15
ti ilcu rug gnlokt, dwerg ou beer tegelijk
i.1 tic gaten lo houden Zeker zon iemand,
li - hem in die positie gezien had, niet
veel voor zijn leven gegeven hebben Zoo
veel te erger voor hem! Waarom moest
li ij ook met geesten en spoken den spot
drijven? Als Paolo or nu geweest was, zou
hij zeker gezegd hebben, dab luj heb aan
zijn eigen lichtvaardigheid to danken had.
Dei dwerg bleef lachen cn do beer brom
men, Do jager nam plotseling een besluit
tn legde op den beer aan
Pul'! Nooit. had Tony gemist, de beer
moest in het hart getroffen zijn, maar
hij ging voort met dansen Paf! een twee
de schot: 't zelfde resultaat.
Was om gek le worden, de beer kwam
«1 meer en meer op Tony aan. Dczo wierp
nu zijn geweer neer en trok zijn mes Dc
beer was nu nog maar twee pas van hem
af. Toby steekt toe 't Mos breekt als glas
in zijn hand en hot -dier grijpt Tony vast.
Tony voelt zijn gloeienden adem in zijn
hals..,. Maar neende beer is er niet
meer, de dwerg heeft nu Tony te pakken.
Hij begrijpt niets meer van den toestand,
maar !t. is een feit, do beer is verdwenen,
de dwerg- heeft hem te pakken cn hij zou
liever met tien beren, dan met één dwerg
ie doen hebben
Hijgend, afgemat, denkt hij dat zijn
laatste uur geslagen is cn.
Op dit punt brak Tonny don volgenden
Zondag, leen hij dio geschiedenis in te
genwoordigheid van Paolo vertelde, zijn
verhaal af
..Non", riep deze, ..wat heb ik je gezegd
dat je niet met spoken en geesteu moet
spotten? Ik wist wel, dat zo zich wreken
zouden."
..En toen", riepen de toehoorders er tus-
aehen, die met open mond geluisterd
hadden.
..En toen?*' zei Tony. ,,Ilc werd wak
ker. want alles was maar een droom, ik
was in mijn hut in slaap gevallen!"
Hij wist 't.
De onderwijzer lieeft zijn klas een reken
som opgegeven. Alle jongens zitten ijverig
te rekenen, behalve Piet, die gedachteloos
uit liet open venster staart naar een tegen
over de school gelegen huis.
Opeens roept do onderwijzer: Wel
Piel, wat komt or uit?
En Piel antwoord verschrikt: Juf
frouw Meier, mijnheer!
Het voornaamste.
Automobilist: Is er iets stak?
Overredone: Gelukkig niet. ïk geloof,
dat ik nog heel ben.
Automobilist: Ik bedoel u niet, ik be
doel natuurlijk den wagen.
Goed overlegd.
Zeg eens, Jan, roept een student in
een bierkneip, hoeveel geld moet je nou
van mij hebben?
Twee gulden vijf en twintig, ant
woordt de kellner.
Reken er voor jou een kwartjebij,
herneemt de student, en vraag dan aan je
patroon of bij er mij drie rijksdaalders bij
leent, dan kan hij 'n tientje opschrijven.
Dat onthoud ik gemakkelijker.
Jongehuwrie redacteur.
Het is natuurlijk niets anders dan
een veronderstelling, maar zou het ook
mogelijk zijn, dat in je kookhoek drukfou
ten slaan?
In de stijl.
Handelsreiziger: Mijnheer, ik bemin
uw dochter. Mag ik om uwe toestemming
verzoeken?
Vader: *t Is het hoste en duurzaamste
wat in dat genre kan geleverd worden.
VRAGENBUS
V a g 4 8. Hoo lang is de Rijn en
welke is de langste rivier van de wereld?
A n .t woord: Leg dc kaart eens voor
je en hoor eens wat ik je hierop te ant
woorden heb. De Rijn is heel lang. Van
Zwitserland lot Katwijk is een heelc af
stand niet waar? Dat is zöowat 1300 K.M
ol in uren uitgedrukt 160 uur. Een respec-
tahol getal wel? Dc Maas is 810 K.M.
dc Schelde lelt haast niet mee. Zij
slechte 375 K.M. Denk echter niet dat dc
Mijn de langste is van Europa's stroomen.
Zoek Rusland eens op! De Wolga is 3580
K.M. De Douau (zoek op!) 2860 K.M.; do
Djepr (zoek op!) 2025 K.M. Dit zijn dc
langste rivieren van Europa, maar buiten
Europa hebben we nog rivieren, waarbij
ouzo Rijn een dwergje is. De Nijl, die door
Egypte stroomt (zoek op!) is maar liefst
6150 K.M. Hoeveel uur is dat?
(Van deze rivier en van liet Nijldal zal
ik later eens een artikel schrijven).
Vraag 49. Wie is de oprichter van
de vereeniging „Het Roode Krui-s"?
Antwoord: De grootste stool tot
oprichting der vereeniging „Het Roode
Kruis" ging uit van dr. Henri Duraiït te
Conève.
Als dokter had hij den oorlog meege
maakt in Italië in 1859 en wat hij daar
meemaakte en zag aan ellende en smart
en oorlogswee, beschreef hij in een boek:
..Herinnering aan Solfcrius". Hierin gaf
li ij een hartroerende beschrijving van het
vroesclijk lijden der gekwetsten op liet
slagveld. Dit boek werd in alle talen ver
taald en in alle landen gelezen cn naar
aanleiding daarvan gingen de regeeringen
hervormingen invoeren voor den genees
kundigen dienst bij het leger en werd van
dien stonde af aan moor zorg besteed aan
de gewonden, gekwetsten, verminkten en
dooden, die achterbleven op het slagveld.
Waarom de vereeniging juist dien naam
koos is duidelijk meen ik. Denk eens aan
lijden (kruis) en bloed (rood) en.... je
snapt het verhand zoo.
Deze vereeniging zendt ambulances uit
met kundige doktoren aan het hoofd, ge
holpen door verplegers en verpleegsters,
rt»rwijl ze levens zorgt voor goede kleeding,
versnaperingen, lectuur en het schrijven
van brieven enz. en», voor de zieken en
V<-wonden, onverschillig of het vriend of
vijand is.
Het is dus een zegenrijke instelling, die
aller steun verdient, omdat zij hulp ver
strekt aan allen, die in smarten en pijnen
neerliggen, en hulpbehoevend zijn acliler-
geWeven.
V r a a g 5 0. Wat
zwaard van Da moelos"
hoofd?
A n f w o o r clMen
dat hem liet zwaard va
het hoofd hangt, als hom een groot gevaar
dreigt. De oorsprong van dit gezegde is
:ls volgt:
Togen Dionvsius, tiran van Siracusa,
.-oemde oen zijner vrienden, Damocles ge-
heelen. het geluk, waarvan do vorst ge
noot. ..Zoo, sprak do koning, vind je het
geluk van mij zoo groot en hen ik zóó te
benijden? Dan zal ik. je eens proefonder
vindelijk bewijzen, hoe het eigenlijk met
mijn geluk gesteld is". En de tiran deed
Damocles aan tafel plaats nemen, waarop
'de heerlijkste spijzen en dranken opgédisehf.
wnren. Of Damocles zich ook lekker voel
de maar?toevallig zag hij omhoog
ri:.... daar zag hij een scherp zwaard
ïfci.ven zijn hoofd hangen en nog wel aan
een zijden draad.
We? was zijn genot. Het is nu duidelijk,
d:.i uluiu.U'iid dreigopd .ar de belee-
beteekent „liet
hangt boven zijn
zegt van iemand
Damocles hoven
kenis lieeft als het zwaard dat boven Da-
modes' hoofd hing.
De volgende week behandel ik de voe
gende vragen:
Vraag 51. Waar wonen de langste en
de kleinste menschen?
Vraag 52. Wat het eekent de verzenen
tegen de prikkels slaan?
Vraag 53. Waar hangt cle belangrijkheid
van een rivier van af.
D e R e d a c t e u r.
HOE HET PIET VERGING.
door Oom Wim.
I
Hoor nu eens Mor mijn jongen! Be
ter oppassen in school of en dit zeg ik
"voor de allerlaatste keer en als laatsto
waarschuwing of binnen veertien da
gen ben je op kostschool. Dan is alle ge
plaag uit; dat is rust in huis cn vree op
school en dan.... zul je moeion,.waar jo
nu van gehoorzamen niet welen wil. Be
grepen!
Ja vader!
Denk er "nu om en nu ga naai
school. Het is meer dan lijd en ik ver
wacht voor je (o laat komen volstrekt
geen klacht meer.
Piet ging heen en was vaders verma
ning vergelen, voor -hij in school was.
Vader ging aan zijn werk: slapte tiet
kantoor binnen, vanwaar hij het vrije
overzicht had over liet personeel, dat zich
repte wat liet kon: Vader was kruidenier
cn zijn zaak bloeide dermate, dat bij met
recht voor zijn zoon een goede opvoeding
eischte temeer daar hij finantiëel ertoe in
staat was.
En.... en dit gaf voorat den doorslag
de vader van Piet wist maar al wel
en de harde ondervinding had hem dit
geleerd dat men zonder kennis en ont
wikkeling zelfs in dit vak niet vooruit
kon komen.
„Piet moest en zou loeren cn.... niet
de harde leerschool van zijn vader dood
maken „deze woorden waren zoo dikwijls
al tot Piet gezgd, en ook nu weer herhaal
de zijn"vader deze woorden nog eens voor
zich, terwijl hij nog even zijn heele getob
uit vroegere jaren de revue liet passeeron
en bij zich zelf nog eens naging, hoeveel
hom ontbrak aan verstandelijke ontwikke
ling, toen hij in het vak kwam. Hij was
met zijn elfde jaar van school genomen en
kende ampertjes lezen en schrijven on
van rekenen net zooveel, dat hii oen een
voudig oplellingsko kon maken. Wat vader
op het oogeublik wist. had hij hoofdzake
lijk zich zelf geleerd in de weinige vrije
uren, die hem restten.
En juist, daarom wilde Ijij niet. dat Pief
donzelfden weg opging. Hij zou Piet een
flinke, degelijke burgeropvoeding geven.
Hij zou zijn eenigen zoon laten sludeeren
tot zestien jaar; dan pas zou hij hii hem
ïi: de zaak komen cn later aan het hoofd
geplaatst worden van dit bedrijf, dat hij
met zoovele opofferingen gebracht had lol
dien bloei on tot die hoogte, waarop de
zaak thans stond.
Zoo redeneerde vader voort, terwijl Piet
op zijn dooie gemak nanslcnterde en net
op het nippertje, do school binnentrad. Een
minuut later, had hij -liet, hek (liclitgcvon-
don en was rechts om keer kunnen gaan*,
na negenen werden geen leerlingen meer
toegelaten.
Piot zit met zijn gedachten elders. Het
werk wordt slordig gemaakt: de antwoor
den zijn .verward en verkeerd en getuigen
van cr-Jiiet-hij-zijn: in één woord *1 is met
Piet weer mis en het leidt geen twijfel of
Enfant terrible.
Liesje: „Grootma, sluit u uw oogen
eens."
„Waarom, nvn Liesekindje?''
„Moeder zei gisteren, als grootmoeder do
oogen toe doet, dan krijgt Liesje een nieu
we póp."
Parvenu.
Gast (tot een parvenu): „Waar is uw
oude knecht gebleven?"
Parvenu:' „O, die lieeft met de Gham-
pagnekurken welke hij bij mij verzameld
lieeft.'een lenoleumfnlmek opgericht."
Hij begreep 't.
Barones: „Is mijnheer thuis?"
Bediende: „Meneer dc baron is in* dc
bibliotheek."
Barones: „Nu, maak mijnheer dan gauw
wakker, want er is bezoek."
Een verzuchting.
„Eigenaardig hè, hoe ouder we worden,
hoc minder of we geven om de dingen, d^e
ons in onze jeugd zoo aantrekkelijk sche
nen."
In stijl gebleven.
Mama (zeven uur in den avond): „Kom,
Elsje, 'l is tijd naar je bedje to gaan. Al
de kleine vogeltjes liggen al in hun nestjes
lo slapen."
Elsje (den volgenden morgen half vijf):
„Mammie, 'f is tijd om op te slaan. Al de
kleine vogeltjes zijn al op en de mama's
van de vogeltjes ook."
Erin gevlogen.
Man ((huiskomend van paling-peuren):
Ziezoo vrouwtje, ik heb een mooie vangst;
de knecht komt er aanstonds mee hier!
(Eenige oogonblikken later komt de
knecht en overhandigt een pak met de
woorden): Er was geen levende paling
meer voorradig, dus heb ik maar gerook
te meegebracht!!
Verbeterd.
Advertentie: „Prils, keer terug lot je
bedroefde vrouw. De piano te verkocht cn
ik heb me een kookboek aangeschaft."
Oud genoeg.
Dorpsburgemeester: „Zoo, zoo, Nel is, on
hoe olul is nu je vader al?"
Nelis: „Ruim 82 jaar, meneer de burge
meester."
Burgemeester: „82 jaar? Maar dan
loopt hij kittig, hoor."
Nelis: „Joa als io 't nou nog niet
kon, dan loert ie 't nooit meer!"
Waarschijnlijk.
Dokier: Onlangs heb ik oen uiterst
gevaarlijke heenbreuk genezen; later werd
mijn patiënt hardlooper.
Heer: Zeker toen u met de rekening
kwaamt?
Het luie jongetje.
Moeder, ik wou dat ik de Seine was.
Waarom?
Die volgt haar weg zonder uit haar
bed te gaan!
Voor en na het huwelijk.
Zij: Je brengt nooit meer eens choco
lade voor me moe, zooals je vroeger wel
deed vóór wc getrouwd waren.
Hij: Dat is zoo.maar heb jij wel
's gehoord van een visscher, die aas aan
een viseh. gaf, 4óen-ie !m gevangen had?
De aanhouder winf.
Dagbladrepor terEn, mijnheer,
waaraan wijt u het gelukkige feit. dat U
100 jaar oud goworden bont?
Do honderdjarige: Ik heb nooit ge
rookt, geen alcohol gebruikt, en ben altijd
in alles matig geweest.
Dagbladreporter: Goed, mijnheer,
maar een oom van mij heeft net zoo ge
leefd eu is toch maar vijftig jaar geworden.
De honderd-jarige: Ja, hij heeft hot
niet lang genoeg vol gehouden!
Ten einde raad.
Wim: Vadertje, mag ik in dei
Vader: Neen, Wim, nou niet 'J
regent; je zou kou vatten en dood g*
Wim: Hè vadertje, ik vind T jn;^
leuk in den regen!
Vader: Kijk eens. Hier
mooi boekje, dat vader voor je
kocht: „Hoe moet ik leven?" zegt
de druk werkende man. Ga dat
eens stil zitten lezen.
Wim gaat gehoorzaam zitten lezen,
een poosje:
Pappie, luister es hier staal;.
Zog mij mot wien gij omgaat en ik s eJ
zeggen wie gij zijt. Is dat waar? J> oi
nou een brave jongen met een stouten
gen omgaat, is dan de bravo jongen
omdat hij mol een stouten jongen oini
Of is de stoute jongen dan braaf onidi
niet een braven jongen omgaat? 01 l
de stoute dan braaf en de brave stout'
als ze dan wéér samen spelen
Vader: - Wim.... Ga in Godst!
maar wat spelen in den Tegen!
Gepast antwoord.
In een gevangenis, bekend
golioorigheid komt con buitenjongen,
eens andermans koiebn heeft uitgeooi
naast een horlogedief te zitten. Do jo:
klopt aan den celmuur en vraagt:
laat is 't?" waarop do ander- antwo
„Melkenslijd!"
Vreesslijk abuis!
A.: Hoe kom jo zoo.ineens getroc w
B.: Wel, onlangs wilde ik bij oen
vccaat gaan, en bij vergissing kwam
op 'n huwelijksbureau terecht; en zóó
het, gebeurd!
Concurrentie.
Onderwijzer: Hoo noemt men bet
iemand altijd van een ander kt
spreekt en Op allerlei manleren zijn
tracht te bekladden?
Leerling: Concurrentie, meester.
cr volgt straf cn.nablijven is de bood
schap.
Nu was „nablijven" voor Piet zelf
zoo'n groote straf niet; integendeel soms
vond ie liet leuk. Dikwijls toch had hij ge
zelschap en in dergelijke gevallen vond ie
het fijn. Dat was een gelegenheid (e meer
om, achter Mijnheer zijn rug' kattekwaad
uit te halen en (le hoeken en schriften to
verleggen en te verbergen en dc kastjes
der andore klasgenoot en, die dèh volgen
den morgen dit zouden bemerken, wat
natuurlijk groote stoornis en wanorde zou
brengen. En daarop had hel Piet juist ge-
mund.
In hol verzinnen van dergelijke flauwe
aardigheden, was onze vriend haantje de
voorste; in het ijverig' doorwerken en af
maken van zijn werk, kwam ie achteraan
gesloft; vandaar die vele klachten en dat
i erhaald schobblijven
En zoo kwam liet, dat Piet dien zelfden
voormiddag we,er moest nablijven. Dat er
oen standje van zijn vader volgen zon,
daar was hij wel een beetje bang voor,
maar dat dp bedreiging werkelijkheid zou
worden en dat hii naar kostschool zou
moeten, daar had hij allerminst aan ge
dacht.
Zoo Piet, waar kom jij vandaan?
Van school, vader.
- Van school? En liet is al bij éénen
Heb je moeten schoolblijven?
Ja vader.
En waarom?
Ik had niet opgelet en daarom....
Schei maar uit! De maat is vol. Aan
alle geduld kómt een eind. Vandaag veer
tien dagen hen je weg. Dan is je rijk hier
uit. Jo gaat naar kostschool. En of je nu
hoog of laag springt.... jo gaat. Van-,
daag schrijf ik nog naar de Overste der
School. Dan zal ik eens zien of we een
flinke jongen of een straatslijper en deug
niet zullen maken van onzen Piet. Begre
pen?
Ja vader!
Dan i/3 liet goed. Ga onder mijn oogen
uit! Ga je boterham oten en weg naai
school. Kom je om A uur niet dadelijk
thuis, kom ik ie met de stok halen en dan
zullen we verder samen Fransch spreken
Begrenen?
Ja vader!
Als vader sprak van „Fransch spreken",
wist Piet wel hoe laat liet was en uit wel-
jken hoek den wind waaide. Dan was het
verstandig en heel verstandig ook, zoo
weinig mogelijk tegen te pruttelen cn....
te meer, daar Piet nu wel gemerkt had,
dat het vader ernst was en dat hij naar
kostschool moest: iels wat Piet vveeselijk
vond en waar hij altijd tegenopgezien had
als tegen een berg.
Hoe kon het anders? Was hij niet het
eenige "zoontje en de lieveling van zijn
moeder?
(Wordt vervolgd.)
REISHERINNERINGEN.
IV.
Willebroeck.
Aan het station gekomen moesten we
nog eenigen tijd wachten, welke wij be
steedden om onze cadeaux nog eens extra
in te pakken. Nog een oogenblik wachten
en daar kwam de (rein al in 't zicht en
stopte spoedig. Oom Honneró hielp ons bij
het instappen. Het oogenblik van scheiden
was daar. Nog een flinke handdruk en „tot
wederziens oom" en.... daar volde het
ijzeren stoomnaard weer heen. Zoolang wij
konden, tuurden we in de richting waar
we eenige maar zeer genoegelijko dagen
onzer vacanfio hadden doorgebracht. Toen
Axel aan ons oog ontrokken was. blikten
we nog maar steeds naar buiten, om toch
maar de eenvoudige, maar tyniseho
bloeding der boeren en „het land van
Axel" goed in ons op le nemen.
Wo kregen na Axel nog twee stations.
Dit waren de laatste oogenblikken, die wij
nog in Zeeuwsch Vlaanderen vertoefden.
Eindelijk passeerden wo de grens en re
den nu op Belgisch grondgebied. Onze
trein hield 'stil bij het grensstation Clinge,
alwaar onze pakjes en koffers door de
commiezen werden nagezien, hetgeen visita
tie genoemd wordt. Dat liep vlug en goed
van stapel. Toen do Belgische reizigers
waren ingestapt, viel mij dadelijk iets op.
Tot daar toe was het doodstil in den trein
geweest, en geen woord gewisseld tegen
de medereizigers. Doch toen dc trein het
station Clinge verlaten had, werd het
drukker in den trein eu soms moest men
den huik van 't lachen wel vasthouden, an
ders, geloof het vast, Icwam je er zonder
tehuis aan, want die Belgen zijn me gas
ten! Grappen maken en lachen. De tegen
stelling in dezen korten tijd was groot! Na
het pas verlatene station, passeerden we
er nog twee, en nu volgde het stadje St.
Nicolaas. Ook hier was het volop drukte
en gewoel van belang. Hier moesten wo,
om de reis voort te zetten, een andere trein
nemen en hadden daardoor een half uur
oponthoud, zoodat ik mijn oogen eens goed
den kost kon geven. Opeens zegt mijn
broertje Henri: „Emile, kijk eens ginder,
wat is dat, dat daar zoo blinkt?" Ik keek
in de aangewezen richting en zag op een
hoogen toren een beeld in de zon schille
ren.
Ik moest hem van zelf het antwoord
schuldig blijven doch mijn vader, die liet
gehoord -had, vertelde ons toen, dat het
beeld was van 0. L. Vrouwe, en wel 4 a
5 M. hoog was. Hij zeide ook. dat het
stadje St. Nicolaas geheel Katholiek was.
Eindelijk konden we weer 'instappen,
't Was een gedrang, een geschreeuw, ge
roep en gelach, zooals ik op' goe,n enkel
vaderlandseli station gehoord of gezien
had. 't. Was trouwens nu ook oen bijzon
dere dag, want 'l was in St. Nicolaas een
groote marktdag. Nu, we haddci\ in ieder
geval- toch een fijn platasje. Daar gaf dc
stationschef sein lot vertrek en daar gin
gen we. Het merkwaardigste wat nog op
deze reis (e zien was, is de spoorhrug-over
de Schelde lui Tempts, welke 700 .M lang
is en mij deed denken aan don vaderland-
schen bodem, bij Moerdijk. Na een klein
uurtje rijdens, arriveerden we te Wille
broeck. Tante Maria en tante Louise waren
aan het station 'om ons op te wachten.
Met deze tantes wandelden wij naar het
huis van grootmoeder. Wat waren wij al
len blij, die goede grootmoeder in den
besion welstand le kunnen begroeten. Na
ons verfrisclit cn gegeten te hebben, brach
ten we den dag kalm door. want 't was al
fe Iaat om nog uit te gaan.
Emile Duym.
(Wordt vervolgd.)
Pleun en Teun.
Ei- waren eens twee kinderen, Pleuntje
en Teuntje. Zij hadden vacanlie, en moch
ten van moeder op een dag aan vader eten
gaan brengen. Moeder zei. jullie mogen
vooral niet lang weg blijven. Dus, onder
weg niet blijven spelen. De kinderen be
loofden to gehoorzamen. Zoo gingen zij
weg, maar waren nog maar 'n klein eind
je op weg en daar zagen zij een veld met
mooie bloemen slaan. Pleun zei tegen Teun
„kom, laten wij die bloemen gaan pluk
ken"! Maar toen zei Teun, zouden wij dat
wel doen. je weet wat moeder gezegd
lieeft. Toeli deden zij het en toen zij weer
verder wilden gaan, kwam er een groolo
onweersbui opzetten en het begon hard te
regenen. Pleun en Teun werden erg hang
en liepen hard naar vader toe, waar zij
druipnat en veel te laat aankwamen. Va
der had reeds geruimen tijd gewacht, en
was erg boos op dc kinderen, toen zij
vertelden, dat zij onderweg bloemen had
den gepinkt. Zij beloofden beterschap aan
vader, die nu tegen hun zeï: welnu, geef
mij dan elk een zoen en jij op deze knie on
jij op de ander, en dan gaan jullie weer
gauw naar moeder" terug, en belooft ook
haar voortaan gehoorzaam to zullen zijn.
Dat deden zij ook. moeder vergaf hun dit
wel en Pleun en Teun waren voorlaan ge
hoorzame kinderen.
Pim Verhuist.
Snoeplust gestraft.
De drie zoontjes van den politieagent
Willoms zijn zeer ondeugende hengels. Ze
hooien Jan. Piet en Frans. Zo zijn altijd
eender bekleed cn zijn haast even groot.
Bij hen thuis, op dc liooge kast, sIl
drie potten met ingemaakte pruimen,
oen keer toen Mama met de meid naai
groentenmarkt ging, zagen zij de
schoon. Zij hadden er dikwijls beg,
naar slaan kijken, maar de kast wat
hoog, dat zij er niet hij konden,
doen ze? Pa zal nog wel slapen wam
was' van morgen nog niet te zien gei
Gauw samen afgesproken wat zij zoi
doen. Piet was de slimste. Hii stelde
plan voor, dat de anderen goed voi
Jan, die de sterkste was, zou bok
staan, Frans zou op zijn rug klhuni".
eindelijk Piet, die dan op dc' kast
klauteren. Toen hij eindelijk op do
.zat begon, hij lekker te smullen en
alles en jullie niets."
Toen werden Jan en Frans h
schudden hem de vuist en hieven'
luid geschreeuw aan, dat vader ba:
kwam loegeloopen, in de meening.
zijner lievelingen een "ongeluk had ii
gen.
Je begrijpt de verbazing van pafl
(ie schrik der knapen. De heide scb
we es Henen hard weg! Maar Piet dat
wat anders. Van schrik liet hij dor,
uit zijn handen vallen, terwijl hij-deal
r.olc afstjet. die voor pan a z'n voelen
duizend stukken neerviel. En de rost
do geschiedenis? Wel dood eenvoud®
kreeg zijn zin. Hij kreeg alles en wo!
klappen en de anderen niets.
13.
Onwedcr.
Een drukkende hitte had reeds di
lang aangehouden. Geen windje rilsoH'
do bladeren der boomen. Onboww
stond het haantje op den toren naar
Oosten te staren. Vinken en musscbeo
ten met uitgespreide wieken on open 1
jes op lakken en daken smachtende t
een druppel water, om hun brand»
dorst to lesschen. Do arbeid in bol
was onuitstaanbaar; deuren en vod;
bleven open.... Doch zie! er kwam'
andering in de lucht, 't Haantje dra'
naar alle kanten, totdat ze eindelijk ii
Noorden bleef staan. Alles wat leeMj
de lucht zocht een schuilplaats
schuren, hagen en dakpannen. In de v
rommelde reeds den donder. Dikke
'pakten zich samen en 't werd zoo (tó
«als in de nacht. Knot'- 4e V
len doorkliefden de lucht, gevolgd
ratelende donderslagen tot plftts de f
dikke druppels vielen, als sein lol
stortbui en zoo geweldig, dat het leek;
of hel met bakken uit de lucht viel
ruimen tijd hield dit kletteren en scjr
ren aan doch langzaam dreef de bui'
en brak het zonnetje door de wolkon t
die van lieverlede in Oostelijke riek'
"ei-dwenen. En de menschen heradem
weer on traden naar builen en ad®
met volle teugen de frissche lucht in,
mensch en dier en plant nieuwe krv
schonk en lust.
Cor Tiid
Avond.
De bloemekens zijn nu gaan slapck
Ze nijgen haar kelkjes teer.
En over de moede aarde,
Daalt stil de schemering neer.
Do vogelkons in do hoornen,
Ze zingen nu niet meer:
Ze (luiken diep hun kopkenS
In warme veerkens neer.
En de zilveren sterren nu komen,
Heel stille aan den trans:
Beschijnen do sluim-rende aarde
Met zachten, witten glans.
En alle gcdvuisch is verdwenen,
Niéts, dat de stilte meer stoort:
Nog even liet klokje van 't kloos
Voor avondgebéd, wordt gehoord-
En menschen en bloemen cn voog
En allen nu sluimeren zacht:
En over de rustende aarde.
Daalt stille de zachte nacht.-
ttrij