kalender'dER week~j
Om nu de Amsterdammers toc"h iets van
«Ion kapittelslok to laten proeven,"liet Hop
pan den ballon moerziel allcenig vevlrek-
ipn. Deze te 3 uren opgestegen, daalde te
5?- uren neder in de nabijheid van Lochem
tij Zutphen.
Op die mislukte onderneming werden
dadelijk spotprenten vervaardigd. Twee
daarvan stellen voor: het vullen van een
ballon en het verkoopen van plaatsbrief
jes voor een reisje naar de wolken; men
ziet een bureaulist, versierd met een sta-
tiapruik, staan voor een okshoofd, waar
over een papier hangt met het opschrift:
„Uiterste wille van de Heeren Hppman en
boude Gie".
Gok werd de naam van Hopman her
doopt in Fopman.
Abraham Hopman liet zich echter door
geen mislukkig of bespotting uit de lucht
slaan. Het doel waarnaar hij streefde was
„om zijn Vaderland in de eer der lucht
reizen te doen deelen". Een verheven
doel, voorwaar! waaraan wel eenig taf,
vitriool en zink, mitgaders een standje en
een gebroken corpus mochten worden ge
waagd. En dat doel bereikte Hopman op
Zaterdag, den 29sten Augustus, te Rotter
dam.
„Duizenden menschen, van allerwege
toegevloeid, hier op openbare wegen ver
spreid, ginds op torens of daken geklom
men, waren do opgetogen aanschouwers
van het zonderling verschijnsel. Hoewel
omtrent den goeden uitslag zijner onder
neming genen twijfel voedende, met aan
doening echter, nam de Heer Hopman af
scheid van zijne Echtgenoote en Kinderen.
De christen-Leeraar, P. Weiland, op de
plaats tegenwoordig, wenschte, met eenige
dichtregelen, den Reiziger vaarwel. Lang
zaam en statelijk was de opvaart. Beleefd
groette de Luchtreiziger de omringende
aanscliouwers, wien hij, lot zekere hoogte
geklommen, eenige dichtregels, vooraf ge-
druka, toewierp". 1
Alzoo had de Maasstad op bovengemel-
den dag, 's namiddags te 4 uren de eer,
uil haar midden den eersten landgenoot
naar de wolken te zien sturen.
Ha een tocht van bijna 50 minuten daal
de de ballon dicht bij Schiedam op aarde
neder. Ongeiukkig raakte het schuitje aan
den kant van een sloot, kantelde Avaar-
sehijulijk, zoodat do held in de sloot tui-
ïiielde. Terwijl hij in 't Avater lag le spar
telen, verkoos de ballon nog een reisje
naar eigen verkiezing te maken en ver
volgde, weder gerezen zijnde, nog een tijd
.zijn weg, tot hij uitgeput en vermoeid ten
half 6 op do buitenplaats „Bakkersbagen"
onder Wassenaar zich in "een bosch ter
ruste legde.
Omtrent 8 uren 's avonds kwam Abra
ham Hopman te Rotterdam terug rnot den
titel van „eerste Bataafsche Lugtrciziger".
In oözen tijd van vliegmachines en
luchtschepen is het vermakelijk, zooveel
drukte te aanschomven om een simpelen
tocht met een ballon, Avaarvoor Ave tegen
woordig den neus optrekken. Laten we
echter eerlijk erkennen, dat er toch eerst
pioniers mooton Avezen als deze onver
schrokken Hopman, wil de wetenschap
verdere vorderingen kunnen maken. Hij
verdiende daarom wel, nog even in het
zonnetje gezet te worden,
AJO.
De meeste kamerplanten zijn er na een
verblijf van eenige maanden in stoffige,
droge of tochtige kamers niet beter op ge
worden.
Ook de grond in de pot is er door 't ge
regelde gieten, 't zij dan juist genoeg of
te veel of te weinig niét op vooruit gegaan. -
Om ze eens algéheele opfrissching te ge
ven en om te zorgen, dat de grond weer
g-moeg voedsel bevat en ook omdat de
'oiule grond in een verkeerden scheikundi
gen en natuurkundigen toestand verkeert;
gaan we ze verpotten. Zoo noodig geven
.we meteen een ietwat grootere pot. Dit is
echter niet zoo dikwijls noodig als ge
dacht wordt; een te groote pot is zeer na-
'deelig voor de planten. Dit lijkt zeer on
natuurlijk, maar toch is liet zoo; een pot
plant is immers een betrekkelijk onnatuur
lijk ding, dus kunnen we niet gaan ver
gelijken met planten in den vollen grond.
De planten, die we in de kamer hebben
voirr de bloemen zooals: clivia's, cactussen,
.waferfuchsia's CSultani Impatiens e.a.),
azalea's enz. mag men pas verpotten, na
dat ze eventueel gebloeid hebben en de
Merbladplanlen: palmen, kamerdennetjes,
asparagus, aspidistra's, varens, siervijgen
'(Ficus elastica) enz. kan men nu al Ave!
verpotten: trouwens, ook vele bloeiende
kamerplanten Zijn al uitgebloeid. Over het
algemeen kan men wel zeggen, dat die
planten, die groote afmetingen kunnen
.aannemen zooals: palmen, clivia's, Ficus
Jsn aspidistra's tamelijke zwaren grond
verlangen en dat ze flink vast opgepot be
lmoren te wórden. Zware grond kan men
vorkrijgen, door evenveel bladgrond
Oude koemest klpigraszodenaarde en
zand (scherp) dooreen te mengen.
De kleinere planten en over bet alge-
mrm planten die niet zoo houtachtig
worden zooals varens, asparagus, water-
fuchsia en ook gewone fuchsia's en gera
niums vereischen een lichteren grond en
moeten wat losser opgepot worden.
Lichtere grond verkrijgt men door het-
z<lfde grondmengsel te maken als boven
genoemd, maar dan de kleigraszodenaarde
Wtfr te laten. De cactussen verkiezen een
m<*r kalklioudende en puinachtigen grond,
bezc kan men maken, door wat kalkpuin
of füngeklopte bloempotscherven door den
grond te piengen; ze worden ook tamelijk
Vast opgepot.
f Heeft men den grond klaar, dan kan
tot. bet oppotten (verpotten) worden over
gegaan.
Op den bodem der pot legt men over het
gaatje, dat zich onderin bevindt, eenige
potscherven," vooral bij cactussen tamelijk
veel, en daarop korat een dun laagje .nieu
we aarde; hierop komt do plant, die eerst
ontdaan is van oude, doode wortels en
waaruit men zooveel mogelijk de oude
grond geschud heeft. Staat de plant op bet
dunne laagje nieuwe grond en heeft men
geconstateerd, dat ze juist diep genoeg
staat, dan vult men, met klehie beetjes
gelijk, verder aan met nieuwen grond, die
goed tusschen de wortels geschud moet
worden. Is de pot vol met grond, dan
drukt men langs den kant van de pot den
grond stevig aan met de duimen en als
het groote sterke, harde planten zijn mag
men ook wel een stomp stokje gebruiken.
Men mag nooit den grond in bet midden
van, de pot, bij do plant dus, aandrukken,
alleen aan den kant van de pol Na het
verpotten kan men een klein beetje gieten
ora te zorgen, dat alle openingen tusschen
de wortels gevuld worden en vervolgens
lean men de planten zoo mogelijk eenigen
tijd wat Avarmer zetten om zo opniemv aan
den groei te krijgen.
't (Spreekt vanzelf dat de verschillende
manieren van oppotten, voor de verschil
lende planten, iets fijnere verschillen ver-
toonen dan hier is aangegeven, maar een
liefhebber die ze behandelt als hier aan
gegeven zal ongetwijfeld succes hebben.
V. H.
Vragen op 't gebied van land en tuin
bouw aan de Redactie van de „Leidsche
Courant."
BIJ ONS OP HET OOÜP.
In De Beer (Weekblad van den Bel-
gischem Boerenbond) .schrijft Th. van Ti
chelen onderstaande eenvoudige, doch'
mooie Vlaamsehe schets:
't Was midden in de week. En in de
vroegte zat de kerk vol. Wel zóó v 1 niet
als 's Zondags, maar tociiVet vrouw
volk, en ook veel manslie. Voorafje, vlak
tegen het koor, de kinderen, met een Zus
ter bij de meisjes, en den Meester bij de
jongeetjes.
Als bet klepte, een kwartier vóór de Mis,
Avas de Pastoor do sacristi j uitgekomen,
met zes mi sdi en derken s voorop. De groote
bel klonk, en de menschen gingen tus
schen de stoelen uit, op rijen naar de Com
muniebank. Als het sloeg op den toren, Avas
de 'onder-pastoor gekomen en had de Com
munie voort'uitgereikt, terwijl de pastoor
de Mis begon, en daarboven op de hoog
zaal het orgel dreunde, en zware mans
stemmen zongen.
Onder de Consecratie, als de Priester
ginder bij 't altaar het Lichaam en Bloed
des Heeren omhoog hield en aan God aan
bood, rinkelde de bel op het koor, en Mepte
het af op den toren.
In de kerk bogen de menschen heel diep.
Builen de kerk, op de hoeven en in de
huizen, 'hielden de menschen stil, en bo
gen het hoofd. Op de velden lieten de
werklie hun schop steken, hielden de boe
ren bun paarden staan, namen hun muts
af, bogen bet hoofd, maakten een kruis en
werkten dan voort.
In de kerk en buiten de kerk deed ieder
een met de Mis mee.
„Daar is vader!"
De deur was open en dan met 'non sloot
terug toe gevlogen, de rook was uit de
sloof geslagen; en vader stond daar, met
zijn oliejekker aan die blonk van 't nat,
en zijn dikke muts op die afdrupte.
't Grootste jongetje pakte den stoofkaak,
Ariel op zijn ééh knie voor de kast, scharde
vaders blokken er onder uit, vloog er mee
naar hem toe, en sprong 'n stoel omver,
't Lachte allemaal.
De oudste dochter schonk een kan war
men koffie in, en hield die dampend en
geurend voor hem.
Moeder haalde het jongste kind uit de
wieg: en de kleine kraaide, dat het dn zijn
keeltje bleef steken, en pakte met twee
handjes naar vaders knevel.
't Ander jongetje was van zijnen stoel
afgewipt, en hing tegen vader's been, en
stak een boeksken. omhoog met ventjes in,
en wilde met geweld vertellen van Joseph
in Egypte, en van zijn les die hij kon.
En Grootvader en Grootmoeder stonden
elk naast éénen kant van de stoofbtris en
knikten en lachten naar eikendeen en dan
naar elkander. En Grootmoeder schoof ha
ren bril nog.verder op 't treken van baren
neus, want ze werd gewaar, dat een traan
uit haar oog liep en lachte toch: „Schoon
hé, als ge zooveel van mekaar houdt!"
I
In den zoelen avond, als de nachtegaal
aan 't zingen was daarachter in 't bosch,
zaten ze buiten, voor do deur te praten.
Met de mannen uit de buurt bij: Marten,
de smid, en Stan, de kleermaker, en Fclix,
uit „de Zwaantjes".„De Groolen Raad"
héelte de menschen dat. En stillekens ging
do rook uil de pijpen omhoog en bleef tus
schen de blaren van den lindeboom han
gen
Ze zAvegen 'nu, peinsden na, en keken
dan weer naar Grootvader.
„Dat was den allerleste keer, dat zóó'n
dingen ju 't land gebeurd is", vertelde hij
voort. ,'t Was eigenlijk een vreemde man,
die hier verzeild was, niemand wist waar
vandaan In de stad was hij voorbij nen
winkel gekomen, dio openstond, had daar
een rol kleergood gepakt en was er mee
op den loop gegaan Maar 's anderen
daags reeds werd hij gehaald dóór de gen
darmen, ge weet wel, zoo'n mannen met
losse koorden op hun lijf, die ge al op
oude prenten zien staan hebt..."
Ze knikten.
„Een Aveek lang stonden al de gazellen
er vol van. met vette letters Dat iemand
gestolen had, en dat zóó iels in jaren niet
meer voorgevallen was, in heel 't land
Maar dat is de leste keer geweest, sinds
dien is er nooit meer gestolen of bedrogen
geworden, of iets van dien aard
- „E» wat hebben ze dan met de rech
ters gedaan'?" vroeg Marten., de smid. „Ze
konden die menschen toch reef zonder
broodwinning op straat zetten?"
„Aan die hebben zo dan een schoon
pensioen gegeven, en die zijn kiekens gaan
kweeken of fruitboomen geplant, of iets
anders. En flater zijn er geen meer be
noemd, 't was toch niet noodig..."
„Waren er dan veel rechters in den
ouden tijd?" wilde Stan, de kleermaker
weten.
,,'t Schijnt wel van ja, maar dat heb
ik zelf niet meer gez'en. 'k Weet dat van
onzen vader zaliger, die het nog beleefd
had. Want toen waren de menschen nog
allemaal geen Christenen. Veel waren wel
gedoopt en opgeschreven in 't doopboek,
maar deden niet wat ze moesten
Van 's-morgens vroeg waaide de vlag op
den toren, luidden de klokken, zongen de
menschen, zouden hoornen en huizen ge
danst hebben En de kinderen liepen de
straat op, pakten elkaar vast en gierden:
,,'t Is kerm:s! 't Is kermis!"
Na de Hoogm's was de processie door
bet dorp gegaan, en hingen gevels en ra
men vol bloemen en kransen.
's Noenens was hel stil geworden op de
straat; doch als er ergens een venster
opengezet werd, klonk het gelach en gesna
ter er u:tEn onder 't Lof zat de kerk
vol als een ei; maar veel menschen bloos
den fel, en kregen het benauwd van den
wierookgeur.
Als 't Lof uit was, kuierden ze de straat
over, lachten en knikt n tegen iedereen,
zaten voor de herbergen rond tafelfjes en
dronken schuimende pinten bier.
Jongens en meisjes, hij hoopen van tien,
twintig bijeen, zongen als kanarievogels,
en trokken allemaal op naar de groote Avei,
achter de kerk.
Daar wemelde het van volk. Vaders en
moeders en gedaagde menschen zaten op 't
gras van de beekkanten, rondom, in 't
lommer van de populieren. Aan den eenen
kant, tusschen de lakken van 't elzenhout
zaten spcfllie te wachten niet hun koperen
speelhr'gen. En als eT nu en dan een voor
de grap toette, zetten al de jongelle hun
been vooruit.
Opeens stonden allen recht en zwegen;
de Pastoor kAvam de Avci op. „Goeien dag
mijn kinderen allemaal" zegde hij vrien
delijk, wenkte met zijn hand dat ze moes
ten neerzitten, ging zelf tusschen een hoop
boeren op den beekkant zitten, en stak dan
zijnen vinger op naar de muzikanten.
En dan schettert en schatert liet muziek
over Avei en velden, springen de jongelie
den vooruit, vatten elkaar bij de hand, en
dansen op rijen over het gras. En de jon
gens heften een bloemtros in 't bovenste
knopsgat zitten, en al de meisjes heur haar
vol bloemen gestoken.
En dat Avas zeer schoon.
Dat is niet waar gebeurd.
Maar zóó zou het kunnen gaan.
A's de menschen allemaal echte chris
tenen waren.
DE SCHAT IN DE SLANGENZUIL
Oosterscb sprookje.
Esri Effendi was alchimist voor hij
messenmaker werd. Hot vermogen, hem
door zijn vader, den tapijthandelaar Yes-
sef nagelaten, had hij spoedig opgemaakt,
terAvijl hij vergcefsche pogingen deed, don
steen der wijzen te zoeken. Zeer armzalig
en treurig zag het er ten laatste i het
kleine bouwvalige houten huisje nii, dat
hem van al zijn vroegere bezittingen nog
was overgebleven. Dit kleine houten huisje
stond in een zeer nauwe, onfrissche straat
niet ver van de groote bazaar in Stamboel
Daar leefde hij alleen zonder dienaar of
slaaf. Meest vormden een paar olijven
van den ouden grooten olijfboom in zijn
kleinen verwaarloosden tuin, met een
stukje brood zijn middag- en avondmaal
Eens verscheen hem in een nachtelijken
droom zijn beschermengel, die hem aan
sprak en zeide:
„Esri, mijn zoon, Allah en onze heilige
profeet zien met medelijden op uw pogen
neer. Wat ge vergeefs van de alchimie
verwacht, zult ge krijgen, als ge een knap
messenmaker Avordt en uw vroegeren
jjdelen en ook zondigen arbeid staakt. Ar
beid zoo lang tot het u gelukt een mes van
ïoo groote hardheid te maken, dat je
daarmee de gevlochten slangenzuil op het
Atmeïdan (groot plein te Conslantinopel)
doorsnijden kunt, dan zult ge een rijk en
geëerd man worden."
„Insjallah (Avat God Avil)," riep Esri
verheugd, toen hij ontwaakte, en door de
wonderbare verschijning gesterkt. stond
hij op van zijn armzalige leger.
Bij 't aanbreken van den dag verliet hij
zijn buisje om in de moskee te gaan,
waar bij een zeer lang en vurig dankge
bed opzei, Toen dronk hij als braaf Turk
een beker van het frisscbe water, dat uit
de fonteinen in het voorhof der moskee
ontsprong, besproeide zijn handen drie
maal met het klare, heldere water en
haastte zich een messenmaker te zoeken,
bij wien hij dadelijk als leerling in dienst
trad.
Esri werkte vlijtig en had het spoedig
zoover gebracht, dat bij 't handwerk
alleen uitvoeren kon. Hij richtte én kleine
werkplaats op in zijn oud huisje, waar hij
van het aanbreken van den dag tot het
dalen van den avond onvermoeid werkte.
Eindelijk gelukte het hem staal te
smeden, dat zoo hard was, dat hij met het
daaruit vervaardigde mes een stuk metaal
doorsnijden kon.
De gevlochten slagenzuil een van de
drie gedenkteekenen uit de Byzantijnsche
oudheid staat op het drukste en groot
ste plein van Stamboel. Om alzoo onge
stoord 'de zuil te kunnen doorsnijden,
moest hij het vroege morgenuur kiezen. Op
het plein gekomen, liep hij haastig naai
de zuil en bij de eerste snede viel een stuk
van een vuist groot op het metalen lijf van
een der drie slangen, die de zuil ver
sierden.
Het mes gleed zoo makkelijk door het
metaal, als ware het zacht hout.
Vol blijde hoop de metalen zuil tot het
midden door te kunnen snijden, daar hij
meende, dat de beloofde rijkdom midden
in de kuil te vinden zou ziin, wou hij ver
der snijden toen een Janilsjaar op hem
toetrad en zeide:
„Selam aleïkocn, Effendi (vrede zij met
u, o heer)!"
„We aleïoem Selam (vrede zij ook u),"
zei .Esri spijtig over de ongewenschte
stoornis.
Wallah, (bij den profeet) ge schijnt
daar een voortreffelijk werktuig t8 heb
ben. Wat vraagt ge daarvoor, Isjanoem
(bij mijn ziel)."
„Koezoem (nfijn lam) den steen der
wijzen", en keerde 'den nieuwsgierigen sol
daat den rug toe.
„Dsjanoem, het doet mij leed, u te moe
ten zeggen verkoop me uw mes, anders
voer ik u voor de commandanten. Weet ge
soms niet, dat het beschadigen van het
openbare gedenkteeken streng door onzen
verhoren Padisjah Allah behoede hem
verboden is?" zei de Janitsjaar en liep
op den- beschadiger van de slangenzuil toe.
Esri nu wist zeer goed, dat met een
Janitsjaar niet le spotten viel.
„Masiallah," zei bij, „ik geef echter het
mes niet onder de tweehonderd piaster in
goud af, ik heb er lang genoeg aan ge
werkt en ben een arme stakker."
„Tweehonderd piaster in goud is een
groote som.v doch daar mijn Tsjorbadsji
(overste) toevallig zoo'n mes wil hebben,
dat metaal als hout snijdt, zal ik u het
geld geven. Bier is hetl"
De Janitsjaar maakte zijn lederen geld
buidel open en. reikte den verbaasden mes-
sensmid Averkelijk de verlangde som.
Esri mompelde vergenoegd voor zich
heen: „tweehonderd piaster, Wallah, die
maji moet wel zoo dom zijn als een ezel."
Ik heb thuis nog Avei staal voor vijftig
goede messen, maar geen para op zak. Ik
kan wel spoedig een ander maken om mijn
doel te bereiken."
Met veel dankbetuigingen en beleefd
heidsbetuigingen reikte bij den soldaat het
mes over en Avees hem het kleine houten
huisje, wanneer nog andere soldaten mes
sen koopen wilden.
Spoedig daarop bracht de Janitsjaar
zijn- meester het zoo duur gekochte mes.
„Tsorbadsji Effendi, hier breng ik u een
mes dat metaal als hout doorsnijdt. Ik
heb het zoo juist van een messenmaker ge
kocht! Het kost vierhonderd piaster in
goud, geen para minder, maar ge zult
tevreden zijn, Tsjorbadsji Effendi."
De commandant nam het kostbare mes.
„Vierhonderd piaster voor een mes! Dat is
veel. Als gij mij bedriegt," zei hij mompe
lend, „laat ik je achthonderd stukjes uit
•je lichaam snijden."
Toen echter de soldaat verhaald had,
hoe hij aan het mes gekomen was en de
commandant het op een dik stuk metaal
beproefde, dat hij er mee doormidden
6need, bekwam de soldaat nog een flinke
fooi op den koop toe.
De geschiedenis van den kundigen
messenmaker, die met een eenvoudig mes
een gat van een vuist groot in do slangen
zuil op het Atmeïdan gesneden had, werd
spoedig onder de overige officieren en sol
daten van het/ regiment bekend, ieder wou
zoo'n mes hebben en bet wemelde van
koopers in het kleine houten huisje. Dank
de oneerlijkheid van den eersten kooper
bood en betaalde men vierhonderd piaster
in goud voor ieder mes.
Nauwelijks had E3ri een mes klaar, of
het werd hem afgekocht. Daar Esri echter
een man van groote godsvrucht was, ver
haalde hij aan een ouden eerbiedAvaar-
digen Sjeik de geheele geschiedenis van
de verschijning van don beschermengel,
van de Slangenzuil en van zijn verworven
rijkdom. Hij verzocht ook den invloed
rijken priester voor hem het verlof te ver
krijgen, den grooten schat uit het inwen
dige van de slangenzuil te mogen halen.
De oude witbaard krabde achter het ooi-
hief den blik ten hemel en zei met lang
zame stem:
„Mijn zoon! luister naar mijn woord!
Het doel dat gij steeds nastreefdet, was
rijkdom! Allah en zijn heilige profeet heb
ben u de deur tot deze rijkdommen wijd
genoeg geopend, want gij zijt reeds met
aardsche goederen rijkelijk gezegend. Al
lah en zijn profeet hebben u de bekwaam
heid verleend, zulke voortreffelijke mes
sen te maken, die zelfs voor de hoog
waardigheidsbekleders des rijks genade
geA'onden hebben! Zeg van nu af aan vaar
wel aan de zondige alchimie en het zoeken
naar verborgen schatten. Niet in de slan
genzuil, maar door je arbeid zult gij rijk
dom en eer genoeg vinden!"
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
mist in deze week iedere H. Mis Gloria en
Credo en Avordt de Prefatie van het
H. Kruis gebeden.
ZONDAG, 29 Maart. Passiezondag. Mis
J u d i c a. 2e gebed voor Kerk of Paus.
Credo. Kleur. Paars.
Vandaag begint de eigenlijke Lijdens-
tijd. Ten teeken van rouw zijn do kruis
beelden en do beeldèn van den Zaligmaker
overal in de kerk, en de Heiligenbeelden
op het altaar, bedekt met een paarse doek.
Christus, ter dood veroordeeld, -waagt
aan God zijn zaak te bepleiten en de waar
heid zijner onschuld te laten uitstralen.
(Introitus). Hoewel onschuldig, moet Hij
toch lijden; 't is de wil des Vaders, dat
Hij als Middelaar v. h. Nieuw-Verbond,
als Hoogepriestor, Zijn eigen Goddelijk
Bloed aanbiedt tot zuivering en verlossing
der Menschheid. (Epistel). Mensch, gelijk
wij, huivert Christus voor het lijden: God
moge Hem daarom verlossen van Zijne
vijanden. Maar toch: de wil des Vaders
geschiede. Heer, leer Mij Uwen wil vol
brengen. (Graduale en Tractus). In het
Evangelie doet Christus zich duidelijk
kennen als de Zoon van God en laat daar-»
door nog meer uitkomen de waarde Zijner
smarten. Hoe billijk is het toch, dat wij
God voor de levendbrengende weldaad der
Verlossing, voor het gedachtenisteeken van
Christus' lijden, het H. Altaarsacrament,
loven uit geheel ons hart en Zijne heilige
geboden onderhouden. (Offertorium en
Communio).
N.B. Wanneer de Mis van den dag ge-*
lezen wordt, blijft de Psalm „Judica'Y
die anders aan den voet van het altaar'
gebeden wordt, weg en ook het Gloria
Patri in den Introitus en achter de „La-
vabo" (de Psalm die gebeden wordt bij.'
het wasschen der handen).
MAANDAG, 30 Maart. Mis v. d. dag.
Miserere, 2e gebed als gisteren. Kleur:
Paars.
DINSDAG, 31 Maart. Mis v. d. dag. Ex-
speeta, verder als gisteren.
WOENSDAG 1 April. Mis v. d. dag. Li
berator, verder als gisteren.
DONDERDAG 2 April Mis v. d. H
Franciscus van Paula, Belijder. Justius
ut palma. Gloria. 2e gebed en laatste Ev.
v. d. dag. Kleur: W i t.
Ook mag gelezen worden do Mis v. <f.
dag. Omnia. 2e gebed voor Kerk of Pausr
Bijzonder toonbeeld van ootmoed en
boetvaardigheid was de H. Franciscus van
Paula. Hij is de stichter van COrde der
Minsten, zoo geheeten, omdat vooral de
nederigheid er moest beoefend worden.
VRIJDAG 3 April. Feestdag van cfe ze
ven Smarten van Maria. Mis: Stabante.
Gloria, 2e gebed en laatste Ev. v. d. dag.
Credo. Prefatie v. d. Allerh. Maagd (in
vullen: En U om de doorboring). Kleur:
Wit.
Ook is geoorloofd de H. Mis v. d. dag.
Miserere, 2e gebed en laatste Ev. v. d.
Zeven Smarten. Kleur: Paars.
Zij stond, de heilige Maria, Koningin
des Hemels en Heerscheres dor aarde,
naast het Kruis van onzen Heer Jezus
Christus, vol droefheid.
Wie is de mensch, die niet Avcont, als hij
Christus' Moeder ziet in zulk een folte
ring? Voor de zonden van do Zijnen, zag
zij Jezus zoo in pijnen. totdat Hij zijn
Geest hergaf. Geef, O Moeder, vol van
liefde, dat ik voele wat U griefde, dat ik
met U medeklaagl
Ook mag gelezen, worden één votief mis
v. h. H. Hart. Miserebitur, Gloria, 2e ge
bed en laatste Ev. v. d. dag. Kleur: W i f.
ZATERDAG 4 April. Mis ar. d. H. ïsi-
dorus, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar.
In medio. Gloria, 2e gebed v. d. dag, 3c
voor den Paus. Credo. Kleur: W i t.
Ook mag gelezen worden de H. Mis v. d.
dag. Miserere. 2e gebed v. d. H. Isidorus,
8e voor den Paus. Kleur: Paars.
De H. Bisschop van Sevilla, Isidorus,
is een der meest bekende Sjjaan.sclie
strijders geweest tegen de koltêrlj van
Arius. GtooI zijn ook Zijne verdiensten
voor de Kerkelijke tucht.
Lisse. ALB. M. KOK, Fr.
localisatie der hersenfuncties, welke ons
pas sedert twee menschenleeflijden bekend;
is. De papyrus is stellig het belangrijk
ste geneeskundige document, dat wij uit'
het Oosten bezitten.
ALLERLEI.
Kennis der geneeskunde bij de oude
Egyptenaren.
De Egyptoloog Breads ted heeft op de
achterzijde van den beroemden Edwin
Smith-papyrus over geneeskunde, welke
van 1610 v. Chr. dagteekent en aan het
Historisch Genootschap te New-York be
hoort, een hoofdstuk aangetroffen met het
opschrift: „Hoe men een ouden man in
een twintigjarig man kan veranderen?"
De vertaling is nog niet gereed wegens
de moeilijkheid met verschillende techni
sche termen, maar in elk geval blijkt, dat
het hoofdstuk het werk van een kwak
zalver is. Daarentegen geeft het voornaam
ste stuk van de '15 voet lange papyrusrol,
dat met een andqye hand is geschreven,
blijk van een verbazingwekkende kennis
van allerlei geneeskundige beginselen en
van een werkelijk welen schappelijke
methode bij de beoefening der geneeskun
de. Daarin komt geen toovenarij of kwak
zalverij voor, maar de auteur weet b.v.,
dat verlamming van één kant van bel
lichaam een hersenaandoening aan den
anderen kant veroorzaakt wordt en dat
de controle over verschillende liohaams-
deelen gelocaliseerd is in verschillende
gedeelten van do hersenen.
Het oude Egypte kende dus, terwijl
Europa nog barbaarsche -kennis bezat, de
Jaarlijks 3.7 verkoudheden per persoon.
Een Health News, uitgegeven door da
United States Public Health Service, deelt
mede, dat op het oogenblik een „nation
wide" onderzoek naar het voorkomen yau
influenza en gewone verkoudheid gedaan
wordt. Het voorloopige rapport toont aan/
dat onder een groote groep van menschen
slechts lOpCt. geen verkoudheid en OOpCK
een of meer dergelijke aandoeningen bad
doorgemaakt gedurende 5 Vi maand. Ho{'
aantal voor de groep als een geheel waj
voor die periode 1.9 verkoudheden pef per-*
soon, of jaarlijks 3.7 verkoudheden pe<
persoon.
De meest voorkomende vorm van kou*
vatten was een aandoening dor adem<^
halingsorganen. De verschijnselen warerj
in dezelfde plaatsen veelal dezelfde en hof
epidemisch uitbreken van dc aandoening
had ook op ongeveer denzelfden tijd vai|
het jaar plaats, n.l. in October, waarna d^
epidemie Aveer verminderde om ifl do IaaGj
ste helft van December opnieuw aan
groeien. Men meent thans, dat er een nau*
wer verband bestaat tusschen de gewone
verkoudheid en influenza, dan men vro'^
ger aannam. -i
Men hoopt, dat het onderzoek meer licht*
zal werpen op deze aandoeningen, di<jj
jaarlijks zooveel ongemak, economisch ver^
lies en, in het geval van influenza1, zei'*!
sterfgevallen veroorzaken en waarvan d«T
oorzaak en het voorkomen nog zoo weinig
bekend ziju.
- V (N. T. v. G.)