader Jansen antwoordde: „Zeker,
zeker, ik wil aannemen, dat je gel'jk hebt,
maar nu wil je zoon trouwen en dat wil >'ij,
toch gaan vragen?"
„Natuurlijk: maar vanwege de ruz'e
Daar wrong hem de schoen. Zijn zoon,,
die nu. goddank, van den dienst vrij wall
en weer thuis, bewees hem zeer groote»
diensten en dre'gde heen te gaan a's door
zijn schuld hot huwelijk mot Klaar He niet
tot stand kwam. Maar „d;o n"' om
dan ,.do minste wezen", dat was hard
„Ik heb oen idee, zoi plotseling vader
Jansen." Hij nam nog oen slok en locde
zijn idee nan Jean Peters uit. d e ongeloog
vig met hel hoofd schudde.
„Hij zal niet komen, h'j hoeft (o zeer het
land aan mij
„Maar a's hij komt?"
„Dan zal ik hem de hand toesteken, het.
eerst Maar hij zal niet komen."
„Hij zal komen! Je zult zienl Af gespro-»
ken?"
.Afgesproken,"
Hu'b Hendriks had een varken, eort
hceriijk varken Hij hoopte er aardig cold
van te maken en besteedde er dan ook veel
zorgen aan.
Hpt beestje huisdo in een hok, ges'oton
met een deur met een klink. Aan iremand
anders dan aan z'chzelven vertrouwde hij
de zorg tof om het te voeren. Als hij dat
eedaan had. sloof hij telkens zcgyuldig
dp deur mot de klink.
Op zekeren morgen stond de deur vnn.
het ''ok nn«n W»e had dat gedaan? N o-
mand zei het ooit, maar algemeen daehf
•n. dat vader Jansen er niet vreomd aan
s De deur stond open en het hok was
leee.
Groote consternatie Met één sprong is
Hendriks uit het huis en in de straat ziet
hij de gehee'e bevo'king op de been en!
achter het varken.
Hij loopt. Allen loopen en schreeuwen,
hetgeen het arme heest nog harder doet
loopen.
Zal men het vangen?
M\sschien had men het al lang gevan-t
gen, maar het schijnt wel of ieder z'n best
doet,' hpt nog verder te drijven.
„Verduiveld, riep Huib, als hot varken
buiten het dorp komt. on in het veld, haal
het dan maar eens terug."
Huib Hendriks wordt angstig. Aha! Wat
een geluk! Drie boeren versperren het'
beest den weg; om hen te ontsnappen
loopt het de binnenplaats van een huis op.
„Ziezoo, nu zal ik je wel krijgen."
Huib waagt zich op de binnenplaats en
aat op de plaats van .Tean Peters, die,
met zegevierend gelaat, hot varken bij don
staart houdt.
..Dat is niet ongelukkig. Wat een ge'u'c,
dat je juist daar was, zegt Hendriks tot
Peters.
Mooi. zegt Pefers. Wat een prachtig
beest Heh jij d't gemest?"
„Zeker."
„Wat een prachtig beest en ik heb er
erstand van."
Huib wist, dat Peters er veel verstand
van had en het compliment deed hem
goed. En er werd gepraat over het varken
en om nu niet achter te blijven in beierfd-
he;d. wierp Hendriks een blik in den stal
van Peters.
„Mooie paarden. Wat ziet het uwe er
prachtig uit."
„Ik heb dat op de verkooping gekocht."
„Heel mooi; een prachtbeest"
„Zeg, Hendriks, als je wilt. laat ik het je
overtegen denzelfdcn prijs."
„Neen, je hebt het nu eenmaal gekocht.'*
„Toch, ik laat het aan je over. Het