„Wal komt gij hier doen?" vroeg haar man, een trouwe klaul van de kroeg. ,;'t Is thuis zoo vervelend; ge zoekt uw werk steeds builen het huis; ik wil uw gezelschap zijn en zorgen en leed met u doelen," ..Uier in de herberg?" ..Waar mijn man zich ophoudt, zal voor mij wel geen ongeschikte plaats zijn." De vrouw nam het glas jenever, dat voor haar man op tafel stond. ..Ge zult toch daarvan niet drinken?" vroeg de man met verbazing. „Waarom niet: Gij zegt, dat ge drinkt om de zorgen te verdrijven. Welnu, ik heb ook zorgen. Daarom zal ik drinken." ..Maar vrouw, ge zult do kinderen toch geen jenever geven", viel de man uit, toen de vrouw het. glas aan de lippen der kleinen bracht. ..Wel waarom niet? kunnen de kinde ren beter voorbeeld nemen dan dat van vader? Zij zullen er van slapen, en honger on koudo vergeten. Drinkt maar kinderen, dat geeft u een warme kachel en een goed bed, dat" geeft u brood en kleeren. Drinkt tonli, ge ziet immers, vader doet bet ook!" De man. was beschaamd. Hij ging met vrouw ei> kinderen naar buis. Flegmatiek. Aaneen feestmaal kwam het gesprek op flegmatieke menschen. Een der gasten werd daardoor herinnerd aan het volgen- do geval: Oom Jacob zat in z'n luie stoel des avonds z'n pijp te rooken, toon plotseling tante Marie van haar breikous opkeek. „Jacob", zei de goudo vrouw zachtjes, ..weet je wel, dat we Zondag vijf en twin tig jaar getrouwd zijn?" „Meen je 't Marie?" antwoordde oom Jacob, een paar krachtige trekken aan zijn pijp doende. „En wat nou?" „Niets", antwoordde tante Marie. „Ik dacht zoo, we konden die twee mooie Or pington hanen, die we nog hebben, voor die gelegenheid wel slachten." „Maar Mario", vroeg oom Jacob mot een mond vol rook, „hoe kan jo nou die arme beesten veroordeelen voor iets wat vijf-en-twintig jaar geleden is gebeurd?" Nervositeit. De nervouse gast, wien een plaats wordt aangewezen' naast dc gastvrouw, terwijl alak voor hem op tafel dc gebraden gans staat: „Moet ik zoo dicht bij de gans zit ten?" Plotseling beseffend, dat zijn woorden wel eens verkeerd opgevat zouden kunnen worden, voegt bij er aan toe: „Ik-e-ik bedoel natuurlijk do gebraden gans!" Een goede vergelijking. Twee vrienden redetwisten over een boek. Ten slotte zegt de eene, zelf auteur: „Neen, Flip, jij kunt er niet over oor- decien. Je hebt nooit een boek geschreven." „Neen", was 't antwoord, „en ik heb ook nog nooit een ei gelegd, maar ik kan een omelette betor beoordeelen dan can kip". Bedrog. "Wat ia bedrog? Bedrog is 't wanneer u mij laat zak- keu, professor. Hoczoo? Omdat volgens de strafwet, degene, die de onwetendheid van een ander benut om hem schado te berokkenen, bedrog pleegt. Enfant terrible. Een dame laat uit een voornamen win kel van kindercostuums eenigc der elegant ste pakjes van bet nieuwste Parijschc mo del aan haar huis bezorgen. Wijl na enkele dagen de verwachte bestelling uitblijft en ook de cosluums niet worden teruggezon- dc i, wordt telefonisch gevraagd, hoe is beslist geworden. Bij afwezigheid dor moeder verschijnt de 12-jarigo Hilda en antwoordt zeer slag vaardig: O dank u, die kunt u laten terug- li alen, we zijn al gefotografeerd! De duurte. De Afrika-reiziger hield in een Franscho stad een lezing over zijn tochten door het Zwarte Werelddeel. In een van d:e inlandsche dorpen be droeg de prijs voor een vrouw 25 francs, zcide hij. Verschrikkelijk, riep een der aanwe zige dames uit. Ja, vulde haar echtgenoot aan, de duurte is zelfs in hot hartje van Afrika doorgedrongen. Bram's spreekwoord. Het is Zaterdagmorgen half twaalf. De onderwijzer weet niet wat hij het laatste half uur zal doen. Haal de leien voor den dag en wie het beste spreekwoord opschrijft krijgt een griffel. Bram teekent den kop van den meester in een klein hoekje van de lei. Ik zei, dat er spreekwoorden moesten geschreven worden, en jij toekent mijn portret? Hoe zit dat? zei do meester. Bram zegt overtuigend: - Daar staat een spreekwoord, mees ter. Hoe bceng je dat dan onder woor den? En Bram zegt onvervaard: Een ongeluk zit in een klein hoekje. Dubbelzinnig. Maar, vrouw, sprak mijnheer. R kim jc uu probeeren om oen spijker muur to slaan met een klecr! v i. bruik je hoofd toch! v Een raadsel. - Het was een regenachtige dag ca C}, paar handelsreizigers zaten om de kacV in het stationskoffiehuis in afwachting J den Irein naar de hoofdstad. Kennen jullie die? vroeg er een H«i eerste loopt, het tweede loopt en het goh*' loopt ook. Dat is een ouwe, sprak een ander; oen fiets natuurlijk. Neen, maar kennen juU; die: het eerste loopt, het tweede loopt, |j6| derde loopt, het vierde loopt, maar het'vijf de loopt niet. Wat is dat? Er was groolo peinzing, maar niemanj wist het raadselachtige geval op te losset. We geven het op, zei de man van"dj fiets; wat is het, - De kindoren van mijn zuster, nn'. woordde de ander. Geen compliment. Kruisvvoordpuzzle enthousiast; (plotse, ling, na een recmdeling langdurig te heV ben aangestaard)Ik ben or! Een cbim- pansee. VRAGENBUS. Vraag 25. Wanneer werden de lu cifers uitgevonden en®hoo maakte men "vuur voor dien lijd? \nlTjoor d: Het is nog geen eeuw geleden» dat de lucifers werden uitgevon den. Ouuere van dagen herinneren zich nog wel den lijd, dat het heel wat meer inutile kostte om vuur aau to loggen dau thans en wio 50, 60 jaar geleden in zijn gedachte teruggaat weet zich nog heel goed de „tondeldoos" voor den geest te 11a]on, oen doos meer of minder kun stig bewerkt, waarin vuurslag en zwam of gebrand linnen. Deze doos kunnen jullie nu in deLakenhal te zien krijgen en wel licht zijn nog families, waar men die oude ,;epullen" als aandenken aan oudere tijden; bewaard beeft. In 1833 kwamen pas do eerste lucifers in den handel en noemde men dio stokjes, waarvan de koppen bestonden uit zwavel, zwavelstokjes of aanslrijkstokjes, zooals Ie beteeken is nog is van liet gebruikelijke Duiisqhe woord. Deze slokjes werden op schuurpapier aangestreken. Later ver tel ik Lier wel eens meer van. V ra-arg 26. Is Lepra hetzelfde nis me- laatschheid? Komt deze ziekte ook in J.'u ropa-.voor? Antwoord: De lepra wordt reeds in bel Oude Testament melaatschheid ge noemd .Vroeger waren er in Europa veel g-vallenï maar langzaam is dit getal be- in ngrijk afgenomen en thans schat men liet getal' lepralijders nog op 6000. Iu In- dië komt deze vreeselijke ziekte veel voor, omciat do inlanders vrijwel niets er te gen doen- Daarom gaat nu de regeering er zich- mee bemoeien en de zieken afzonde ren in- afzonderlijke gebouwen. Isoleeren zooals dat boet. Op die manier kuunen de aangetasten de gezonde menschen niet besmetten. Vraag 27: Wat is een tornado? Antwoord: Een tornado is een wer velstorm, dia in Europa slechts zeldeii en 'an nog in ruilden vorm voorkomt en wind- of waterhoos genoemd wordt. In de Ycreenirde Stalen is do tornado daaren tegen geen zeldzaamheid. En tengevolge \an deze geweldige orkanen, worden per jaar voor niillioenen bedorven. De tornado, ilie den vorm van 10Ó300 M. doorsnede heeft, beweegt zich met een snelheid van 40 a 50 K M. per uur en kan daardoor in enkele minuten een groote uitgestrekt heid verwoesten. Alles wat do tornado op zijn weg ont moet, zelfs tot huizen toe, worden hoog in de lucht gesmeten on vernield. Om nog •■on voorbeeld te geven van de geweldige kracht van die storm, dicne dat nu bij den laatsten wiudlioos in Amerika, elf lo c-motieven gchecr vernietigd werden. Hoe het met minder zware cn minder massieve hindernissen ging, kan ieder wel begrijpen. Vraag: 28. Wat verstaat men onder „papyrusrollen"? Antwoord: Als wij met aandacht „papyrusrollen" lezen, denke wo onwille keurig aan papyrus en breugen dit in ver band met ons papier, wat liet ook inder daad is. Het zijn alzoo rollen van papier. Hoe dat papier in de oudheid en boe en waarvoor dit door de Ghineezen en Egyp- lenavón gemaakt werd, wil ik den volgen den keer moor breedvoerig bemandelen. Hot schijnt volgens de geleerden dat niel de Egy plena ren maar de Ghineezen de oudste vervaardigers van papier ge weest zijn wat wij allerminst niet waar zouden verwacht hebben. De volgende week behandel ik: Vraag 29. Vertel iets over de papierfa bricage? Vraag 30. Zijn er veel joden op de we reld cn waar wonen de meeste? Vraag 3i. Worden ook schoenen ge maakt van slangevel? Vraag 32. Waar komt bet woordje Mac vandaan in Mac Makon? Wie hecfi iets te ruilen? Een mijner vriendies vraagt: wat kun nen we ruilen on hoe moet dat gebeuren? Wat zal ik daar op antwoorden. Kijk» zal zoo'n briefje afdrukken van een jongen van elders, die het *ehrïjftr Ik zou graag ruilen: 107 Bonsdorpomslagen! 51 Sickesz-om- slagen; 29 Sunlight uitknipsels; 15 Wy- berspunteu; 17 Fabrieksmerken van A. Driesen; 13 bons van d. Ver. Hendricks Koekfabrieken; 3 bons van Quicks sckoen- crcme; 3 omslagen van A. Driesen; 3 bons van Hillcrgosckenken. Ik ruil voor Pleincs-plaatjes n.l. 2 voor 1; behalve voor Siekeszomslagen die 1 te gen 1. Mijn adres isen nu volgt het adres van dat vriendje. Zoo kunnen we elkander helpen en dat zonder veel on kosten. Nog vraagt mij een onzer -trouwe mede werkers of er ook weer haast prijsraadsels komen? Ik zou willen antwoordencn of! en prijzen.... waar je paf van slaat. Ik zou nu maar iederen Zaterdag al vast eens uitkijken, of zo nog niet gearriveerd zijn. Voor Paschen worden ze vast opgegeven cn danzie ik alle groote en kleine vriendjes en vriendinnetjes weer terug, is het niet? Do Redacteur. CORRESPONDENTIE. Robbedoes. Ontvangen. Ik zal va der persoonlijk schrijven. Zoodra ik dit lijvig werk doorgeworsteld ben, zal ik hein precies zeggen, hoe ik er over denk. Ik zal binnen drie weken zeker niet klaar zijn. Dag Robbedoes! Groet je flinken vader van me; nu kan ik me jc mooie versjes ook wel begrijpen. DE REUS EN DE HOUTHAKKER. Een sprookje van Oom Wim. V. En nu? Wat zal hij doeu? Kijk hier is dat boek: het tooverboek met die vreemde woorden en teekens en formules; daar zijn die vier potjes en op elk staat iets geschreven. En.... de houthakker begint to begrij pen. Hier is het geheim van de toover- kunsl: als hij leest, wat hier staat en loe past wat hier in dat land met duidelijke teekens staat uitgewerkt, dan kan hij ook tooveren. Dan kan hij ook een raaf wor den, dio weg kan vliegen in de blauwe lucht; dan kan hii ook een hert worden, dat benensnelt onder do boomen door met een vaart als van con hazewind die ach tervolgd wordt, of hii kon worden; de log ge, luie wolf, die zacht kens voortstapt over het zachte bed van bladeren en mos, en met zijn scheefstaande oo?cn haar de vo geltjes kijkt, die hij we' zou willen ver schalken, zoo de honger hem daartoe droef, wat echter niet het gpval is: of bii zou kunnen worden de geelroods, met zwarte sirenen geteekendc koningstijger, die verraderlijk vanuit een hinderlaag zün nrooi zou kimn<m besprineen. en zoo dit de. too ven aar zelf was, ware deze in oen slag goed en wel opgeruimd en was do houthakker heer cn meester van dit ver waarloosde slot en alles wet er bii hoofde De houthakker leest Hii is vlug van begrip. Hii snant zin en inhoud en begrijpt on.... zal probeeren of bii ook een raaf kan worden toen een godrufseh ziin oor treft niet ongelijk aan het snorren van een motor eener vliegmachine boog in de blau we lucht en.... als bij het raam uitziet, ziet hij aankomen vliegen de raaf en. „Wee gij indringer, zoo een spoor van jo ontdekt wordt. Dan is ie laatste uur geslagen en wordt je brutaliteit en verme telheid met den dood gestraft. Wee, maar zie! Fen beslnb "«men on doen is het werk van een öogenblik. De bent bakker bukt en» kruipt weg on der de breede tafel waaron bet tooverhoek ligt en wacht mot hlormond hart af. wat >o gebeuren staat.-De Hii klemt bij in ziin hand, alsof hij in gedachte den viiand reeds voor zich ziet; de zaae li<*t nog tegen den boom in het bosch cn is in den baast vergeten. En nauwelijks zit bii neergehurkt en in eengedrongen onder de tafel of hun! bun! daar trippelt van bet koziin de raaf de ta fel op, en daar staat een oogenblik later do reus voor hém in volle kracht en ware het geweest, dat hij zich bukken moest, dan zou hij vast en zeker den in dringer hebben ontdekt en ware liet een kleine kunst geweest om liem onder zijn sterke knuisten Ie vermorselen. Echter, niet aldus.... zal het einde zijn. Want zie: de reu3 is weg en is verdwe nen in zijn slaan kam er, waar hii uitrusten zal van zijn verre vlucht en van zijn lan en tocht, over ber-wn en dalen en rotsen, waar hii een bezoek weer bracht, aan zijn vriend;, dien wij reeds kennen. En do houthakker komt uit zijn schuil plaats te voorschijn cn doet, wat hij wou doen, toon de raaf hem bijna betrapte. Hij wordt ook een raaf en vliegt l:i send uit het raam en plant zich daar hoog boven in den top van gindse hen beuk, van waar uit hij den omtPek afspeuren kan en duidelijk zien kan, wat de reus verder voor kunststukken uithalen zal. Maar niets ge beurt: het blijft stil en rustig en reeds val len lang.:- schaduwen van den naderenden nacht: de zon gaat schuil achter de boo men en. de reus ronkt door en slaapt onafgebroken tot rlen volgenden morgen. Do raaf daarentegen slaant niet. His is teruggekeerd van ziin zitplaats en heeft ook weer zijn menschelijke gedaante dooi de kracht der geheimzinnige woorden aan genomen en.... heeft voorzichtig zijn bijl weer opgevat en oen schuilplaats gezocht in oen der vele vertrekken, waar hij denkt den nacht te kunnen doorbrengen. En' van slapen komt Diet veel. Voor dag en dauw is hij al op dc been. Nog altijd ligt do-toovenaar in diepen rust. Er is nog tijd voor den houthakker, om het slot aan oen nauwkeurig onder zoek te onderwerpen. Het eene vertrek voor, het andere na', wordt even in oogen- fcliouw genoben. Nu gaat het heel voor zichtig trail op, trap af. Eindelijk doet hij oen ontdekking. Hij vindt een luik, dat toegang geeft tot den kelder en een trap, die leidt naar den toren. Daar zal hij het eerst een kijkje gaan nemen. In jaren schijnt hier geen mensch den voet gezet to hebben. Het is overal even vies en goor en vuil. Dikke spinnewebben hangen langs de grauwe muren en hangen wiegelend langs den zolder neer enhoe hooger hij stijgt, hoe nauwer den trap wordt tot.... hii plotseling blijft staan, voor een ope ning in den muur, dio bij nauwkeuriger onderzoek blijkt de ingang te zijn van een geheimen trap, die vast en zeker er gens henenleidt buiten bet slot en.... wellicht voor den houthakker van groo.t gewicht kan zijn. Onbevreesd treedt hij door dc opening cn daalt langs dien smallen trap tot hij plots heelemaal in Jvt donker staat. Geen sprankeitje licht dringt tot hem door. Voetje, voor voetje gaat hij verder! Af en loe stoot hij zijn hoof aan de lage ronding van dien gang, waaraan maar geen eind scheen te komen. En toch geeft hij den moed niet op en geen oogenblik zelfs heeft ie gedacht terug te keeren. Al maar tas-" tend en schuivend en schuifelend gaat bij door. Het bikt hem toe, dat bij nu bijna op den heganen grond is en reeds zoo ver ge daald is als do toren boog was: nu daalt hij weer cn zoo gaat het nog een poosje voort, tot eindelijk een snrnnkeltie, een streepje licht valt in de dikke duisternis cn met do handen voor zich stoot hij ein delijk tegen iets zachts, dat hem doet den ken aan een deur, die het ook inderdaad is. Zii is op slot naar het schijnt, maar met een forschen duw springt de deur open enwat ziet hij? Daar staat hij opeens in een vierkante kamer; op den vloer liggen vellen van die ren: in den hoek staat eeu lage, lange ste vige rustbank en.... aan den andoren kant bevin't zich een kast, waarop een sleutel steekt van zeïdzamen vorm. Oplettend slaat hij alles gade. Hij vat het verband van kamer en slot en. als hij dadelijk de deur van de kast heeft opengemaakt en alle benondicdheden voor een jager vindt, dan wrijft hij zich verge noegd de banden en. weet thans iets meer van dat geheimzinnig leven, dal die •eus "hier sleet: en hier is dan de onder- aardsche kamer, waarvan wc in 't tweede hoofdstuk zullen vertellen. (Wordt vervolgd). Een verhaaltje. Er woonden in een nauw straatje van een der volksbuurten een arm huisgezin, beslaande uit: man, vrouw en vijf kinde ren, twee jongens en drie meisjes. De man had altijd op een fabriek werk gehad. Op zekeren dag kwam hij al héél vroeg thuis en erg bedroefd. „Wat is er gebeurd?" vroeg de vrouw met een bezorgd- gelaat. De mean vertelde nu, „dat de fabriek werd opgeheven en dat alle arbeiders nu werkeloos waren." Na het verteld te hebben, begonnen zij beiden hevig te snikken. „Wat moeten wij nu met de kinderen beginnen?" „Wij kunnen ze niet van hon ger laten sterven", zei dc vrouw. „Ik zal eens bij firma's gaan vragen ot ik geen loopknecht -of zoo iels bij hen kan worden," zei de man. Na het gezegd te hebben vertrok li ij. De vrouw ging onder tusschen het een voudige maal bereiden. Hot sloeg twaalf uur. De kinderen kwamen thuis en vroe gen, „waar of vader was". Moeder zei: „O hij zal dadelijk wel komen: ga maar vast eten." De kinderen deden liet. Om half twee was er niets van de kinderen meer te zien. Vader was nog niet thuis. Moeder werd ongerust en bcgorr de borden vast af te wassclicn. Toen zij dit gedaan bad, begon zij de buurt in te loopen om te kijken of haar man soms aankwam. Onverrichter zaken keerde de vrouw huiswaarts." Een half uurtje later werd er aan de deur ge bonsd. De vrouw deed open en wat zag zij.... haar man tiisschen twee agenten. Wat was er gebeurd? De man had werk kunnen krijgen bij een der groote firma's der stad. Hierover was hij zóó voldaan, dat hij in een kroeg een borreltje was gaan drinken. Toen hij weg wou gaan, kwamen zijn makkers er juist iu. „Ga je weg Piet zoö lieelte dc man blijf nog oen poosjo", zei een der makkers. Hij liet zich verleiden en zij dronken glaasje, op glaasje. Toen hij al zijn geld verteerd had, ging hij eindelijk weg. Half drenken liep hij door dc straten der stad, toen ér eensklaps twee agenten hem bij den arm pakten. Zoo werd bij naar buis gebracht. Toen Piet zijn roes had uitgeslapen, ver telde hij alles aan zijn vrouw en beloofde beterschap. Eenigo maanden zijn vorloopen cn altoos brengt hij het geld thuis, zijn slechte vrien den heeft hij vermeden. Spoedig zullen zij verhuizen naar oen der nettere buurten der stad. Zij bedankte God dat Hij er voor had gezorgd dat haar man de slechte vrienden had vermeden en hem op een beter pad des levens liet voortgaan. Zij leven nu gelukkig bij elkaar. Jo Krabbel. Trotschheid gestraft Een molenaar was door zijn flink wer ken zooi' rijk geworden. Hij bad echter een dochter, dio voor de armen niets over had. Op een keer kwam er eeen arme om een aalmoes. De molenaar was juist net in een goede stemming, en gaf hom wat. 's Avonds gingen zij met een gerust hart naar bed. Toen do molenaar 's morgens naar zijn werk ging, merkte bij dat er aan zijn molen iets haperde. De molenaar liet werklui uit het dorp komen, doch zij konden don molen niet repareeren. Toen liet dc mole naar lieden uit de stad komen. Deze ver plaatsten het heelc bovenstuk, doch de molen bleef weigeren. Toen herinnerde de molenaar zich dat zijn dochter zoo slecht voor de armen was zou dit mogelijk een straf kuunen wezen dacht hij. De mole naar ging vlug op onderzoek uit. En wat was het geval. Een arme jongen had een zak graan gebracht om te malen. Toen de jongen het terug kwam halen had hij geen geld bij zich. De molenaar was niet thuis en het (rolsche meisje weieerde ponder geld het af te geven cn had den zak met graan in haar drift maar ergens heen ge slingerd. En waar was hij terecht ge komen meent ge? Tusschen het rad zat ie vast en dit was de oorzaak van het defect aan den molen. Aren kan begrijpen dat cr voor dat boosaardige meisje wat opzat. Als het nu maar een goede les voor haar was. De jongen kwam bij den mole naar in de leer en is naderhand een flinke welgestelde molenaar geworden. En het meisje? Zij zag eindelijk ia, dat ze groot kwaad deed met zoo gierig te zijn en arme menschen zoo slecht te behandelen. En beterde zich, tol geluk barer ouders en tot heil voor haar zelf. Jan Duindam, Heerensteeg 17. Op kostschool re is. Ik reisde met mijn 'vriend Paauw over Rotterdam van Valkenburg naar Leiden. Dat komt doordat ik en hij samen op kost school waren in Limburg. Hij moest ook met de sneltrein naar Leiden en vandaar met de autobus naar Roelofarendsvccn, waar bij woonde. 's Morgens oogenblikkelijk na do vroeg mis vertrokken wij, nadat wij van de Zus ter drie stevige boterhammen met kaas hadden gekregen. Om ongeveer acht uur verlok de trein. Een schooljuffrouw, die in Schoonhoven woonde, ging met ons mee, om Leiden eeens te bezichtigen. Ein delijk zalen we in Maastricht» waar we pas in de eigenlijke sneltrein naar Helmoa] stapten. Vandaar ging 't naar Tilburg. Tusschen Tilburg en Breda kregen wij elk een broodje en van een van do meisjes, dij ook meegingen, wat zuurtjes. Ruim ea uur later bereikten wij de brug over d» Moerdijk. Hier keken wij den geheelen tij] uit de coupé-raampjes tot dat vijf minuten later de breede rivier weer achter onzen rug lag. Nu gingen wij over do breede rivier de Waal. Ruim een kwartier reden we door de eilanden en kwamen zoo aan do Maas Van zelf kwamen wij toon in Rot. terdam. Hier lag een soort hoogo brug door de stad waar wij in volle vaart over gingen. Knars, knars, daar stonden wij voor 't station. Enkele reizigers stapten uit en daar ging 't weer. Wij zagen echter de hoogo achtergebouwen van vele wonin gen en dan weer de lage straten en plei- nen. Toen ging T naar Den Haag, waar vre weldra in het groote afgedekte station binnenreden. Daarop ging 't naar Leiden. Wij aten nu vlug onze boterhammen on en reden even later 't station binnen. Hie; stond vader mij al op te wachten. Buiten 'I perron ontwaarde ik moo on mijn kleiue. acht-jarige zus. Wij gingen naar huis, waar dien avond - extra geklonken werd. Een leuke reis, niet? Rooie Kees. f» Het goudbroodje. Het gebeurde eens, dat twee knapen en een meisje op een berg aan liet spelen wa. ren. De vader van de twee jongens waj een rijk man, doch de vader van het meisjj was een arme houthakker. Ze speelden daar den ganschen middag. Toen ze mos werden, gingen ze op de berg zitten cü vertelden elkaar sprookjes. Toen gimren zij naar huis en den anderen middag giui gen ze weer met elkander spelen. Ze had den een poosje gespeeld loeri een oud mannetje naar hen toe kwam en zoi dat bij den vorieen «avond hunne kinderlijke gesprekken had afgeluisterd en of ze nog meer zulke aardige vertelsels wisten Toen vertelden zij de man mooie verhaal tjes die ze op school gelezen hadden. Toea dat een poosje geduurd had, giug de man weg en zei: Jullie bent aardige kinderen. Hij vroeg hoe-hun naam was. Het meisja heette Treesjc en de twee jongens Wim en Fred. Nu zei hij: „Dan is 't goed, morgen kom ik terug, zorg dat jullie ook liier zijn precies om half vier." De kinderen gingen naar huis sprekende wat er den volgenden dag wel gebeuren zou. Toen zij 's anderen daags weer bii den berg wa ren, zagen zij dien man aankomen en lie pen naar hem toe. „Lieve kinderen sprak hij ik heb voor u een mooi presentje en reikte hun elk een klein broodje over. Hij ging toon weer gauw heen. De twee jon gens waren niets in hun schik. Zo lieten hot den berg afrollen den cón na den an der. Zij dwongen Treesjc haar broodje het hunne te laten.volgen, maar ze hield het stijf vast. Mijn ouders zullen blij zijn als ik hun avat thuis breng. Zo gingen naar buis, Maar wat vreugde in de liut toon zij het broodje opensneden. Ze zagen dat er een klompje goud in verborgen was. De vreug de in het kleine gezin kende geen gren zen. Toen de jongens hoorde wat een ge luk hun vriendinnetje was te beurt ce* vallen, snelden zij naar den berg om bun broodje op te zoeken. Doch zij vonden hoegenaamd niets. Gerritjc Overes, Alphen a.d. Rijn. Om van buiten te tecrcn. Kerstavond. De zachte kaarsjes lichten Iu donk'ren sparreboom Do zilvYcn bellen tikken En kinderoogjes blinken Van stille heil'gen schroom. En Moeder gaat ver tollen Van 't Kindje Jezus klein Dat in een stal geboren Door God word uitverkoren Om 's werelds licht te zijn. Van goede trouw© herders Van schoone Koningspracht Eenvoud igen en wiizen Zal 't Kindcrke doen rijzon Tot meer dan aardscho macht. Dan zingen kinderstemmen Van stille „Heilige Nacht" De witte vlokken zweven In 't hart woont 't warme leven Dat Christus liefde bracht. Nico v. Leeuwei Wassen!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 16