kalender "der week
—I- I
d in deze week heeft iedere H. Mis
ria en Gre<l0-
'ONDAG, 28 Juni. Vierde Zondag
'pinksteren. Mis: Do min us.
rébed IreQn0118» 3e v- k. Oo-
IT ,d. H- Joannes den Dooper. Prefa-
d. Allerh. Drieëenheid. Kleur:
^tijden van beproeving moeten wij
toevlucht nemen tot God. Allen heb-
jij onze beproevingen in het tijdelij-
jan ons oog gericht op God, ons HeiJp
toevlucht van armen en beproefden,
/oitus; Alleluja-vers; Gommunio). Dan
icjjt aan onze toekomstige glorie (Epis-
enaan Christus' woord: De 1 eer-
is niet meer dan de Meester. Is Chris-
langs den weg van lijden Zijn glorie»
pgaan, dan ook wij, Christenen Ook
iet geestelijke hebben wij onze beproe-
l( de bekoringen. Het genadeleven
ziel wordt belaagd van alle kanten.
al stonden alle hellemachten tegen
op, wij vreezen niet. God is de verde-
r en beschermer van ons genadeleven,
wij maar op Hem vertrouwen. Een
■lijk voorbeeld van beloond vertrou-
biedt ons het Evangelie. Bidden wij,
wij de gevaren mogen zien, opdat
ziel niet omkome door den geestelij-
dood dor doodzonde en de duivel niet
ieud kunne zeggen: Ik heb hem over-
Den. (Offertorium).
AANDAG, 29 Juni. Feestdag v. d.
Apostelen Petrus en Pau-
Geen verplichting van Mis-hooren.
Nunc sc io. Prefatie v. d. Apos-
Kleur: Rood.
mon, de eenvoudige, ongeletterde vis-
door Christus genoemd Petrus, d.i.
urots, bestuurde, bezield met den H.
I, gedurende 25 jaren als eerste Op-
oofd de H. Kerk. Onder de christen-
slging van den wreeden keizer Nero
jen genomen, werd Petrus, na een
hrikkelijke gevangenschap van negen
ïden, wreedaardig gekruisigd. Uit
ed voor den Goddelijken Gekruiste,
Meester, vroeg en verkreeg Petrus met
hoofd omlaag te worden gekruisd.
denzelfden dag, mischien ook in het-
jaar, 67, onderging de H. Panlus
marteldood door onthoofding,
lukzalige Herder, Petrus, verhoor
gunstig onze smeekbede: verbreek
machtwóord onze zondeboeien,
jrtreffelijke Leeraar, H. Paulus, leer
iet Christelijk leven en trek onze har-
oet U naar den hemel. (Kerkel. Getij-
NSDAG, 30 Juni. Gedachtenis
H. Paulus, Apostel. Mis:
2e gebed v. d. H. Petrus, 3e v. h.
af v. d. H. Joannes. Prefatie v. d.
leien. Kleur: Rood.
sieren wijdde de H. Kerk haren aan-
yooral aan den H. Petrus; vandaag
ïkt zij ons bijzonder van het Vat
uitverkiezing de H. Paulus, de
Ie Apostel der Heidenen en Leeraar
folkeren. Leeren wij van den H. Pau-
dat Christus ons leven is en dat wij
liets anders moeten roemen, dan op
van Onzen Heer Jesus Christus
I0ENSDAG, 1 Juli. Feest van
kostbaar Bloed onzes Hee-
Mis: Redemisti. 2e gebed v. h.
sf v. d. H Joannes. Prefatie v. h. H.
Kleur: Rood.
andelt in den korten tijd van den
ïimstocht uws levens in de vreeze
wetend, dat gij niet met een ver
elijken prijs, voor goud of zilver zijt
ekocht, maar met het kostbaar Bloed
het Onbevlekte Lam Jesus Christus.
INDERDAG, 2 Juli. Feest van
i's bezoek aan hare nicht
sabet li. Mis; Salve. 2e gebed
en in stille H.H. Missen), v. d. H.ïï.
essus en Martinianus, Martelaren,
die v. d. H. Maagd (invullen: En U
e bezoeking). Kleur: Wit.
ees gegroet Maria! Gij zijt gezegend
r de vrouwen en gezegend is de
ht Uws lichaams. (Woorden van Eli-
lot Maria).
1IJDAG, 3 Juli. Mis v. d. H. Leo,
en Belijder (zie 28 Juni). Sacerdo-
»i. 2e gebed v. h. Octaaf v. d. H. H.
telen Petrus en Paulus, 3e Concede
«re van Maria). Prefatie v.d. Aposte-
laatste Evangelie v. h. Octaaf (zie
Juli).
schoon de H. Leo slechts korten tijd
!erk bestuurde, deed hij toch veel ten
'der Kerk. Groot zijn zijne verdien-
voor den Gregoriaanschen Kerkzang,
"k is geoorloofd Votiefmis v. h. H.
Mis: Miserebitur. Prefatie v.
Kruis. Kleur: Wit.
ITERDAG, 4 Juli. Zesde dag on-
h e t 0 c t a a f v. d. H. H. Aposte-
Petrus en Paulus. Mis: Mihi
em. 2e gebed Concede. 3e voor de
4e voor den Paus. Kleur: Rood.
iinne prediking werd door bui tenge-
'1 wonderen bevestigd en deed de Kerk
getal aangroeien. Voor eeuwig is
heerschappij bevestigd, want het
ben gepreekte Rijk duurt eeuwig,
setelen op hemeltronen, om de
l'f «tammen Israëls te oordeelen. (Ge-
der ÏT. Mis).
ALB. M. KOK,
Pr.
W zon gaan en dat men de gevangen
Boulogne zou verkoopen.
4nfzaam viel de avond: de hemel en
werden door de toenemende duis-
j» omhuld.
liJjDrtoreT18 wer^en aangestoken en
In de duisternis als de oogen
een of anderen geheimzinnigen
hen lichtte hel de vuurtoren van
p *°hter hen flikkerden de vlammen
z4™* het hcht van den reusach-
hortoren van Fouquet.
'oor een verscheenen de sterren
hemel.
De mannen ontblootten het hoofd to,
moedig op hun aangewezen post, baden
ze allen. Ernstig verhief zich de stem van
den kapitein, de Ster der Zee aanroep0nd,
de Beschermster der visschers.
Daarna bereidde men zich ter visch-
vangst voor.
De nétten werden ontrold en uitgewor
pen; de boot schoot vooruit, te veel zelfs,
want ze kwam in de Engelsche zone,
waaraan, naar het schijnt, de visschen de
voorkeur geven.
Toen do .vijf kilometers netten gespan
nen waren, namen de visschers hun schik
kingen voor den nacht.
Alle vuren werden gedoofd, om niet
door de Engelsche kustwachters te wor
den opgemerkt alleen de kleine haard
werd aangestoken en eenige visschen, met
den hengel gevangen, in haast schoonge
maakt en in een ketel geworpen.
Plechtig werd de stilte.
Verheven tusschen hemel en aarde,
zaten de zeelieden onbeweeglijk en ernstig
en dachten na.
Hier op de wijde zee zagen ze duidelijk
de nietigheid van den trotschen en ijdelen
mensch in. Niemand hunner dacht er aan,
God te trotseeren en zijn macht te belee-
digen.
De mist van den nacht werd langzamer
hand dikker.
Plotseling bemerkte men aan bakboord
de vuren van een steamer, die, vertrou
wende op de veiligheid van den weg in
dezen carnavalsnacht, in volle vaart kwam
aanzetten en een oogenblik later de don
kere visschersboot, een zwakke notedop
in vergelijking met dien zeereus, aanvoer
De kapitein geeft zijn bevelen; vlug
aan het werk: de visschers snellen naar
de zeilen en de kapitein staat aan het
roer: de boot siddert en een vreeselijk ge
kraak wordt gehoord: de steamer is voor
bijgevaren, maar het water dringt de vis
schersboot binnen.
Dat is de dood.
Die moedige mannen, die zoo vaak den
storm het hoofd hebben geboden, zijn
bleek van schrik, hun tanden klapperen.
Sterven, sterven zonder de trouwe eoht-
genoote weer te zien, de kinderen met hun
lachend gezicht, het nederige huis van
Portel, van waar men de zee, die hen
moest voeden, ontdekt. Alleen sterven,
zonder priester, zonder vertroosting, o,
dat is vreeselijk!
De kapitein heeft echter zijn koelbloe
digheid niet verloren: door de korte be
velen geeft hij zijn mannen den moed en
de wilskracht, die hem zelf bezielen.
De kleine boot wordt te water gelaten
en een voor een gaan de mannen daarin,
na eerbiedig een kruisteeken te hebben
gemaakt-
"Te Portel vermaakte de oudste zoon
van kapitein Jean, een stevige jongen van
twintig jaar, die geweigerd had zijn vader
op zee te volgen, zich met eenige mak
kers. Gekleed in een vastenavondpakje
liep hij door de straten en ging van de
eene herberg naar de andere, zingend, en
pret makend.
Maar tenslotte viel hij, door den drank
beneveld, ergens op een bank In slaap
Die slaap duurde tot den volgenden mor
gen. Toen ontwaakte hij en andere jonge
lieden met hem. En de pret begon op
nieuw, de herbergen werden alle nog een
maal afgeloopen.
Toen ging men naar het strand. En
lachend en joelend zette m#n een stroopop,
prins Carnaval voorstellend, op het zand.
Voorbij waren de uren, in dwaasheid
en dronkenschap doorgebracht.
Weldra zou de klok luiden voor de Mis
van Aschwoensdag.
Carnaval moet verbrand zijn, wanneer
de priester het Memento homo, quia pulvis
es. vol heilzame vermaningen, uitspreekt.
Eenige takkenbossen werden aangesto
ken. Bij het schijnsel daarvan beiperkte
men in den nevel de zee. wier golven zacht
toren het zand sloegen. Maar wat was dat?
Men zou zeggen, dat iets op de golven
dreef, een wrak zeker. Neen, 't waren
planken.
De jonge Lefort was zijn makkers ge
volgd en keek. Plotseling slaakte hij een
kreet van schrik.
Daar dicht bij hem had hij op een drij
vende plank een hem wel bekenden naam
gelezen, een naam, dien hij als klein kind
reeds stamelde: Anne-Marie.
Dood! dood! riep hij ontsteld uit.
En op het vochtige zand op de. knieën
vallend, snikte hij lang.
Geen woord werd door zijn makkers ge
sproken: die begrepen alles. Verre waren
thans de dronkemansliederen, de dwaas
heden van den Vastenavond. Allen ver
gaten, dat ze nog gekleed waren in schar-
laken-roode costuums Een enkele gedach
te hield hen bezig. Zij waren in de zee
omgekomen, die möedige mannen, die, om
een stuk brood aan hun kinderen te ver
schaffen zich de genoegens van den Vas
tenavond hadden ontzegd; zij waren dood,
die dapperen.
De kerkklok luidde.
Bij het hooren dier stem richtte de
jonge Lefort zich op en keerde terug naar
het dorp, gevolgd door de zwijgende mak
kers; hij begaf zich naar de kerk, zij volg
den hem steeds, hij trad het heiligdom
binnen en zij met hem.
De pasfoor bemerkte het. Wat kwamen
die jongelieden, gekleed als ze waren, in
deze heilige plaats doen?
Reeds wilde de priester hen verzoeken,
heen te gaan, toen hij bemerkte dat ze op
de knieën vielen en weenden. Toen be
greep hij alles en uit de vurige priester-
ziel steeg een gebed voor de verongelukten
ten hemel
De Mis was ten einde; de jongelieden
lagen nog steeds op den grond geknield,
onbeweeglijk, met neergeslagen oogen.
Maar toen ze het hoofd ophieven, ont
snapte een kreet van verrassing aller
borst.
De bemanning der Anne-Marie was
daar, niemand ontbrak.
Het water liep langs de kleeren der zee
lleden, hun gelaat was onkenbaar, maar
nft hun oogen schitterde oneindige dank
baarheid voor de Sterre der Zee, die het
zwakke bootje, waarin allen een schuil
plaats hadden gezocht, veilig in de haven
van Boulogne geleld had.
Dat was het laatste carnavalsfeest van
den jongen Lefort.
Nooit zag men hem meer dronken of
zich maskeren, maar elk jaar, als de klok
de ultdeeling der asch aankondigde, ging
hij met zijn vader, den kapitein van de
nieuwe Anne-Marie, naar de kerk.
„Memento homo", gedenk, o mensch,
dat ge slechts stof zijt en uw grootsche
plannen tegenover den oceaan van den
tijd nauwelijks zijn, wat de notedop is op
de ontketende zee, door de golven heen
en weer geslingerd.
DE TAND.
Pierre, ben je nu haast klaar met
dat peuteren In je mond?
Pierre, als je doorgaat om met je
vinger in je mond te wroeten, dan breng
ik je naar bed in plaats van te gaan wan
delen!.
Mijn lieve kleine Pierre, je weet wel
dat het niet fatsoenlijk is om met je vin
gers in den mond te zitten. Wees nu eens
heel lief en zoet!.
Sedert drie dagen brengt Pierre het
grootste gedeelte van zijn tijd door met in
zijn mond te peuleren. Beurtelings brengt
hij er zijn duim in dan den middel- zelfs
den ringvinger en geeft zich dan met een
norsch gezicht aan deze zeer gewichtige
bezigheid over.
Tevergeefs wordt Pierre èn door mama,
èn door grootpapa èn grootmama bezwo
ren, die afschuwelijke manier op te geven,
alles verloren moeite.
Heb je pijn aan je tanden?
Nu ja, daar heb ik tandpijn! eindigt
hij met te bekennen. Het is deze tand die
zich beweegt!
Grootmama zucht.
Geen geluk!
Voor een keer dat Pierre nu eens bij
haar is. wordt het genoegen van dat be
zoek bedorven.
Grootpapa verklaart:
Als ze beweegt dan is de zaak heel
eenvoudig, dan geef ik ze een klein duwtje
met mijn duim en er uit ia ze, Je zult er
heelemaal niets van voelen.
Hij brengt zijn hand naar voren; Pierre
gaat achteruit.
Ge hebt een veel te grooten duim,
dat kunt ge toch niet doen.
Dan is er een ander middel, met een
nijptang
Grootmama laat hem den tijd niet om
te protesteeren.
Voyons, waarom dien armen kleine
onnoodig schrik aanjagen? Een tang....
een nijptang!Luister eens, Pierre,
toen ik zoo oud was als jij heb ik ook ver
scheidene tanden gehad die waggelden.
Om ze er uit te trekken bond men er een
draadje aan, dan werd er aan het draad
je getrokken.... en...', krak! en bijna
zonder dat ik er iets van beöierkte, was
de tand er uit. Als je nu eens heel lief
bent, zal grootpapa 't eens probeeren.
En hem naar zich toehal end, voegt zij
er aan toe:
En ik zal je zes sous voor belooning
geven.
De voorgestelde behandeling heeft bij
den patient geen vertrouwen gewekt, niet
tegenstaande de pogingen van de gansche
familie, heeft Pierre van niets willen
weten. En toen ten slotte grootpapa voor-
stelde om den tand uit te snijden met een
oestermes, heeft Pierre het uitgebruld
Des te erger voor je, zei eindelijk
grootmama ongeduldig, nu moet je moe
naar den dentiste. Eigenlijk is het bespot
telijk om voor zoo'n luttel iets naar den
dentiste te gaan, maar daar tenminste zul
je je moeten overgeven.
Die prettige uitgang wordt aan groot
papa overgelaten. Den Volgenden morgen
maken beiden er zich voor klaar. Pierre
spreidt 'n moed ten toon dien men heele
maal niet verwachtte. Voordat hij uitging
boog gTootmama zich over hem heen,
kuste hem en fluisterde:
Als je mij den tand meebrengt, mijn
bpste Pierre, dan krijg je 10 sous beloo
ning van me.
Vijf honderd meter loopen; een trap op.
een gang door..-., het monster op men-
schenbloed belust heeft in zijn kaken om
sloten den grijsaard en het kind; ik be
doel dat het huis van den tandarts zich
gesloten heeft achter hen. Ze zijn nu ge
vangen in zijn wachtkamer. Een bijzonde
re reuk hangt in het vertrek. Pierre haalt
zijn neus op en voelt een bepaalde werking
in zijn maag. Toch houdt hij zich goed
Gedoken in een groene canapé beschoAiwt
hij de andere slachtoffers van het mon
ster, die vóór' hem daar gekomen zijn.
Een jonge man houdt zijn ongezwollen
wang vast met zijn beide banden, alsof hij
bevreesd was dat ze zou afvallen. - Een
zenuwachtige dame trommelt op de arm
leuning van haar fauteuil aria's van een
ongekende muziek. Een heer vertelt aller
lei details over zijn bezigheden en over de
teleurstellingen van zijn verre jeugd aan
een anderen heer, die er blijkbaar abso
luut geen belangsteling in toont, maar die
telkens opschrikt als de deur opengaat.
Op den schoorsteen, tusschen twee ver
schillende vazen, een pendule die stilstaat
Ik daag uit, wie dan ook, of hij ooit
bij een dentiste een pendule gezien heeft,
die sloeg.
Opeens legt grootpapa zijn hand op den
schouder van zijn kleinzoon. De dentiste
heeft hem een teeken gegeven.
Het is jouw beurt
Nu al? Wat gaat de tijd toch gauw
voorbij!.
Het hol van het monster is in twee ge
deelten gescheiden, dik gecapitonneerd, op
dat de kreten van de slachtoffers niet
buiten zouden worden gehoofd; de lucht
In het vertrek is bijna verstikkend, üit-
genoodigd plaats te nemen op een beweeg
bare armstoel, voorzien met een zeer in
gewikkeld systeem van pedalen ïn ifjn
vaten, voelt Pierre het rare gevoel in zijn
maag erger worden. Een order weerklinkt:
Open je mond!
De dentiste heeft een klein ■biegeltje
genomen en gaat daar langzaam de ka
ken mee langs.
Houd je mond dan toch open! Neen,
wijder! Vooruit dan!
Pierre opent den mond, zoo wijd als 't
hem mogelijk is, zoodat zijn kaken haast
van elkaar gaan; hij begrijpt zijn eigen
gehoorzaamheid niet; 'n bijzondere gena
de moet over hem gekomen zijn. Maar
dat neemt niet weg dat hij een vreeselijke
pijn gevoelt in het gewrioht onder zijn
oor.
Zijn oogen worden steeds grooter; zijn
handen omknellen krampachtig de arm
leuning van den fauteuil. Zijn speeksel,
dat hij niet kan doorslikken, verzamelt
zich voor in zijn mond. Hij gevoelt zich
vreeselijk misselijk. Het is afschuwelijk..
Nadat dan de man der wetenschap getikt
heeft tegen den hoektand om te hooren of
deze hol was trekt hij zijn vingers en zijn
spiegel terug en bromt:
Spuw uit!
Maar dadelijk opnieuw een gebiedende
order:
Maak je mond weer open!
Pierre wil opnieuw zijn mond openen,
0 gruwel!., wat ziet hij.- in de vingers
van den beul een tang, een vreeselijke
lang, waarvan de twee schitterende uit
hoeken zich openen en dichtslaan alsof
ze levend waren en zich verheugden in
de bloedige bezigheid die zij gingen ver
richten.
De dentiste lacht en de tang scheen te
lachen Pierre kijkt er naar. ziet dat zij
naderbij komtEn opeens, buiten
zichzelf, ten prooi aan den hijna krank
zinnigen vrees, springt hij van den arm
stoel, stoot den dokter op zij, zet zijn hoed
op en al zijn energie aanwendend,
schreeuwt hij woedend:
1 Ik wil niet dat z ehem uittrekken.,
ik wil niet dat ze hem uittrekken.
Zeg Pierre, riep grootpapa uit, zijn
me dat nu manieren! wat scheelt je?
Stampvoetend herhaalt Pierre:
Ik wil niet dat ze hem uittrekken
Er viel niets meer met den patiënt te
beginnen. Grootpapa moest met hem heen
gaan. Na eenige banale excuses aan den
dentist'1, die dat alles gelijk was.
Maar Pierre, zeide grootmama, toen
men haar dat heldor feit vertelde, en lk
zou wel zoo blij zijn geweest als ik je de
10 sous had kunnen geven.
Toen werd er familieraad gehouden.
- Maar dat kan men toch niet toe
staan! Een groote jongen van 7 jaar, die
een tand heeft die waggelt, moet zich dien
tand laten uittrekken!
Ik zal hem wel helpen, wees er maar
zeker van. Al moest ik hem op een stoel
binden, zijn mond openen met een beitel
en ze laten springen met dynamiet, ik
zal bem helpen!
ROEPiNG.
Hoog door de avondlucht klept de bede-
klok; een vriendelijk kleppend klokje.
Haar fijne, teere stemmetje is een ver
ademing na het diepe, zware gebimbam
van de groote kerkklok, die gisteren den
geheelen dag voorafgaande aan het feest
en ook vanmorgen onophoudelijk en on
afgebroken haar ernstige roepstem van
plieht en nog eens plieht deed hooren in
het rond. over het oude. oude stadje met
de vele kronkelende grachtjes en verval
len muren.
Nu haar taak is afgeloopen en zij dus
zwijgt, komt het bedeklokje met haar
boodschap van liefde en vrede en maant
tot naïef kruisjeslaan en het prevelen van
kinderlijk vrome gebedjes tot het zoete
Jezuskind.
Voor liet geopende raam van een der
hoögopgaande boogvensters staat, in de
schemerverlaten gang, een jonge vrouw
geleund. Ze is gekleed in het witte orde
kleed der Dominicanessen, met zwarten,
laa"afhangenden sluier.
De witte kap omlijst een jeugdig, zaeh'
gezichtje, waarin dp donkere oogen wee
moedig opblikken naar den avondhemel,
waar rose en geelgetinte wolkjes, door
zichtig en vaag als etherische sluiertjes,
langzaam voortdrijven.
„Vrede en liefde" vertelt de bedeklok
ook haar. Nu liet zware offer gebracht is,
de volkomen overgave aan Christus, en
als gevolg gevolg hiervan, het afstand doen
van dat, wat aan dp wereld bindt, ook,
ja juist vooral van het liefste, het meest
dierbare, komt de rust en de stilte, die
lafenis schenkt aan de vermoeide ziel en
aan hot arnie gewondp hart.
Die troost heeft ze heuseh wel noodig,
Zuster Angelica, die den gezelligen kring
ontvluchtte om in de eenzaamheid alles
van dezen dag eens rustig te kunnen
overdenken en waar ze alleen is met haar
God. Want zwaar is de strijd geweer-t
dien ze heeft moeten strijden: veel hppft
ze moeten doorstaan, om gevolg te kun
nen geven aan dat, wat ze reeds zoolang
als haar ropping heeft gevoeld.
Wat al verdrietelijkheden wat al een
scènes met thuis! Och, och, wat hadden
ze haar achteraf hot leven moeilijk ge
maakt m°t al die dreigementen, wat al
verwijlen .hitter en grievend had ze moe
ten slikken!
Het was al begonnen toen ze haar
steeds sterker wordende neiging tot het
Katholieke geloof, haar intens zich gaan
hechten aan den Eucharistischen Hpiland,
niet langer had vermogen te verbergen.
Toen ze 's morgens om half zeven al op
was en heimelijk het huis uitsloop om de
H. Mis niet te verzuimen in bet klooster
van de Sacré Coeur.was de bom gebar
sten.
Haar moeder, hoewel overigens zeer in
consequent op het punt van geloof en
godsdienstig leven gevoelde toch streng
calvinistisch, waar het de R. K. leer be
trof en haar zoon, Lotte's «enige broer,
dfe reeds hui? aflen godsdienst als on-
noodigen balast overboord gezet had,
^stond baar hierin trouw ter zijde.
Want al bet eek end e voor hem Christus
niet meer dan een of andere legendari
sche Buddha, iemand dus, die geheel bui
ten rijn persoonlijk leven stond, uit poli
tiek oogpunt viel er nu eenmaal oneindig
veel tegen te zeggen, als het zusje dezen
kant opging.
De Roomschen kregen toch al zooveel
Invloed, veel te veel en daarbij, stel het
geval, dat de helft van het familiefortuin
in handen van die papen kwam! Dat
nooit en te nimmer.
Er vielen harde woorden, harde bittere
woorden ,dio staken en vlijmden als scher
pe dolksteken en die de hoofden verhitten
en de harten van broer en zuster verkoel
den.
De verdere familie werd er bijgehaald
ooms en tantes, wijsneuzige nichten en
neven. Een ieder gaf Mama en broerlief
natuurlijk gelijk, en veroordeelde Lotte,
het egoïste, zelfzuchtige kind, dat, niet
waar, toch alleen maar den kant van dat
Roomsche gedoe uitging om den aestheti-
schen vorm, die haar oppervlak1:i-1 1 ziel
Imponeerde.
Het jonge meisje putte haar kracht uit
het H. Altaarsacrament, dat ze met vol
komen overgave van haar heele devote,
naar liefde snakkende ziel aanbad, en
zweeg en verdroeg. Soms was het haar
of ze zou bezwijken, voelde ze haar warm,
diep geloof vervagen en brak haar tegen
stand op de felle aanvallen van haar thuis
dat eenmaal haar liefste zelf nu tot een
verblijf werd van wanhoop en ontgooche
ling. Maar tegelijkertijd voelde ze zich
ondersteund door hoogerc, hemelsche
machten, die haar schraagden en bemoe
digden en langzaam rijpte het groote, al
lesomvattende verlangen, zich te mogen
wijden aan den dienst van Jezus Christus
alleen.
Hem te mogen aanbidden, iederen dag
opnieuw in de H. Eucharistie; Hem haar
liefde en dankbaarheid to mogen toonen
in een leven, uitsluitend haar dierbaren
Verlosser gewijd.- O, dat ideaal eenmaal
te mogen bereiken, werd haar vurigste
wensch.
Maar voofloopig viel hier niet aan t»
denken. Mama was weduwe en als eenige
dochter voelde ze zich verplicht, haar niet
te verlaten zoolang haar Moeder dit zelf
niet wenschte.
En ze leefde haar leventje verder, van
musiceeren en visites afleggen, van kleine,
huishoudelijke werkjes des morgens en
ontvangen of zelf uitgaan 's avonds
Door Lotte's volhardend zwijgen hielden
de scènes op, uitte de wrevel van haar na
bestaanden zich alleen nog maar in hate
lijk vijandige bemerkingen waar het haor
heiligste overtuiging gold, maar juist hier
door ontstond een verkoeling, een ver
vreemding van elkander die niet meer
weg te cijferen viel en die het eertijds zoo
vroolijk, ongedwongen samenzijn tot een;
drukkenden last maakte.
Nog erger werd het toon Lotte het aan
zoek afsloeg van den besten vriend van
haar broer, die haar nevens hand on hart
ook nog een aanzienlijk fortuin en een
baronestitel aanbood, en wiens lief.sten
wensch zij door dezen daad verijdelde.
Maar toen erbarmde zich de Hemel.
Jezus Eucharisticus kon niet langer dor.f
blijven voor do vurige smeekingen die liet
jonge meisje, dagelijks in eerbiedige de
votie neergeknield, tot Hem opzond.
Er kwam uitkomst van geheel onver
wachte zijde.
Haar moeder hertrouwde met een we
duwnaar. die twee lieve, aardige dochters
had, heiden ongehuwd en dit was voor
Lotte een duidelijke vingerwijzing des
Hemels
Ze zette haar wil door, ondanks vele
tranen, harde woorden, kwetsende, scher
pe verwijten. En reeds eenige weken na
het huwelijk deed ze als novice haar in
trede in het klooster der Dominicanessen.
Wanneer liefde het veld moet ruimen
voor haat, pn vertrouwen en genegenheid
plaats moeten maken voor bitterheid en
minachting, zijn het als zoovele teerp bloe
men, die onmeedoogend door de koude
nachtvorsten haar jonge leven on'rukt
worden
Ze laten kwijnend het kopje hangen en!
verschrompelen tot iets, dat naar het
uiterlijke nog op haar vroegere pracht
gelijkt, maar slap hangen ze op haar sten
gels en ze spreken niet langer tot het men-.
schelijk oog éb do mensehelijke ziel. wanS
het leven is er uit, is weg voorgoed!
Lane heeft de proeftijd geduurd, heel
lang. Soms leek hij onoverkomelijk net
is niet genoeg te zoggen: Hier hen ik
Heere! juist de kleine, menigvuldig weer-
keerende offers maken de verdienste uit.
Zware grijze kloostermuren, ordekleed en
dikwijls geforceerde toewijding maken
iemand nog niet tot een heilige en even
min zijn ze in staat den mensch in ons te
onderdrukken of te dooden.
Als er pene is die deze waarheid moe^t
ondervinden, dan is het Lotte (nu Zr. An
gelica) geweest, wie de smart om de vij
andige houding van allen, die haar na
Christus het liefst op aarde zijn, de oogen'
droef, den jongen mond verouderd heb
ben gemaakt
Niets gehoord van thuis, al die lange
jaren niets gehoord! Mijn God, hoe is hot
mogelijk! Heeft men haar dan geheel en
al vprgetcn?
Het bedpklokje zwijgt; rust, rust alum.
Als vele pinkende oogjes. verschijnen fon
kelende sterretjes aan den donkeren he
mel; eerst een paar: hier eentje, ginds nog
eentje: ten slotte is de heele nachtelijk#
hemel overdekt met stralende lichtjes, tlt
brandende kaarsjes aan een kerstboom.
De jonge non heeft do handen gevou
wen en staart zwijgend omhoog in de on
eindigheid. Hoe groot haar verdriet ge
weest is, dat noch haar moeder, noch haaf.
eenige broer, op haar bede tot verzoening,
die zij kort te voren hun zond. gcant-*
woord heeft, weet God alleen.
Ook dat op dezen dag, den grootsten4
den verhevensten in haar kloosterbes taan)