rani" erde BJad N E. jterdag 2i Maart 1925 INTERMEZZO. trrrrrr Hallo". kapelaan, daar is die meneer •weer." \?elke meneer?" Ja, u weet wel." tja, dan weet je het natuurlijk, [g 't Frans?" Ja, meneer." Jaat maar hoven komen; hij kent den iwel." komt natuurlijk vragen over den iossor. zat nog niet goed, of daar was mijn vriend al. Na de gewone begroeting i we weer prettig te babbelen, eerst niemendalletjes en nieuwtjes, totdat gesprek kwam over de Vasteu. Ligt nog al voor de band in dezen lijd Let jaai\ Te meer, daar Frans voor bet als 21-jarige ook de Vastenwet moet iliooden. Maar, aangezien bij goed ge- is, kan bij er best tegen, j krijgt anders braaf honger, zoo 3 een uur of één!" ft ja, als T anders niet is; als jo maar hoofdpijn krijgt, en je gewone dage- (ao werk kunt doen, is dat honger een heelc mooie versterving, cïie, 'dig aanvaard, niet van verdiensten tot is." [aar kapelaan, iemand nu, die boven I jaar is, en die niet er tegen kan om rgens zoo goed als niets te eten, wat die nu aan de Vasten?" „En dan toch [ijk is do Vasten tegenwoordig niets Miju vader vertelde dat bet vroeger strenger was. Dan mocht je maar een I dagen in de week vleesch eten, en Hoede-u Vrijdag was T beelemaal een onthouding, als je geen eieren en 01 melk mocht gebruiken." 1 ra jij denken, Frans, dat de Vasten 1 ast bestaat in die onthouding vau L en in liet niet eten?" i, natuurlijk, waar anders in?" Spreekt van zelf, dat in dc-zen tijd ïli onthouden van een en ander op 't van eten erg op den voorgrond maar toch eigenlijk is dat niet do Ifjaak van de Vasten." zegt u, duar?" en toch is liet zoo. Lees je de Sint of hebben ze die thuis?" en, kapelaan .Ja jammer: daar lieefl een artikel in lddat heel duidelijk maakt, wat ik de Vasten is. Wacht'even, ik zal 'en,Hier is 't al." lees daar: En laten wij dan maar zetten, dat dit karakter niet allor- gelegen is in het Vasten. Het is ft dijk, dat deze uitwendige boetvaar- I het gemakkelijkst aanspreekt, en j| i bet eerst in een gangbaro volks- ing tot uitdrukking komt; maar dit niet weg dat zij slechts een b ij lt i g middel ter heiliging is in lijd, die van de oudste Christentijden oeid is als oen Voorbereiding aschen.' der lees ik dit: Dat Pascben nu FEUILLETON. was zij bij bet huis. Zij klom met schreden de hooge trap naar bare op. Ook 't portaal was verlicht, werd dat nooit gedaan. Ze moes- zooiets zooveel 't kon bezuinigen. die juist in de verlichte hal was tr aankomen, en deed baar open. gen en hoele gezicht teekenden een Opwinding. Brülovv nam Annie mee naar •in zijkamertje, 't studeervertrek jongens, wat ze „hondenhok" Een sterke tabaksrook hing er sr bromde: „Hé, die jongens ook!" hij 'n raam wat openschoof 1 wat zei de dokter?" - i vader, 't was niets, ik moest op- Hij dacht dat 't niet erger zou '[Uls ik met...; als ik mij in acht fÜg!" ter, luister eens?" Haar beide ar- l zij om zijn hals en fluisterde; u, Frits Jansen wachtte mij op en bracht mij een eind weg, vroeg mij om met hem te Ni tt, hij i! Zeg vader, 't is toch goed hè? unen nog wel wat wachten, maar zoo blij, dat ik 't u dadelijk ver- 3n Wilde". kind, jij ook al? Dat gaat niet. B juist verloofd met baron Heer- ja, waar zal ik 't geld vandaan En dan de jongens, die studies. ^'ïhtte je op om 't je te vertellen, io, zo hebben mij ermee overrom- m'n toestemming afgedwongen. :ijs hoe 't is, nu moeten we doorzetten het geld aangaat... bj papa", riep een heldero slem eetkamer, „kom toch, wc wachten lang" Jtone ging haar vader na. Toen zij ca| iwam zaten allen al aan tafel, al- o?j plaats was nog vrij. boog zich naar haar zuster cn hto beving in haar stem zei zé: goede, Marian Brii'ow vroeg Duisterend: r ïcf je 200 lang?" pfesl lang wachten, mccdcrl' werd van ouds voorbereid 'door oen Heili gen lijd van 40 dagen, die niet allen Vastendagen waren, evenmin als nu. Men zonderde aanvankelijk zelfs meer dagen dan alleen de Zondagen van het Vasten uit. Die veertig dagen bedoelden te zijn een tijd van geestelijke ver nieuwing; en dat karakter is het hoofdkarakter. Voor die geestelijke ver nieuwing was het eerste middel de overweging .en viering der groote lessen van Ghristus' openbaar leven en predi king." „Ik lees verder: Gedachtig aan het Avoord van Christus, dat het booze uit onze li ar ten alleen wordt uitgedreven door bid den en vasten, voegden zich van de eerste lijden af bepaalde vasten- p r a k t ij k e n hij het gebed-der litur gische viering. Zoo is- dus vasten het tweede middel ter geestelijko ver nieuwing." „Kijk, Frans, nu kan'de kerk natuurlijk, overeenkomstig omstandigheden en nood zakelijkheid die rasten-praktijk regelen on veranderen; maar danverandert zij niets aan het hoofdkarakter van dezen tijd; dat bIijf t de inner 1 ij ke Ver nieuwing; gebed en vasten zijn daartoe de m i d*d .e 1 e n." ..Heeft de Vasten^ zoo niet een beetje ander idee hij je gekregen, Frans, dan alleen maar het hebben van een leege maag?" ..Ja, zeker. Nu begrijp ik ook. dat dan de Zondag eigenlijk ook heel goed bij de Vasten hoort, en dat men dus iu de Vasten meer dan anders moet bidden. Zoo ver klaart zich ook de aloude gewoonte der katholieken om in de Vastentijd zich terug te houden van uitgaanderijtjes."- .Keurig, jongen, dat spreekt van zelf. Ik hen blij, dat je. het zegt. Zeker, een degelijk Roomsch mcnsch, die nog een klein beetje in den geest der kerk leeft in dezen lijd, zal er zich dan ook avel Aroor wachten om bijv. een Schouwburg of concertzaal te be zoeken, al wa? het alleen al. maar om geen aanstoot te geven aan zijn mede-goloofs- genooten." „Maar ik weet toch. kapelaan, dat er zijn, die zich daar heelemaal niet aan storen." "'Ia.\ Frans, 't is mogelijk; 't is heel moeilijk om iemand zoo maar te veroor- deeleu, hè; maar va?t slaat, dat het strijdig is met den geest van de kerk, om in dezen tijd. Ava! we noemen: uit te gaan." „Ja, dat snap ik wel* want dan komt er ,van een innerlijke vernieuweriiig natuur lik niet veel terecht; dan moet men zich meer terugtrokken van de wereld." „Jij bent tocli een logische kop, Frans; jc conclusies zijn schitterend." Fraós .glunderde van genoegen over dat pluimpje en raakte echt op zijn gemak. „En dansen,kapelaan? Mag dat. dan?" „Mogen, mogen! trek nu zelf je con clusie consequent door. Is dansen een wereldsch vermaak of niet? Is gaan dan sen een gelegenheid tot innerlijke vernieu- Aving van don gegst of niet? Past het bij de stemming, die do Kerk wekt door het over wegen van Christus' leven en door de devotie tot liet Lijden Van Jes'üs?" „Ach, kapelaan, ik voel, dat het fegen- flLcuicter ATocku ÏTcc, aal IS IllCl GC1U Roomsch." „Maar Frans, zijn er dan zooveel men- schen, die dat in dezen tijd doen?" „Ja, hoor; ik kan ze U best opnoemen." Ik had al spijt van mijn vraag. „Ach, jongen, doe dat maar niet; ik hen er heel niet nieuwsgierig naar. Er zullen altijd wel mcnschen blijven, die toch doen alsof ze met de gewoonten der kerk en met de verlangens der geestelijkheid en met het goede voorbeeld geen rekening Avillen houden. Men kan dat bedroevend vinden; het is een geluk, dat het door de meerderheid Avordt afgekeurd, en liet is „Dus gisteravond is 't gebeurd", zei tante Mies tot ïpevrouw Briiiow. nu, van harte geluk ermee en spoedig een ver volg". „Een vervólg?" „Wel, natuurlijk, Marianne komt ook aan de beurt en van do eene bruiloft.... „Marianne kan niet trouwen", sprak mevrouw Brülow kort en tante Mies keek verwonderd op. 'Tante Mies Avas 'n ongetrouwde tante. Ze Avas lang en inager met een goedig ge zicht Steeds had ze 'n handwerkje bij zich en geen ooecnblik liet zij A-erlóren gaan. Zij Avas altijd vroolijk en bereid iedereen te helpen cn voor eidereen te zor gen. Bij haar broer Avas ze dan ook een wellcome hulp, want (ante Mies Avas zoo verstandig nooit in het salon te komen en Avanneer er bezoek kwam, bleef ze altijd in 't naaikamertje boven. „Kan Marianno niet tromven? En waarom niet?" vroeg zij. „Wel omdat ik haar noodig heb, als Bella weg is! en dan haar oogen".... „Nu, haar oogen zullen wel beter wor den, Avanneer ze niet zooveel schildert! Ik begrijp niet, A\-aarom gij 't kind dat toe staat". MeA'rouw Briiiow deed alsof zij de be merking niet boorde; och, nu ja, Mies was hu eenmaal lomp en rechtuit, dat moest men döor de vingers zien. „Ja, wij houden veel Aran Marianne, maar kunnen niet van haar scheiden. Zij is zoo lief en daarbij te vroom." „Dat is geen rechte liefde. Je ont neemt haar haar jeugd, later zal zij dat eerst voelen". „Hoe leun jij dat nu bcoordeelen? Mies, wees niet onredelijk!" Tante Mies kleurde, terwijl ze zei: „Juist, ik kan dat beoordeeien. Ik Aveet wat men ontbeert als men alles voor an deren moet opofferen, en als last be schouwd Avordt, en dat wil ik Marian sparen. Vroom is ze, 't is haar kracht om al die zware offers met liefde (e dra gen!" „Nu, nu, Avij zijn er niet tegen als Ma rianne zou-trouwen, als zij maar een rij ken man vindt...." „Een rijken man! Ja, die vindt men overal tegenwoordig. En dan Marianne! Mooi is ze niet en al is zij lief en aardig, ze weet zich niet schitterend \-cor te doen! En toch 'n rijke man A-ixrlen! Bella heeft voor de goeden een aansporing te meer, zich mét dezulken zoo weinig mogelijk in te laten. Ze luisteren immers toch niet." „Maar is daar dan niets aan te doen, kapelaan?" „Kijk eens, Frans, dat is een zaak, in den regel a-an de ouders; als zij een goeden roomschen geest kweeken willen in hun huisgezin, dan nemen ze den Vastentijd op in den geest der kerk; kAveekcn ze dien geest niet, dan kan daar niemand wat aan veranderen. Alleen kan de kerk A'ermanen, en dat doet zo elk jaar Aveer, vooral door de Vastenbrieven der bisschoppen. Even min als je de kerk aansprakelijk kunt stel len voor het feit, dat er altijd nog men- schen zijn, die zondigen, OA'enmin kun je het de kerk verwijlen, dat er geloovigen zijn, die zich den waren geest der kerk niet eigen hebben gemaakt." „Maar er is ook nog dit: als iedereen, die het goed meent en oen goede opvatting heeft van den Vastentijd, nu maar flink zijn mcening verdedigt en zijn beginsel doorzet, dan wint tenslotte de goede geest het toch, en of dan hier of daar er som migen zijn, dio zich niet aanpassen en den geest Aan Christus' kerk niet beleven, dan Averkt dat anders uit, dan dat zo \*oor elkeen zich openbaren als niet 18 karaats (Roomsch, al doen ze somtijds nog zoo vroom, en komen ze A'oor mijn part eiken dag in de H. Mis - „Maar bedenk ook dit, Frans, niet alle menschen bedoelen liet zoo kAvaad; of schoon Avaar blijft, dat ze de feiten tegen zich hebben." 't Was al pratende laat geworden, en we Avaren heelemaal op een ander terrein, dan waar we anders ons op bcwegpn. 't Is héusch Frans zijn schuld, want lyj fiegon; en de mijne alleen is zoover ik hem liet gaan. „We zullen maar niet meer sprekpn over de komst van den Verlosser, Frans, Avant dan wordt het nacht eer jeShuis bont." 1 „Kapelaan, ik ga .gauw." „Dag jongen, lol Aveerziens." J. C. C. GROOT. Kapelaan. Voor. deze maal plaatsen we een stuk modern Höllandsch. proza van Willem NiouAA-enlmis overgenomen uit „Eon Brok- kenhuis." Me dunkt, dat hel opstel geen toelich ting behoeft, aangezien het op zeer ac- tueele wijze een zeer actueel? zaak van den dag van lieden behandelt. STILLE OMGANG. De nacht was zoel; do stille lucht scheen aan te voelen als fluweel. Een wonderlijke Hollandsclie ochtend groeide aan uit het duister. Eerst scheen 't een bleeke Maart- scbe dag; veel wolkenen de lucht, door- teer^^en'veder-licht, dat de schaduwen als omvezenlijke vlekken afteekenden op den helderen grond. Later op den dag wordt de lucht blauw en ijl; klourige wolken drij ven voorbij als vreemde vogels met uitge spreide vlerken, tot in den komenden avondschijn de lentedag staat uitgespan nen, roerloos en zoel, blauw en goud over de stad A-an teer grijs, waar over het water sluiers hangen, gespannen uit zonlicht en nevel. Toen de nacht nog donkerde overal, hier en daar een flauwe ster tintelde als tus- schen zware, blauw-zwarte gordijnen, kwamen mannen uit Amsterdam, uit het Noorden van Holland, uit West-Friesland, uit Konnemerland, uit het Gooi, Aveor bijeen, om te Amsterdam te trekken langs den ouden Avcg, waarlangs de vaderen schreden. Wij kunnen niet uittrekken in het volle licht van den dag. Alleen de ver beelding schelst liet tafereel, zooals 't had kunnen zijn op dezen dag van glorie en lente. Langs de brugghn en de straten do knielende menigte. En dan, overglansd van het witte licht, de processie. Bruidjes in liet Avit, die lentebloemen strooien langs de straten. Misdienaars in hun roode rokken; priesters in wit en goud-borduursel; gloed van purper en zilveren boordsels; dan de baldakijn, wolken van wierook, en het ge zang omhoogstijgend, dan machtig, gol- tend en grommend, dan het zilveren 1 Inapenkoor, rein, als Averd een vlucht van A\i(te duiven losgelaten in de blauw-gouden lucht O Salutaris Hostia.... Quae coeli pandis ostium. Knielende moeders hebben kleflic kin deren A'oor zich neergezet, die met groote vraagoogen blikken naar de Witte Hostio en met speelsche vingeren een kruis slaan. Moeders heffen den jongste omhoog in haar trouwe armen, zooals Maria Hem eens op droeg in den tempel van Jerusalem. Ruige hoofden zijn ontdekt; A-ereelte handen saamgevouwen: ingevallen monden fluis teren; grijsaards zien omhoog, als zagen zij de Hemelen geopend; bloeiende lippen stamelen verwarde Avoorden; en uit schuwe oogen dringen de tranen. Al ons gelooven, al ons hopen, al ons minnen gaat uit naar Hem. Heer wij zien U; Heer, Gij trekt langs ons heen. Wanneer ik maar den zoom van Uw mantel aanraken mag, dan zal dit zondige hart gereinigd zijn en mijn verdorde ziel zal geuren als een weide van leliën .Et si sensus deficit Ad firmandum cor sincerum Sola fides sufficit. Dit alles mag niet zijn. De mannen alléén kunnen bijeenkomen in den duiste ren nacht, soms in storm en ontij, terAvijl regenvlagen gieren over de grauwe stad. Het is een vreemd cn ZAvijgond leger: ven dels die aanstrdomen tot van heel ver. met als Avapen een Rozenkrans. Er zijn er dui zenden en duizenden. Amsterdammers van allen rang en stand on leeftijd; mannen van olendam, met zee en wind in de oogen; mannen Aan de Streek en van Kon nemerland, verweerd en getaand, gebukt van liet zwoegen op karigen grond; man nen van Haarlem; mannen vau 't Gooi Zij mogen den Heiland der Wereld niet inede ommedragen. Do straten onzer stad zijn voor Hem verboden door de eene' of andere Avet of verordening, gemaakt door menscbon, wier namen misschien reeds A'ergelen zijn. Straks zullen zij Hem kun- - nen vereeren in de kerken, waar hij wacht op Zijne getrouwen, heel den langen nacht. Hij hunkert er raar, neer tc dalen in hun hart. Hij Avil door hunne harten stroomen Imu, ®[^a^i^1v^aèn*raisIêzoniiag Jzijn de beelden verhuld door het somber paars, als wilden de Heiligen niet meer zien naar deze bloeddrüipende, walgelijke, ontzinde wereld. Doch, ter vereering uitgesteld, blikt Hij OA'er de deA-ote schare.. Hij zal niet heengaan, al razen de volkoren, en al zin nen de zondaars op macht. Hij is God met ons. Hij zal blijven ook in de uitzinnigsto beproevingen; Hij is ons Voedsel; Hij is onze Weelde en Hij blijft.... Tantum ergo Sacramenlum Veneremur cernui. Dit Is ons antwoord. Rondom de«» Avcreld zijn de schaduwen des doods die$ gevallen. ..Zij hebben'den Ueere God ver* Avorpon uit hunne harten-en zij zijn dwaas geworden." De opperste dwaasheid wnrd* voorspeld door den integralen oorlog, deif oorlog Aan allen tegen allen, niet A-an volt legen volk, niet van klasse legen klasse niet van partij tegen partij, maar van dei? mensch tegen den inensch, strijdende zon* der te weten Avaarom, zonder te Aveten voor Avien en tegen wien, strijdend al» slaande in de lucht Doch boven den chaos klinkt altoos één *,Niet Deze> maar geef ons Barabbas vrij! Eenmaal aangeheven in den A-oorhof Aan Pilatus' blank palcis to Jerusalem, keert die kreet altoos terug, galmt als een afgrijselijk refrein boven de hoofden vatf ieder geslacht. Barabbas zit reeds jaren ten troon i£ deze wereld. Hij staart somber over zijn hofhouding van millioonen; do klamvonde hand om de armsteünsels van zijn ivoren troon: den purperen mantel als van gc< ronnen bloed zwaar drukkend op de schou< ders. De hofhouding sluipt aan de gouden' bekers, om zwijmelend neer te zinken off de Alammend-roode kussens der rustbede den, omkranst Aran rozen en geurige tak ken. En wanneer allen gezonken zijn in dai korte vergetelheid van den lust, en d« zwoelte van den zinne-nacht binnen Avuifï door de gordijnen van goudbrokaat, dan lacht Barrahbas dien eindeloos droeven schaterlach, omdat hij Aveet, dat aanstonds in de stilte, wanneer ook de geheimzinnige muziek zwijgt in de donkere huizen, da leegte des leA'ens zijn duister brein zal fol-< teren tot den waarzin toe.... Dit is ons antwoord op zijn schaterlach'.. Dit: deze tocht door den nacht, do Rozen* krans verscholen in onze handen. Dit ia ons antwoord op de zee van smaad, de stroomon Aran haat, do rivyeren A'an gods*'* lastering, Vie wilde golven van A-erguiziug. Dit: de Blanke Heilige Hostie, die de pries ter ons reiken zal. Ons antwoord on hot gedaver, de Avulpsche kreten, do schorre stemmen van haat, de bloedende woorden: van afkeer. Dit: de Avitle gedaante van Brood, Avaarin God woont onder ons. Dit is ons Antwoord en wij hebben geen ander, ook niet in de he\-igslo beproevingen, die aangekondigd worden voor de Jongere» des Hoeren. Duizenden en duizenden -' lirijden door de straten in den zoelen lentenacht. DuU zenden en duizenden stapnen: dreunend, bonzend, hamerend. Soms als liet dreunend hameren in een mijngang, waar men om hoog Avil komen tot het Licht. Do stareen worden sterker en luider. "Wat is er in den nacht? Een A-ermonigvuldiging van dit co- Aveldige geluid, als traden legioenen meo aan, boven de luchten en den zwierenden naclit. Mijn hart bonst en t-t mode met dien duizendvoudige» stap. En in dal hame ren en kloppen is 't alsof zich een woord vormt, waarin een hooge klank open berst en openspat als een Avond ore bloem. Zegepraalt. Oude schilders, t Was vroeger nog maar zoo makke lijk niet om een gilde op te richten! Als Ave tegenwoordig eon vereeniging -willen stichten, komen Ave bijeen, beslui ten do nieuwe corporatie in 't leven to roepen en klaar is de zaak. Willen avc 't heel netjes doen, dan vragen wc aan do overlïèid goedkeuring op de statuten, maar zonder die goedkeuring gaat het er niet eens oen kunnen krijgen, hoe mooi ze ook deed!" „Jammer genoeg!" zuchtte mevrouw Brülow. „Weet de baron, hoe jullie financiën zijn?" „Ik geloof het wel. Zij hebben ook geen geld, maar, zei do baron, zooveel slijk der aarde vinden we nog wel, dat we jullie een entreebiljet voor den huwelijkehemol kunnen koopen. Hij Avas heel geestig en er Averd hartelijk om gelachen. „Geestig? en geen geld!" „Nee", £ei mevrouAV Brülow verwijtend, „je spreekt zoo rechtuit, wees toch niet zoo ongevoelig". „Och, je noemt me toch onbescheiden! Waar halen jullie 't geld vandaan?" „Ja, zie je, Avij hebben nog niets en dan Marianne zal de rest bijpassen. Die heeft nogal aardig Avat verdiend!" „Da's meer dan erg! Als zij nu zelf eens trouwen Avil?" „Dat is belachelijk. Marianne verliefd, dat is onmogelijk. Trouwens, Loihar be taalt 't terug zoo gauw hij wat meer ver dient; 't is zoo'n slechte tijd nu, maar 't wordt A-eel beter cn wij kunnen Bella toch niet laten wachten!" „Nee, 't mocht eens afraken! Bella mag vooral niet wachten, maar Marianne wel!" „Och wat, mijn man vindt 't goed, dus 't gebeurt zoo, en bemoei je er maar niet mee. 't Is een knap paar "Bella en Lothar, en ze houden veel Aan elkaar! „Ja, uiterlijk zeker! Gij' hadt Marianne minstens moeten vragen en niet haar recht krenken"; bromde tante en ging weer door met werken. Was zij maar niet zoo arm, ja, zij had genoeg om rond te komen, maar veel ge ven, veel goed-doen kon zij niet. Als zij rijk was, dan Ja, ze had wel gemerkt, dat Marianne A-an Frits hield. Wanneer ze samen op 't kamertje zalen vor de les en tante in haar eigen hoekje, zag ze de vroolijke blije oogen van Marianne, hoorde zij de grapige invallen van Frits en leefde ook zij op in 't genoegen Aan die twee. Beiden waren heel voorkomend voor tante Mies, en deze hield ook veel vau hen. Tegen niemand had tante er ooit over gesproken cn zelfs Marianne be merkte er niets van. Wel was tante erg goed voor haar, maar door haar ruw op treden kon zij 't meisje, wat toch veelal zenuwachtig was, erg kwetsen. Toen Frits den volgenden morgen kwam en met Marianne alleen gelaten werd, vertelde zii de verloAÜng van Bel la en dat zij nu nog wat wachten moest. „Wij zijn nog jong, hè Frits en sterk". Hij gaf haar een hartelijken kus: „Ja, meisje mijn, ik zal je altijd trouw zijn, en altijd van je blijven houden!" Zij zag hem aan en haar liefde en trouw teekende zich af op 't gezichtje. Tante Frederika kwam terug en mees ter cn leerling gingen door met de les. Bella Avas bezig toilet tc maken, daar zij a-erlovingsvisites ging maken. Heel den morgen had zij gemopperd dat zij toe komstige vrouw van een baron geen nieuwe costuum hiervoor kreeg. ..Zoo in-hurgerlijk, moeder, wat zal Lothar denken en zijn familie. En als zij er mij op aanzien!.... En dan later de praatjes! Waarom nu geen nieuw ge kocht! Zoo duur is dat niet!" En of moeder en Marian al praatten en redeneerden, Bella Avas en bleef boos. Toch ging zij met -haar liefste lachje met Lothar mee, die vond dat zij er heel mooi uitzag, wat Bella wéét een beetje in de goede stemming bracht. Tante Mies had boven alles gehoord en toen Marian boven kwam vroeg zij ter loops, of zij haar geld af belegd had; er stond nu juist een mooie belegging geno teerd, erg solied! „Maar tantetje, dat gaat niet; Ik heb Vader 't geld gegeven, nu Bella trouwt is er zoo veel noodig.Anders maakt Vader zich nog meer zorg. Ik ver dien 't wel weer, dan Averk ik A?at meer en wat langer!" Tanto begreep niet hoe 't kon, Bella had zelf toch eens moeten werken en de han den uitslaan, maar daar \Aras ze te mooi voor. Deftig was 't, 'n kroontje op al 't goed! En aan deze ijdelheid werd Marian opgeofferd, 't was schande! En ook haar eigen huwelijk! „Men kan van mannen niet zooA-eel \erlangen, dacht Tante Mies, Jansen houdt nu van haar, maar hij is veranderlijk. Hoo Ger zij trouwen, hoe be ter. Een zuinige ".verkzamo vrouw, zou hem A-oor veel leed besparen, en voor haar is 't best, als ze hier weg komt. Tanto Mies pleitte, on redeneerde, maar 't haalde niets uit. MevrouAV Brülow vroeg of Marianne zich beklaagd had en" op 't ontkennend antwoord, zei de zij: „Nu be moei er je dan niet mee! Van beide 'zijden werd er niet meer over gesproken, daar Tante Mies niet te mis* sen was bij 't vele naaiAvork voor Bella, en zij zelf niet graag ruzie maakte, Avaar- door zij Marianne in 't geheel niet moer zien zou. Bella cn Lothar trouwden kort na Kerstmis en de rijk met bloemen versier de kamers vormden een scherp contrast met do koude buiten. Ieder was zeer in zijn schik. Van beide kanten Avaren de ouders tevreden, te meer daar de bruid er deftig en mooi uitzag. Mevrouw Briiiow genoot van haar overwinning. Hoeveel moeite had zij niet gehad om haar man over lo halen, telkens en telkens weer. Nu had Bella alles wat haar toe kwam. Da mooie meubels Avaren al naar de nieuwe woning en alles zag er keurig uit. Wel moesten zij zich in alles bekrimpen, cn heel zuinig zijn, maar ja, mot zoo'n schoonzoon moest men zijn stand ophou den en zuinig kon zij pas worden nu Bella weg Avas en uit do stad. Zij kon dan op al* les gaan bekrimpen en haar man zou te* vreden zijn. Ontevreden zag zij hoe Ma rianne heel niet paste in dezen kring. Zij zag bleek en rnoe en van dat kind had. iedereen nu verdriet. Nooit was zij uitgo- laten of vroolijk, altijd stil en eenzelvig. Alleen om haar vroom gekwezel kon zjj 't kind al niet goed zetten. Tante Mies zei maar dat Marianne ziek Avas! Dat was wat moois! Omdat zij moest werken zeker! Zoo hard had zij 't niet en aanpakken deed geen kwaad. Als zo 't haar hcelo Io«* ven zoo had als nu, mocht zo van geluk' spreken! Maar ja, Mies was zelf ook zoo'n eenzelvige ouwe dame! Zoo zou Marianne ook wel worden! Marianne intusschen had Frits langen tijd niet gezien. Hij had 'n opdracht go* kregen en moest hiervoor naar Noorwe* gen. Do lessen waren vervallen on 't lo- a'en was erg eentonig. Eindelijk tweo we ken na Bella's trouwen kwam de brief, dat Frits terug kwam. Marianne zorgde A-rij te zijn en Avas aan den trein. Frits sloeg haar bezorgd gade! Hoe bedrukt en langzaam was 'zij en hoe mager. (Wordt vervolgd!).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 9