rani"
erde BJad
N E.
jterdag 2i Maart 1925
INTERMEZZO.
trrrrrr
Hallo".
kapelaan, daar is die meneer •weer."
\?elke meneer?"
Ja, u weet wel."
tja, dan weet je het natuurlijk,
[g 't Frans?"
Ja, meneer."
Jaat maar hoven komen; hij kent den
iwel."
komt natuurlijk vragen over den
iossor.
zat nog niet goed, of daar was mijn
vriend al. Na de gewone begroeting
i we weer prettig te babbelen, eerst
niemendalletjes en nieuwtjes, totdat
gesprek kwam over de Vasteu.
Ligt nog al voor de band in dezen lijd
Let jaai\ Te meer, daar Frans voor bet
als 21-jarige ook de Vastenwet moet
iliooden. Maar, aangezien bij goed ge-
is, kan bij er best tegen,
j krijgt anders braaf honger, zoo
3 een uur of één!"
ft ja, als T anders niet is; als jo maar
hoofdpijn krijgt, en je gewone dage-
(ao werk kunt doen, is dat honger
een heelc mooie versterving, cïie,
'dig aanvaard, niet van verdiensten
tot is."
[aar kapelaan, iemand nu, die boven
I jaar is, en die niet er tegen kan om
rgens zoo goed als niets te eten, wat
die nu aan de Vasten?" „En dan toch
[ijk is do Vasten tegenwoordig niets
Miju vader vertelde dat bet vroeger
strenger was. Dan mocht je maar een
I dagen in de week vleesch eten, en
Hoede-u Vrijdag was T beelemaal een
onthouding, als je geen eieren en
01 melk mocht gebruiken."
1 ra jij denken, Frans, dat de Vasten
1 ast bestaat in die onthouding vau
L en in liet niet eten?"
i, natuurlijk, waar anders in?"
Spreekt van zelf, dat in dc-zen tijd
ïli onthouden van een en ander op 't
van eten erg op den voorgrond
maar toch eigenlijk is dat niet do
Ifjaak van de Vasten."
zegt u, duar?"
en toch is liet zoo. Lees je de Sint
of hebben ze die thuis?"
en, kapelaan
.Ja jammer: daar lieefl een artikel in
lddat heel duidelijk maakt, wat
ik de Vasten is. Wacht'even, ik zal
'en,Hier is 't al."
lees daar: En laten wij dan maar
zetten, dat dit karakter niet allor-
gelegen is in het Vasten. Het is
ft dijk, dat deze uitwendige boetvaar-
I het gemakkelijkst aanspreekt, en
j| i bet eerst in een gangbaro volks-
ing tot uitdrukking komt; maar dit
niet weg dat zij slechts een b ij
lt i g middel ter heiliging is in
lijd, die van de oudste Christentijden
oeid is als oen Voorbereiding
aschen.'
der lees ik dit: Dat Pascben nu
FEUILLETON.
was zij bij bet huis. Zij klom met
schreden de hooge trap naar bare
op. Ook 't portaal was verlicht,
werd dat nooit gedaan. Ze moes-
zooiets zooveel 't kon bezuinigen.
die juist in de verlichte hal was
tr aankomen, en deed baar open.
gen en hoele gezicht teekenden een
Opwinding.
Brülovv nam Annie mee naar
•in zijkamertje, 't studeervertrek
jongens, wat ze „hondenhok"
Een sterke tabaksrook hing er
sr bromde: „Hé, die jongens ook!"
hij 'n raam wat openschoof 1
wat zei de dokter?" -
i vader, 't was niets, ik moest op-
Hij dacht dat 't niet erger zou
'[Uls ik met...; als ik mij in acht
fÜg!"
ter, luister eens?" Haar beide ar-
l zij om zijn hals en fluisterde;
u, Frits Jansen wachtte mij
op en bracht mij een eind weg,
vroeg mij om met hem te
Ni tt, hij
i! Zeg vader, 't is toch goed hè?
unen nog wel wat wachten, maar
zoo blij, dat ik 't u dadelijk ver-
3n Wilde".
kind, jij ook al? Dat gaat niet.
B juist verloofd met baron Heer-
ja, waar zal ik 't geld vandaan
En dan de jongens, die studies.
^'ïhtte je op om 't je te vertellen,
io, zo hebben mij ermee overrom-
m'n toestemming afgedwongen.
:ijs hoe 't is, nu moeten we doorzetten
het geld aangaat...
bj papa", riep een heldero slem
eetkamer, „kom toch, wc wachten
lang"
Jtone ging haar vader na. Toen zij
ca| iwam zaten allen al aan tafel, al-
o?j plaats was nog vrij.
boog zich naar haar zuster cn
hto beving in haar stem zei zé:
goede, Marian
Brii'ow vroeg Duisterend:
r ïcf je 200 lang?"
pfesl lang wachten, mccdcrl'
werd van ouds voorbereid 'door oen Heili
gen lijd van 40 dagen, die niet allen
Vastendagen waren, evenmin als nu.
Men zonderde aanvankelijk zelfs meer
dagen dan alleen de Zondagen van het
Vasten uit. Die veertig dagen bedoelden te
zijn een tijd van geestelijke ver
nieuwing; en dat karakter is het
hoofdkarakter. Voor die geestelijke ver
nieuwing was het eerste middel de
overweging .en viering der groote lessen
van Ghristus' openbaar leven en predi
king."
„Ik lees verder: Gedachtig aan het
Avoord van Christus, dat het booze uit onze
li ar ten alleen wordt uitgedreven door bid
den en vasten, voegden zich van de
eerste lijden af bepaalde vasten-
p r a k t ij k e n hij het gebed-der litur
gische viering. Zoo is- dus vasten het
tweede middel ter geestelijko ver
nieuwing."
„Kijk, Frans, nu kan'de kerk natuurlijk,
overeenkomstig omstandigheden en nood
zakelijkheid die rasten-praktijk regelen on
veranderen; maar danverandert zij niets
aan het hoofdkarakter van dezen
tijd; dat bIijf t de inner 1 ij ke Ver
nieuwing; gebed en vasten zijn
daartoe de m i d*d .e 1 e n."
..Heeft de Vasten^ zoo niet een beetje
ander idee hij je gekregen, Frans, dan
alleen maar het hebben van een leege
maag?"
..Ja, zeker. Nu begrijp ik ook. dat dan de
Zondag eigenlijk ook heel goed bij de
Vasten hoort, en dat men dus iu de Vasten
meer dan anders moet bidden. Zoo ver
klaart zich ook de aloude gewoonte der
katholieken om in de Vastentijd zich terug
te houden van uitgaanderijtjes."-
.Keurig, jongen, dat spreekt van zelf. Ik
hen blij, dat je. het zegt. Zeker, een degelijk
Roomsch mcnsch, die nog een klein beetje
in den geest der kerk leeft in dezen lijd,
zal er zich dan ook avel Aroor wachten om
bijv. een Schouwburg of concertzaal te be
zoeken, al wa? het alleen al. maar om geen
aanstoot te geven aan zijn mede-goloofs-
genooten."
„Maar ik weet toch. kapelaan, dat er
zijn, die zich daar heelemaal niet aan
storen."
"'Ia.\ Frans, 't is mogelijk; 't is heel
moeilijk om iemand zoo maar te veroor-
deeleu, hè; maar va?t slaat, dat het strijdig
is met den geest van de kerk, om in dezen
tijd. Ava! we noemen: uit te gaan."
„Ja, dat snap ik wel* want dan komt er
,van een innerlijke vernieuweriiig natuur
lik niet veel terecht; dan moet men zich
meer terugtrokken van de wereld."
„Jij bent tocli een logische kop, Frans;
jc conclusies zijn schitterend."
Fraós .glunderde van genoegen over dat
pluimpje en raakte echt op zijn gemak.
„En dansen,kapelaan? Mag dat. dan?"
„Mogen, mogen! trek nu zelf je con
clusie consequent door. Is dansen een
wereldsch vermaak of niet? Is gaan dan
sen een gelegenheid tot innerlijke vernieu-
Aving van don gegst of niet? Past het bij de
stemming, die do Kerk wekt door het over
wegen van Christus' leven en door de
devotie tot liet Lijden Van Jes'üs?"
„Ach, kapelaan, ik voel, dat het fegen-
flLcuicter ATocku ÏTcc, aal IS IllCl GC1U
Roomsch."
„Maar Frans, zijn er dan zooveel men-
schen, die dat in dezen tijd doen?"
„Ja, hoor; ik kan ze U best opnoemen."
Ik had al spijt van mijn vraag.
„Ach, jongen, doe dat maar niet; ik hen
er heel niet nieuwsgierig naar. Er zullen
altijd wel mcnschen blijven, die toch doen
alsof ze met de gewoonten der kerk en
met de verlangens der geestelijkheid en
met het goede voorbeeld geen rekening
Avillen houden. Men kan dat bedroevend
vinden; het is een geluk, dat het door de
meerderheid Avordt afgekeurd, en liet is
„Dus gisteravond is 't gebeurd", zei
tante Mies tot ïpevrouw Briiiow. nu, van
harte geluk ermee en spoedig een ver
volg".
„Een vervólg?"
„Wel, natuurlijk, Marianne komt ook
aan de beurt en van do eene bruiloft....
„Marianne kan niet trouwen", sprak
mevrouw Brülow kort en tante Mies keek
verwonderd op.
'Tante Mies Avas 'n ongetrouwde tante.
Ze Avas lang en inager met een goedig ge
zicht Steeds had ze 'n handwerkje bij
zich en geen ooecnblik liet zij A-erlóren
gaan. Zij Avas altijd vroolijk en bereid
iedereen te helpen cn voor eidereen te zor
gen. Bij haar broer Avas ze dan ook een
wellcome hulp, want (ante Mies Avas zoo
verstandig nooit in het salon te komen en
Avanneer er bezoek kwam, bleef ze altijd
in 't naaikamertje boven.
„Kan Marianno niet tromven? En
waarom niet?" vroeg zij.
„Wel omdat ik haar noodig heb, als
Bella weg is! en dan haar oogen"....
„Nu, haar oogen zullen wel beter wor
den, Avanneer ze niet zooveel schildert! Ik
begrijp niet, A\-aarom gij 't kind dat toe
staat".
MeA'rouw Briiiow deed alsof zij de be
merking niet boorde; och, nu ja, Mies
was hu eenmaal lomp en rechtuit, dat
moest men döor de vingers zien.
„Ja, wij houden veel Aran Marianne,
maar kunnen niet van haar scheiden. Zij
is zoo lief en daarbij te vroom."
„Dat is geen rechte liefde. Je ont
neemt haar haar jeugd, later zal zij dat
eerst voelen".
„Hoe leun jij dat nu bcoordeelen?
Mies, wees niet onredelijk!"
Tante Mies kleurde, terwijl ze zei:
„Juist, ik kan dat beoordeeien. Ik Aveet
wat men ontbeert als men alles voor an
deren moet opofferen, en als last be
schouwd Avordt, en dat wil ik Marian
sparen. Vroom is ze, 't is haar kracht
om al die zware offers met liefde (e dra
gen!"
„Nu, nu, Avij zijn er niet tegen als Ma
rianne zou-trouwen, als zij maar een rij
ken man vindt...."
„Een rijken man! Ja, die vindt men
overal tegenwoordig. En dan Marianne!
Mooi is ze niet en al is zij lief en aardig,
ze weet zich niet schitterend \-cor te doen!
En toch 'n rijke man A-ixrlen! Bella heeft
voor de goeden een aansporing te meer,
zich mét dezulken zoo weinig mogelijk in
te laten. Ze luisteren immers toch niet."
„Maar is daar dan niets aan te doen,
kapelaan?"
„Kijk eens, Frans, dat is een zaak, in
den regel a-an de ouders; als zij een goeden
roomschen geest kweeken willen in hun
huisgezin, dan nemen ze den Vastentijd op
in den geest der kerk; kAveekcn ze dien
geest niet, dan kan daar niemand wat aan
veranderen. Alleen kan de kerk A'ermanen,
en dat doet zo elk jaar Aveer, vooral door
de Vastenbrieven der bisschoppen. Even
min als je de kerk aansprakelijk kunt stel
len voor het feit, dat er altijd nog men-
schen zijn, die zondigen, OA'enmin kun je
het de kerk verwijlen, dat er geloovigen
zijn, die zich den waren geest der kerk
niet eigen hebben gemaakt."
„Maar er is ook nog dit: als iedereen,
die het goed meent en oen goede opvatting
heeft van den Vastentijd, nu maar flink
zijn mcening verdedigt en zijn beginsel
doorzet, dan wint tenslotte de goede geest
het toch, en of dan hier of daar er som
migen zijn, dio zich niet aanpassen en den
geest Aan Christus' kerk niet beleven,
dan Averkt dat anders uit, dan dat zo \*oor
elkeen zich openbaren als niet 18 karaats
(Roomsch, al doen ze somtijds nog zoo
vroom, en komen ze A'oor mijn part eiken
dag in de H. Mis -
„Maar bedenk ook dit, Frans, niet alle
menschen bedoelen liet zoo kAvaad; of
schoon Avaar blijft, dat ze de feiten tegen
zich hebben."
't Was al pratende laat geworden, en
we Avaren heelemaal op een ander terrein,
dan waar we anders ons op bcwegpn. 't Is
héusch Frans zijn schuld, want lyj fiegon;
en de mijne alleen is zoover ik hem liet
gaan.
„We zullen maar niet meer sprekpn
over de komst van den Verlosser, Frans,
Avant dan wordt het nacht eer jeShuis
bont." 1
„Kapelaan, ik ga .gauw."
„Dag jongen, lol Aveerziens."
J. C. C. GROOT.
Kapelaan.
Voor. deze maal plaatsen we een stuk
modern Höllandsch. proza van Willem
NiouAA-enlmis overgenomen uit „Eon Brok-
kenhuis."
Me dunkt, dat hel opstel geen toelich
ting behoeft, aangezien het op zeer ac-
tueele wijze een zeer actueel? zaak van den
dag van lieden behandelt.
STILLE OMGANG.
De nacht was zoel; do stille lucht scheen
aan te voelen als fluweel. Een wonderlijke
Hollandsclie ochtend groeide aan uit het
duister. Eerst scheen 't een bleeke Maart-
scbe dag; veel wolkenen de lucht, door-
teer^^en'veder-licht, dat de schaduwen als
omvezenlijke vlekken afteekenden op den
helderen grond. Later op den dag wordt
de lucht blauw en ijl; klourige wolken drij
ven voorbij als vreemde vogels met uitge
spreide vlerken, tot in den komenden
avondschijn de lentedag staat uitgespan
nen, roerloos en zoel, blauw en goud over
de stad A-an teer grijs, waar over het water
sluiers hangen, gespannen uit zonlicht en
nevel.
Toen de nacht nog donkerde overal, hier
en daar een flauwe ster tintelde als tus-
schen zware, blauw-zwarte gordijnen,
kwamen mannen uit Amsterdam, uit het
Noorden van Holland, uit West-Friesland,
uit Konnemerland, uit het Gooi, Aveor
bijeen, om te Amsterdam te trekken langs
den ouden Avcg, waarlangs de vaderen
schreden. Wij kunnen niet uittrekken in
het volle licht van den dag. Alleen de ver
beelding schelst liet tafereel, zooals 't had
kunnen zijn op dezen dag van glorie en
lente. Langs de brugghn en de straten do
knielende menigte. En dan, overglansd van
het witte licht, de processie. Bruidjes in
liet Avit, die lentebloemen strooien langs de
straten. Misdienaars in hun roode rokken;
priesters in wit en goud-borduursel; gloed
van purper en zilveren boordsels; dan de
baldakijn, wolken van wierook, en het ge
zang omhoogstijgend, dan machtig, gol-
tend en grommend, dan het zilveren
1 Inapenkoor, rein, als Averd een vlucht van
A\i(te duiven losgelaten in de blauw-gouden
lucht
O Salutaris Hostia....
Quae coeli pandis ostium.
Knielende moeders hebben kleflic kin
deren A'oor zich neergezet, die met groote
vraagoogen blikken naar de Witte Hostio
en met speelsche vingeren een kruis slaan.
Moeders heffen den jongste omhoog in haar
trouwe armen, zooals Maria Hem eens op
droeg in den tempel van Jerusalem. Ruige
hoofden zijn ontdekt; A-ereelte handen
saamgevouwen: ingevallen monden fluis
teren; grijsaards zien omhoog, als zagen
zij de Hemelen geopend; bloeiende lippen
stamelen verwarde Avoorden; en uit schuwe
oogen dringen de tranen. Al ons gelooven,
al ons hopen, al ons minnen gaat uit naar
Hem. Heer wij zien U; Heer, Gij trekt
langs ons heen. Wanneer ik maar den
zoom van Uw mantel aanraken mag, dan
zal dit zondige hart gereinigd zijn en mijn
verdorde ziel zal geuren als een weide van
leliën
.Et si sensus deficit
Ad firmandum cor sincerum
Sola fides sufficit.
Dit alles mag niet zijn. De mannen
alléén kunnen bijeenkomen in den duiste
ren nacht, soms in storm en ontij, terAvijl
regenvlagen gieren over de grauwe stad.
Het is een vreemd cn ZAvijgond leger: ven
dels die aanstrdomen tot van heel ver. met
als Avapen een Rozenkrans. Er zijn er dui
zenden en duizenden. Amsterdammers van
allen rang en stand on leeftijd; mannen
van olendam, met zee en wind in de
oogen; mannen Aan de Streek en van Kon
nemerland, verweerd en getaand, gebukt
van liet zwoegen op karigen grond; man
nen van Haarlem; mannen vau 't Gooi
Zij mogen den Heiland der Wereld niet
inede ommedragen. Do straten onzer stad
zijn voor Hem verboden door de eene' of
andere Avet of verordening, gemaakt door
menscbon, wier namen misschien reeds
A'ergelen zijn. Straks zullen zij Hem kun- -
nen vereeren in de kerken, waar hij wacht
op Zijne getrouwen, heel den langen nacht.
Hij hunkert er raar, neer tc dalen in hun
hart. Hij Avil door hunne harten stroomen
Imu, ®[^a^i^1v^aèn*raisIêzoniiag Jzijn de
beelden verhuld door het somber paars,
als wilden de Heiligen niet meer zien naar
deze bloeddrüipende, walgelijke, ontzinde
wereld. Doch, ter vereering uitgesteld, blikt
Hij OA'er de deA-ote schare.. Hij zal niet
heengaan, al razen de volkoren, en al zin
nen de zondaars op macht. Hij is God met
ons. Hij zal blijven ook in de uitzinnigsto
beproevingen; Hij is ons Voedsel; Hij is
onze Weelde en Hij blijft....
Tantum ergo Sacramenlum
Veneremur cernui.
Dit Is ons antwoord. Rondom de«»
Avcreld zijn de schaduwen des doods die$
gevallen. ..Zij hebben'den Ueere God ver*
Avorpon uit hunne harten-en zij zijn dwaas
geworden." De opperste dwaasheid wnrd*
voorspeld door den integralen oorlog, deif
oorlog Aan allen tegen allen, niet A-an volt
legen volk, niet van klasse legen klasse
niet van partij tegen partij, maar van dei?
mensch tegen den inensch, strijdende zon*
der te weten Avaarom, zonder te Aveten
voor Avien en tegen wien, strijdend al»
slaande in de lucht
Doch boven den chaos klinkt altoos één
*,Niet Deze> maar geef ons Barabbas
vrij! Eenmaal aangeheven in den A-oorhof
Aan Pilatus' blank palcis to Jerusalem,
keert die kreet altoos terug, galmt als een
afgrijselijk refrein boven de hoofden vatf
ieder geslacht.
Barabbas zit reeds jaren ten troon i£
deze wereld. Hij staart somber over zijn
hofhouding van millioonen; do klamvonde
hand om de armsteünsels van zijn ivoren
troon: den purperen mantel als van gc<
ronnen bloed zwaar drukkend op de schou<
ders. De hofhouding sluipt aan de gouden'
bekers, om zwijmelend neer te zinken off
de Alammend-roode kussens der rustbede
den, omkranst Aran rozen en geurige tak
ken. En wanneer allen gezonken zijn in dai
korte vergetelheid van den lust, en d«
zwoelte van den zinne-nacht binnen Avuifï
door de gordijnen van goudbrokaat, dan
lacht Barrahbas dien eindeloos droeven
schaterlach, omdat hij Aveet, dat aanstonds
in de stilte, wanneer ook de geheimzinnige
muziek zwijgt in de donkere huizen, da
leegte des leA'ens zijn duister brein zal fol-<
teren tot den waarzin toe....
Dit is ons antwoord op zijn schaterlach'..
Dit: deze tocht door den nacht, do Rozen*
krans verscholen in onze handen. Dit ia
ons antwoord op de zee van smaad, de
stroomon Aran haat, do rivyeren A'an gods*'*
lastering, Vie wilde golven van A-erguiziug.
Dit: de Blanke Heilige Hostie, die de pries
ter ons reiken zal. Ons antwoord on hot
gedaver, de Avulpsche kreten, do schorre
stemmen van haat, de bloedende woorden:
van afkeer. Dit: de Avitle gedaante van
Brood, Avaarin God woont onder ons. Dit
is ons Antwoord en wij hebben geen ander,
ook niet in de he\-igslo beproevingen, die
aangekondigd worden voor de Jongere»
des Hoeren.
Duizenden en duizenden -' lirijden door
de straten in den zoelen lentenacht. DuU
zenden en duizenden stapnen: dreunend,
bonzend, hamerend. Soms als liet dreunend
hameren in een mijngang, waar men om
hoog Avil komen tot het Licht. Do stareen
worden sterker en luider. "Wat is er in den
nacht? Een A-ermonigvuldiging van dit co-
Aveldige geluid, als traden legioenen meo
aan, boven de luchten en den zwierenden
naclit. Mijn hart bonst en t-t mode met
dien duizendvoudige» stap. En in dal hame
ren en kloppen is 't alsof zich een woord
vormt, waarin een hooge klank open berst
en openspat als een Avond ore bloem.
Zegepraalt.
Oude schilders,
t Was vroeger nog maar zoo makke
lijk niet om een gilde op te richten!
Als Ave tegenwoordig eon vereeniging
-willen stichten, komen Ave bijeen, beslui
ten do nieuwe corporatie in 't leven to
roepen en klaar is de zaak. Willen avc 't
heel netjes doen, dan vragen wc aan do
overlïèid goedkeuring op de statuten,
maar zonder die goedkeuring gaat het
er niet eens oen kunnen krijgen, hoe
mooi ze ook deed!"
„Jammer genoeg!" zuchtte mevrouw
Brülow.
„Weet de baron, hoe jullie financiën
zijn?"
„Ik geloof het wel. Zij hebben ook geen
geld, maar, zei do baron, zooveel slijk der
aarde vinden we nog wel, dat we jullie
een entreebiljet voor den huwelijkehemol
kunnen koopen. Hij Avas heel geestig en
er Averd hartelijk om gelachen.
„Geestig? en geen geld!"
„Nee", £ei mevrouAV Brülow verwijtend,
„je spreekt zoo rechtuit, wees toch niet
zoo ongevoelig".
„Och, je noemt me toch onbescheiden!
Waar halen jullie 't geld vandaan?"
„Ja, zie je, Avij hebben nog niets en dan
Marianne zal de rest bijpassen. Die heeft
nogal aardig Avat verdiend!"
„Da's meer dan erg! Als zij nu zelf
eens trouwen Avil?"
„Dat is belachelijk. Marianne verliefd,
dat is onmogelijk. Trouwens, Loihar be
taalt 't terug zoo gauw hij wat meer ver
dient; 't is zoo'n slechte tijd nu, maar 't
wordt A-eel beter cn wij kunnen Bella toch
niet laten wachten!"
„Nee, 't mocht eens afraken! Bella
mag vooral niet wachten, maar Marianne
wel!"
„Och wat, mijn man vindt 't goed, dus
't gebeurt zoo, en bemoei je er maar niet
mee. 't Is een knap paar "Bella en Lothar,
en ze houden veel Aan elkaar!
„Ja, uiterlijk zeker! Gij' hadt Marianne
minstens moeten vragen en niet haar
recht krenken"; bromde tante en ging
weer door met werken.
Was zij maar niet zoo arm, ja, zij had
genoeg om rond te komen, maar veel ge
ven, veel goed-doen kon zij niet. Als zij
rijk was, dan
Ja, ze had wel gemerkt, dat Marianne
A-an Frits hield. Wanneer ze samen op 't
kamertje zalen vor de les en tante in
haar eigen hoekje, zag ze de vroolijke
blije oogen van Marianne, hoorde zij de
grapige invallen van Frits en leefde ook
zij op in 't genoegen Aan die twee.
Beiden waren heel voorkomend voor
tante Mies, en deze hield ook veel vau
hen. Tegen niemand had tante er ooit
over gesproken cn zelfs Marianne be
merkte er niets van. Wel was tante erg
goed voor haar, maar door haar ruw op
treden kon zij 't meisje, wat toch veelal
zenuwachtig was, erg kwetsen.
Toen Frits den volgenden morgen
kwam en met Marianne alleen gelaten
werd, vertelde zii de verloAÜng van Bel
la en dat zij nu nog wat wachten moest.
„Wij zijn nog jong, hè Frits en sterk".
Hij gaf haar een hartelijken kus: „Ja,
meisje mijn, ik zal je altijd trouw zijn, en
altijd van je blijven houden!"
Zij zag hem aan en haar liefde en
trouw teekende zich af op 't gezichtje.
Tante Frederika kwam terug en mees
ter cn leerling gingen door met de les.
Bella Avas bezig toilet tc maken, daar zij
a-erlovingsvisites ging maken. Heel den
morgen had zij gemopperd dat zij toe
komstige vrouw van een baron geen
nieuwe costuum hiervoor kreeg.
..Zoo in-hurgerlijk, moeder, wat zal
Lothar denken en zijn familie. En als zij
er mij op aanzien!.... En dan later de
praatjes! Waarom nu geen nieuw ge
kocht! Zoo duur is dat niet!"
En of moeder en Marian al praatten en
redeneerden, Bella Avas en bleef boos.
Toch ging zij met -haar liefste lachje met
Lothar mee, die vond dat zij er heel mooi
uitzag, wat Bella wéét een beetje in de
goede stemming bracht.
Tante Mies had boven alles gehoord en
toen Marian boven kwam vroeg zij ter
loops, of zij haar geld af belegd had; er
stond nu juist een mooie belegging geno
teerd, erg solied!
„Maar tantetje, dat gaat niet; Ik
heb Vader 't geld gegeven, nu Bella
trouwt is er zoo veel noodig.Anders
maakt Vader zich nog meer zorg. Ik ver
dien 't wel weer, dan Averk ik A?at meer
en wat langer!"
Tanto begreep niet hoe 't kon, Bella had
zelf toch eens moeten werken en de han
den uitslaan, maar daar \Aras ze te mooi
voor. Deftig was 't, 'n kroontje op al 't
goed! En aan deze ijdelheid werd Marian
opgeofferd, 't was schande! En ook haar
eigen huwelijk! „Men kan van mannen
niet zooA-eel \erlangen, dacht Tante Mies,
Jansen houdt nu van haar, maar hij is
veranderlijk. Hoo Ger zij trouwen, hoe be
ter. Een zuinige ".verkzamo vrouw, zou
hem A-oor veel leed besparen, en voor haar
is 't best, als ze hier weg komt.
Tanto Mies pleitte, on redeneerde, maar
't haalde niets uit. MevrouAV Brülow vroeg
of Marianne zich beklaagd had en" op 't
ontkennend antwoord, zei de zij: „Nu be
moei er je dan niet mee!
Van beide 'zijden werd er niet meer over
gesproken, daar Tante Mies niet te mis*
sen was bij 't vele naaiAvork voor Bella,
en zij zelf niet graag ruzie maakte, Avaar-
door zij Marianne in 't geheel niet moer
zien zou.
Bella cn Lothar trouwden kort na
Kerstmis en de rijk met bloemen versier
de kamers vormden een scherp contrast
met do koude buiten. Ieder was zeer in
zijn schik. Van beide kanten Avaren de
ouders tevreden, te meer daar de bruid er
deftig en mooi uitzag. Mevrouw Briiiow
genoot van haar overwinning. Hoeveel
moeite had zij niet gehad om haar man
over lo halen, telkens en telkens weer. Nu
had Bella alles wat haar toe kwam. Da
mooie meubels Avaren al naar de nieuwe
woning en alles zag er keurig uit. Wel
moesten zij zich in alles bekrimpen, cn
heel zuinig zijn, maar ja, mot zoo'n
schoonzoon moest men zijn stand ophou
den en zuinig kon zij pas worden nu Bella
weg Avas en uit do stad. Zij kon dan op al*
les gaan bekrimpen en haar man zou te*
vreden zijn. Ontevreden zag zij hoe Ma
rianne heel niet paste in dezen kring. Zij
zag bleek en rnoe en van dat kind had.
iedereen nu verdriet. Nooit was zij uitgo-
laten of vroolijk, altijd stil en eenzelvig.
Alleen om haar vroom gekwezel kon zjj 't
kind al niet goed zetten. Tante Mies zei
maar dat Marianne ziek Avas! Dat was
wat moois! Omdat zij moest werken zeker!
Zoo hard had zij 't niet en aanpakken
deed geen kwaad. Als zo 't haar hcelo Io«*
ven zoo had als nu, mocht zo van geluk'
spreken! Maar ja, Mies was zelf ook zoo'n
eenzelvige ouwe dame! Zoo zou Marianne
ook wel worden!
Marianne intusschen had Frits langen
tijd niet gezien. Hij had 'n opdracht go*
kregen en moest hiervoor naar Noorwe*
gen. Do lessen waren vervallen on 't lo-
a'en was erg eentonig. Eindelijk tweo we
ken na Bella's trouwen kwam de brief,
dat Frits terug kwam. Marianne zorgde
A-rij te zijn en Avas aan den trein. Frits
sloeg haar bezorgd gade! Hoe bedrukt en
langzaam was 'zij en hoe mager.
(Wordt vervolgd!).