kalender'dER week~j Om nu de Amsterdammers toc"h iets van «Ion kapittelslok to laten proeven,"liet Hop pan den ballon moerziel allcenig vevlrek- ipn. Deze te 3 uren opgestegen, daalde te 5?- uren neder in de nabijheid van Lochem tij Zutphen. Op die mislukte onderneming werden dadelijk spotprenten vervaardigd. Twee daarvan stellen voor: het vullen van een ballon en het verkoopen van plaatsbrief jes voor een reisje naar de wolken; men ziet een bureaulist, versierd met een sta- tiapruik, staan voor een okshoofd, waar over een papier hangt met het opschrift: „Uiterste wille van de Heeren Hppman en boude Gie". Gok werd de naam van Hopman her doopt in Fopman. Abraham Hopman liet zich echter door geen mislukkig of bespotting uit de lucht slaan. Het doel waarnaar hij streefde was „om zijn Vaderland in de eer der lucht reizen te doen deelen". Een verheven doel, voorwaar! waaraan wel eenig taf, vitriool en zink, mitgaders een standje en een gebroken corpus mochten worden ge waagd. En dat doel bereikte Hopman op Zaterdag, den 29sten Augustus, te Rotter dam. „Duizenden menschen, van allerwege toegevloeid, hier op openbare wegen ver spreid, ginds op torens of daken geklom men, waren do opgetogen aanschouwers van het zonderling verschijnsel. Hoewel omtrent den goeden uitslag zijner onder neming genen twijfel voedende, met aan doening echter, nam de Heer Hopman af scheid van zijne Echtgenoote en Kinderen. De christen-Leeraar, P. Weiland, op de plaats tegenwoordig, wenschte, met eenige dichtregelen, den Reiziger vaarwel. Lang zaam en statelijk was de opvaart. Beleefd groette de Luchtreiziger de omringende aanscliouwers, wien hij, lot zekere hoogte geklommen, eenige dichtregels, vooraf ge- druka, toewierp". 1 Alzoo had de Maasstad op bovengemel- den dag, 's namiddags te 4 uren de eer, uil haar midden den eersten landgenoot naar de wolken te zien sturen. Ha een tocht van bijna 50 minuten daal de de ballon dicht bij Schiedam op aarde neder. Ongeiukkig raakte het schuitje aan den kant van een sloot, kantelde Avaar- sehijulijk, zoodat do held in de sloot tui- ïiielde. Terwijl hij in 't Avater lag le spar telen, verkoos de ballon nog een reisje naar eigen verkiezing te maken en ver volgde, weder gerezen zijnde, nog een tijd .zijn weg, tot hij uitgeput en vermoeid ten half 6 op do buitenplaats „Bakkersbagen" onder Wassenaar zich in "een bosch ter ruste legde. Omtrent 8 uren 's avonds kwam Abra ham Hopman te Rotterdam terug rnot den titel van „eerste Bataafsche Lugtrciziger". In oözen tijd van vliegmachines en luchtschepen is het vermakelijk, zooveel drukte te aanschomven om een simpelen tocht met een ballon, Avaarvoor Ave tegen woordig den neus optrekken. Laten we echter eerlijk erkennen, dat er toch eerst pioniers mooton Avezen als deze onver schrokken Hopman, wil de wetenschap verdere vorderingen kunnen maken. Hij verdiende daarom wel, nog even in het zonnetje gezet te worden, AJO. De meeste kamerplanten zijn er na een verblijf van eenige maanden in stoffige, droge of tochtige kamers niet beter op ge worden. Ook de grond in de pot is er door 't ge regelde gieten, 't zij dan juist genoeg of te veel of te weinig niét op vooruit gegaan. - Om ze eens algéheele opfrissching te ge ven en om te zorgen, dat de grond weer g-moeg voedsel bevat en ook omdat de 'oiule grond in een verkeerden scheikundi gen en natuurkundigen toestand verkeert; gaan we ze verpotten. Zoo noodig geven .we meteen een ietwat grootere pot. Dit is echter niet zoo dikwijls noodig als ge dacht wordt; een te groote pot is zeer na- 'deelig voor de planten. Dit lijkt zeer on natuurlijk, maar toch is liet zoo; een pot plant is immers een betrekkelijk onnatuur lijk ding, dus kunnen we niet gaan ver gelijken met planten in den vollen grond. De planten, die we in de kamer hebben voirr de bloemen zooals: clivia's, cactussen, .waferfuchsia's CSultani Impatiens e.a.), azalea's enz. mag men pas verpotten, na dat ze eventueel gebloeid hebben en de Merbladplanlen: palmen, kamerdennetjes, asparagus, aspidistra's, varens, siervijgen '(Ficus elastica) enz. kan men nu al Ave! verpotten: trouwens, ook vele bloeiende kamerplanten Zijn al uitgebloeid. Over het algemeen kan men wel zeggen, dat die planten, die groote afmetingen kunnen .aannemen zooals: palmen, clivia's, Ficus Jsn aspidistra's tamelijke zwaren grond verlangen en dat ze flink vast opgepot be lmoren te wórden. Zware grond kan men vorkrijgen, door evenveel bladgrond Oude koemest klpigraszodenaarde en zand (scherp) dooreen te mengen. De kleinere planten en over bet alge- mrm planten die niet zoo houtachtig worden zooals varens, asparagus, water- fuchsia en ook gewone fuchsia's en gera niums vereischen een lichteren grond en moeten wat losser opgepot worden. Lichtere grond verkrijgt men door het- z<lfde grondmengsel te maken als boven genoemd, maar dan de kleigraszodenaarde Wtfr te laten. De cactussen verkiezen een m<*r kalklioudende en puinachtigen grond, bezc kan men maken, door wat kalkpuin of füngeklopte bloempotscherven door den grond te piengen; ze worden ook tamelijk Vast opgepot. f Heeft men den grond klaar, dan kan tot. bet oppotten (verpotten) worden over gegaan. Op den bodem der pot legt men over het gaatje, dat zich onderin bevindt, eenige potscherven," vooral bij cactussen tamelijk veel, en daarop korat een dun laagje .nieu we aarde; hierop komt do plant, die eerst ontdaan is van oude, doode wortels en waaruit men zooveel mogelijk de oude grond geschud heeft. Staat de plant op bet dunne laagje nieuwe grond en heeft men geconstateerd, dat ze juist diep genoeg staat, dan vult men, met klehie beetjes gelijk, verder aan met nieuwen grond, die goed tusschen de wortels geschud moet worden. Is de pot vol met grond, dan drukt men langs den kant van de pot den grond stevig aan met de duimen en als het groote sterke, harde planten zijn mag men ook wel een stomp stokje gebruiken. Men mag nooit den grond in bet midden van, de pot, bij do plant dus, aandrukken, alleen aan den kant van de pol Na het verpotten kan men een klein beetje gieten ora te zorgen, dat alle openingen tusschen de wortels gevuld worden en vervolgens lean men de planten zoo mogelijk eenigen tijd wat Avarmer zetten om zo opniemv aan den groei te krijgen. 't (Spreekt vanzelf dat de verschillende manieren van oppotten, voor de verschil lende planten, iets fijnere verschillen ver- toonen dan hier is aangegeven, maar een liefhebber die ze behandelt als hier aan gegeven zal ongetwijfeld succes hebben. V. H. Vragen op 't gebied van land en tuin bouw aan de Redactie van de „Leidsche Courant." BIJ ONS OP HET OOÜP. In De Beer (Weekblad van den Bel- gischem Boerenbond) .schrijft Th. van Ti chelen onderstaande eenvoudige, doch' mooie Vlaamsehe schets: 't Was midden in de week. En in de vroegte zat de kerk vol. Wel zóó v 1 niet als 's Zondags, maar tociiVet vrouw volk, en ook veel manslie. Voorafje, vlak tegen het koor, de kinderen, met een Zus ter bij de meisjes, en den Meester bij de jongeetjes. Als bet klepte, een kwartier vóór de Mis, Avas de Pastoor do sacristi j uitgekomen, met zes mi sdi en derken s voorop. De groote bel klonk, en de menschen gingen tus schen de stoelen uit, op rijen naar de Com muniebank. Als het sloeg op den toren, Avas de 'onder-pastoor gekomen en had de Com munie voort'uitgereikt, terwijl de pastoor de Mis begon, en daarboven op de hoog zaal het orgel dreunde, en zware mans stemmen zongen. Onder de Consecratie, als de Priester ginder bij 't altaar het Lichaam en Bloed des Heeren omhoog hield en aan God aan bood, rinkelde de bel op het koor, en Mepte het af op den toren. In de kerk bogen de menschen heel diep. Builen de kerk, op de hoeven en in de huizen, 'hielden de menschen stil, en bo gen het hoofd. Op de velden lieten de werklie hun schop steken, hielden de boe ren bun paarden staan, namen hun muts af, bogen bet hoofd, maakten een kruis en werkten dan voort. In de kerk en buiten de kerk deed ieder een met de Mis mee. „Daar is vader!" De deur was open en dan met 'non sloot terug toe gevlogen, de rook was uit de sloof geslagen; en vader stond daar, met zijn oliejekker aan die blonk van 't nat, en zijn dikke muts op die afdrupte. 't Grootste jongetje pakte den stoofkaak, Ariel op zijn ééh knie voor de kast, scharde vaders blokken er onder uit, vloog er mee naar hem toe, en sprong 'n stoel omver, 't Lachte allemaal. De oudste dochter schonk een kan war men koffie in, en hield die dampend en geurend voor hem. Moeder haalde het jongste kind uit de wieg: en de kleine kraaide, dat het dn zijn keeltje bleef steken, en pakte met twee handjes naar vaders knevel. 't Ander jongetje was van zijnen stoel afgewipt, en hing tegen vader's been, en stak een boeksken. omhoog met ventjes in, en wilde met geweld vertellen van Joseph in Egypte, en van zijn les die hij kon. En Grootvader en Grootmoeder stonden elk naast éénen kant van de stoofbtris en knikten en lachten naar eikendeen en dan naar elkander. En Grootmoeder schoof ha ren bril nog.verder op 't treken van baren neus, want ze werd gewaar, dat een traan uit haar oog liep en lachte toch: „Schoon hé, als ge zooveel van mekaar houdt!" I In den zoelen avond, als de nachtegaal aan 't zingen was daarachter in 't bosch, zaten ze buiten, voor do deur te praten. Met de mannen uit de buurt bij: Marten, de smid, en Stan, de kleermaker, en Fclix, uit „de Zwaantjes".„De Groolen Raad" héelte de menschen dat. En stillekens ging do rook uil de pijpen omhoog en bleef tus schen de blaren van den lindeboom han gen Ze zAvegen 'nu, peinsden na, en keken dan weer naar Grootvader. „Dat was den allerleste keer, dat zóó'n dingen ju 't land gebeurd is", vertelde hij voort. ,'t Was eigenlijk een vreemde man, die hier verzeild was, niemand wist waar vandaan In de stad was hij voorbij nen winkel gekomen, dio openstond, had daar een rol kleergood gepakt en was er mee op den loop gegaan Maar 's anderen daags reeds werd hij gehaald dóór de gen darmen, ge weet wel, zoo'n mannen met losse koorden op hun lijf, die ge al op oude prenten zien staan hebt..." Ze knikten. „Een Aveek lang stonden al de gazellen er vol van. met vette letters Dat iemand gestolen had, en dat zóó iels in jaren niet meer voorgevallen was, in heel 't land Maar dat is de leste keer geweest, sinds dien is er nooit meer gestolen of bedrogen geworden, of iets van dien aard - „E» wat hebben ze dan met de rech ters gedaan'?" vroeg Marten., de smid. „Ze konden die menschen toch reef zonder broodwinning op straat zetten?" „Aan die hebben zo dan een schoon pensioen gegeven, en die zijn kiekens gaan kweeken of fruitboomen geplant, of iets anders. En flater zijn er geen meer be noemd, 't was toch niet noodig..." „Waren er dan veel rechters in den ouden tijd?" wilde Stan, de kleermaker weten. ,,'t Schijnt wel van ja, maar dat heb ik zelf niet meer gez'en. 'k Weet dat van onzen vader zaliger, die het nog beleefd had. Want toen waren de menschen nog allemaal geen Christenen. Veel waren wel gedoopt en opgeschreven in 't doopboek, maar deden niet wat ze moesten Van 's-morgens vroeg waaide de vlag op den toren, luidden de klokken, zongen de menschen, zouden hoornen en huizen ge danst hebben En de kinderen liepen de straat op, pakten elkaar vast en gierden: ,,'t Is kerm:s! 't Is kermis!" Na de Hoogm's was de processie door bet dorp gegaan, en hingen gevels en ra men vol bloemen en kransen. 's Noenens was hel stil geworden op de straat; doch als er ergens een venster opengezet werd, klonk het gelach en gesna ter er u:tEn onder 't Lof zat de kerk vol als een ei; maar veel menschen bloos den fel, en kregen het benauwd van den wierookgeur. Als 't Lof uit was, kuierden ze de straat over, lachten en knikt n tegen iedereen, zaten voor de herbergen rond tafelfjes en dronken schuimende pinten bier. Jongens en meisjes, hij hoopen van tien, twintig bijeen, zongen als kanarievogels, en trokken allemaal op naar de groote Avei, achter de kerk. Daar wemelde het van volk. Vaders en moeders en gedaagde menschen zaten op 't gras van de beekkanten, rondom, in 't lommer van de populieren. Aan den eenen kant, tusschen de lakken van 't elzenhout zaten spcfllie te wachten niet hun koperen speelhr'gen. En als eT nu en dan een voor de grap toette, zetten al de jongelle hun been vooruit. Opeens stonden allen recht en zwegen; de Pastoor kAvam de Avci op. „Goeien dag mijn kinderen allemaal" zegde hij vrien delijk, wenkte met zijn hand dat ze moes ten neerzitten, ging zelf tusschen een hoop boeren op den beekkant zitten, en stak dan zijnen vinger op naar de muzikanten. En dan schettert en schatert liet muziek over Avei en velden, springen de jongelie den vooruit, vatten elkaar bij de hand, en dansen op rijen over het gras. En de jon gens heften een bloemtros in 't bovenste knopsgat zitten, en al de meisjes heur haar vol bloemen gestoken. En dat Avas zeer schoon. Dat is niet waar gebeurd. Maar zóó zou het kunnen gaan. A's de menschen allemaal echte chris tenen waren. DE SCHAT IN DE SLANGENZUIL Oosterscb sprookje. Esri Effendi was alchimist voor hij messenmaker werd. Hot vermogen, hem door zijn vader, den tapijthandelaar Yes- sef nagelaten, had hij spoedig opgemaakt, terAvijl hij vergcefsche pogingen deed, don steen der wijzen te zoeken. Zeer armzalig en treurig zag het er ten laatste i het kleine bouwvalige houten huisje nii, dat hem van al zijn vroegere bezittingen nog was overgebleven. Dit kleine houten huisje stond in een zeer nauwe, onfrissche straat niet ver van de groote bazaar in Stamboel Daar leefde hij alleen zonder dienaar of slaaf. Meest vormden een paar olijven van den ouden grooten olijfboom in zijn kleinen verwaarloosden tuin, met een stukje brood zijn middag- en avondmaal Eens verscheen hem in een nachtelijken droom zijn beschermengel, die hem aan sprak en zeide: „Esri, mijn zoon, Allah en onze heilige profeet zien met medelijden op uw pogen neer. Wat ge vergeefs van de alchimie verwacht, zult ge krijgen, als ge een knap messenmaker Avordt en uw vroegeren jjdelen en ook zondigen arbeid staakt. Ar beid zoo lang tot het u gelukt een mes van ïoo groote hardheid te maken, dat je daarmee de gevlochten slangenzuil op het Atmeïdan (groot plein te Conslantinopel) doorsnijden kunt, dan zult ge een rijk en geëerd man worden." „Insjallah (Avat God Avil)," riep Esri verheugd, toen hij ontwaakte, en door de wonderbare verschijning gesterkt. stond hij op van zijn armzalige leger. Bij 't aanbreken van den dag verliet hij zijn buisje om in de moskee te gaan, waar bij een zeer lang en vurig dankge bed opzei, Toen dronk hij als braaf Turk een beker van het frisscbe water, dat uit de fonteinen in het voorhof der moskee ontsprong, besproeide zijn handen drie maal met het klare, heldere water en haastte zich een messenmaker te zoeken, bij wien hij dadelijk als leerling in dienst trad. Esri werkte vlijtig en had het spoedig zoover gebracht, dat bij 't handwerk alleen uitvoeren kon. Hij richtte én kleine werkplaats op in zijn oud huisje, waar hij van het aanbreken van den dag tot het dalen van den avond onvermoeid werkte. Eindelijk gelukte het hem staal te smeden, dat zoo hard was, dat hij met het daaruit vervaardigde mes een stuk metaal doorsnijden kon. De gevlochten slagenzuil een van de drie gedenkteekenen uit de Byzantijnsche oudheid staat op het drukste en groot ste plein van Stamboel. Om alzoo onge stoord 'de zuil te kunnen doorsnijden, moest hij het vroege morgenuur kiezen. Op het plein gekomen, liep hij haastig naai de zuil en bij de eerste snede viel een stuk van een vuist groot op het metalen lijf van een der drie slangen, die de zuil ver sierden. Het mes gleed zoo makkelijk door het metaal, als ware het zacht hout. Vol blijde hoop de metalen zuil tot het midden door te kunnen snijden, daar hij meende, dat de beloofde rijkdom midden in de kuil te vinden zou ziin, wou hij ver der snijden toen een Janilsjaar op hem toetrad en zeide: „Selam aleïkocn, Effendi (vrede zij met u, o heer)!" „We aleïoem Selam (vrede zij ook u)," zei .Esri spijtig over de ongewenschte stoornis. Wallah, (bij den profeet) ge schijnt daar een voortreffelijk werktuig t8 heb ben. Wat vraagt ge daarvoor, Isjanoem (bij mijn ziel)." „Koezoem (nfijn lam) den steen der wijzen", en keerde 'den nieuwsgierigen sol daat den rug toe. „Dsjanoem, het doet mij leed, u te moe ten zeggen verkoop me uw mes, anders voer ik u voor de commandanten. Weet ge soms niet, dat het beschadigen van het openbare gedenkteeken streng door onzen verhoren Padisjah Allah behoede hem verboden is?" zei de Janitsjaar en liep op den- beschadiger van de slangenzuil toe. Esri nu wist zeer goed, dat met een Janitsjaar niet le spotten viel. „Masiallah," zei bij, „ik geef echter het mes niet onder de tweehonderd piaster in goud af, ik heb er lang genoeg aan ge werkt en ben een arme stakker." „Tweehonderd piaster in goud is een groote som.v doch daar mijn Tsjorbadsji (overste) toevallig zoo'n mes wil hebben, dat metaal als hout snijdt, zal ik u het geld geven. Bier is hetl" De Janitsjaar maakte zijn lederen geld buidel open en. reikte den verbaasden mes- sensmid Averkelijk de verlangde som. Esri mompelde vergenoegd voor zich heen: „tweehonderd piaster, Wallah, die maji moet wel zoo dom zijn als een ezel." Ik heb thuis nog Avei staal voor vijftig goede messen, maar geen para op zak. Ik kan wel spoedig een ander maken om mijn doel te bereiken." Met veel dankbetuigingen en beleefd heidsbetuigingen reikte bij den soldaat het mes over en Avees hem het kleine houten huisje, wanneer nog andere soldaten mes sen koopen wilden. Spoedig daarop bracht de Janitsjaar zijn- meester het zoo duur gekochte mes. „Tsorbadsji Effendi, hier breng ik u een mes dat metaal als hout doorsnijdt. Ik heb het zoo juist van een messenmaker ge kocht! Het kost vierhonderd piaster in goud, geen para minder, maar ge zult tevreden zijn, Tsjorbadsji Effendi." De commandant nam het kostbare mes. „Vierhonderd piaster voor een mes! Dat is veel. Als gij mij bedriegt," zei hij mompe lend, „laat ik je achthonderd stukjes uit •je lichaam snijden." Toen echter de soldaat verhaald had, hoe hij aan het mes gekomen was en de commandant het op een dik stuk metaal beproefde, dat hij er mee doormidden 6need, bekwam de soldaat nog een flinke fooi op den koop toe. De geschiedenis van den kundigen messenmaker, die met een eenvoudig mes een gat van een vuist groot in do slangen zuil op het Atmeïdan gesneden had, werd spoedig onder de overige officieren en sol daten van het/ regiment bekend, ieder wou zoo'n mes hebben en bet wemelde van koopers in het kleine houten huisje. Dank de oneerlijkheid van den eersten kooper bood en betaalde men vierhonderd piaster in goud voor ieder mes. Nauwelijks had E3ri een mes klaar, of het werd hem afgekocht. Daar Esri echter een man van groote godsvrucht was, ver haalde hij aan een ouden eerbiedAvaar- digen Sjeik de geheele geschiedenis van de verschijning van don beschermengel, van de Slangenzuil en van zijn verworven rijkdom. Hij verzocht ook den invloed rijken priester voor hem het verlof te ver krijgen, den grooten schat uit het inwen dige van de slangenzuil te mogen halen. De oude witbaard krabde achter het ooi- hief den blik ten hemel en zei met lang zame stem: „Mijn zoon! luister naar mijn woord! Het doel dat gij steeds nastreefdet, was rijkdom! Allah en zijn heilige profeet heb ben u de deur tot deze rijkdommen wijd genoeg geopend, want gij zijt reeds met aardsche goederen rijkelijk gezegend. Al lah en zijn profeet hebben u de bekwaam heid verleend, zulke voortreffelijke mes sen te maken, die zelfs voor de hoog waardigheidsbekleders des rijks genade geA'onden hebben! Zeg van nu af aan vaar wel aan de zondige alchimie en het zoeken naar verborgen schatten. Niet in de slan genzuil, maar door je arbeid zult gij rijk dom en eer genoeg vinden!" N.B. Als niet anders wordt aangegeven mist in deze week iedere H. Mis Gloria en Credo en Avordt de Prefatie van het H. Kruis gebeden. ZONDAG, 29 Maart. Passiezondag. Mis J u d i c a. 2e gebed voor Kerk of Paus. Credo. Kleur. Paars. Vandaag begint de eigenlijke Lijdens- tijd. Ten teeken van rouw zijn do kruis beelden en do beeldèn van den Zaligmaker overal in de kerk, en de Heiligenbeelden op het altaar, bedekt met een paarse doek. Christus, ter dood veroordeeld, -waagt aan God zijn zaak te bepleiten en de waar heid zijner onschuld te laten uitstralen. (Introitus). Hoewel onschuldig, moet Hij toch lijden; 't is de wil des Vaders, dat Hij als Middelaar v. h. Nieuw-Verbond, als Hoogepriestor, Zijn eigen Goddelijk Bloed aanbiedt tot zuivering en verlossing der Menschheid. (Epistel). Mensch, gelijk wij, huivert Christus voor het lijden: God moge Hem daarom verlossen van Zijne vijanden. Maar toch: de wil des Vaders geschiede. Heer, leer Mij Uwen wil vol brengen. (Graduale en Tractus). In het Evangelie doet Christus zich duidelijk kennen als de Zoon van God en laat daar-» door nog meer uitkomen de waarde Zijner smarten. Hoe billijk is het toch, dat wij God voor de levendbrengende weldaad der Verlossing, voor het gedachtenisteeken van Christus' lijden, het H. Altaarsacrament, loven uit geheel ons hart en Zijne heilige geboden onderhouden. (Offertorium en Communio). N.B. Wanneer de Mis van den dag ge-* lezen wordt, blijft de Psalm „Judica'Y die anders aan den voet van het altaar' gebeden wordt, weg en ook het Gloria Patri in den Introitus en achter de „La- vabo" (de Psalm die gebeden wordt bij.' het wasschen der handen). MAANDAG, 30 Maart. Mis v. d. dag. Miserere, 2e gebed als gisteren. Kleur: Paars. DINSDAG, 31 Maart. Mis v. d. dag. Ex- speeta, verder als gisteren. WOENSDAG 1 April. Mis v. d. dag. Li berator, verder als gisteren. DONDERDAG 2 April Mis v. d. H Franciscus van Paula, Belijder. Justius ut palma. Gloria. 2e gebed en laatste Ev. v. d. dag. Kleur: W i t. Ook mag gelezen worden do Mis v. <f. dag. Omnia. 2e gebed voor Kerk of Pausr Bijzonder toonbeeld van ootmoed en boetvaardigheid was de H. Franciscus van Paula. Hij is de stichter van COrde der Minsten, zoo geheeten, omdat vooral de nederigheid er moest beoefend worden. VRIJDAG 3 April. Feestdag van cfe ze ven Smarten van Maria. Mis: Stabante. Gloria, 2e gebed en laatste Ev. v. d. dag. Credo. Prefatie v. d. Allerh. Maagd (in vullen: En U om de doorboring). Kleur: Wit. Ook is geoorloofd de H. Mis v. d. dag. Miserere, 2e gebed en laatste Ev. v. d. Zeven Smarten. Kleur: Paars. Zij stond, de heilige Maria, Koningin des Hemels en Heerscheres dor aarde, naast het Kruis van onzen Heer Jezus Christus, vol droefheid. Wie is de mensch, die niet Avcont, als hij Christus' Moeder ziet in zulk een folte ring? Voor de zonden van do Zijnen, zag zij Jezus zoo in pijnen. totdat Hij zijn Geest hergaf. Geef, O Moeder, vol van liefde, dat ik voele wat U griefde, dat ik met U medeklaagl Ook mag gelezen, worden één votief mis v. h. H. Hart. Miserebitur, Gloria, 2e ge bed en laatste Ev. v. d. dag. Kleur: W i f. ZATERDAG 4 April. Mis ar. d. H. ïsi- dorus, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar. In medio. Gloria, 2e gebed v. d. dag, 3c voor den Paus. Credo. Kleur: W i t. Ook mag gelezen worden de H. Mis v. d. dag. Miserere. 2e gebed v. d. H. Isidorus, 8e voor den Paus. Kleur: Paars. De H. Bisschop van Sevilla, Isidorus, is een der meest bekende Sjjaan.sclie strijders geweest tegen de koltêrlj van Arius. GtooI zijn ook Zijne verdiensten voor de Kerkelijke tucht. Lisse. ALB. M. KOK, Fr. localisatie der hersenfuncties, welke ons pas sedert twee menschenleeflijden bekend; is. De papyrus is stellig het belangrijk ste geneeskundige document, dat wij uit' het Oosten bezitten. ALLERLEI. Kennis der geneeskunde bij de oude Egyptenaren. De Egyptoloog Breads ted heeft op de achterzijde van den beroemden Edwin Smith-papyrus over geneeskunde, welke van 1610 v. Chr. dagteekent en aan het Historisch Genootschap te New-York be hoort, een hoofdstuk aangetroffen met het opschrift: „Hoe men een ouden man in een twintigjarig man kan veranderen?" De vertaling is nog niet gereed wegens de moeilijkheid met verschillende techni sche termen, maar in elk geval blijkt, dat het hoofdstuk het werk van een kwak zalver is. Daarentegen geeft het voornaam ste stuk van de '15 voet lange papyrusrol, dat met een andqye hand is geschreven, blijk van een verbazingwekkende kennis van allerlei geneeskundige beginselen en van een werkelijk welen schappelijke methode bij de beoefening der geneeskun de. Daarin komt geen toovenarij of kwak zalverij voor, maar de auteur weet b.v., dat verlamming van één kant van bel lichaam een hersenaandoening aan den anderen kant veroorzaakt wordt en dat de controle over verschillende liohaams- deelen gelocaliseerd is in verschillende gedeelten van do hersenen. Het oude Egypte kende dus, terwijl Europa nog barbaarsche -kennis bezat, de Jaarlijks 3.7 verkoudheden per persoon. Een Health News, uitgegeven door da United States Public Health Service, deelt mede, dat op het oogenblik een „nation wide" onderzoek naar het voorkomen yau influenza en gewone verkoudheid gedaan wordt. Het voorloopige rapport toont aan/ dat onder een groote groep van menschen slechts lOpCt. geen verkoudheid en OOpCK een of meer dergelijke aandoeningen bad doorgemaakt gedurende 5 Vi maand. Ho{' aantal voor de groep als een geheel waj voor die periode 1.9 verkoudheden pef per-* soon, of jaarlijks 3.7 verkoudheden pe< persoon. De meest voorkomende vorm van kou* vatten was een aandoening dor adem<^ halingsorganen. De verschijnselen warerj in dezelfde plaatsen veelal dezelfde en hof epidemisch uitbreken van dc aandoening had ook op ongeveer denzelfden tijd vai| het jaar plaats, n.l. in October, waarna d^ epidemie Aveer verminderde om ifl do IaaGj ste helft van December opnieuw aan groeien. Men meent thans, dat er een nau* wer verband bestaat tusschen de gewone verkoudheid en influenza, dan men vro'^ ger aannam. -i Men hoopt, dat het onderzoek meer licht* zal werpen op deze aandoeningen, di<jj jaarlijks zooveel ongemak, economisch ver^ lies en, in het geval van influenza1, zei'*! sterfgevallen veroorzaken en waarvan d«T oorzaak en het voorkomen nog zoo weinig bekend ziju. - V (N. T. v. G.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 11