„Wal komt gij hier doen?" vroeg haar
man, een trouwe klaul van de kroeg.
,;'t Is thuis zoo vervelend; ge zoekt uw
werk steeds builen het huis; ik wil uw
gezelschap zijn en zorgen en leed met u
doelen,"
..Uier in de herberg?"
..Waar mijn man zich ophoudt, zal voor
mij wel geen ongeschikte plaats zijn."
De vrouw nam het glas jenever, dat voor
haar man op tafel stond.
..Ge zult toch daarvan niet drinken?"
vroeg de man met verbazing.
„Waarom niet: Gij zegt, dat ge drinkt
om de zorgen te verdrijven. Welnu, ik heb
ook zorgen. Daarom zal ik drinken."
..Maar vrouw, ge zult do kinderen toch
geen jenever geven", viel de man uit, toen
de vrouw het. glas aan de lippen der
kleinen bracht.
..Wel waarom niet? kunnen de kinde
ren beter voorbeeld nemen dan dat van
vader? Zij zullen er van slapen, en honger
on koudo vergeten. Drinkt maar kinderen,
dat geeft u een warme kachel en een goed
bed, dat" geeft u brood en kleeren. Drinkt
tonli, ge ziet immers, vader doet bet ook!"
De man. was beschaamd. Hij ging met
vrouw ei> kinderen naar buis.
Flegmatiek.
Aaneen feestmaal kwam het gesprek
op flegmatieke menschen. Een der gasten
werd daardoor herinnerd aan het volgen-
do geval:
Oom Jacob zat in z'n luie stoel des
avonds z'n pijp te rooken, toon plotseling
tante Marie van haar breikous opkeek.
„Jacob", zei de goudo vrouw zachtjes,
..weet je wel, dat we Zondag vijf en twin
tig jaar getrouwd zijn?"
„Meen je 't Marie?" antwoordde oom
Jacob, een paar krachtige trekken aan zijn
pijp doende. „En wat nou?"
„Niets", antwoordde tante Marie. „Ik
dacht zoo, we konden die twee mooie Or
pington hanen, die we nog hebben, voor
die gelegenheid wel slachten."
„Maar Mario", vroeg oom Jacob mot
een mond vol rook, „hoe kan jo nou die
arme beesten veroordeelen voor iets wat
vijf-en-twintig jaar geleden is gebeurd?"
Nervositeit.
De nervouse gast, wien een plaats wordt
aangewezen' naast dc gastvrouw, terwijl
alak voor hem op tafel dc gebraden gans
staat: „Moet ik zoo dicht bij de gans zit
ten?"
Plotseling beseffend, dat zijn woorden
wel eens verkeerd opgevat zouden kunnen
worden, voegt bij er aan toe: „Ik-e-ik
bedoel natuurlijk do gebraden gans!"
Een goede vergelijking.
Twee vrienden redetwisten over een
boek. Ten slotte zegt de eene, zelf auteur:
„Neen, Flip, jij kunt er niet over oor-
decien. Je hebt nooit een boek geschreven."
„Neen", was 't antwoord, „en ik heb ook
nog nooit een ei gelegd, maar ik kan een
omelette betor beoordeelen dan can kip".
Bedrog.
"Wat ia bedrog?
Bedrog is 't wanneer u mij laat zak-
keu, professor.
Hoczoo?
Omdat volgens de strafwet, degene,
die de onwetendheid van een ander benut
om hem schado te berokkenen, bedrog
pleegt.
Enfant terrible.
Een dame laat uit een voornamen win
kel van kindercostuums eenigc der elegant
ste pakjes van bet nieuwste Parijschc mo
del aan haar huis bezorgen. Wijl na enkele
dagen de verwachte bestelling uitblijft en
ook de cosluums niet worden teruggezon-
dc i, wordt telefonisch gevraagd, hoe is
beslist geworden.
Bij afwezigheid dor moeder verschijnt
de 12-jarigo Hilda en antwoordt zeer slag
vaardig: O dank u, die kunt u laten terug-
li alen, we zijn al gefotografeerd!
De duurte.
De Afrika-reiziger hield in een Franscho
stad een lezing over zijn tochten door het
Zwarte Werelddeel.
In een van d:e inlandsche dorpen be
droeg de prijs voor een vrouw 25 francs,
zcide hij.
Verschrikkelijk, riep een der aanwe
zige dames uit.
Ja, vulde haar echtgenoot aan, de
duurte is zelfs in hot hartje van Afrika
doorgedrongen.
Bram's spreekwoord.
Het is Zaterdagmorgen half twaalf. De
onderwijzer weet niet wat hij het laatste
half uur zal doen.
Haal de leien voor den dag en wie
het beste spreekwoord opschrijft krijgt
een griffel.
Bram teekent den kop van den meester
in een klein hoekje van de lei.
Ik zei, dat er spreekwoorden moesten
geschreven worden, en jij toekent mijn
portret? Hoe zit dat? zei do meester.
Bram zegt overtuigend:
- Daar staat een spreekwoord, mees
ter.
Hoe bceng je dat dan onder woor
den?
En Bram zegt onvervaard:
Een ongeluk zit in een klein hoekje.
Dubbelzinnig.
Maar, vrouw, sprak mijnheer. R
kim jc uu probeeren om oen spijker
muur to slaan met een klecr! v i.
bruik je hoofd toch! v
Een raadsel.
- Het was een regenachtige dag ca C},
paar handelsreizigers zaten om de kacV
in het stationskoffiehuis in afwachting J
den Irein naar de hoofdstad.
Kennen jullie die? vroeg er een H«i
eerste loopt, het tweede loopt en het goh*'
loopt ook.
Dat is een ouwe, sprak een ander; oen
fiets natuurlijk. Neen, maar kennen juU;
die: het eerste loopt, het tweede loopt, |j6|
derde loopt, het vierde loopt, maar het'vijf
de loopt niet. Wat is dat?
Er was groolo peinzing, maar niemanj
wist het raadselachtige geval op te losset.
We geven het op, zei de man van"dj
fiets; wat is het,
- De kindoren van mijn zuster, nn'.
woordde de ander.
Geen compliment.
Kruisvvoordpuzzle enthousiast; (plotse,
ling, na een recmdeling langdurig te heV
ben aangestaard)Ik ben or! Een cbim-
pansee.
VRAGENBUS.
Vraag 25. Wanneer werden de lu
cifers uitgevonden en®hoo maakte men
"vuur voor dien lijd?
\nlTjoor d: Het is nog geen eeuw
geleden» dat de lucifers werden uitgevon
den. Ouuere van dagen herinneren zich
nog wel den lijd, dat het heel wat meer
inutile kostte om vuur aau to loggen dau
thans en wio 50, 60 jaar geleden in zijn
gedachte teruggaat weet zich nog heel
goed de „tondeldoos" voor den geest te
11a]on, oen doos meer of minder kun
stig bewerkt, waarin vuurslag en zwam
of gebrand linnen. Deze doos kunnen jullie
nu in deLakenhal te zien krijgen en wel
licht zijn nog families, waar men die
oude ,;epullen" als aandenken aan oudere
tijden; bewaard beeft.
In 1833 kwamen pas do eerste lucifers
in den handel en noemde men dio stokjes,
waarvan de koppen bestonden uit zwavel,
zwavelstokjes of aanslrijkstokjes, zooals
Ie beteeken is nog is van liet gebruikelijke
Duiisqhe woord. Deze slokjes werden op
schuurpapier aangestreken. Later ver
tel ik Lier wel eens meer van.
V ra-arg 26. Is Lepra hetzelfde nis me-
laatschheid? Komt deze ziekte ook in
J.'u ropa-.voor?
Antwoord: De lepra wordt reeds in
bel Oude Testament melaatschheid ge
noemd .Vroeger waren er in Europa veel
g-vallenï maar langzaam is dit getal be-
in ngrijk afgenomen en thans schat men
liet getal' lepralijders nog op 6000. Iu In-
dië komt deze vreeselijke ziekte veel voor,
omciat do inlanders vrijwel niets er te
gen doen- Daarom gaat nu de regeering
er zich- mee bemoeien en de zieken afzonde
ren in- afzonderlijke gebouwen. Isoleeren
zooals dat boet. Op die manier kuunen de
aangetasten de gezonde menschen niet
besmetten.
Vraag 27: Wat is een tornado?
Antwoord: Een tornado is een wer
velstorm, dia in Europa slechts zeldeii en
'an nog in ruilden vorm voorkomt en
wind- of waterhoos genoemd wordt. In de
Ycreenirde Stalen is do tornado daaren
tegen geen zeldzaamheid. En tengevolge
\an deze geweldige orkanen, worden per
jaar voor niillioenen bedorven. De tornado,
ilie den vorm van 10Ó300 M. doorsnede
heeft, beweegt zich met een snelheid van
40 a 50 K M. per uur en kan daardoor
in enkele minuten een groote uitgestrekt
heid verwoesten.
Alles wat do tornado op zijn weg ont
moet, zelfs tot huizen toe, worden hoog
in de lucht gesmeten on vernield. Om nog
•■on voorbeeld te geven van de geweldige
kracht van die storm, dicne dat nu bij
den laatsten wiudlioos in Amerika, elf lo
c-motieven gchecr vernietigd werden.
Hoe het met minder zware cn minder
massieve hindernissen ging, kan ieder wel
begrijpen.
Vraag: 28. Wat verstaat men onder
„papyrusrollen"?
Antwoord: Als wij met aandacht
„papyrusrollen" lezen, denke wo onwille
keurig aan papyrus en breugen dit in ver
band met ons papier, wat liet ook inder
daad is. Het zijn alzoo rollen van papier.
Hoe dat papier in de oudheid en boe en
waarvoor dit door de Ghineezen en Egyp-
lenavón gemaakt werd, wil ik den volgen
den keer moor breedvoerig bemandelen.
Hot schijnt volgens de geleerden dat
niel de Egy plena ren maar de Ghineezen
de oudste vervaardigers van papier ge
weest zijn wat wij allerminst niet waar
zouden verwacht hebben.
De volgende week behandel ik:
Vraag 29. Vertel iets over de papierfa
bricage?
Vraag 30. Zijn er veel joden op de we
reld cn waar wonen de meeste?
Vraag 3i. Worden ook schoenen ge
maakt van slangevel?
Vraag 32. Waar komt bet woordje Mac
vandaan in Mac Makon?
Wie hecfi iets te ruilen?
Een mijner vriendies vraagt: wat kun
nen we ruilen on hoe moet dat gebeuren?
Wat zal ik daar op antwoorden.
Kijk» zal zoo'n briefje afdrukken van
een jongen van elders, die het
*ehrïjftr
Ik zou graag ruilen:
107 Bonsdorpomslagen! 51 Sickesz-om-
slagen; 29 Sunlight uitknipsels; 15 Wy-
berspunteu; 17 Fabrieksmerken van A.
Driesen; 13 bons van d. Ver. Hendricks
Koekfabrieken; 3 bons van Quicks sckoen-
crcme; 3 omslagen van A. Driesen; 3
bons van Hillcrgosckenken.
Ik ruil voor Pleincs-plaatjes n.l. 2 voor
1; behalve voor Siekeszomslagen die 1 te
gen 1.
Mijn adres isen nu volgt het
adres van dat vriendje. Zoo kunnen we
elkander helpen en dat zonder veel on
kosten.
Nog vraagt mij een onzer -trouwe mede
werkers of er ook weer haast prijsraadsels
komen?
Ik zou willen antwoordencn of! en
prijzen.... waar je paf van slaat. Ik zou
nu maar iederen Zaterdag al vast eens
uitkijken, of zo nog niet gearriveerd zijn.
Voor Paschen worden ze vast opgegeven
cn danzie ik alle groote en kleine
vriendjes en vriendinnetjes weer terug, is
het niet?
Do Redacteur.
CORRESPONDENTIE.
Robbedoes. Ontvangen. Ik zal va
der persoonlijk schrijven. Zoodra ik dit
lijvig werk doorgeworsteld ben, zal ik hein
precies zeggen, hoe ik er over denk. Ik zal
binnen drie weken zeker niet klaar zijn.
Dag Robbedoes! Groet je flinken vader van
me; nu kan ik me jc mooie versjes ook
wel begrijpen.
DE REUS EN DE HOUTHAKKER.
Een sprookje van Oom Wim.
V.
En nu? Wat zal hij doeu?
Kijk hier is dat boek: het tooverboek
met die vreemde woorden en teekens en
formules; daar zijn die vier potjes en op
elk staat iets geschreven.
En.... de houthakker begint to begrij
pen. Hier is het geheim van de toover-
kunsl: als hij leest, wat hier staat en loe
past wat hier in dat land met duidelijke
teekens staat uitgewerkt, dan kan hij ook
tooveren. Dan kan hij ook een raaf wor
den, dio weg kan vliegen in de blauwe
lucht; dan kan hii ook een hert worden,
dat benensnelt onder do boomen door met
een vaart als van con hazewind die ach
tervolgd wordt, of hii kon worden; de log
ge, luie wolf, die zacht kens voortstapt over
het zachte bed van bladeren en mos, en
met zijn scheefstaande oo?cn haar de vo
geltjes kijkt, die hij we' zou willen ver
schalken, zoo de honger hem daartoe
droef, wat echter niet het gpval is: of bii
zou kunnen worden de geelroods, met
zwarte sirenen geteekendc koningstijger,
die verraderlijk vanuit een hinderlaag zün
nrooi zou kimn<m besprineen. en zoo dit
de. too ven aar zelf was, ware deze in oen
slag goed en wel opgeruimd en was do
houthakker heer cn meester van dit ver
waarloosde slot en alles wet er bii hoofde
De houthakker leest Hii is vlug van
begrip. Hii snant zin en inhoud en begrijpt
on.... zal probeeren of bii ook een raaf
kan worden toen een godrufseh ziin oor
treft niet ongelijk aan het snorren van een
motor eener vliegmachine boog in de blau
we lucht en.... als bij het raam uitziet,
ziet hij aankomen vliegen de raaf en.
„Wee gij indringer, zoo een spoor van
jo ontdekt wordt. Dan is ie laatste uur
geslagen en wordt je brutaliteit en verme
telheid met den dood gestraft. Wee, maar
zie! Fen beslnb "«men on doen is het werk
van een öogenblik.
De bent bakker bukt en» kruipt weg on
der de breede tafel waaron bet tooverhoek
ligt en wacht mot hlormond hart af. wat
>o gebeuren staat.-De Hii klemt bij in ziin
hand, alsof hij in gedachte den viiand
reeds voor zich ziet; de zaae li<*t nog tegen
den boom in het bosch cn is in den baast
vergeten.
En nauwelijks zit bii neergehurkt en in
eengedrongen onder de tafel of hun! bun!
daar trippelt van bet koziin de raaf de ta
fel op, en daar staat een oogenblik later
do reus voor hém in volle kracht en
ware het geweest, dat hij zich bukken
moest, dan zou hij vast en zeker den in
dringer hebben ontdekt en ware liet een
kleine kunst geweest om liem onder zijn
sterke knuisten Ie vermorselen.
Echter, niet aldus.... zal het einde
zijn.
Want zie: de reu3 is weg en is verdwe
nen in zijn slaan kam er, waar hii uitrusten
zal van zijn verre vlucht en van zijn lan
en tocht, over ber-wn en dalen en rotsen,
waar hii een bezoek weer bracht, aan zijn
vriend;, dien wij reeds kennen.
En do houthakker komt uit zijn schuil
plaats te voorschijn cn doet, wat hij
wou doen, toon de raaf hem bijna betrapte.
Hij wordt ook een raaf en vliegt l:i
send uit het raam en plant zich daar hoog
boven in den top van gindse hen beuk, van
waar uit hij den omtPek afspeuren kan en
duidelijk zien kan, wat de reus verder voor
kunststukken uithalen zal. Maar niets ge
beurt: het blijft stil en rustig en reeds val
len lang.:- schaduwen van den naderenden
nacht: de zon gaat schuil achter de boo
men en. de reus ronkt door en slaapt
onafgebroken tot rlen volgenden morgen.
Do raaf daarentegen slaant niet. His is
teruggekeerd van ziin zitplaats en heeft
ook weer zijn menschelijke gedaante dooi
de kracht der geheimzinnige woorden aan
genomen en.... heeft voorzichtig zijn bijl
weer opgevat en oen schuilplaats gezocht
in oen der vele vertrekken, waar hij denkt
den nacht te kunnen doorbrengen.
En' van slapen komt Diet veel. Voor dag
en dauw is hij al op dc been.
Nog altijd ligt do-toovenaar in diepen
rust. Er is nog tijd voor den houthakker,
om het slot aan oen nauwkeurig onder
zoek te onderwerpen. Het eene vertrek
voor, het andere na', wordt even in oogen-
fcliouw genoben. Nu gaat het heel voor
zichtig trail op, trap af. Eindelijk doet hij
oen ontdekking.
Hij vindt een luik, dat toegang geeft tot
den kelder en een trap, die leidt naar den
toren. Daar zal hij het eerst een kijkje
gaan nemen. In jaren schijnt hier geen
mensch den voet gezet to hebben. Het is
overal even vies en goor en vuil.
Dikke spinnewebben hangen langs de
grauwe muren en hangen wiegelend langs
den zolder neer enhoe hooger hij
stijgt, hoe nauwer den trap wordt tot....
hii plotseling blijft staan, voor een ope
ning in den muur, dio bij nauwkeuriger
onderzoek blijkt de ingang te zijn van
een geheimen trap, die vast en zeker er
gens henenleidt buiten bet slot en....
wellicht voor den houthakker van groo.t
gewicht kan zijn.
Onbevreesd treedt hij door dc opening
cn daalt langs dien smallen trap tot hij
plots heelemaal in Jvt donker staat. Geen
sprankeitje licht dringt tot hem door.
Voetje, voor voetje gaat hij verder! Af en
loe stoot hij zijn hoof aan de lage ronding
van dien gang, waaraan maar geen eind
scheen te komen. En toch geeft hij den
moed niet op en geen oogenblik zelfs heeft
ie gedacht terug te keeren. Al maar tas-"
tend en schuivend en schuifelend gaat bij
door. Het bikt hem toe, dat bij nu bijna op
den heganen grond is en reeds zoo ver ge
daald is als do toren boog was: nu daalt
hij weer cn zoo gaat het nog een poosje
voort, tot eindelijk een snrnnkeltie, een
streepje licht valt in de dikke duisternis
cn met do handen voor zich stoot hij ein
delijk tegen iets zachts, dat hem doet den
ken aan een deur, die het ook inderdaad
is. Zii is op slot naar het schijnt, maar met
een forschen duw springt de deur open
enwat ziet hij?
Daar staat hij opeens in een vierkante
kamer; op den vloer liggen vellen van die
ren: in den hoek staat eeu lage, lange ste
vige rustbank en.... aan den andoren
kant bevin't zich een kast, waarop een
sleutel steekt van zeïdzamen vorm.
Oplettend slaat hij alles gade. Hij vat
het verband van kamer en slot en. als
hij dadelijk de deur van de kast heeft
opengemaakt en alle benondicdheden voor
een jager vindt, dan wrijft hij zich verge
noegd de banden en. weet thans iets
meer van dat geheimzinnig leven, dal die
•eus "hier sleet: en hier is dan de onder-
aardsche kamer, waarvan wc in 't tweede
hoofdstuk zullen vertellen.
(Wordt vervolgd).
Een verhaaltje.
Er woonden in een nauw straatje van
een der volksbuurten een arm huisgezin,
beslaande uit: man, vrouw en vijf kinde
ren, twee jongens en drie meisjes.
De man had altijd op een fabriek werk
gehad.
Op zekeren dag kwam hij al héél vroeg
thuis en erg bedroefd.
„Wat is er gebeurd?" vroeg de vrouw
met een bezorgd- gelaat.
De mean vertelde nu, „dat de fabriek
werd opgeheven en dat alle arbeiders nu
werkeloos waren."
Na het verteld te hebben, begonnen zij
beiden hevig te snikken.
„Wat moeten wij nu met de kinderen
beginnen?" „Wij kunnen ze niet van hon
ger laten sterven", zei dc vrouw.
„Ik zal eens bij firma's gaan vragen ot
ik geen loopknecht -of zoo iels bij hen kan
worden," zei de man. Na het gezegd te
hebben vertrok li ij.
De vrouw ging onder tusschen het een
voudige maal bereiden. Hot sloeg twaalf
uur. De kinderen kwamen thuis en vroe
gen, „waar of vader was".
Moeder zei: „O hij zal dadelijk wel
komen: ga maar vast eten."
De kinderen deden liet. Om half twee
was er niets van de kinderen meer te zien.
Vader was nog niet thuis. Moeder werd
ongerust en bcgorr de borden vast af te
wassclicn. Toen zij dit gedaan bad, begon
zij de buurt in te loopen om te kijken of
haar man soms aankwam. Onverrichter
zaken keerde de vrouw huiswaarts." Een
half uurtje later werd er aan de deur ge
bonsd. De vrouw deed open en wat zag
zij.... haar man tiisschen twee agenten.
Wat was er gebeurd? De man had werk
kunnen krijgen bij een der groote firma's
der stad. Hierover was hij zóó voldaan,
dat hij in een kroeg een borreltje was
gaan drinken. Toen hij weg wou gaan,
kwamen zijn makkers er juist iu. „Ga je
weg Piet zoö lieelte dc man blijf nog
oen poosjo", zei een der makkers. Hij liet
zich verleiden en zij dronken glaasje, op
glaasje. Toen hij al zijn geld verteerd had,
ging hij eindelijk weg.
Half drenken liep hij door dc straten
der stad, toen ér eensklaps twee agenten
hem bij den arm pakten. Zoo werd bij naar
buis gebracht.
Toen Piet zijn roes had uitgeslapen, ver
telde hij alles aan zijn vrouw en beloofde
beterschap.
Eenigo maanden zijn vorloopen cn altoos
brengt hij het geld thuis, zijn slechte vrien
den heeft hij vermeden. Spoedig zullen zij
verhuizen naar oen der nettere buurten
der stad. Zij bedankte God dat Hij er voor
had gezorgd dat haar man de slechte
vrienden had vermeden en hem op een
beter pad des levens liet voortgaan. Zij
leven nu gelukkig bij elkaar.
Jo Krabbel.
Trotschheid gestraft
Een molenaar was door zijn flink wer
ken zooi' rijk geworden. Hij bad echter een
dochter, dio voor de armen niets over had.
Op een keer kwam er eeen arme om een
aalmoes. De molenaar was juist net in een
goede stemming, en gaf hom wat. 's Avonds
gingen zij met een gerust hart naar bed.
Toen do molenaar 's morgens naar zijn
werk ging, merkte bij dat er aan zijn molen
iets haperde. De molenaar liet werklui uit
het dorp komen, doch zij konden don
molen niet repareeren. Toen liet dc mole
naar lieden uit de stad komen. Deze ver
plaatsten het heelc bovenstuk, doch de
molen bleef weigeren. Toen herinnerde de
molenaar zich dat zijn dochter zoo slecht
voor de armen was zou dit mogelijk een
straf kuunen wezen dacht hij. De mole
naar ging vlug op onderzoek uit. En wat
was het geval. Een arme jongen had een
zak graan gebracht om te malen. Toen de
jongen het terug kwam halen had hij geen
geld bij zich. De molenaar was niet thuis
en het (rolsche meisje weieerde ponder
geld het af te geven cn had den zak met
graan in haar drift maar ergens heen ge
slingerd. En waar was hij terecht ge
komen meent ge? Tusschen het rad zat
ie vast en dit was de oorzaak van het
defect aan den molen. Aren kan begrijpen
dat cr voor dat boosaardige meisje wat
opzat. Als het nu maar een goede les voor
haar was. De jongen kwam bij den mole
naar in de leer en is naderhand een flinke
welgestelde molenaar geworden. En het
meisje? Zij zag eindelijk ia, dat ze groot
kwaad deed met zoo gierig te zijn en arme
menschen zoo slecht te behandelen. En
beterde zich, tol geluk barer ouders en tot
heil voor haar zelf.
Jan Duindam,
Heerensteeg 17.
Op kostschool re is.
Ik reisde met mijn 'vriend Paauw over
Rotterdam van Valkenburg naar Leiden.
Dat komt doordat ik en hij samen op kost
school waren in Limburg. Hij moest ook
met de sneltrein naar Leiden en vandaar
met de autobus naar Roelofarendsvccn,
waar bij woonde.
's Morgens oogenblikkelijk na do vroeg
mis vertrokken wij, nadat wij van de Zus
ter drie stevige boterhammen met kaas
hadden gekregen. Om ongeveer acht uur
verlok de trein. Een schooljuffrouw, die
in Schoonhoven woonde, ging met ons
mee, om Leiden eeens te bezichtigen. Ein
delijk zalen we in Maastricht» waar we pas
in de eigenlijke sneltrein naar Helmoa]
stapten. Vandaar ging 't naar Tilburg.
Tusschen Tilburg en Breda kregen wij elk
een broodje en van een van do meisjes, dij
ook meegingen, wat zuurtjes. Ruim ea
uur later bereikten wij de brug over d»
Moerdijk. Hier keken wij den geheelen tij]
uit de coupé-raampjes tot dat vijf minuten
later de breede rivier weer achter onzen
rug lag. Nu gingen wij over do breede
rivier de Waal. Ruim een kwartier reden
we door de eilanden en kwamen zoo aan
do Maas Van zelf kwamen wij toon in Rot.
terdam. Hier lag een soort hoogo brug
door de stad waar wij in volle vaart over
gingen. Knars, knars, daar stonden wij
voor 't station. Enkele reizigers stapten
uit en daar ging 't weer. Wij zagen echter
de hoogo achtergebouwen van vele wonin
gen en dan weer de lage straten en plei-
nen. Toen ging T naar Den Haag, waar vre
weldra in het groote afgedekte station
binnenreden. Daarop ging 't naar Leiden.
Wij aten nu vlug onze boterhammen on en
reden even later 't station binnen. Hie;
stond vader mij al op te wachten. Buiten 'I
perron ontwaarde ik moo on mijn kleiue.
acht-jarige zus. Wij gingen naar huis,
waar dien avond - extra geklonken werd.
Een leuke reis, niet?
Rooie Kees.
f»
Het goudbroodje.
Het gebeurde eens, dat twee knapen en
een meisje op een berg aan liet spelen wa.
ren. De vader van de twee jongens waj
een rijk man, doch de vader van het meisjj
was een arme houthakker. Ze speelden
daar den ganschen middag. Toen ze mos
werden, gingen ze op de berg zitten cü
vertelden elkaar sprookjes. Toen gimren
zij naar huis en den anderen middag giui
gen ze weer met elkander spelen. Ze had
den een poosje gespeeld loeri een oud
mannetje naar hen toe kwam en zoi dat
bij den vorieen «avond hunne kinderlijke
gesprekken had afgeluisterd en of ze nog
meer zulke aardige vertelsels wisten
Toen vertelden zij de man mooie verhaal
tjes die ze op school gelezen hadden. Toea
dat een poosje geduurd had, giug de man
weg en zei: Jullie bent aardige kinderen.
Hij vroeg hoe-hun naam was. Het meisja
heette Treesjc en de twee jongens Wim en
Fred. Nu zei hij: „Dan is 't goed, morgen
kom ik terug, zorg dat jullie ook liier
zijn precies om half vier." De kinderen
gingen naar huis sprekende wat er den
volgenden dag wel gebeuren zou. Toen zij
's anderen daags weer bii den berg wa
ren, zagen zij dien man aankomen en lie
pen naar hem toe. „Lieve kinderen sprak
hij ik heb voor u een mooi presentje en
reikte hun elk een klein broodje over. Hij
ging toon weer gauw heen. De twee jon
gens waren niets in hun schik. Zo lieten
hot den berg afrollen den cón na den an
der. Zij dwongen Treesjc haar broodje
het hunne te laten.volgen, maar ze hield
het stijf vast.
Mijn ouders zullen blij zijn als ik hun
avat thuis breng. Zo gingen naar buis,
Maar wat vreugde in de liut toon zij het
broodje opensneden. Ze zagen dat er een
klompje goud in verborgen was. De vreug
de in het kleine gezin kende geen gren
zen. Toen de jongens hoorde wat een ge
luk hun vriendinnetje was te beurt ce*
vallen, snelden zij naar den berg om bun
broodje op te zoeken. Doch zij vonden
hoegenaamd niets.
Gerritjc Overes, Alphen a.d. Rijn.
Om van buiten te tecrcn.
Kerstavond.
De zachte kaarsjes lichten
Iu donk'ren sparreboom
Do zilvYcn bellen tikken
En kinderoogjes blinken
Van stille heil'gen schroom.
En Moeder gaat ver tollen
Van 't Kindje Jezus klein
Dat in een stal geboren
Door God word uitverkoren
Om 's werelds licht te zijn.
Van goede trouw© herders
Van schoone Koningspracht
Eenvoud igen en wiizen
Zal 't Kindcrke doen rijzon
Tot meer dan aardscho macht.
Dan zingen kinderstemmen
Van stille „Heilige Nacht"
De witte vlokken zweven
In 't hart woont 't warme leven
Dat Christus liefde bracht.
Nico v. Leeuwei
Wassen!