KALENDEREER WEEK J'1 N.B. Als niet anders wordt aangegeven, leeft in deze week iedere H. Mis Gloria, nis! Credo (behalve Zondag) en wordt de Prefatie van Paschen gebeden. ZONDAG 10 Mei. Vierde Zondag ia Paschen. Mis: Cantate. 2e ge- jed v. d. Overbrenging der reliquien v. d. H. Bavo (zie in bet feesteigen der Heiligen v. b. Bisdom Haarlem). 3e v. d. H. Auto- ainus. 4e v. d. H.H. Gordianus en Epima- ïhus, Martelaren. Kleur: W i t. Zooals op iederen Zondag na Paschen is Dok vandaag de Liturgie weer vol van de Paasebgedachte. Wonderbare dingen beeft 3od gedaan; door eigen kracht is Christus ran de dooden opgestaan en sterft niet Dieer. (Introitus en Alleluja-vers). Ook wij, Christus' ledematen, zijn met ons Hoofd, Christus verrezen (opgestaan uit do zonde). Komt en boort gij allen, die het hooren wilt, wat de Heer aan onze zielen gedaan ïeet't. Wij doen niets te veel als wij de ge- ïeolo aarde uitnoodigen om een dankpsalm lit te jubelen (Offertorium), maar boven illes: dankbaarheid van de daad; Afleggen die onreinheid en boosheid (Epistel), ons ileeds meer en meer zuiveren vain onze ge n-eken (Postcommunio), in één woord: on sen levenswandel heiligen (Stilgebed) op lat, als de H. Geest zal komen (Evangelie) dij ons niet van zonde overtnige. (Corn- nunio). MAANDAG 11 Mei. Misv. d. H. Gan- ju lp bus, Martelaar, Protexisti, (zie in iet Eigen der Heiligen v. h. Bisdom Haar- em). Kleur: R oo d. Be ohristen-krijgsman Gangnlphus kwam 3P last van Pepijn II naar West-Friesland, did te strijden tegen don Friezen-koning Radboud en den H. Wulfram bij zijn pve- liking te beschermen en te ondersteunen. Va- volbrachte taak naar zijn land, Frank- •ijk, teruggekeerd, werd hij door a:jn zede- ijk diepgevallen eehtgenoote vermoord. DINSDAG 13 Mei Mis v d. H. N e- ans, Achi 1 eua en DomitilU Maagd) en Pancratius, Martelaren. Sece Oculi. 2e gebed Concede, 3e voor Kerk )f Paus. Kleur: Rood. Nereus en Aehileus waren dienaars v. d. H Domitilla, achternicht van Ke'zer Do- nitianus, die haar om haar geloof ver rolde naar het kleine eiland Pontia. Ne- •eu-s en Aehileus brachten mei de H. Bomi- t !la de ballingschap door. Onder de regee- •imr van Keizer Trajanus werdeu zij te ruggeroepen. maar omdat zij weigerden te )fteren aan de goden van het keizerrijk, veroordeeld om onthoofd te worde». De H. Domitilla is te Terracina levend verbrand, omdat zij den Naam van Jesus Christus met heldenmoed bleef belijden en de afgoden verachtte Vandaag wordt ook gevierd bet Feest v. d. H. Pancratius, d:e Dm zijn hardnekkig weigeren om aan de fi 'goden te offeren, op 14-jarigen leeftijd mthoofd is. WOENSDAG 13 Md M i s v. d. H. A lis tri e d, Bisschop en Belijder. Statuit. 2e re bod Concede; 3e voor Kerk of Paus. Kleur: W i t. Ansfried, geboren graaf van Leuven, was keizerlijk wapendrager van Otto II. Hij rad in het huwelijk me; Hereswïf, gravin van Slreyen. die hem oen doch'er schonk, Penedicta. Deze is later abdis geworden van het door Ansfried en zijne gemalin ge slichte k'ooster te Thorn in Limburg. Na don dood van zijne gemalin nam Ans£r:ed het besluit in het klooster zich toe te leg gen op hoogere volmaaktheid: doch God beschikte het zoo, dat Ansfried. werd ge kozen tot opvolger van Bisschop Baldevik ran Utrecht. .14 jareh bestuurde hij het Bisdom Utrecht. Ansfried muntte vooral uit in liefde tot de allerheiligste Maagd. DONDERDAG 14 Mei M i s v d H. B o- D. if a tins. Martelaar Protexisti. 2e Ge bed Concede; 3e voor Kerk of Paus. Kleur: Bood. VRIJDAG 15 Mei. M i s v. d. H. Joan nes Baptist-a de la Salie, Belijder Os iusti. Kleur: W i t. De H. Joannes, kanunnik der kathedrale kerk van Reims, is de Heilige van het christelijk onderwijs. Vooral heeft hij. floor de stichting d»>r Congregatie v. d. Broeders der christelijke scholen, gezorgd voor het onderricht in godsdienst en goede zoden aan de arme kinderen uit het volk. ZATERDAG 16 Mei. Mist d H U b a l d u s. Bisschop en Belijder Statuit 2e gebed Concede: 3e voor Kerk; 4e voor den Paus. Kleur: W i De Heilige van vandaag was een toon beeld van christelijke zachtmoedigheid. Niet alleen verdroeg bij de ergste beleedi- gingen, maar toonde ze'fs tegen zijne be- leedigers de grootste welwillendheid. Lisse» A. M. KOK. Pr. kracht worden bestreden. Verzuim in deze geeft groote moeite en schade: „Wie één jaar zijn „roet" laat staan, moet zeven laar uit wieden gaan." Wieden is wel het boste middel, maar vordert te veel tijd. Hak en schoffel kunnen bij rijenteelt uit nemend dienst doen. Wie vuil land heeft, passé daarom bij voorkeur rijen teelt toe. Hebt ge uw doppers en peulen al boven den grond? Pas dan direct het wieden toe, want later is het moeilijk, om zonder beschadiging der erwtenplantjes, het on kruid te verwijderen. Help de jonge plan tjes tegen de rijzen aan, als ze een hand breed groot zijn. Laat ze niet tegen den grond liggen ;leid ze in ietwat schuine richting, en hoog aan den voet de aarde wal op; dit beschermt ze tegen den wind en. doet ze sneller groeien. In 't midden dezer maand kan men reeds bruine boo tten leggen, waarvan de cultuur gemakke lijk is. Ze gedijen het best in goeden grond en op de vrije ruimte, maar men kan ze toch ook telen in verloren hoekjes ©n daar, waar andere groenten niet voort billen. Leg 2 boontjes bij elkaar: 1 a ^oet afstand, op 2 centimeter diepte. Ook bieten kunnen in de le helft gepoot of ge legd worden. Bij vroegere zaaiing bestaat het gevaar van doorschieten; zaait men later, dan blijven de bieten klein. Zaai dus liefst in de eerste dagen van Mei. Zaai of leg de korrels op rijen, vooral niet te dicht bij elkaar, zooals in den re gel geschiedt, maar op een kleine palm (9 a 10 centimeter afstand.) Eerst het tuin bed flink diep omspitten na bemesting met ouden verteerden mest. Hebt go wor telen gezaaid, denk dan om het uitdun nen. 't Duurt lang eer ze voor den dag komen, vooral als de grond stijf is; in dit geval raakt hef onkruid voor. Wieden dus! En zorgvuldig uitdunnen, want elk wortelplantje, moet op zich zelf staan. Geef ze een tusschenruimte van 3 a 4 c.M. als gij kleine worteltjes wilt oogsten; wilt ge grootere, dan moeten ze 5 a 6 c.M. yjm elkaar. Trek vooral de plantjes, die moeien bhjven staan, niet los! Half Mei kan men ook reeds postelein zaaien. Ech ter, haast u hiermee niet; postelein groeit alleen bij warmte. Over deze groenten spreken we dus nader. C. B. Bloemen voor vensterbanken en balcons. Onder de weinige zomerbloemen, welke voor do versiering van vensterbanken en balkons in "aanmerking komen, nemen de Petunia's een eerste plaats in, schrijft „Onze Tuinen". En niet ten onrechte, want door haar elegante, losse, groeiwijze, haar Bi lden bloei, munten zij boven de meeste andere balkonplanten uit. Wil men ze zelf opkweeken, dan moet het zaad reeds in Februari in de warme kamer worden uitgezaaid Men zaaie in platte schotels, welke met een glasruit bedekt worden, en houde de aarde matig vochtig. Zoodra de plantjes opkomen: worden ze verspeend. Eerst gaat de groei langzaam, maar is eenmaal het vierde blaadje ver schenen, dan ontwikkelen z:j zich snel. Half April zet men de in kleine potjes over geplante plantjes in den konden bak, op ouderlingen afstand van 8 cm. Mot het be planten der bakken in de vensterbanken en op het balkon wacht men tot einde Mei. Dan beginnen de eerste bloemen zich te ont wikkelen en kan men dus voor bij elkaar passende kleuren zor dragen waardoor men een harmonisch gohee' krijgt. De bakken moeten niet te ke n zijn. De nlauteu worden met flinke worlelkluiten op twee rijen, ter afstand van 15 cm. onder ling, in de bakken uitgeplast. De eene rij. weke naar de straatzijde gekeerd is. laat men ongehinderd afhangen, maar de plan ten in de andere rij, welke naar het raam of balkon gekeerd is, bindc men voorzichtig aan. Vóór alles verlangen de Petunia's veel zon: hoe m?er zon des te meer bloemen. Verder moeten de bakken b'i droog- weer geregeld e'ken avond begoten worden ter- vijl wij evennvn mogen vergeten tijdens den bloei de zoo noorHse hartversterking in den vorm van een ehiftsalpehwoplossing toe te «Penen. Dit kan heel gemakkelijk door twee gram chili salpeter in een liter water op Ie lossen en hiermede eens of tweemaal pc-r weck de aarde in do bakken te begie ten. De planten krijsen dan weer kracht om voort te vaan met bloemen te ontwikkelen, terwijl ciiilisa'w'CT tevens de eigenschap bezit, dat de bloemen er levendiger en in- tens'ever kleur door verkriWn MARIA, ONZE KIOECER. Een dominé te Hamburg stelde den alom bekenden Dnitseben kanselredenaar pater Petrus Rob, eens de vraag: ..Hoe komt het toch, dat de katholieken over het algemeen levenslustiger en vroolijker zijn dan andere mensehen?" „Ja", gaf de pater snedig ten antwoord, .ja, dat zal ik u eens vertellen, mijnheer, loeft in een huisgezin de moeder nog- dan zijn daar de kinderen blij en wool ijk en opgeruimd: waakt en zorgt er echter geeii liefhebbende moeder meer, dan zi-ten de arme, verweesde kinderen lusteloos stil en treurig neer. Juist zoo gaat het u, pro testanten, sinds uwe hervormers de veree ring der Moeder Gods hebben afgeschaft; wij katholieken echter bezitten in Maria altijd nog een goede moeder, die ons het leven licht maakt en ons onze kommer en zorgen helpt dragen. Zie, en daarom zijn we steeds zoo opgeruimd en wel te moede." Inderdaad, wanneer 's levens last ons zwaar drukt, alles zich tegen ons keert, waar zoeken wij dan 't liefst en waar vin den wij dan ook steeds hulp en troost? Is het niet bij het altijd trouwe moederhart? Maar geen aardschè moeder overtreft in trouwe moederliefde Maria, die liever de schitterendste wonderen werkt dan hare kinderen te verlaten. Vluchten wij dan altijd tot Maria. Bij baar vinden wij de ware levensvreugde; bij Haar vinden wij de kracht en sterkte, om met moed en met blijheid alle moeilijk heden te dragen; bij Haar vinden wij alles, waaraan ons hart behoefte heeft, want zij is onze teedere Moeder, die alles wat zij vraagt- van Haren goddelijken Zoon ver krijgt. „St. Franciscus". DE BUIKSPREKER. De tijden werden nijpend, en de oude Leon moest de kunst vaarwel zeggen. Kunst? 't Was eigenlijk nooit kunst ge weest, wat-ie 't volk had voorgezet, 't was enkel kunstemakerij geweest. En toch zou niemand hem dat hebben nagedaan. Veer tig jaar geleden, toen-ie, met den boogen hoed op z'n zwarten kroeskop, in rok, en wit vest en op lakschoenen, optrad bij Carré met z'n sprekende poppen, toen was het 'n gouden tijd. Vijftig gulden per avond 1 En daar had-ie maar anderhalf uur voor te werken, als Buikspreker, als Jongleur en als Clown, drie halve uren werken per dag! Als-ie dat vergeleek met z'n tegenwoordig baantje van voerman de eertijds zoo beroemde Ventilecque en Equilibrist, Auguste Leon, voerman in een groot dorp! Maar, wat doet 'n mensch, als de honger begint te plagen, als de teenen door je schoenen steken, als je al twee maal onderdak bij de politie gehad hebt? Verleden jaar was-le voor 't laatst opge treden in 't circus Antoni, wat je dan „op treden" noemt, 'n Half uur, voor de voor stelling, moest-ie, August de Domme, in 'n vuil-bevlekt rok-pak, met grooton papie ren puntboord, 't boerenpubliek, dat naar hem op stond te gapen, aan 't lachen ma ken. Hij moest ze, om zoo te zeggen, de houten trapjes van de tent opsjorren, hij moest oorvegen van den Directeur in ont vangst nemen, met z'n ouwe kiioken bok- kesprongenmaken en met z'n heesche stem schreeuwen, dat het wereldberoemde Circus Antoni op z'n tocht door Neder land, ook dit dorp de eer van zijn be zoek had willen aandoen en dat bet nu naar Spanje vertrok, om aan het Hof te Madrid voorstellingen te gaan geven. „De muzikanten zullen nog één waarschuwing geven, en dan zal de voorstelling een aan vang nemen! U hoort 't geachte publiek daarbinnen al trappelen van ongeduld! Er ziju nog enkele plaatsen eerste, tweede en derde rang en nog heel mooie staanplaat sen a twintig cents te bekomenl" 't Was ook dien laalsten avond bedroe vend slecht gegaan. „Ze "komen niet, de kaffers!" had-ie tegen de dik-bepoederde Madame Antoni achter haar kassa-bankje gezegd, „ze slikken liever stinkende olie bollen." De directie had op 't punt gestaan, entrees aan het geachte publiek terug te betalen en de tent te sluiten, maar, alia, elf gulden en wat centen.'t was mee genomen. Leon had dien nacht nog mee geholpen met 't afbreken van de tent en toen had-ie gezegd: „Ik zie al, dat ik van daag m'n drie gulden weer nié! opstrijken zal. Weet je wat, directeur, geef me 'n daalder, de laatste, daar kom ik wel mee verder. Ik ga zien, dat ik hier of daar 'n baantje krijg, al is 't maar tegen kost en in woning. Hij was nog eens naar 't schuur- stalletje gegaan, dat de directeur voor z'n vijf magere paarden gehuurd had. Hij had „Nestor I" en „Gambetta" en „Fan- ry", die ie zeven jaar lang verzorgd had nog eens in den nek geklopt en was toen zn zwerversleven begonnen: Dat was *m niet zoo heel erg tegengevallen. Och, de boer is, over 't algemeen, barmhartig, 'n Snee roggemik of *n hord pao valt er altijd nog wel te bemachtigen, en 's zo mers vooral stelt :n zwerver weinig eisehen aan z'n naehtlogies. Maar 's win ters, dan wordt 't leven zuur, dan wordt er op 't platteland uit honger gestolen, en dan is de boer meer wantrouwig, dan sluit ie z'n huisschuur solieder af. Dan verlang je dringender naar 'n warm. vid'ig thuis*, r.a^r 'n vriendelijk woord van nn-nsehen, die bij een vuur zitten en brood eten en kofïe drinken. In den komenden winter wilde Leon niet meer blijven zwifven, tel kens weer bedelend om "n paar uurtjes las werk te mogen doen. om 'n paar versle ten schoenen te bemachtigen nee, die ellende wou ie geen tweeden keer tege moet gaan. Daarom had-ie voortdurend uitgekeken naar 'n vast baantje, links en rechts gevraagd, of de mensehen niet wis ten of er hier of daar 'n knecht» 'n looper, 'n voerman of zoo ïfctd noodig was. Voer man, dat leek 'm nog 't meest geschikt Want hü had verstand van paarden, hij kon er, om zoo te zeggen dwars doorheen kijken en. als ze ziek waren, wist-ie, beter dan welke veearts ook, dadelijk te zeggen, wat er aan scheelde. Daar had-ie al me nig kwartje door verdiend, en dat was dan ook de reden, waarom Dirk Geerte, de vrachtrijder, hem in dienst had geno men. Knechts van bij de zeventig n.emt men niet in dienst, als daartoe geen zeer bijzondere redenen bestaan en die had Baas Geerte. Géén knecht kon het langer dan een paar maanden hij dien vrekkieen, norseken kerel uithouden. Dit was wel de hoofdreden, waarom Leon op staanden voet in dienst werd genomen. Geerte had geld genoeg, hij hoefde geen voerman meer te spelen, maar hij kon de gedachte niet verdragen, dal 'n ander in zijn plaats zou komen en 't geld zou gaan op strijken, dat hij nog verdienen kon. En dan, hii zou zijn paarden met verlies moe ten verkoopen. omdat t overal bekend zou zijn, datlie ze van de hand moest doen. Nee, dan liever 'n goedkoope knecht in dienst genomen en uit de paaruen gehaald wat er uit te halen viel. Dat goedkoope be stond in schandelijk-schrale kost en in woning en vier en 'n halve gulden per week. Daar kou de ouwe buikspreker 't niet voor doen. Hij had te veel slijtage aan kleeren. moest nog wel belasting be talen, en de kost was, zelfs voor 'n ouwen man, lang niet toereikend. „Ben jij bij Baas Geerte in dienst?" vroegen de men sehen, die hem zagen stappen naast de bekende volgeladen huifkar, „nou, dan zul je niet aan vetzucht komen te sterven." Och, antwoordde Leoif, dat is nog 't slimste niet, maar hij kan te keer gaan as 'n duivel. Ja, dat kennen we, hij heeft drie knechts in één jaar versleten, hij heeft ze de stal uit verwenscht. En zoo zal 't met jou vandaag of morgen nok nog wel es gaan. Dat zal 't niet, dacht Leon bij zich zelf, want als ik bij hem er uit ga, kan ik bij niemand anders meer er in. Daarom hield-ie zich koest, als Geerte in den stal stond te foeteren, dat-ie de paarden te rij kelijk strooide, dat-ie 't tuig te dik in den olie zette, dat-ie de stallantaarn onnoodig lang branden liet. Als Geerte vloekte, dacht-ie: Vrind, dat is muziek, die ken ik nog uit 't Circus Antoni, daar maak je mij niet bang mee. Maar toch, als de drift hem te hoog schoot na 't onuitstaanbaar gefit en gescheld van z'n vrekkigen mees ter, wenschte hij zich vurig terug naar z'n jongen tijd. O, als ze hem dan zóó gekoe- ieneerd baden, zou-ie zoo'n kerel den teu gel om z'n nek geslagen en, aan de katrol, boven naar den nok van 't circus gehe- sclien hebben. Daar zou-ie 'm hebben la ten bengelen, tot-ie om genade gesmeekt had. Maar nou, nou moest-ie zwijgen, koest als 'n suf gewerkt paard. Toch wa ren de ouwe streken van buikspreker en clown nog niet geheel en al in hem dood. Toch herleefde zoo nu en dan in bem de zucht, dien nietsnuttigen kerel 'n poets te spelen, die hem in, z'n norsche, egoïstische ziel zou grijpen. Maar hoe? Wanneer en waar? Hij overdacht de tijdverdeeling van z'n baas: Zes uur opstaan, brood met vet en koffie gebruiken, z'n ei afloopen, de paarden opzoeken, schelden en foeteren, orders geven voor de vrachtrijderij, dan de kroeg opzoeken, citroentjes drinken tot elf uur. Dan kam vrouw Looymans om de aard appelen te schillet} en lawaai-saus klaar to maken. Leon was dan altijd op route met 'n kay met steenen. puin musterd of balken Wal Geerte 's middags uitvoerde wist-ie niet, maar 's avonds, als-ie met de kar thuiskwam, stond de baas 'm op te wach ten, om z'n jenever-woede te koelen op z'n knecht. Geerte was lomp, lezen of schrijven kon-ie maar uiterst gebrekkig' en alles wat hem geen rijker inkomsten ver zekeren kon, liet 'm onverschillig. Daarom was de gewezen clown hem in algemeene ontwikkeling en men schenken» is verre de baas. En dit zou de buikspreker benutten om z'n baas klein te krijgen. Het had dien, avond aanhoudend geregend. Leon was thuisgekomen met 'n jgvaar-bemodderde kar en met 'n leegen baalzak over hoofd en schouders geslagen. De beide paarden hunkerden naar den stal, waar Geerte, die op den donkeren heiweg had staan uit zien naar z'n knec)it, bij uitzondering dit maal de lantaarn had aangestoken en 't voer had gereed gemaakt. Lone wist niet, wat-ie hoorde toen de baas vertelde, dat 't bed voor de beesten al klaar was. Hij zou dus na de pap, dadelijk naar z'n hoek op den hooizolder boven de paarden kunnen gaan, om'te slapen. Wat was er met den baas gebeurd, dat die opeens zoo wonder lijk bereidwillig deed? Maar de baas zelf gaf hierop dadelijk antwoord, toen-ie te hoofen kreeg, dat (1e disselboom onderweg gebroken was en dat Leon die, op eigen gezag, bij 'n stadse hen smid had moeten laten repareeren. Wel, allemachtig, wat 'n sloeber van een knecht! Hoe had-ie zoo ezelskoppig kur en doen. om de-, i> oni te breken? Had-ie dan geen oegen in z'n kop! Maar do reparatie-kosten zou-ie van z'n weekloon afhouwen. Hoeveel had de smid gerekend? Wat, niet ééns gevraagd, hoeveel 't kostte? Dal was tergen, dat was 'n baas begappen, Iandlooper, schooier, dat ie daar stond. Enfin, de kosten zou- ie op hem verhalen! „Ga naar je nest, ouwe kermisklant!" Loon beklom de lad der en trok naar z'n slaapplaats, dit maal hevig geraakt door dat: Iandlooper en schooier. 'n Wraakplan woelde in z'n trie evh hersens. Den boel in brand steken zou-ie! Nee, dat niet. Geerte zou ver-assureerd zijn. Wat dan?.... Het was. alsof Geerte iets in z'n bin nenste gevoeld had van den ziedenden nijd van z'n knecht, want on vervracht hoorde Geerte de staldeur opengaan en zag-ie lichtschijn onder tegen de hossen stroo boven het voeteneind" van z'n slaap plaats. Geerde was onverwacht, in 'k mid den van den nacht komen 'controleeren. Zeker, om te zien. of er niets kwaads met de paarden gebeurd was, misschien wel om te zien of Leon er niet, met 'n baloori- gen kop, tusschen uit was getrokken en de boel open had laten staan, zooals de vorige jonge knecht 'in dat geleverd had. Leon hield zich doodstil en deed of-ie vast sliep. Hij hoorde z'n baas de ladder beklimmen, zag den lichtschijn sterker en grooter worden, en, na 'n oogenblik. stak Geerte het hoofd boven den zoldervloer uit, hield de stallantaarn hoog in de band geheven, liet 't licht op 't gezicht van Leon vallen, die halverwege in 't stroo gedoken onder 'n oude paardende ken, opzettelijk zwaar ademde. Geerte, ge rust gesteld, dat er nergens onraad of ge vaar dreigde, wilde de ladder weer af dalen, maar op 't oogenblik, dal z'n hoofd achter den vlocrrand wegdook, klonk 'n stem. Geerte bleef star onbewogen staan luisteren. Wie sprak daar? Hij keek j stralc naar 't gezicht van z'n neeht, die i daar zwaar te snurken lag. Zei jij iets. Leon? vroeg-ie en hij vond dat z'n stem vreemd-beverig klonk. Er kwam geen antwoord. Toch had-ie duidelijk 'n stem gehoord, die zei: „Baas, luister es?" Hij had zich bepaald ver gist, maar, toen-ie weer naar beneden wilde klonk weer die stem: „Baas, luis ter es!" Hij voelde z'n hart hevig bonzen. Die stem kwam van beneden, daar was geen twijfel meer aan. Hij keek onder zich en hoorde angstwekkend-duidelijk: Kom es naai- beneden: 't Leek wel de holle slem van 'n geest. Z'n knieën knik ten, en de lantaarn slingerde in z'n vuist. „Koxn en af, zeg ik!" hoorde hij en werktuigelijk ging-ie naar beneden, voel de zich koud en bleek worden en riep mot 'n van angst trillende stem: „Wie is daar? Wie roept me?" Ik! Wie ben jij? Er kwam geen ant woord, maar bij hoefde niet meer te twij felen, de stem kwam tusschen de paarden vandaan. Zat daar iemand? Nee, 't was een van de beesten zelf, dat sprak, hoor maar, 't was om in mekaar te zakken van schrik. Geerte, klonk 'n holle stem, jij bent 'n slecht, 'n door en door slecht mensch! Geerte, stijf van den doorgestanen angst, sidderde. Spreek jij. Vos? - Nee, klonk het, „de duivel laat me praten". Toen gaf Geerte 'n angstschreeuw, heesch, gesmoord: „Help! Leon, help!" Leon sprong overeind: „Wat gebeurt er? Help! riep nog eens de voorman schor, „kom naar beneden, daar gebeurt iets ergs, de Vos is aan 't praten. Kom dan toch naar beneden 1" En, terwijl de gewezen buikspreker naar beneden klom, begon de Blauwe te praten: Geerte! Bees ten praten niet, maar de duivel heeft macht over ons en laat ons praten om jou te waarschuwen. Nog korten tijd, Geerte, en de duuvel heeft je ziel! Is dat leven! Moest jij je niet schamen! Jij bent rijk. cn je knecht lijdt honger! Jij strijkt wekelijks veertig gulden winst op en jouw knecht krijgt er vier. Jij scheldt en vloekt en raast en hangt in de herberg en jouv knecht doet 't werk. Hoor, hoor, klaagde Geerte cn klampte zich aan Leon vast, die ook (e bibberen stond. Ja, ik hoor 'f. Ik ben er kapot van, ik ga boer Lous roepen. Blijf hier, laat me niet alleen, smeekte Geerte. Daar mot een eind aan komen, uit zuiger, knechtenheul, juc^as, of anders. Ja, ja, ik zal 't niet meer doen, hou maar op met pralen, of ik krijg 'n beslag, ik sla tegen den grond! Ik zal niet mee'* beulen of treiteren en de knecht krijgt opslag. Is dat waar, is dat weer niet gelogen? Neeje, neeje, ik zal 'm morgen al uit betalen. Leon, Leon, smeekte hij. geef zo voedsel, Jaat zc zuipen en ga moe naar huis, ik gaai niemeer alleen naar bed, pek me, ik besterf 'L Geerte, as je niet beter wordt. klonk nog eenmaal de holle, verre slem, die uit don balg der beesten scheen te komen, dan, dan, worg ik je! Ja, ja, ik' wor beter, ik ben al beter kom mee Leon, de menschen zullen we! zien dat ik beter geworden ben, kom mee. Leon! Geerte beeft zich door zijn knecht naar huis laten leiden, durfde, geen enkelen nacht, alleen meer slapen, en de men schen uit de buurt zeiden na verloop var. tijd: „Geerte wordt oud, hij is tegenwoor dig zoo koeschl als 'n lammetje." ,J)e Nieuwe Eeuw." DE KLEINE MARTELAAR. Op een goeden dag, dat ik mij tc N.jzy- Szeben bevond, bracht het toeval mij op een vergadering van Rnmeniërs. Een der aan wezigen trok mijn aandacht: zijn gebruind gelaat was doorploegd met een geweldigen sabelhouw. Je kijkt naar die man? vroeg mijn buurman. Hij heeft een interessant gezicht. Da's waar, kijk hem maar eens goed aan. Je ziet toch wel dat lidleeken? Het Kjkt wel een sabelhouw, veron derstelde ik. Neen, dat is. een vloek. Ik keek den spreker verbaasd aan. Ga mee, zei hij» we zullen wat in den tuin gaan wandelen en dan zal ik u de zaak vertellen. Wij staken sigaren op en ik hoorde hel volgende verhaal. In 1849 belegerden do Keizerlijken, in bondgenootschap met de Rumeniërs, een klein Hongaarse!) stadje, dat verdedigd werd door een handjevol Hongaren en de in woners. De tegenstand van het plaatsje maakte den Oostenrijkschen commandant krege lig en hij beval, dat iedere man, die mei. do wapens in de hand werd gevangen geno men, zou gefusilleerd worden. De stad moest zich ten slotte overgéven en de commandant hield woord. Het wa,. na een wanhooigen en verwoeden strijd, dat de nfdaten zich, onder het uiten van verwoede kreten en verwenschincenvan 'het laatste huis meester maakten en de genen, die het verdedigd hadden, er uit te voorschijn haalden. Onder ben bevond zich een nog jongt man, die gevolgd prerd door zijn zoon Ij* een jongen van dertien jaar. In 't volgend oogenblik stonden de twee slachtoffers reeds tegen een muur. Eer» officier trad nader en mat het energieke kind met een blik, waaruit onverholen be wondering sprak. Houdt op' commandeerde hij de sul- daten. die gereed stonden om vuur Ie ge ven. Heeft die jongen met de andere* meegevochtfn? Ja, antwoordde een der soldaten Da's jammer, mompelde de officier, terwijl hij een medetijdenden blik wierp op 't kind. dat zijn vader vasthield. Mijnheer, zei deze, ik zie dat ge ee* goed hart hebt, Sta mij, alvorens ui ij te- roebt te stellen, één gunst toe door mi. in staat te stellen het geld, dat ik in de/A portefeuille heb. aan mijn vrouw te zender die hier dichtbij in een veilige schuilplaat' verblijft. Juist verscheen de kolonel, vergende van eenige officieren en een Rumeensclu> chef en tribuun. De vader hernieuwde zije verzoek. Door wien moet ge dat geld laten be zorgen? vroeg de kolonel. Door mijn zoon. Onder de officieren ging een goedkeu rond gemompel. De vader wilde zijn zoor redden. Zij bekeken 't kind, wiens Ueerer verscheurd en met kruit bevlekt waren Gij denkt misschien, dat ik mijn zoor» wil redden, zeide vader, gij kun gerus» zijn, hij zal terugkeeren. Ik zal terugkeeren luitenant ver klaarde 't kind op rnstigen toon. Gij lie hoeft niet bang te'zijn, dat ik zal ont vluchten. Goed, besloot do kolonel, neem he geld en kom spoedig terug. Hot kind nam liet geld van zijn vndc» aan en liep op een draf weg. Met bcwoge» blikken zagen de officieren de verdwij nonde na. Alleen de tribuun had 't aange keken met een blik voi verkropte woede, als een gier, die zijn prooi aau z'n klau wen ziet ontsnappen. De officieren traden een naburige her borg binnen, den tribuun met zijn mannen achterlatend. 't Is jammer, dat ze dien knaap later, ontsnappen, merkte een bergbewoner op Wat kan jon dat schelen, antwoordde QQDi zijner kamer,ub-n, dat is de zaak van de officiëren. Kijk eens, tribuun! riep een, der man nen, God beware me, de jongen komt le nig! De oogen van don tribuun .schitterden. Buiten adem stormde 't kind naar d« noodlottige plek. het zweet gutste van >.ijn gelaat, zijn oogen puilden uit; aondwr p de verbaasde Rumeniërs tc letten, richtte hij zich naar den muur. waar hem vreeselijk schouwspel wachtte. Ach ad» rlje - «H

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 15