KALENDEREER WEEK
J'1
N.B. Als niet anders wordt aangegeven,
leeft in deze week iedere H. Mis Gloria,
nis! Credo (behalve Zondag) en wordt de
Prefatie van Paschen gebeden.
ZONDAG 10 Mei. Vierde Zondag
ia Paschen. Mis: Cantate. 2e ge-
jed v. d. Overbrenging der reliquien v. d.
H. Bavo (zie in bet feesteigen der Heiligen
v. b. Bisdom Haarlem). 3e v. d. H. Auto-
ainus. 4e v. d. H.H. Gordianus en Epima-
ïhus, Martelaren. Kleur: W i t.
Zooals op iederen Zondag na Paschen is
Dok vandaag de Liturgie weer vol van de
Paasebgedachte. Wonderbare dingen beeft
3od gedaan; door eigen kracht is Christus
ran de dooden opgestaan en sterft niet
Dieer. (Introitus en Alleluja-vers). Ook wij,
Christus' ledematen, zijn met ons Hoofd,
Christus verrezen (opgestaan uit do zonde).
Komt en boort gij allen, die het hooren
wilt, wat de Heer aan onze zielen gedaan
ïeet't. Wij doen niets te veel als wij de ge-
ïeolo aarde uitnoodigen om een dankpsalm
lit te jubelen (Offertorium), maar boven
illes: dankbaarheid van de daad; Afleggen
die onreinheid en boosheid (Epistel), ons
ileeds meer en meer zuiveren vain onze ge
n-eken (Postcommunio), in één woord: on
sen levenswandel heiligen (Stilgebed) op
lat, als de H. Geest zal komen (Evangelie)
dij ons niet van zonde overtnige. (Corn-
nunio).
MAANDAG 11 Mei. Misv. d. H. Gan-
ju lp bus, Martelaar, Protexisti, (zie in
iet Eigen der Heiligen v. h. Bisdom Haar-
em). Kleur: R oo d.
Be ohristen-krijgsman Gangnlphus kwam
3P last van Pepijn II naar West-Friesland,
did te strijden tegen don Friezen-koning
Radboud en den H. Wulfram bij zijn pve-
liking te beschermen en te ondersteunen.
Va- volbrachte taak naar zijn land, Frank-
•ijk, teruggekeerd, werd hij door a:jn zede-
ijk diepgevallen eehtgenoote vermoord.
DINSDAG 13 Mei Mis v d. H. N e-
ans, Achi 1 eua en DomitilU
Maagd) en Pancratius, Martelaren.
Sece Oculi. 2e gebed Concede, 3e voor Kerk
)f Paus. Kleur: Rood.
Nereus en Aehileus waren dienaars v. d.
H Domitilla, achternicht van Ke'zer Do-
nitianus, die haar om haar geloof ver
rolde naar het kleine eiland Pontia. Ne-
•eu-s en Aehileus brachten mei de H. Bomi-
t !la de ballingschap door. Onder de regee-
•imr van Keizer Trajanus werdeu zij te
ruggeroepen. maar omdat zij weigerden te
)fteren aan de goden van het keizerrijk,
veroordeeld om onthoofd te worde».
De H. Domitilla is te Terracina levend
verbrand, omdat zij den Naam van Jesus
Christus met heldenmoed bleef belijden en
de afgoden verachtte Vandaag wordt ook
gevierd bet Feest v. d. H. Pancratius, d:e
Dm zijn hardnekkig weigeren om aan de
fi 'goden te offeren, op 14-jarigen leeftijd
mthoofd is.
WOENSDAG 13 Md M i s v. d. H. A lis
tri e d, Bisschop en Belijder. Statuit. 2e
re bod Concede; 3e voor Kerk of Paus.
Kleur: W i t.
Ansfried, geboren graaf van Leuven, was
keizerlijk wapendrager van Otto II. Hij
rad in het huwelijk me; Hereswïf, gravin
van Slreyen. die hem oen doch'er schonk,
Penedicta. Deze is later abdis geworden
van het door Ansfried en zijne gemalin ge
slichte k'ooster te Thorn in Limburg. Na
don dood van zijne gemalin nam Ans£r:ed
het besluit in het klooster zich toe te leg
gen op hoogere volmaaktheid: doch God
beschikte het zoo, dat Ansfried. werd ge
kozen tot opvolger van Bisschop Baldevik
ran Utrecht. .14 jareh bestuurde hij het
Bisdom Utrecht. Ansfried muntte vooral
uit in liefde tot de allerheiligste Maagd.
DONDERDAG 14 Mei M i s v d H. B o-
D. if a tins. Martelaar Protexisti. 2e Ge
bed Concede; 3e voor Kerk of Paus. Kleur:
Bood.
VRIJDAG 15 Mei. M i s v. d. H. Joan
nes Baptist-a de la Salie, Belijder
Os iusti. Kleur: W i t.
De H. Joannes, kanunnik der kathedrale
kerk van Reims, is de Heilige van het
christelijk onderwijs. Vooral heeft hij.
floor de stichting d»>r Congregatie v. d.
Broeders der christelijke scholen, gezorgd
voor het onderricht in godsdienst en goede
zoden aan de arme kinderen uit het volk.
ZATERDAG 16 Mei. Mist d H
U b a l d u s. Bisschop en Belijder Statuit
2e gebed Concede: 3e voor Kerk; 4e voor
den Paus. Kleur: W i
De Heilige van vandaag was een toon
beeld van christelijke zachtmoedigheid.
Niet alleen verdroeg bij de ergste beleedi-
gingen, maar toonde ze'fs tegen zijne be-
leedigers de grootste welwillendheid.
Lisse» A. M. KOK. Pr.
kracht worden bestreden. Verzuim in deze
geeft groote moeite en schade: „Wie één
jaar zijn „roet" laat staan, moet zeven
laar uit wieden gaan." Wieden is wel het
boste middel, maar vordert te veel tijd.
Hak en schoffel kunnen bij rijenteelt uit
nemend dienst doen. Wie vuil land heeft,
passé daarom bij voorkeur rijen teelt toe.
Hebt ge uw doppers en peulen al boven
den grond? Pas dan direct het wieden
toe, want later is het moeilijk, om zonder
beschadiging der erwtenplantjes, het on
kruid te verwijderen. Help de jonge plan
tjes tegen de rijzen aan, als ze een hand
breed groot zijn. Laat ze niet tegen den
grond liggen ;leid ze in ietwat schuine
richting, en hoog aan den voet de aarde
wal op; dit beschermt ze tegen den wind
en. doet ze sneller groeien. In 't midden
dezer maand kan men reeds bruine boo
tten leggen, waarvan de cultuur gemakke
lijk is. Ze gedijen het best in goeden
grond en op de vrije ruimte, maar men
kan ze toch ook telen in verloren hoekjes
©n daar, waar andere groenten niet voort
billen. Leg 2 boontjes bij elkaar: 1 a
^oet afstand, op 2 centimeter diepte. Ook
bieten kunnen in de le helft gepoot of ge
legd worden. Bij vroegere zaaiing bestaat
het gevaar van doorschieten; zaait men
later, dan blijven de bieten klein. Zaai
dus liefst in de eerste dagen van Mei.
Zaai of leg de korrels op rijen, vooral
niet te dicht bij elkaar, zooals in den re
gel geschiedt, maar op een kleine palm (9
a 10 centimeter afstand.) Eerst het tuin
bed flink diep omspitten na bemesting
met ouden verteerden mest. Hebt go wor
telen gezaaid, denk dan om het uitdun
nen. 't Duurt lang eer ze voor den dag
komen, vooral als de grond stijf is; in dit
geval raakt hef onkruid voor. Wieden
dus! En zorgvuldig uitdunnen, want elk
wortelplantje, moet op zich zelf staan.
Geef ze een tusschenruimte van 3 a 4 c.M.
als gij kleine worteltjes wilt oogsten; wilt
ge grootere, dan moeten ze 5 a 6 c.M.
yjm elkaar. Trek vooral de plantjes, die
moeien bhjven staan, niet los! Half Mei
kan men ook reeds postelein zaaien. Ech
ter, haast u hiermee niet; postelein groeit
alleen bij warmte. Over deze groenten
spreken we dus nader. C. B.
Bloemen voor vensterbanken en balcons.
Onder de weinige zomerbloemen, welke
voor do versiering van vensterbanken en
balkons in "aanmerking komen, nemen de
Petunia's een eerste plaats in, schrijft
„Onze Tuinen". En niet ten onrechte, want
door haar elegante, losse, groeiwijze, haar
Bi lden bloei, munten zij boven de meeste
andere balkonplanten uit.
Wil men ze zelf opkweeken, dan moet het
zaad reeds in Februari in de warme kamer
worden uitgezaaid Men zaaie in platte
schotels, welke met een glasruit bedekt
worden, en houde de aarde matig vochtig.
Zoodra de plantjes opkomen: worden ze
verspeend. Eerst gaat de groei langzaam,
maar is eenmaal het vierde blaadje ver
schenen, dan ontwikkelen z:j zich snel.
Half April zet men de in kleine potjes over
geplante plantjes in den konden bak, op
ouderlingen afstand van 8 cm. Mot het be
planten der bakken in de vensterbanken en
op het balkon wacht men tot einde Mei.
Dan beginnen de eerste bloemen zich te ont
wikkelen en kan men dus voor bij elkaar
passende kleuren zor dragen waardoor
men een harmonisch gohee' krijgt.
De bakken moeten niet te ke n zijn. De
nlauteu worden met flinke worlelkluiten op
twee rijen, ter afstand van 15 cm. onder
ling, in de bakken uitgeplast. De eene rij.
weke naar de straatzijde gekeerd is. laat
men ongehinderd afhangen, maar de plan
ten in de andere rij, welke naar het raam
of balkon gekeerd is, bindc men voorzichtig
aan.
Vóór alles verlangen de Petunia's veel
zon: hoe m?er zon des te meer bloemen.
Verder moeten de bakken b'i droog- weer
geregeld e'ken avond begoten worden ter-
vijl wij evennvn mogen vergeten tijdens
den bloei de zoo noorHse hartversterking in
den vorm van een ehiftsalpehwoplossing toe
te «Penen. Dit kan heel gemakkelijk door
twee gram chili salpeter in een liter water
op Ie lossen en hiermede eens of tweemaal
pc-r weck de aarde in do bakken te begie
ten. De planten krijsen dan weer kracht om
voort te vaan met bloemen te ontwikkelen,
terwijl ciiilisa'w'CT tevens de eigenschap
bezit, dat de bloemen er levendiger en in-
tens'ever kleur door verkriWn
MARIA, ONZE KIOECER.
Een dominé te Hamburg stelde den alom
bekenden Dnitseben kanselredenaar pater
Petrus Rob, eens de vraag: ..Hoe komt het
toch, dat de katholieken over het algemeen
levenslustiger en vroolijker zijn dan andere
mensehen?"
„Ja", gaf de pater snedig ten antwoord,
.ja, dat zal ik u eens vertellen, mijnheer,
loeft in een huisgezin de moeder nog- dan
zijn daar de kinderen blij en wool ijk en
opgeruimd: waakt en zorgt er echter geeii
liefhebbende moeder meer, dan zi-ten de
arme, verweesde kinderen lusteloos stil
en treurig neer. Juist zoo gaat het u, pro
testanten, sinds uwe hervormers de veree
ring der Moeder Gods hebben afgeschaft;
wij katholieken echter bezitten in
Maria altijd nog een goede moeder, die ons
het leven licht maakt en ons onze kommer
en zorgen helpt dragen. Zie, en daarom
zijn we steeds zoo opgeruimd en wel te
moede."
Inderdaad, wanneer 's levens last ons
zwaar drukt, alles zich tegen ons keert,
waar zoeken wij dan 't liefst en waar vin
den wij dan ook steeds hulp en troost? Is
het niet bij het altijd trouwe moederhart?
Maar geen aardschè moeder overtreft in
trouwe moederliefde Maria, die liever de
schitterendste wonderen werkt dan hare
kinderen te verlaten.
Vluchten wij dan altijd tot Maria. Bij
baar vinden wij de ware levensvreugde;
bij Haar vinden wij de kracht en sterkte,
om met moed en met blijheid alle moeilijk
heden te dragen; bij Haar vinden wij alles,
waaraan ons hart behoefte heeft, want zij
is onze teedere Moeder, die alles wat zij
vraagt- van Haren goddelijken Zoon ver
krijgt. „St. Franciscus".
DE BUIKSPREKER.
De tijden werden nijpend, en de oude
Leon moest de kunst vaarwel zeggen.
Kunst? 't Was eigenlijk nooit kunst ge
weest, wat-ie 't volk had voorgezet, 't was
enkel kunstemakerij geweest. En toch zou
niemand hem dat hebben nagedaan. Veer
tig jaar geleden, toen-ie, met den boogen
hoed op z'n zwarten kroeskop, in rok, en
wit vest en op lakschoenen, optrad bij
Carré met z'n sprekende poppen, toen
was het 'n gouden tijd. Vijftig gulden per
avond 1 En daar had-ie maar anderhalf
uur voor te werken, als Buikspreker, als
Jongleur en als Clown, drie halve uren
werken per dag! Als-ie dat vergeleek met
z'n tegenwoordig baantje van voerman
de eertijds zoo beroemde Ventilecque en
Equilibrist, Auguste Leon, voerman in een
groot dorp! Maar, wat doet 'n mensch, als
de honger begint te plagen, als de teenen
door je schoenen steken, als je al twee
maal onderdak bij de politie gehad hebt?
Verleden jaar was-le voor 't laatst opge
treden in 't circus Antoni, wat je dan „op
treden" noemt, 'n Half uur, voor de voor
stelling, moest-ie, August de Domme, in 'n
vuil-bevlekt rok-pak, met grooton papie
ren puntboord, 't boerenpubliek, dat naar
hem op stond te gapen, aan 't lachen ma
ken. Hij moest ze, om zoo te zeggen, de
houten trapjes van de tent opsjorren, hij
moest oorvegen van den Directeur in ont
vangst nemen, met z'n ouwe kiioken bok-
kesprongenmaken en met z'n heesche
stem schreeuwen, dat het wereldberoemde
Circus Antoni op z'n tocht door Neder
land, ook dit dorp de eer van zijn be
zoek had willen aandoen en dat bet nu
naar Spanje vertrok, om aan het Hof te
Madrid voorstellingen te gaan geven. „De
muzikanten zullen nog één waarschuwing
geven, en dan zal de voorstelling een aan
vang nemen! U hoort 't geachte publiek
daarbinnen al trappelen van ongeduld! Er
ziju nog enkele plaatsen eerste, tweede en
derde rang en nog heel mooie staanplaat
sen a twintig cents te bekomenl"
't Was ook dien laalsten avond bedroe
vend slecht gegaan. „Ze "komen niet, de
kaffers!" had-ie tegen de dik-bepoederde
Madame Antoni achter haar kassa-bankje
gezegd, „ze slikken liever stinkende olie
bollen." De directie had op 't punt gestaan,
entrees aan het geachte publiek terug te
betalen en de tent te sluiten, maar, alia,
elf gulden en wat centen.'t was mee
genomen. Leon had dien nacht nog mee
geholpen met 't afbreken van de tent en
toen had-ie gezegd: „Ik zie al, dat ik van
daag m'n drie gulden weer nié! opstrijken
zal. Weet je wat, directeur, geef me 'n
daalder, de laatste, daar kom ik wel mee
verder. Ik ga zien, dat ik hier of daar 'n
baantje krijg, al is 't maar tegen kost en in
woning. Hij was nog eens naar 't schuur-
stalletje gegaan, dat de directeur voor z'n
vijf magere paarden gehuurd had. Hij
had „Nestor I" en „Gambetta" en „Fan-
ry", die ie zeven jaar lang verzorgd had
nog eens in den nek geklopt en was toen
zn zwerversleven begonnen: Dat was *m
niet zoo heel erg tegengevallen. Och, de
boer is, over 't algemeen, barmhartig,
'n Snee roggemik of *n hord pao valt er
altijd nog wel te bemachtigen, en 's zo
mers vooral stelt :n zwerver weinig
eisehen aan z'n naehtlogies. Maar 's win
ters, dan wordt 't leven zuur, dan wordt
er op 't platteland uit honger gestolen, en
dan is de boer meer wantrouwig, dan sluit
ie z'n huisschuur solieder af. Dan verlang
je dringender naar 'n warm. vid'ig thuis*,
r.a^r 'n vriendelijk woord van nn-nsehen,
die bij een vuur zitten en brood eten en
kofïe drinken. In den komenden winter
wilde Leon niet meer blijven zwifven, tel
kens weer bedelend om "n paar uurtjes las
werk te mogen doen. om 'n paar versle
ten schoenen te bemachtigen nee, die
ellende wou ie geen tweeden keer tege
moet gaan. Daarom had-ie voortdurend
uitgekeken naar 'n vast baantje, links en
rechts gevraagd, of de mensehen niet wis
ten of er hier of daar 'n knecht» 'n looper,
'n voerman of zoo ïfctd noodig was. Voer
man, dat leek 'm nog 't meest geschikt
Want hü had verstand van paarden, hij
kon er, om zoo te zeggen dwars doorheen
kijken en. als ze ziek waren, wist-ie, beter
dan welke veearts ook, dadelijk te zeggen,
wat er aan scheelde. Daar had-ie al me
nig kwartje door verdiend, en dat was
dan ook de reden, waarom Dirk Geerte,
de vrachtrijder, hem in dienst had geno
men. Knechts van bij de zeventig n.emt
men niet in dienst, als daartoe geen zeer
bijzondere redenen bestaan en die had
Baas Geerte. Géén knecht kon het langer
dan een paar maanden hij dien vrekkieen,
norseken kerel uithouden. Dit was wel de
hoofdreden, waarom Leon op staanden
voet in dienst werd genomen. Geerte had
geld genoeg, hij hoefde geen voerman
meer te spelen, maar hij kon de gedachte
niet verdragen, dal 'n ander in zijn
plaats zou komen en 't geld zou gaan op
strijken, dat hij nog verdienen kon. En
dan, hii zou zijn paarden met verlies moe
ten verkoopen. omdat t overal bekend zou
zijn, datlie ze van de hand moest doen.
Nee, dan liever 'n goedkoope knecht in
dienst genomen en uit de paaruen gehaald
wat er uit te halen viel. Dat goedkoope be
stond in schandelijk-schrale kost en in
woning en vier en 'n halve gulden per
week. Daar kou de ouwe buikspreker 't
niet voor doen. Hij had te veel slijtage
aan kleeren. moest nog wel belasting be
talen, en de kost was, zelfs voor 'n ouwen
man, lang niet toereikend. „Ben jij bij
Baas Geerte in dienst?" vroegen de men
sehen, die hem zagen stappen naast de
bekende volgeladen huifkar, „nou, dan zul
je niet aan vetzucht komen te sterven."
Och, antwoordde Leoif, dat is nog 't
slimste niet, maar hij kan te keer gaan as
'n duivel.
Ja, dat kennen we, hij heeft drie
knechts in één jaar versleten, hij heeft ze
de stal uit verwenscht. En zoo zal 't met
jou vandaag of morgen nok nog wel es
gaan. Dat zal 't niet, dacht Leon bij zich
zelf, want als ik bij hem er uit ga, kan ik
bij niemand anders meer er in. Daarom
hield-ie zich koest, als Geerte in den stal
stond te foeteren, dat-ie de paarden te rij
kelijk strooide, dat-ie 't tuig te dik in den
olie zette, dat-ie de stallantaarn onnoodig
lang branden liet. Als Geerte vloekte,
dacht-ie: Vrind, dat is muziek, die ken ik
nog uit 't Circus Antoni, daar maak je mij
niet bang mee. Maar toch, als de drift
hem te hoog schoot na 't onuitstaanbaar
gefit en gescheld van z'n vrekkigen mees
ter, wenschte hij zich vurig terug naar z'n
jongen tijd. O, als ze hem dan zóó gekoe-
ieneerd baden, zou-ie zoo'n kerel den teu
gel om z'n nek geslagen en, aan de katrol,
boven naar den nok van 't circus gehe-
sclien hebben. Daar zou-ie 'm hebben la
ten bengelen, tot-ie om genade gesmeekt
had. Maar nou, nou moest-ie zwijgen,
koest als 'n suf gewerkt paard. Toch wa
ren de ouwe streken van buikspreker en
clown nog niet geheel en al in hem dood.
Toch herleefde zoo nu en dan in bem de
zucht, dien nietsnuttigen kerel 'n poets te
spelen, die hem in, z'n norsche, egoïstische
ziel zou grijpen. Maar hoe? Wanneer en
waar? Hij overdacht de tijdverdeeling van
z'n baas: Zes uur opstaan, brood met vet
en koffie gebruiken, z'n ei afloopen, de
paarden opzoeken, schelden en foeteren,
orders geven voor de vrachtrijderij, dan
de kroeg opzoeken, citroentjes drinken tot
elf uur.
Dan kam vrouw Looymans om de aard
appelen te schillet} en lawaai-saus klaar
to maken. Leon was dan altijd op route met
'n kay met steenen. puin musterd of balken
Wal Geerte 's middags uitvoerde wist-ie
niet, maar 's avonds, als-ie met de kar
thuiskwam, stond de baas 'm op te wach
ten, om z'n jenever-woede te koelen op
z'n knecht. Geerte was lomp, lezen of
schrijven kon-ie maar uiterst gebrekkig' en
alles wat hem geen rijker inkomsten ver
zekeren kon, liet 'm onverschillig. Daarom
was de gewezen clown hem in algemeene
ontwikkeling en men schenken» is verre de
baas. En dit zou de buikspreker benutten
om z'n baas klein te krijgen. Het had dien,
avond aanhoudend geregend. Leon was
thuisgekomen met 'n jgvaar-bemodderde
kar en met 'n leegen baalzak over hoofd
en schouders geslagen. De beide paarden
hunkerden naar den stal, waar Geerte,
die op den donkeren heiweg had staan uit
zien naar z'n knec)it, bij uitzondering dit
maal de lantaarn had aangestoken en 't
voer had gereed gemaakt. Lone wist niet,
wat-ie hoorde toen de baas vertelde, dat 't
bed voor de beesten al klaar was. Hij zou
dus na de pap, dadelijk naar z'n hoek op
den hooizolder boven de paarden kunnen
gaan, om'te slapen. Wat was er met den
baas gebeurd, dat die opeens zoo wonder
lijk bereidwillig deed? Maar de baas zelf
gaf hierop dadelijk antwoord, toen-ie te
hoofen kreeg, dat (1e disselboom onderweg
gebroken was en dat Leon die, op eigen
gezag, bij 'n stadse hen smid had moeten
laten repareeren. Wel, allemachtig, wat
'n sloeber van een knecht! Hoe had-ie zoo
ezelskoppig kur en doen. om de-, i> oni te
breken? Had-ie dan geen oegen in z'n
kop! Maar do reparatie-kosten zou-ie van
z'n weekloon afhouwen. Hoeveel had de
smid gerekend? Wat, niet ééns gevraagd,
hoeveel 't kostte? Dal was tergen, dat was
'n baas begappen, Iandlooper, schooier,
dat ie daar stond. Enfin, de kosten zou-
ie op hem verhalen! „Ga naar je nest,
ouwe kermisklant!" Loon beklom de lad
der en trok naar z'n slaapplaats, dit
maal hevig geraakt door dat: Iandlooper
en schooier.
'n Wraakplan woelde in z'n trie evh
hersens. Den boel in brand steken zou-ie!
Nee, dat niet. Geerte zou ver-assureerd
zijn. Wat dan?....
Het was. alsof Geerte iets in z'n bin
nenste gevoeld had van den ziedenden
nijd van z'n knecht, want on vervracht
hoorde Geerte de staldeur opengaan en
zag-ie lichtschijn onder tegen de hossen
stroo boven het voeteneind" van z'n slaap
plaats. Geerde was onverwacht, in 'k mid
den van den nacht komen 'controleeren.
Zeker, om te zien. of er niets kwaads met
de paarden gebeurd was, misschien wel
om te zien of Leon er niet, met 'n baloori-
gen kop, tusschen uit was getrokken en
de boel open had laten staan, zooals de
vorige jonge knecht 'in dat geleverd had.
Leon hield zich doodstil en deed of-ie
vast sliep. Hij hoorde z'n baas de ladder
beklimmen, zag den lichtschijn sterker en
grooter worden, en, na 'n oogenblik. stak
Geerte het hoofd boven den zoldervloer
uit, hield de stallantaarn hoog in de
band geheven, liet 't licht op 't gezicht
van Leon vallen, die halverwege in 't
stroo gedoken onder 'n oude paardende
ken, opzettelijk zwaar ademde. Geerte, ge
rust gesteld, dat er nergens onraad of ge
vaar dreigde, wilde de ladder weer af
dalen, maar op 't oogenblik, dal z'n hoofd
achter den vlocrrand wegdook, klonk 'n
stem. Geerte bleef star onbewogen staan
luisteren. Wie sprak daar? Hij keek
j stralc naar 't gezicht van z'n neeht, die
i daar zwaar te snurken lag.
Zei jij iets. Leon? vroeg-ie en hij
vond dat z'n stem vreemd-beverig klonk.
Er kwam geen antwoord. Toch had-ie
duidelijk 'n stem gehoord, die zei: „Baas,
luister es?" Hij had zich bepaald ver
gist, maar, toen-ie weer naar beneden
wilde klonk weer die stem: „Baas, luis
ter es!" Hij voelde z'n hart hevig bonzen.
Die stem kwam van beneden, daar was
geen twijfel meer aan. Hij keek onder
zich en hoorde angstwekkend-duidelijk:
Kom es naai- beneden: 't Leek wel de
holle slem van 'n geest. Z'n knieën knik
ten, en de lantaarn slingerde in z'n
vuist. „Koxn en af, zeg ik!" hoorde hij en
werktuigelijk ging-ie naar beneden, voel
de zich koud en bleek worden en riep mot
'n van angst trillende stem: „Wie is
daar? Wie roept me?"
Ik!
Wie ben jij? Er kwam geen ant
woord, maar bij hoefde niet meer te twij
felen, de stem kwam tusschen de paarden
vandaan. Zat daar iemand? Nee, 't was
een van de beesten zelf, dat sprak, hoor
maar, 't was om in mekaar te zakken van
schrik.
Geerte, klonk 'n holle stem, jij bent 'n
slecht, 'n door en door slecht mensch!
Geerte, stijf van den doorgestanen angst,
sidderde.
Spreek jij. Vos? -
Nee, klonk het, „de duivel laat me
praten". Toen gaf Geerte 'n angstschreeuw,
heesch, gesmoord: „Help! Leon, help!"
Leon sprong overeind: „Wat gebeurt er?
Help! riep nog eens de voorman
schor, „kom naar beneden, daar gebeurt
iets ergs, de Vos is aan 't praten. Kom
dan toch naar beneden 1" En, terwijl de
gewezen buikspreker naar beneden klom,
begon de Blauwe te praten: Geerte! Bees
ten praten niet, maar de duivel heeft
macht over ons en laat ons praten om jou
te waarschuwen. Nog korten tijd, Geerte,
en de duuvel heeft je ziel! Is dat leven!
Moest jij je niet schamen! Jij bent rijk. cn
je knecht lijdt honger! Jij strijkt wekelijks
veertig gulden winst op en jouw knecht
krijgt er vier. Jij scheldt en vloekt en
raast en hangt in de herberg en jouv
knecht doet 't werk.
Hoor, hoor, klaagde Geerte cn
klampte zich aan Leon vast, die ook (e
bibberen stond.
Ja, ik hoor 'f. Ik ben er kapot van, ik
ga boer Lous roepen.
Blijf hier, laat me niet alleen, smeekte
Geerte.
Daar mot een eind aan komen, uit
zuiger, knechtenheul, juc^as, of anders.
Ja, ja, ik zal 't niet meer doen, hou
maar op met pralen, of ik krijg 'n beslag,
ik sla tegen den grond! Ik zal niet mee'*
beulen of treiteren en de knecht krijgt
opslag.
Is dat waar, is dat weer niet gelogen?
Neeje, neeje, ik zal 'm morgen al uit
betalen. Leon, Leon, smeekte hij. geef zo
voedsel, Jaat zc zuipen en ga moe naar
huis, ik gaai niemeer alleen naar bed, pek
me, ik besterf 'L
Geerte, as je niet beter wordt.
klonk nog eenmaal de holle, verre slem, die
uit don balg der beesten scheen te komen,
dan, dan, worg ik je!
Ja, ja, ik' wor beter, ik ben al beter
kom mee Leon, de menschen zullen we!
zien dat ik beter geworden ben, kom mee.
Leon!
Geerte beeft zich door zijn knecht naar
huis laten leiden, durfde, geen enkelen
nacht, alleen meer slapen, en de men
schen uit de buurt zeiden na verloop var.
tijd: „Geerte wordt oud, hij is tegenwoor
dig zoo koeschl als 'n lammetje."
,J)e Nieuwe Eeuw."
DE KLEINE MARTELAAR.
Op een goeden dag, dat ik mij tc N.jzy-
Szeben bevond, bracht het toeval mij op een
vergadering van Rnmeniërs. Een der aan
wezigen trok mijn aandacht: zijn gebruind
gelaat was doorploegd met een geweldigen
sabelhouw.
Je kijkt naar die man? vroeg mijn
buurman.
Hij heeft een interessant gezicht.
Da's waar, kijk hem maar eens goed
aan. Je ziet toch wel dat lidleeken?
Het Kjkt wel een sabelhouw, veron
derstelde ik.
Neen, dat is. een vloek.
Ik keek den spreker verbaasd aan.
Ga mee, zei hij» we zullen wat in den
tuin gaan wandelen en dan zal ik u de
zaak vertellen.
Wij staken sigaren op en ik hoorde hel
volgende verhaal.
In 1849 belegerden do Keizerlijken, in
bondgenootschap met de Rumeniërs, een
klein Hongaarse!) stadje, dat verdedigd
werd door een handjevol Hongaren en de
in woners.
De tegenstand van het plaatsje maakte
den Oostenrijkschen commandant krege
lig en hij beval, dat iedere man, die mei. do
wapens in de hand werd gevangen geno
men, zou gefusilleerd worden.
De stad moest zich ten slotte overgéven
en de commandant hield woord. Het wa,.
na een wanhooigen en verwoeden strijd,
dat de nfdaten zich, onder het uiten van
verwoede kreten en verwenschincenvan
'het laatste huis meester maakten en de
genen, die het verdedigd hadden, er uit te
voorschijn haalden.
Onder ben bevond zich een nog jongt
man, die gevolgd prerd door zijn zoon Ij*
een jongen van dertien jaar.
In 't volgend oogenblik stonden de twee
slachtoffers reeds tegen een muur. Eer»
officier trad nader en mat het energieke
kind met een blik, waaruit onverholen be
wondering sprak.
Houdt op' commandeerde hij de sul-
daten. die gereed stonden om vuur Ie ge
ven. Heeft die jongen met de andere*
meegevochtfn?
Ja, antwoordde een der soldaten
Da's jammer, mompelde de officier,
terwijl hij een medetijdenden blik wierp
op 't kind. dat zijn vader vasthield.
Mijnheer, zei deze, ik zie dat ge ee*
goed hart hebt, Sta mij, alvorens ui ij te-
roebt te stellen, één gunst toe door mi.
in staat te stellen het geld, dat ik in de/A
portefeuille heb. aan mijn vrouw te zender
die hier dichtbij in een veilige schuilplaat'
verblijft.
Juist verscheen de kolonel, vergende
van eenige officieren en een Rumeensclu>
chef en tribuun. De vader hernieuwde zije
verzoek.
Door wien moet ge dat geld laten be
zorgen? vroeg de kolonel.
Door mijn zoon.
Onder de officieren ging een goedkeu
rond gemompel. De vader wilde zijn zoor
redden. Zij bekeken 't kind, wiens Ueerer
verscheurd en met kruit bevlekt waren
Gij denkt misschien, dat ik mijn zoor»
wil redden, zeide vader, gij kun gerus»
zijn, hij zal terugkeeren.
Ik zal terugkeeren luitenant ver
klaarde 't kind op rnstigen toon. Gij lie
hoeft niet bang te'zijn, dat ik zal ont
vluchten.
Goed, besloot do kolonel, neem he
geld en kom spoedig terug.
Hot kind nam liet geld van zijn vndc»
aan en liep op een draf weg. Met bcwoge»
blikken zagen de officieren de verdwij
nonde na. Alleen de tribuun had 't aange
keken met een blik voi verkropte woede,
als een gier, die zijn prooi aau z'n klau
wen ziet ontsnappen.
De officieren traden een naburige her
borg binnen, den tribuun met zijn mannen
achterlatend.
't Is jammer, dat ze dien knaap later,
ontsnappen, merkte een bergbewoner op
Wat kan jon dat schelen, antwoordde
QQDi zijner kamer,ub-n, dat is de zaak van
de officiëren.
Kijk eens, tribuun! riep een, der man
nen, God beware me, de jongen komt le
nig!
De oogen van don tribuun .schitterden.
Buiten adem stormde 't kind naar d«
noodlottige plek. het zweet gutste van >.ijn
gelaat, zijn oogen puilden uit; aondwr p
de verbaasde Rumeniërs tc letten, richtte
hij zich naar den muur. waar hem
vreeselijk schouwspel wachtte.
Ach ad» rlje - «H