f lls'mÏEHLlfl spraak op ieders „reverentie". In de 18e eeuw was er geen sprake meer van, dat een burgemeester, als zoodanig op weg naar Den Haag of elders, te voet, per bolderwa gen of por trekschuit reisde. De heeren hadden daartoe hun door mooie paarden getrokken karossen, sierlijk genoeg om bij tijd en wijle door den Prins te worden ge bruikt. Mot hun deftige burgemeecerstab- baarden, hunne livreibedienden, den voor namen voet, waarop z:j leefden, en hun af zonderlijke bank in de kerk. moesten zij wel indruk maken on den gewonen burger. Ka een jaar iraden zij weliswaar af, maar na twee jaren waren zij dan weer herkies baar, zoodat het zaak was, ook de oud-bur- gimeester te vriend to houden; in de Vroed schap namen zij trouwens ook een bijzon dere plaats in, geüijk we nader zien zut'en. De onmiddellijke inkomsten van liet bur gemeestersambt waren gering; zij beston den in hoofdzaak slechts uit zekere tege moetkoming voor tabbaardlaken, presentie geld van de vroedschap en bureaukosten. Maar de feitelijke inkomsten waren niet zoo verwerpelijk, want hun met schepenen .gedeeld recht van beschikking over de klei nere stadsambten, hun dagelijksche be moeienis met de stadsfinancier gaf hun, als zij wilden „en onw'l kwam ten deze weinig voor!" zegt prof. Blok aPe gele genheid om zich langs zijwegen te verrij ken of ten minste neven en nichten te be voordeelen. Vooral het postwezen tot 1735 4cn nrnste, want toen kwam de opbrengst hier van aan de stad benevens de verpachtin gen en landverhuringen stonden in dit op zicht met een zwarte kool geweekend. Kaast burgemeesters stonden de seliepe- 6 en. Deze werden, volgens het oudste privile gie van 1434, jaarl:jks ten getale van 8 ver kozen, op voordracht der Vroedschap, die daartoe daags voor St. Jacob, dim op 24 Juli bijeen kwam. De Schout vermaande do heeren ook ditmaal „notabele, eerbare, verstandige en rechtvaardige" mannen te kiezen, waarna een voordracht van 16 per sonen werd opgemaakt, waaruit „de heeren in Den Haag"'t zij de Stadhouder, 't zij het Hol' van Ho'land, dit hing af van den politieken w:nd welke daar heerschende was de 8 schepenen kozen. Vader en zoon. broeders of zwagers mochten niet ge zamenlijk op de nominatie .voorkomen. Hoofdbezigheid van schepenen was de stedelijke rechtspraak; heel in den beginne bemoeiden zij zich ook met het bestuur der stad, maar hieruit wisten burgemeesters hen al spoedig 1e verdringen. Zij hadden het trouwens met hun recht spraak druk genoeg. Vanouds bezaten zij de hooge en lage jurisdictie in het oiviele zoowel als in het crimineele en konden verbannen uit Leiden, Rijnland, Dén Haag en H on «am bach t Zij hielden ,.in openbaere wierschare" twee vaste rechtdagen in de week. Maandag en Vrijdag, terwijl boven dien de Woensdag bestemd was voor de za ken, ,die boven getrocken werden", d.w.z. die zij zelf aanhangig maakten. Nog had den zij alle opdrachten en vervreemdingen van vas'e goederen, alle transporten, a'le hypotheken en rentebrieven, alle borgtoch ten en persoonlijke verkeringen te bezege len of te. teekenen en in registers te notec- ren, voor al welke zaken twee hunner vier dagen in de week reeds om half 9 ten stad- buize moesten ziin. Bovendien hadden zij o.a. in huurquaesties en twisten over servi tuten en dienstbaarheden te beslissen, ter wijl zij het recht hadden om keuren en or donnantiën te maken betreffende het ge bruik van den Rijn en van pleinen en stra ten langs deze rivier. Dit recht hadden zij al in 1403 van den toenmalige» burggraaf bekomen, waarna de graaf van Holland bet had bevestigd. Do hoofdambtenaar van Schepenen was de Schout, later ook we", genoemd „hoofd officier", als hoedanig hij nog voortleeft in onze „officieren van Justitie", met wier ambt het zajne vrijwel overeenkwam. Hij werd door de Staten van Holland: geko zen uit een nominatie van 3 personen, door de Vroedschap opgemaakt. Dat hij een machtig man was kan o.a. hieruit blijken, dat hij sinds 1646 niet tegelijkertijd lid der Vroedschap mocht wezen en dat hij sinds 1669 slechts voor 3 jaar werd benoemd en dan binnen 6 jaar niet opnieuw ter benoe ming mocht worden voorgedragen. Hij mocht anders eens te veel macht krijgen. Zoo'n schout was dan ook een gewichtig man. Hij vertegenwoordigde in de stad de autoriteit en het recht van don Souverein; klaagde de wetsovertreders aan, arresteer de hen zoo mogelijk, bracht hen voor sche penen ter terechtzitting, stelde daar den eisch in zake de straf en was bovendien uitvoerder van het vonnis. Hij zorgde voor de handhaving der keuren en ordonnan tiën en inde de boeten, waaromtrent hij per drie maanden verslag moest doen aan de burgemeesters (de stad had n.l. aandeel in de opbrengst) en per jaar aan de „royeermeesters". Hij was ook het hoofd der academische vierschaar, wier zittin gen hij presideerde en wier vonnissen hij ten uitvoer legde. Hij hield bet toezicht op den ijk van maten en gewichten, maar aan het stadsbestuur had hij geen deel; in de vergaderingen van burgemees teren of van do vroedschap werd hij s1ech<s toegelaten als men hem noodig had bij 't nemen van maatregelen tot demping van oproer, bij de voorbereiding van verdediging enz. Wel mocht hij, in overleg met burgemeesters, een onderschout of meerdere ambtenaren van dien naam aanstellen; in de 17e en 18e eeuw was dezer getal twee. die als zijn „stedehouders" konden optreden. Behalve Burgemeesters en Gerecht waven er nog een'ge andere belangrijke „ambten en offdeiën", waarover een volgende maal. We zullen dan ook zien, hoe eigenaardig burgemeesters met de vroedschap plachten om te springen. AJO. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. (Ie helft Mei.) „April mag doen wat zij wil", zegt de volksmond. En zij heeft dit gedaan, en ons van alles gegeven; ook veel goeds. Zij gaf ons allen o.m. een zonnige Paschen en den boer naast nachtvorsten, die minder welkom waren, groeizaam weer, zoodat half April reeds veel jong vee in de weide liep. De te vroege overgang van onze koeien uit den warmen stal, waar zij maanden lang hebben vertoefd, naar het land wreekt zich licht wanneer het weer omslaat. Tal van veehouders ondervonden dit; heel wat koeien werden ziek, kregen de z.g. kopziekte en verscheidene dieren worden dood in de wei gevonden. Een les voor later! Op den akker heerscht nu een groote be drijvigheid: men mest en ploegt, zaait en poot. Vóór Mei, in de 2e helft der voor gaande maand, heeft men in den grond gebracht: aardappels, suikerbiet en wor tels, koolraap en mangehvortelzaad. Met het zaaien der koolraap „van den korrel al", d.i. door uitzaaiing ter plaatse kan men doorgaan tot einde Juni, wat daarna gelegd wordt, geeft weinig kans meer op een redelijke opbrengst. Men heeft dus nog den tijd. Evenwel bedenke men, q de grond, evenals voor alle hakvruehtf diep los gemaakt moet worden; ter vi delging van onkruid kan nu meermL, worden geploegd en geëgd; een late zaaiii geeft een mooie gelegenheid om een jaarsbraak" toe te passen. Geef uw kerbieten een overbemesting met Chili.' peter, en eveneens als het noodig is, uw wintergraan na de uitstoeling. land kan in orde gemaakt worden boekweit. Omstreeks het midden de&' maand wordt door sommigen dit gewj reeds besteld, de veenboekweit nog vroeger, ook wel later, naar geTang fc weer .is. De oude boekweityerbouwers w| ten echter wel, dat dit gewas licht te Ij den heeft van nachtvorstén en wachla daarom met de zaaiing wel tot einde M of begin Juni. Een diepe grondbewerkii is noodzakelijk: „boekweit groeit in zweet der paarden". Op rijen zaaien is h beste: afstand der rijen 30 c.M. Mi heeft dan 50 Liter of 30 K.G. zaaizaad Hectare noodig; zaait men breedwerpi dan 60 L. In 't laatste goval egt men n bij granen; bij rijenteelt gaat men er paar malen met den schoffel door. In den tuin: Ook hier is veel te doei spitten en zaaien, planten en verplant ei gieten en wieden, schoffelen en hakken harken. Onkruidbestrijding maet geregel door plaats hebben, en word! veel te vc verzuimd, 't Onkruid neemt plaats we; onttrekt 't voedsel aan den grond. En niét alleen voedsel, maar ook wale dat zich vooral wreekt bij gewasse (groenten), die veel vocht vragen. Voor is het onkruid dat den bodem bedekt, ooi zaak, dat de grond kouder is, en de groei ten minder snel groeien. Eindelijk brengt de onkruidplanten zwammen en inseeti op onze cultuurplanten over, als zij t dezelfde plautenfamilies behooren. Het oi kruid moet derhalve gestadig en BESCHRIJVING DER PLAAT. No. 181. Hoewel heel veel vrouwen baar hart verpanden aan een directoir mantel, is het toch goed te bedenken, dat de gewone mantel, het chique, rechte model, minder spoedig uit de mode zal zijn. Daarom hierboven nog dit model van grijze rips. De kraag is gegarneerd met grijs geverfd kortharig haasbond. Van onderen zien we een versiering in den vorm van opgenaaide strooken grijze zijden ottoman, die op hun kruispunten gebrodeerd zijn met motieven in grijze zijde. Do ceintuur is eveneens van ottoman en is door spleten in de stof alleen in de beide zijden zichtbaar. Men drage bij dit costuum een grijze of paarse vilt- of stroo- hoed. Kousen grijze fil. en schoenen grijze of zwarte peau de snéde. Pa-troon f 1-35. No. 182. De zomer komt. en daarmee 'de tijd voor allerlei openluchtsport. Men kan daarbij doorgaans niet zonder een passend sportcostuum: dér halve hier een model voor tennis, wat echter niet uitsluit dat gij het' ook bij andere gelegenheden, zooals bijv. op de fiets, zult kunnen ge bruiken. De rok is van witte serge en is geheel gepliseerd. De bijbehoorende casaque is van zijden tricot in bijkomende kleur wit. De hals heeft een breede zoom van lila zijde waardoor een lint van de zelfde kleur geregen is: men strikt dit lint van voren zóó dat er lichtelijk plooitjes ontstaan. Over de borst een kleine split niet ondergelegen strookje. Van onderen is de casaque gebrodeerd in lila en gele zijde, en de lange mouwen hebben een smalle lila omboording. Kousen rose en schoenen wit. Patroon f 1.35. No. 183. Een snoezig jurkje voor een klein meisje van 3 tot 8 jaar. Het is ge maakt van roode popeline maar beeft een ingezette borst en rug van witte popeline met Schotsehe ruit van bijpassend roode Blreepen. Het staande kraagje geeft men wat stevigheid door er een strookje gaas in te voegen. Vanaf de halfronde lijn der Schotsehe stof is het onderste gedeelte van den rok met flinke ruimte aangezet, zoo dat het rijkelijk in plooien valt; hetzelfde zien we ook bij de mouwtjes. Bijpassende kousen in grijs-roze; schoentjes zwart Patroon 0.G7L No. 184. Elegant jurkje voor meisjes van 8 tot 14 jaar; men make het van rose kasha. Het onderste gedeelte is rondom gepliseerd en wordt van boven begrensd door een 3 cM. breede band van blauwe kasha, die van voren links en rechts een V vormige lijn vertoont. Het boven gedeelte is over het midden gespleten, maar een smal bandje van blauwe kasha overdekt de split en dient tegelijk tot slui ting. Van boven zet bet bandje zich voort langs den hals en van onderen eindigt het in oen dwarse strook. Links en rechts een rij kleine blauw glazen koopjes. Mouwtjes van onderen blauw omboord. Kousen grijs- rose en schoenen zwart. Patroon 1. No. 185. Een jongenspakje van grijs geribd fluweel. Het- kraagje, de das en de mouwomslagen zijn van fraai blauwe vel vet. De das gaat door twee dwar-se spleten op het midden van de borst. De onderkant van het casaque-je is nog met een golflijn van blauwe velvet versierd. Kousen grijs en schoenen zwart. Patroon 1. No. 186. Een elegant jurkje van heel licht grijze popeline. Het lijfje is van roode popeline en heeft over de borst twee naast elkaar liggende grijze strooken. Het tuniekje is omboord met een bijpassend grijs galon. Hoedje in dezelfde roode en grijze kleuren: kousen grijs-ro.se en schoe nen zwart. Patroon 1 DE VROUW IN DE KEUKEN. Nog een weinig tijd. geachte lezeressen en wij kunnen weer volop genieten van wat onze wateren voortbrengen. En daar het nog wel^eens vaak gebeurt, dat de Hol- ïandsche huismoeder onwetend staat te genover eenige soorten van onze rivier- visch en hare bereiding, geloof ik uw volle instemming te hebben, als ik u voorstel- eens te zamen eenige soorten rivierviscb te bereiden. Laten wij niet te min over rivierviscb denken, dames, want haar voed delgehalte staat net zoo boog Is dat van zeevisch- ja, zelfs bij eenige soorten, zooals paling. zeelt, karpers, florelien, nog hooger. Het is juist de eigenaardige bereiding, die sommige soorten rivierviscb eischen, wil len zo in onzen Hollandsehen smaak .val len. Daarom ook kunnen wij het verklaren, dat de meesten delicatessen onzer rivieren en meren, direct na de vangst, zonder be denken naar het buitenland verhuizen. La ten wij eens zien, dames, of wij al berei dende niet een weinig meer sympathie gaan gevoelen voor onze binnenwater de licatessen. Wij beginnen met de paling en zullen eerst eens gaan bereiden een echte Hollands che Palingsoep. Neem daarvoor 3 pond paling (middel soort). Het vel wordt afgetrokken en de paling goed schoon gemaakt, men snijdt ze aan mootjes van 4 c.M. en brengt die aan de kook met 5 liter water, waarin een weinig zout. Na goed 7 minuten gekookt te hebben is de paling gaar. Schept de mootjes paling nu in een diepen schotel, waarin een weinig van liet kooknat, opdat ze koud \vordendo niet aan elkaar gaan kleven. In bet kooknat doet men twee ge sneden uien, een paar schoongemaakte en in vieren gesneden preien, een schoonge maakte bos selderie, een paar wortelen wat pieterselie en kervel, enz., de. koppen en vellen van de 3 pond paling, welke men in het kooknat gekookt heeft, en laat alles zacht koopen gedurende 1uur. In dien tijd kookt men 3 ons parelgort goed gaai- in 2 liter water. Giet nu liet kooknat door een paardeharen zeef in den pan, waarin men de parelgerst heeft gaar gekookt, voegt er zout bij naar smaak, twee gesple ten cayennepepers, en een flinke hoeveel heid fijngehakte kervel. Laat alles nu te zamen zacht koken tot de parelgerst goed door en door gaar is en de soep goed ge bonden is. Als men de soep gaat opdienen roert men er een half pond beste boter door. De mootjes paling doet men er op het laatst in. Ook kan men de mootjes pa ling in de soepterrine doen en de soep er afscheppen. Men dient bij de soep dobbel steentjes brood, in de boter, lichtbruin ge braden. Gebakken Paling. Paling van - minstens 2 vingers dik, wordt, nadat het vel afgetrokken is, en ze goed schoongemaakt is, aan mooten gesne den van 7 c.M.- met zout bestrooit en een paar uur neergezet, opdat het zout door- trekke. Nu rolt men de mooten paling in fijne beschuit en bakt ze in zuiver verscbe natuurboter. Dit bakken moet geschieden op een zacht vuur in een biefstukpan en de mooten moet men dikwijls keeren, zoo dat ze langzaam gaar bakken. Gaar zijnde, schikt men ze op een schotel, en bedruipt ze met lichtbruin gefruite boter, waarin men wat citroensap gemengd beeft, men bestrooit de gebakken paling met een wei nig gehakte pieterselie. De gefruite boter met citroen kan men ook. desverkiezende, apart in een sauskom opdienen. Gegratineerde paling. Mooten paling als boven, men snijdt de paling schoon in mooten van 7 c.M., zout ze en laat ze 2 uren staan om in te trek ken. Droogt dan de mooten een voor een af. rolt ze in fijnen beschuit kruim, klopt 4 eieren met een weinig water, waarin wat zout. met een gard, klopt er een deciliter sla-olie door, haalt de mooten één voor één door de geklopte eieren en dan weer door de fijne beschuit. Meil legt de mooten paling vervolgens in een braadslee, een c.M. van elkaar af, en legt op iedere» moot, aldus gepanneerd, eeD stukje boter. Men zet de braadslee met de mooten pa ling in een niet te heeten oven en laat ze aan beide kanten een lichtbruine kleur krijgen. Het keeren der mooten doet men voorzichtig met behulp van twee eetlepels. Als de mooten aan beide kanten lichtbruin zijn, schikt men ze op een schotel en legt op iedere moot een schijfje maitre d'hotel- boter. Dezen maakt men op de volgende manier: Een lilf pond natuurboter kneedt men met het sap van een groote citroen en een bosje gewassen en gehakte pieter selie. Men rolt den gekneden boter in rol letjes van een vinger dikte en 2 vingc-rs lengte en legt dezen een urn* in water waar in een goede hoeveelheid geklopt ijs. Daar na is de boter goed hard en kan men er schijfjes van snijden. Zoo dient men ge gratineerde paling op. Gekookte paling met Holla n dsche saus. Dikke paling ontdoet men van het vel, maakt ze goed schoon en snijdt ze aan mooten van 1 c.M. lengte. Men brengt wa ter met een weinig zout en azijn aan de kook en doet er de mooten paling in. Er mag maar zooveel water in de kookpan zijn, dat de mooten een vingerdikte onder water liggen. Men laat ze gedekt 5 minu ten koken en zet de pan dan aan den kaï van het fornuis. Men mengt 100 gram lx ter mef2 eetlepels bloem, voegt er al roi rende met een garde zooveel kooknat bi totdat men een dikke gebonden saus vei krijgt. Men laat de saus goed inkoken zet ze aan den kant van het fornuis, zo dat ze niet meer kookt Roer er nu het sa van een citroen in en op het laatst vi eierdooiers. Legt de gekookte mooten p; ling op een schotel, bedekt ze met de dikl saus en dien ze op. Waterbaa r s. Na baars goed schoon gemaakt te It ben, snijdt men den rugvin er goed af ook den kop en geeft van den nek tot d( rugvin een insnijding. Men brengt wa met zout en azijn aan den kook, werpt de baars in, en kookt de baars juist schol of schelvisch. Drie minuten gede koken is genoeg. Legt een goed stuk Jyt met wat gebakte pieterselie op een schol en schept de baars met een schuimspaa uit het kooknat op den schotel, dient ze z< op met sneden roggebrood en stukji citroen. Karped, snoek en zeelt Schoongemaakte karper wordt in vil mooten gesneden en in een pan gele? waarin een stuk boter van 100 gram- e< gesneden ui, een gesneden wortel, en w geklopte peperkorrels. Zet de pan op li vuur en giet er, als de boter gefruit hep tot ze niet meer schuimt, zooveel wijn dat de karper even onder ligt. Zoo la men de karper gedekt 5 minuten zacht V ken. Daarna legt men de stukken karpj op een schotel. Men doet in het nat ansjovisessence en een snuifje zout na. smaak. Men bindt de saus met wai maia ne, bedekt de karper met de saus en dio ze op. Snoek en zeelt kan men op dezelfde m nier bereiden als karper. Ook kar. mi snoek stoven op de volgende manier mooten snoek op het vuur zetten met e< stuk boter en een weinig water met zot totdat ze ret onder staan. Op iederen mo een schijfje citroen leggen, een beetje 8 raspte nootmuscaat er bijvoegen en 'n nig fijne beschuit. Dan laat men de snoj een kwartier zacht stoven en dient ze o bedekt met saus. Ook kan men snoek lij reiden, evenals gerat»neerde paling. L. G. BOL. PATRONEN NAAR WAAT. Papieren patronen op maat gemaal kunnen besteld worden onder toezendH of bijvoeging van hef bepaalde bedrj plus 15 cent porto, aan hel Comptoir <1 Patrons, Molenstraat 48 B. Den Haag 1 maten op tp geven volgens ondersta.uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 10