kalender der week 1 Als niet anders wordt aangegeven geconsacreerde kerken heeft in deze 'i i jgdere H. Mis Gloria en Credo en de rot» Prefatie. jCNDAG 5 Juli. VijfdeZondagna S jpkateren. Mis: Exïudi. 2e gebed Ki g Antonins Maria Zaccaria, 3e v. h. 111 ijaf v. d. H.H. Apostelen Petrus en jus. Prefatie v. d. Allerheiligste ^aheid. Kleur: Groen. ïd,! pe Befde is het nieuw gebod, dat J j^glus is komen prediken door woord voorbeeld- Iedere aanranding der liefde, eiken graad en edken vorm, 't zij in- of 1(5 ivrendig, stelt de Zaligmaker strafbaar l ut in het H. Evangelie. En het Hoofd t "i D Christus' Apostelen, de H. Petrus, jfj 7[ons in het Epistel, hoe wij, Christe- het hoogste gebod der christelijke laef- moeten vervullen, n.l. bidden met en r elkander, geen kwaad met kwaad ver en, niet kwaadspreken, zooveel moge- den vrede trachten te bewaren, ook al eten wij ons daarvoor een offertje ge il «ten. "rijzen wij onzen God voor Zijne he l; lsf.be liefdeleer eaa houden wij die voor en (Offertorium). die heerlijke liefde bidden wij met voor elkander in den Introïtus, het Ge en Gradua'e, vertrouwende, dat ons ge- lenlijk Offer ons vergiffenis zal ver- rven van onze overtredingen en de lief ons voor altijd zal vereenigen in het s des Heeren, den Hemel. (Slilgebed. inno en Postcommunio). ij IAANDAG 6 Juli Gedenkdag de ding van de eigen parochie- rk. Mis: T e r r i b i 1 i s (alleen in stille Missen 2e gebed v. d. Octaafdag v. d. [.Apostelen Petrus en Paulus, waarvan bet laatste Evangelie). Kleur: W i t. et Hu s Gods past heiligheid. De Apos- 0 Paulus zegt (in en zijner brieven) aan 3» kristenen: „Gij zijt de tempel, het huis God''. Waarlijk God woont in ons met heiligmakende genade. Ook ons past heiligheid. INSDAG 7 Juli. M i s v. d. H.H. C y lus en Methodius, Bisschoppen Belijders. Sacerdotes: 2e gebed van [wijding. 3e v. d. H. Wilbbaldus. (Zie het Eigen der Heiligen v. h. Bisdom riem. Kleur: Wit. twee Heilige Broeders traden na studiën in het klooster en lieten priester wijden. Op verzoek van Rastilan werden zij als Evangel: ikers naaT Moravië gezonden, waar san Bulgaren, Moraviërs en Bohemers licht des geloofs brachten. OENSDAG 8 Juli. M i a v. d. H. Eli te t h, Koningen, Weduwe. Cognovi. gebed v. h. Oct. 3e Concede (ter eere Maria) Kleur: W i t. isabeth, dochter van Petrus III, ko- van Arragon, werd in 1271 geboren. geboorte bewerkte de verzoening then haren vader en grootvader, wier nigheden het koninkrijk Arragon ver- ien. Nauwelijks de kinderjaren ont ken, beoefende zij versterving en boet- digheid, waardoor zij dan ook, tóen trijd met de kracht der jeugd sterker meesteresse was over hare ne'gin Haar huwelijk met Dionysius, koning Arragon, werd met twee kinderen ge- ad, Deze voedde zij met moederlijke nijdigheid, op. De gebreken van haar fenoot verdroeg zij mét het grootste ld. Meerdere malen heeft zij door hare ddeling bloedige oorlogen voorkomen en vrede hersteld (Vgl. het gebed). Na dood van baar echtgenoot onttrok aan de wereld; al hare kostbaarheden aj door goud en zilversmeden omwer- in kostbare gewijde Vaten. Den 4 Juli rij op de grenzen van Kastillië en ?od, (e Esfremoz, waar zij heen ge en was om weer vrede te bewerken hen haar zoon en den koning van ite. NDERDAG 9 Juli. Mis v'. d. H.H. tlelaren van Gorcum: Intxet. ded v. h. Octaaf. Kleur: Rood. 9en Juli 1572 hebben te Brielle de 19 Martelaren van Gorcum hun le sgeven voor de waarheid van Ghris- wezenlijke en werkelijke tegenwoordig- in het Allerheiligste Sacrament en •ppergezag van den Paus van Rome. n wij vooral vandaag, dat het ver bloed onzer negentien Vaderlandsche «helden moge verwerven den terug- onzer afgedwaalde Nederlandse he fors en Zusters tot de ééne, ware ïan Christus, waarvan de H.H. Mar- van Gorcum een zoo heerlijk sie- ajnl l'JDAG 10 Juli. Mia v. d. H.H. Z e- Broeders.en Gezellen, Marte- Laudate; 2e gebed v. h. Octaaf, 3e Kleur: Rood. dozen dag viert de H. Kerk de ge- 'öds van eene vrome- moeder, d'ie hare zonen voor den naam van Jesns en godsdienst, waarin zij hen onderwe- lad, zag omkomen. Bij deze moeder, was het geloof sterker da.n de des bloeds; zelf spoorde zij hare hndoren aan tot moed en standvas- ofschoon zij bij het zien der ver- jjdijke folteringen harer kinderen *feed gemarteld jverdl „Hare marte- zogt Paus Gregorius, „begon met de oudste zonen en werd volt rok- J baar eigen bloed!" ERDAG 17 Juli. Zesde dag on- t o c t a a f v a n K e r k w ij d i n g. er* i b i 1 i s. 2e gebed v. d. H. Pius, J® Martelaar, 3e Concede, 4e voor Kleur: Wit. -°°r niet-geconsacreerde Kerken. AJe niet anders wordt aangegeven Gloria, geen Credo en de gewo- tfctie. JJ&AG 5 Juli. Als in de geoonsacreer- *N°AG Juli. Octaafdag v. d. Dostelen. Mis: Sapientiam Credo. Prefatie v. d. Apostelen. Kleur: Rood. DINSDAG 7 Juli. M i s d. H.H. Cy- rillu8 en Methodius. Als boven, maar het gebed van Kerkwijding vervalt. WOENSDAG 8 Juli. Misv. d. H. El i- s a be tb. Ale boven; 2e geSed A Gunctis, 3e naar keuze v. dL priester. DONDERDAG 9 Juli. Mis als bo ven; het 2e gebed vervalt VRIJDAG 10 Juli. Mis als boven: maar 2e gebed A GimctLs; 3e naar keuze v, d. priester. ZATERDAG 11 Juli. Mis van d e H. Maagd op Zaterdag: Salve; 2e ge bed v. d. H. Pins; 3e v. d. H. Geest; 4e voor den Paus. Pref. v. d. H. Maagd (in vullen: En IJ, om de vereering). Kleur: Wit. Lisse. ALB. M. KOK, pr. veld uitkwam, hoorde hij den pastoor al stappend zingen: „Hoe wonderbaar, Heer, z'jn toch uwe werken!" De pastoor was wel een beetje geschrok ken, had toen vriendelijk gelachen en ge- zegt: „Wel ja, manlief, kruid'en bloemen en vogelen zijn door God gemaakt. We zien zijn vingeren daarin spelen.". Nu zien de boeren het ook allemaal en voelen God rondom hen leven on het veld, De pastoor heeft 't hun geteerd. Eens had hij gepreekt over het H. Sa crament en de Mis. De menscb'en moesten alle dagen m'shooren, a'leman. in de week zoowel als 's Zondags. Er zaten in de week eenige brave menschkens in de Mis en een paar banken kinderen. En dat, als Chris tus voor hen opgeofferd wordt. Nren. dat moest veranderen: hij wilde voortaan de Mis doen met al de parochianen erbij, alle dagen. De parochianen draaiden en kremmel den op hun stoelen, lastig en ongemakke lijk. Dat kon nu toch niet? De boeren moesten van 's morgens vroeg naar bet veld. En toch kon het En als de pastoor nu de Mis doet op de werkdagen zit de kerk half vol. want ge^n burgermenseh hl!jft ;n bed liggen; en onder de Consecratie kiept de koster en op de hofsteden, in de weiden, op de velden rond het do-m doen de boeren hun muts af. maken een kruis en bidden één stond. Heel de parochie hoort de Mis alle dagen. En daarom is de pastoor met ziin spier- wit haar zoo jong van hart gebleven en leest en herleest hij dat opschrift boven de torendeur: „Gij zijt priester in eeuwig heid." TH VAN TICHELEN DOOR HET SCHAAKSPEL HAAR ECHTGENOOT GERED. Daar lag in het laatst der 18e 'eeuw in het Zuiden van Frankrijk, niet ver van de Italiaansche grens, een prachtig gra- venslot Sedert eeuwen had de oud-adelij- ke familie daarin gewoond, doch thans stierven de laatste twijgen af. Nog slechts een grijsaard en het laatste takje van den stam, Mariette, zijn kleindochter,bleven over. Vaak werd het voor het jonge meisje zeer eenzaam in het oude, stille slot hij haar ernstigen en strengen grootvader, en vaak droomde ze van en haakte ze naar de groote, schoone en onbekende wereld Mariette kon maar niet gelooven, dat de tijden zoo ernstig waren, dat tronen en altaren wankelden. De koningsstad Parijs kende zij slpchts uit de verhal°n harer dierbare overleden moeder: wat de oude bedienden van het kasteel daarvan wisten op te disschen was allemaal zoo mooi en schitterend en stak ten zeerste af bij het eentonige, stille leven op den ouden burcht. Bijna dag aan dag moest ze met haar grootvader voor het schaakbord zitten, doch evenzeer als het spel den ouden man •ermaakte, even vervelend was het voor het jonge, levenslustige meisje. En daar bij geraakte de grootvader in slechten luim, als ze onverschillig of achteloos een zet deed. Maar hoe kon men van een zestienjarig meisje ook vorderen, dat ze haar gedachten bij het spel hield? Was haar zoo iets niet veel te zwaar? Toen Mariette daarover den goeden pa ter Jacobus eens haar nood klaagde, zeide deze haar vermanend: „Kind. bedenk hot wel, dat elk offer, met liefde gebracht, den zegen van God over uw hoofd afroept Beschouw zóó het spel en ge zult daarmee niet alleen uw grootvader pleizier doen, maar wie weet, hoe God nog ooit zulk een offer van kinderlijke liefde zal zegenen De woorden van den wijzen priester vielen niet op een .harden, onvruc.htbaren bodem. Mariette had berouw over haar nu en dan getoonde blijken van onwil ën begon nog dienzelfden dag het spel, zoo als de waardige man Gods haar had aan geraden. Grootvader vond niets meer te berispen, ja, hij prees haar zelfs en dit deed het meisje goed. Geen wonder, dat Mariette weldra goede vorderingen maak te in het spel, leerde denken en plannen ontwierp als een geoefend schaakspeler, zoodat de oude graaf zijn best moest doen. wilde hij niet verliezen. Ten laatste werd hij ook meer dan eens door zijn kleinkind geslagen. Welk een triomf voor haar! Intusschen vervloog de tijd en het weer lichten der revolutie van 1789 werd im mer duidelijker en heviger. De oude graaf ging gehukt onder zware zorgen en voor zag, dat de storm de edelste stammen zou breken. En waarlijk, de zijne ging met hem ten grave, doch wat zou uit het jeugdige takje, nit Mariette, worden? Och, het kind was nog zoo zorgeloos, het kon aan geen onheil denken, want nooit was het leven zoo heerlijk geweest als het nu voor Mariette was. Graaf Luigi was uit het slot van zijn vaderen teruggekeerd. De knaap, met wien ze als kind had gespeeld, was een man geworden, dien ze nog steeds, aJs vroeger in haar kinderjaren, liefhad en ook hij beminde haar oprecht. Het geluk van zijn teerbemind klein kind, dat met den vriend barer kinderja ren voor het altaar des Heeren één was geworden, goot ook over den donkeren le vensavond van den grijsaard een vriende lijk licht uit. Nu had Mariette tenminste een schuts; als hij de oogen zou sluiten, zou de arm van den echtgenoot haar be schermen. I)e oude graaf was in de grafstede van zijn vaderen bijgezet en juist te rechter tijd. Nog erger dan de grijsaard gevreesd had, woedde de revolutie; duizenden vie len haar ten offer, ja, zelfs het hoofd des konings was onder de bijl gevallen. Ook op. het oude kasteel had de bloedige tijdgeest zich geducht doen gevoelen. Arme jonge Mariette, hoe spoedig en droevig nam uw levensgeluk een keer! Reeds sinds verscheidene weken zuchtte haar echtgenoot, graaf Luigi, in een dier verschrikkelijke kerkers, zooals de haat en bloeddorst die slechts weet te schep- Pptl En thans werd zijn doodvonnis ge- teekend. Wat baatte het, dat de jonge vrouw zijn onschuld bezwoer en recht en rechtvaardigheid voor hem inriep? De rechters bleven doof voor haar smeek en, want gerechtigheid en billijkheid waren in het Frankrijk der revolutie gestorven, sinds men het altaar van God had om vergeworpen. Robespierre, het hoofd der Jacohijnon, de bloedmensch, regeerde en zijn handen waren besmeerd met het bloed en de tranen van honderden onschuldigen. Wat kan Marietta nog doen om het hart van den tiran te treffen? Daar stond in de straat St. Honoré te Parijs een koffiehuis, het clublokaal der beroemdste schaakspelers, die zich hier sedert menschenheugenis voor het snel verzamelden. Waarlijk, de tegenwoordige toestand paste slecht hij zulk een tijdver drijf. Waar de werkelijkheid den koning van Frankrijk zoo verschrikkelijk had mat gezet, waar een menschenhoofd snpl- ler viel dan de schaakfiguren op het hord. daar verloor ook menig oud speler den lust voor het spel. Waarschijnlijk droeg ook de omstandigheid, dat Robespierre dit hiiis placht te bezoeken, er toe hij. de andere spelers te weren. Hij. die Frank rijk als een groote sehaakbord behandelde, koningen en koninginnen vermoordde en het land in een grooten doodenakker her schiep. hraeht gaarne zijn vrije uren door voor het schaakbord. Jammer, dat er zoo zelden iemand was. die zirh met den ge vreesde dorst meten. Gewoonlijk moest hij iemand vragen of dwingen, en men waagde het niet het aanbod te weigeren Daarom wekte liet groote verwondering, dat zirh heden rpn tegenstander, zonder uitnoodi^ing, vrijwillig aanbood. Het was een jongeling, dip nauwelijks den kinder schoenen scheen ontwassen. Verwonderd zag Robespierre hem aan. Wie was dan die trotsche knaan. die met hem. den beroemden en gevreesden spe ler, In het strijdperk vaft het schaakbord durfde treden? De wangen van den jongeling verbleek ten onder den blik van den tiran: de zachte kleine hand sidderde, terwijl de lippen van Robesnierre zich tot een glim lach plooiden. Maar hii nam de pariij aan. TTet spel beren en lokte Immer meer toe schouwers. Dp jongeling was hii het snel een man. was teren ziin fprencf^nder on gewassen. Zet om zet werd gedaan en ..schaak!" klonk het nil van de hlepke linnen-des innrelinre en onnieuw Vlnnb het „schaak!", tot driemaal toe. Robes pierre was geslagen door dien jeugdigen tegenstander, wiens wangen begonnpn te glopien en wiens oogen koortsachtig schitterden. Hii hebt goed gespeeld hnr<rpr". zei Robesnierre ..en daarom noo'dig ik n tot een twende partij uit. Maar wat zal den inzet ziin? De gevreesde man en de jongeling za gen elkaar aan. Regreep de hardvoch tige booswicht -den smeekenden blik dp onsehuid? Pad hij er een vooreevoel van welk een priis zou eevnrdred worden? ..De inzet is epn mensehenleven", sprak de joureling met bevende stem. Een rillin^ voer door de Ipden der toe schouwers Zij herennpu te hegriinen waar het heen ging. Robesnierre keek onnieuw ziin tegenstander lang aan en zei daarna langzaam: ..Tk stem toe, burger" Weer beeou hef snel. Pad men den persten keer epn koortsachtige siddering der vingers hij den ionreling bemerkt, thans zag mpn. hoe hij ziin ongewonden- heid in toom hield en al ziin krachtpn zich on het spel vpstieden. En dp tegen stander was een hproemd snel er. Een man, die tot nu toe reeds door ziin bonzen hlik alleen ziin tegenstander zenuwachtig en mat had gemaakt. Zou de jongeling opnieuw overwinnaar ziin? Pet was zoo stil in het vertrek, dat men een speld zou kunnen hooren vallen. Poe kwam het, dat het hart des joneelinre niet. in doodsangst sprong? Dat zijn hi;k niet werd verduisterd en hii zijn zinnen niet verloor?.... Gods engel moest hem [getwijfeld bijstaan, ziine hand leiden en rijken zegen on ziin hoofd doen neder dalen: anders had hij dit half uur nooit doorleefd. Eindeliik klonk de hevpnde dem van den jongeling: „Koning schaak". Thans was de laatste zet gedaan. De ko ning van zijn tegenpartij was schaakmat. Robespierre was voor dp tweede maal ge slagen Driftig schoof hij het schaakbord ter zijde en sprong met verkropte woe de op. „Genade voor mijn echtgenoot, graaf Luigi", kwam het thans Qver de bevende lippen van zijn tegenstander wiens oogen zich met groote heete tranen vulden. Robespierre zag op den jongeman neen, op de jonge vrouw, die een zoo zeldzaam wanhonig middel had uitgeko zen orn den geliefden echtgenoot te red den. Ofschoon hij dezelfde treurige ge schiedenis reeds duizendmaal had aange zien, werd Robespierre thans één oogen- blik door medelijden bewogen. „Ik betaal den prijs," sprak hij, en zich nederzettend, onderteekende hij den vrij brief, dien Mariette hem reeds had over handigd. Heden ging het woord van pater Jaco bus in vervulling. God zegende op won derbare wijze het kleine offer der kinder lijke liefde, eens voor haar grootvader bij het schaakbord gebracht. En thans hield ze werkelijk den vrij brief van haar echtgenoot ln de sidderen de handen; thans kon ze hem nog te rech ter ure de poort van zijn verschrikkelij- ken kerker doen ontsluiten. Opnieuw bleek het, dat God zich nooit in edelmoedigheid laat overtreffen. Een kleine overwinning voor Hem wordt rijk beloond. (M. Crt.) DE RUZIE EN HET VARKEN. Vrouw Hendriks stond voor de deur van haar winkel en wachtte haar man af. „Wei, wat kom je laat!?" „Ik kom van de verkooping.'' „En heb je het paard' niet gekocht?" „Neen; Peters heeft het weer gekocht, 't ls jammer!" „Had h,ij een paard noodig?" „Hij had er drie in den stal staan. Hij doel het maar om mij te plagon.-Ik woir, dat het paard berstte. Als hij niet ophoudt, gebeurt er nog een ongeluk." En-werkelijk verwachtte iedereen, dat er een ongeluk zou gebeuren. De twee man nen, Peters en Hendriks, haatten elkaar le zeer, dan dat er den een of anderen dag niet een uitbarsting zou komen, welke de ergste gevolgen kon hebben. En toch waren ze vroeger de beste vrien den geweest. De eene, Jean Peters, was varkensslager en daarbij .herbergier aan bet einde van den weg naar het naburige dorp; de an dere, Huib Hendriksj» was bakker kruide nier enz. vlak bij de kerk. Driemaal in de week bracht hij brood rond en vóór de ruzie bleef hij 6teeds met zijn paard bij Peters staan, leverde het brood af en dronk een glas of at een stuk worst met Peters. Maar na de ruzie sloeg Hendriks a's een bezetene op het paard, om 't het huis van zijn ouden vriend voorbij te krijgen. Toch waren beiden brave kerels met het hart op de tong, zooals men zegt. Hoe wa ren zij dan zoover gekomen. Een beetje ge kwetste eigenliefde, vergroot door de biets praatjes der buren, had hen zoover ge bracht Huib Hendriks was niet onbemiddeld, had wat onderwijs genoten en was be>g:f- figd met heel wal gezond verstand en prac- tischen zin. De keuze zijner medeburgers had hem dan ook bekleed met eenige bur gerlijke waardigheden. H:j was lid van den gemeenteraad, weihouder, officier bij de brandweer en president van do schut terij: eere-president was natuurlijk de bur gemeester. Jèah Peleris was ookverstand :g en prac- tiseh, maar kon lezen noch schrijven on had daarom nooit aanspraak gemaakt op een ree openbare betrekking. Sterk en krachtig als hij was. was hij lid van de brandweer, maar had het niet vendor re- bra eh t dan pom per. Maar Hendriks, a's goed kameraad, liet de maande''jksche oefeningen van de brandweer houden bij de ..Drie O'men". achter de herberg van Peters en in de pauze en na afloop ging men zich bij hem verfrisschen, hetgeen don slager-herher- gier telkens een aardigen s'";in den zak bezorgde: die tegemoetkoming bevre digde den kameraad volkomen Alles ging dus goed tusschen de twee •ienden. totdat de raad op de onzalige gedachte kwam een schietwedstrijd int te schrijven, die a'les bedierf On den dag der priisuitdeeling was het feest in he! dorp De commissaris der kon'ngin in de provincie, de afgevaard'ede van het dis trict en andere dignitarissen kwamen den luister van het ff est mot hun fe^r-woor- digheid verhoogen, Hendriks sehitterde als pres dent der schutterij in volle glorie: a's wethouder mocht hij na den burge meester een speech houden: en de afgc- vaard'gde van het district maakte hem een leiend compliment. Dat was te veel voor den armen Jean Peters, te meer daar h'j bij den wedstrijd op den eersten prijs had gerekend en, helaas! platzak naar huis moest Men had hem verongelijkt: zijn kameraad zoo ver eerd en verheven en hij n:ets. En andere kameraden zeiden het ook. Men had zeker aan het geweer ge knoeid." Die kameraden waren natuurlijk ook platzak naar huis gekeerd. Den volgendon morgen kwam Hendriks mei zijn kar voor het huis van Peters en riep: ..Hé, Jean, hoeveel brood?'' „Niet noodig!" „En waarom niet?" „Omdat ik brood van Schefkens geno men heb." „Van SchefkensS? Dat is geen goede vriendschap." „Je hebt gisteren zooveel vriendschap en zooveel eer van den afgevaardigde ge had. dat je mijn vriendschap niet meer noodig hebt." En hij wierp de deur dicht. „Hm! dacht Huib, volle maan. Dat zal wel weer zakken. Maar het zakte niet. Integendeel, het was een oor'og, die veel langer duurde dan Hendriks gedacht had. Jan ging uit de brandweer. Huib lief niet meer execeeren bij de „Drie Olmen". Huib had prachtige aspergebedden. Jean kocht het land daarnaast en pootte er boomen om aau de asperges de zon le ontnemen. Had de een zin in 'n stuk land, de ander trok er dadelijk op uit om het te huren. Ging deze uit op een paard, die kocht het voor z jn neus weg. Bij elke verkooping joeg de een den atw der op en kwamen ze van de stad of van de markt terug, beiden op hun kar, dan joeg de een den apder bijna over don kop. Toen ze eens met de wielen in elkander juakten, scholden ze elkander uit voor at las wat leelijk was. En niemand trachtte de beide mannen Irf verzoenen. Integendeel, velen vonden ver-* maak in den strijd. Drie jaar had dat zoo geduurd. Piet Peters, de zoön van den varkens-» slager kwam terug'uit den dienst. Hij had! voor zos jaar geteekend en was nu vijf en twintig jaar en was een mooie, ferme knaap. Hij ontmoette natuurlijk Klaar:j« Hendriks, een lieve meid met zachte blau» we oogen, die negentien jaar was. En de oude geschiedenis Piot werd verliefd op Klaartje en hoe meer de ouden elkaar haatten, hoe meer de jongen" elkaar liefhadden. En natuurlijk wilden ze trouwen. Maar de ruzie? Hoe de ouden te ver-» ■zoenen? f Een paar brave kerels op de hoogte van de verliefdheid der jongelui, zetten z'ch het hoofd, de zaak in orde te brengen. Dg». slimste van hen, vader Jansen, ging naar;; Hendriks, om hem over te halen zich met; Peters te verzoenen en z'jn toesteanm:ng t®' geven voor het huwelijk der kinderen^. Helaas. Bij den naam van Jean Peters sloof Hu b Hendriks op. „Nooit, hoor je, nooit. Het is een ellen-a dige koTel. Gisteren heeft hij mij nog eert paard voor den neus weggekocht, dat ik graag gehad had. Spreek me er niet van. Ga heen!" Hij wierp vader Jansen de deur voor den neus dicht en vader Jansen durfde niet veel zeggen, want Hendriks was een. groot personage en geleerd. Dan maar naar Peters: dien durfde hij beter aan, die was niet zoo knap en zoo verheven, die kan niet praten en verwardo zichzelf dadelijk in de woorden. „Hó, Peters, hoe gaat het?" „Wel. goed, vader Jansen, ga zitten. Een borrel?" „Nu, ik wil wel." En zij praatten. Vader Jansen pakte d«. zaak al dadelijk aan. Jean Peters krabdo zich achter de ooren „Verzoenen? Nou. ik wil wel. Maar hij moot naar mij toekomen, werens de ruzie. Hij is de schuld. Er was aan de eewevent' geknoeid en daarom schoot ik m:s. Rechh 'is recht. Hé!" En vader Jansen antwoordde: „Zeker, zeker, ik wil aannemen, dat je gel'jk hebt, maar nu wil je zoon trouwen en dat wil >'ij, toch gaan vragen?" „Natuurlijk: maar vanwege de ruz'e Daar wrong hem de schoen. Zijn zoon,, die nu. goddank, van den dienst vrij wall en weer thuis, bewees hem zeer groote» diensten en dre'gde heen te gaan a's door zijn schuld hot huwelijk mot Klaar He niet tot stand kwam. Maar „d;o n"' om dan ,.do minste wezen", dat was hard „Ik heb oen idee, zoi plotseling vader Jansen." Hij nam nog oen slok en locde zijn idee nan Jean Peters uit. d e ongeloog vig met hel hoofd schudde. „Hij zal niet komen, h'j hoeft (o zeer het land aan mij „Maar a's hij komt?" „Dan zal ik hem de hand toesteken, het. eerst Maar hij zal niet komen." „Hij zal komen! Je zult zienl Af gespro-» ken?" .Afgesproken," Hu'b Hendriks had een varken, eort hceriijk varken Hij hoopte er aardig cold van te maken en besteedde er dan ook veel zorgen aan. Hpt beestje huisdo in een hok, ges'oton met een deur met een klink. Aan iremand anders dan aan z'chzelven vertrouwde hij de zorg tof om het te voeren. Als hij dat eedaan had. sloof hij telkens zcgyuldig dp deur mot de klink. Op zekeren morgen stond de deur vnn. het ''ok nn«n W»e had dat gedaan? N o- mand zei het ooit, maar algemeen daehf •n. dat vader Jansen er niet vreomd aan s De deur stond open en het hok was leee. Groote consternatie Met één sprong is Hendriks uit het huis en in de straat ziet hij de gehee'e bevo'king op de been en! achter het varken. Hij loopt. Allen loopen en schreeuwen, hetgeen het arme heest nog harder doet loopen. Zal men het vangen? M\sschien had men het al lang gevan-t gen, maar het schijnt wel of ieder z'n best doet,' hpt nog verder te drijven. „Verduiveld, riep Huib, als hot varken buiten het dorp komt. on in het veld, haal het dan maar eens terug." Huib Hendriks wordt angstig. Aha! Wat een geluk! Drie boeren versperren het' beest den weg; om hen te ontsnappen loopt het de binnenplaats van een huis op. „Ziezoo, nu zal ik je wel krijgen." Huib waagt zich op de binnenplaats en aat op de plaats van .Tean Peters, die, met zegevierend gelaat, hot varken bij don staart houdt. ..Dat is niet ongelukkig. Wat een ge'u'c, dat je juist daar was, zegt Hendriks tot Peters. Mooi. zegt Pefers. Wat een prachtig beest Heh jij d't gemest?" „Zeker." „Wat een prachtig beest en ik heb er erstand van." Huib wist, dat Peters er veel verstand van had en het compliment deed hem goed. En er werd gepraat over het varken en om nu niet achter te blijven in beierfd- he;d. wierp Hendriks een blik in den stal van Peters. „Mooie paarden. Wat ziet het uwe er prachtig uit." „Ik heb dat op de verkooping gekocht." „Heel mooi; een prachtbeest" „Zeg, Hendriks, als je wilt. laat ik het je overtegen denzelfdcn prijs." „Neen, je hebt het nu eenmaal gekocht.'* „Toch, ik laat het aan je over. Het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 11