ONS MODEBLAD. Voor Huis en Hof, ook li eel best. mits men *t missen van de rechtspersoonlijkheid ervoor over beeft, krijgt men deze ooi» noodig, dan kau men altijd nog bij de overheid aanklop pen, welke de statuten toetst aan de wet, waarna alles in orde komt. Voorheen echter! Tn October 1609 wendden een 8-lal Leidsche schilders zich-tot de Stadsregee- ring om oen verbod te verkrijgen van scbilderijenvorkoop buiten de vrije mark- ton en tevensom een eigen gilde te m ogen oprichten. Zoo'n verbod werd uitgevaardigd, maar het tweede verzoek gewoonweg geweigerd. Pas in 164-2 kregen de schilders, dio hun poging natuurlijk af en toe her nieuwd zullen hebben, vergunning om drie „toesienders ofte deeckens ende hooftmans" te hebben, door de regeering aangesteld en wier taak was, op het na leven der verkoop-ordónnantie to letten. 'Dit begon tenminste op een gilde te lijken, hetwelk er dan ook al een ver gaderkamer op na hield, zij 5t hoogst een voudig. De inventaris uit dien tijd ver meldt: ..twee lange, houten zitbanken; een olielamp met kan; een tinnen inktpot met kannetje; een tinnen flescb, benevens een zilveren „blasoen" met -het schilders wapen, aan een zijden lint te dragen". Wat waren de lui vroeger gauw tevre den. Men moet n.l. weten, dat deze „St. Lucas-ordre" toen al 30 leden bezat, waar onder zelfs Gerard Dou en Gabriël Metsu. Aan „twee lange, houten zitbankep" had den ze genoeg voor de beoefening der ge zelligheid onder het genot van bier en kruidkoekjes. Een volledig gild, waartoe alle Leidsche schilders moesten behooren, was 't met dit al nog niet. Eerst in 1648 kwam dit eindelijk in 't leven, tot groote vreugde van de vele betrokkenen, die er de Stads- vegeering ernstig op hadden gelezen, dat het wijl de ordonnantie niet streng genoeg kan worden nageleefd op den duur niet mogelijk zou wezen de Leidsche schilders in de sta^d te houden, ,,'t welck jammer waer, want van ouds Leyden van -treffclycke meesters vermaert is ge weest". Dat argument: „we gaan anders weg!" deed bij de overheid natuurlijk het pleit beslechten, want gelijk hadden de reques- tanten: de Leidsche Schildersschool mocht er wezen. Krachtiger dan in eenige andere stad van Holland heeft sedert Cornelia Engel- breehtsz en Lucas van Leiden beide reeds vóór de Hervorming beroemd te dezer stede een schier onafgebroken reeks schilders gearbeid tot in bet midden der 18c. eeuw. Er was wel reden voor dien bloei der kunst. Hierheen toch, naar deze tweede si ad van Holland, waar de neringen steeds hooger bloei verwierven, riep de Academie bovendien een onafgebroken stroom vreemdelingen, waaronder velen ,v;in gooden huize. Dat was wel de sfeer, waarin de arlisten een afzetgebied kon den vinden En 't moce waar wezen: longa, vita brevis", gedurende dit korte leven hoeft men toch geld noodig. Toen dan ook in 't midden der 16e eeuw het beleg naderde de welvaart daalde, ging do kunst been: de zoons van Enrrelbrechtsz trokken weg, de een naar het nog rijke Brugge, de ander naar het kunstlievende hof van Koning Hendrik VTII van Engeland. Een zoon Yan Lucas, Aertgcn van Leiden, bleef hier achter; hij zag zijn vertrouwen hier beloond, want na het beleg werd alles gestadig beter en tot 1564 leefde hij rijkelijk van zijn kunst. En wie hadden we zooal meer in de „St. Lucas-Ordre"! Om te beginnen Isaac Claesz. Swanen- bureb, die vele officieele opdrachten kreeg en van wiens drie, eveneens artis tiek aangelegde zoons de oudste, Jacob Swanenburch, de eerste leermeester van Rembrandt was. Een leerling van den ouden Swanen burch was de door half Europa beroemde Octavio van Veen (15881629), die in Brussel leermeester werd van Rubens. David Bailly was in 't begin der 17e eeuw een gezocht portret- en stilleven- schilder, tot wiens vele leerlingen ook ge rekend wordt de beroemde zeeschilder Willem van de Velde de Oude. Niet ver geten mogen we ook de Leidenaar Jan de Hoey, hofschilder van Koning Hendrik IV van Frankrijk, de zeeschilder Jan Por- cellis (hier of aan de Kaag geboren) es de historie- en portretschilder Joris van Schoten, van wien verscheidene goede Leidsche sohutterslukken zijn overgeble ven. Met Jan van Goyen (15961656) be gint echter de groote tijd van Leidens schilderkunst; zijn landschappen wekken nu nog ieders bewondering. Naast hem mogen genoemd Jan Lievensz (1607— 1674), Gerrit Dou (1613—1675), Jan Steen (16261679), Frans van Mieris de Oude (16351681), en boven deze allen Rem brandt van Rijn (16061669), die in 1631 naar Amsterdam verhuisde, waar heen het portretschilderen hem riep. Zooals bekend mag worden geacht een gevelsteen verkondigt het ieder had Gerard Dou zijn atelier aan 't Galgewater, thans Princessekade. Hij schilderde met zoo groote nauwkeurigheid, dat men soms schroomde hem een portret te laten ma ken, zoo eindeloos waren de zittingen, waartoe hij zijn lastgevers noopte; hij ging dan ook later meer over tot het stilleven: voorworpen klagen niet als het schilderen lang duurt. Men zal niet van alle beroemde mees ters een biografie vragen; het zou verve lend worden. Een uitzondering mag ech ter gemaakt voor Jan Steen, dien merk- waardigen eenling onder zijn kunstbroe ders. Hij was de zoon van een brouwer en leerling van Jan van Goyen, wiens schoon zoon hij werd. Hij woonde tijdelijk in Den Haag, doch keerde weer naar Leiden te rug, waar hij schilder en herbergier tege lijk werd. Vallen hieraan wellicht devroo- Iïjlce onderwerpen ziiuer schilderstukken toe te schrijven: lustige lafreelen in een rumoerige omgeving, welke het spreek woord deden ontstaan: „Huishouden van Jan Stcon". Wel verre van zich te voegen bij de Leidsche fijnschilders Gerard Dou maakte school zocht hij zijn kracht in oen breéde, losse penseelstreek, terwijl hij ook in de keuze zijner figuren zijn eigen gang bleef gaan. Prof. Blok over het Leidsche kunstle ven bestudeerend, krijgt men wel den in druk, dat er wat veel arlisten waren: kunst koopen doen per slot van rekening slechts weinigen. We lezen ten minste: „hoe me nig kunstenaar zal, om te kunnen leveü, zich niet hebben moeten leenen tot verlo ting zijner werken, tot beschilderen van rijtuigen, sleden, koffers, muziekinstru menten, uithangborden en wat dies meer zij", om niet te spreken van de lommerd, waar men altijd een stukje kwijt kon. Do Leidsche schilderijenmarkt was in- tusschen zeer gezien .Men kon terecht op de „groote pers" ten Stadhuize, waar de kunstwerken veilig hingen tegen het weer, terwijl de kunsthandel een goed bestaan bed. Honderden en nog eens honderden schilderijen vonden zoo hun weg naar de binnenkamers van Hollandsche burgers en boeren, naar de tijdelijke woningen van vreemde studenten of builenlandsche gas ten, vanwaar ze gingen tot ver buiten de Nederlandsche grenzen. Tegen woordig worden ze. dan soms weer in vreemde oorden „ontdekt" en tegen hoogen prijs naar 't vaderland teruggehaald, in dien dit al lukt. AJO. •••09tj WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. (2de helft Maart). Nadruk verboden. Zaai nu zomerroge. Beter dan de oude landrassen is Von Lochow's Petküser Zo- merrogge; men zaait ze vroeg, hoeveelheid zaaizaad 120 tot 130 K.G. per H.A. Ver wissel om de twee of 3 jaar van zaaizaad; nog beter: koop ieder jaar wat origineele of enter Petküser, dan kunt ge steeds uw eigen enter of twenter za.airogge op uw akkers uitzaaien. Soms geeft de enter Pet küser nog beter oogst dan het origineele zaad, dat veel duurder is. Ook Maartgerst de üaam zegt het al kunt ge in deze maand uitzaaien. Hiertoe is uitnemend ge schikt Mansholts gerst II. Groote schade wordt aan den gerstoogst vaak toegebracht door de strepenziekte. Behandeling met kopervitriool is biervoor aan te bevelen, het z.g. „vitriolen": voor 1 H.L. zaad lost men 2 Hectogram (2 ons) kopervitriool op in pl.m. 2$ L. heet water, laat dit afk>-#> len en vermengt de oplossing door her haald omscheppen met hel zaaizaad. Voor 100 K.G. wordt genomen 2l ons (half pond) in 3 L. water. Bij het zaaien van haver moet, meer nog dan tot dusver ge schiedt, gelet worden op twee voorschrif ten: le vroegtijdig zaaien; 2e op rijen zaaien. De vroeg gezaaide haver blijft ver schoond van de vrelerij der larven van de fritvlieg, die zeer schadelijk is en zijn eitjes legt einde April of begin Mei aan het pas ontkiemde gewas. In achterlijke streken zaait men eerst na half April, soms zelfs nog in Mei. Als het voorjaar gunstig is, wordt daarentegen in andere streken reeds gezaaid in de 2e helft van Febr. Omtrent het midden dezer maand wordt in de zeekléistreken gezaaid, of wel wat vroeger of later, naargelang de winter zich gedraagt. Meer en meer is men be dacht op de teelt van groenvoedergewas- sen; zeer terecht: boven slalvoedering toch gaat verre de voedering met gras, klaver enz. Een uitnemend mengsel is dat van haver en wikken; ook Westerwoldsch raygras met klaver. Dik zgaien; per H.A. 75100 K.G. haver e* 75100 K.G. ge wone voederwikken (Vicia gativa). Hoe meer wikken des te voedzamer het meng sel. Het eerste zaaisel kan reeds begin Maart (bij gunstig weer) gezaaid worden, en vervolgens na 2 of 3 weken, waarmee men kan voortgaan tot half Juni. Voor een goede ontkieming is bet op rijen zaaien aan te bevelen. In den tuin. Er komt nieuw leven in uw aardbeienbed. Haal den ruigen mest, waarmee ge de planten hebt gedekt, er af, en spit de aarde tusSbhen dc planten om. Was het bed vroeger niet voldoende be mest, dan dient nu nog, vóór het spitten, wat mest uitgestrooid te worden, koemest of kunstmest. Neem nu ook Jjet blad van de bollenperken; wintert het nog d. w. b., laat de vorst zich nog gelden, dan moet go toch het loofdek wat verminderen. Ge zult dan waarnemen, dat de bollen al in 't blad gegroeid zijn. Bij te lange aanraking met het blad, worden dc bladeren der bollen zwart en houden gaatjes daarvan over; soms gaan zelfs de bloemknoppen verloren In do vorige maand hebt ge wellicht Pa- tunta's Lobelia's enz. gezaaid en daarna verspeend; vele ervah kunnen dan nu wor den opgepot. Zoo doet men ook met de stekken, welke in 't begin dezer maand zijn gestoken. Als de stekken wortels hebben gekregen, mogen ze niet langer staan; ze kunnen dan wegvallen of smeulen. Breng nu, als uw tuin niet te vochtig is, de za den in den grond, uw wortelen, erwten, peulen, schorseneeren, iuinboonen sla en spinazie, wanneer dit ten minste nog niet geschied is. Tusschen de schorseneeren kan men sla zaaien, welke er echter op tijd uitgehaald moet worden. Ook peterse lie en selderij, als men \%n deze kruiden een paar planten wil hebben. Schorsenee ren kan men wel een jaar over laten staan; ze worden dan langer en dikker en bek den hun goeden smaak. Raapstelen men b v., evenals de spinazie zaaien schen de rijen dopners en peulen mits deze rijen niet te dicht bij elkaa^ Radijs zaait men tusschen de wortelen! spaart daarmee grond uit; evenwel ft, men de eerste op tijd uit te ri'nkken. De in dezen tijd nog om de nachtvorsten) i uw perzikboomen met rijzen en takken. 1 ook op uw pruime- eu morelboomen, tegen de schutting staan! Ook verschik de groentesoorten, als bloemkool, sla moeten, door er rijsjes of andere hobte) dekking op te leggen, tegen de vorst den beschut. Maak uw gazon of grasti nu in orde! Zijn ze in 't najaar beme^ er dan nu met een sleep van takken ot de mest wordt daardoor fijn gemaakt; hj daarna het stroo en den ruigen mester en ga dan met een zwaren steenen rol veld eens berollen. De oneffenbeden den door deze bewerking geslecht, de laj ten gevuld, de bodem wordt goed vast EPN WINTERBLOEIENDE HEEST| In den regel is er ftan onze slerl» ters in den tuin des winters niet i moois te zien. Behalve de Coniferen enkele andere groenblijvende heestei8,i als Hulst, Rhododendron, e.d., zijn heesters in het koude jaargetijde kaal ziet de tuin er doodsch uit. Een paar heesters zijn er echter, zich juist in den winter met hun blo; tooien. Daar er In dien tijd zoo bloemen zijn, tenminste buiten hi dei zijn deze winterbloeiers ons dubbel kom. Een der mooiste Is wel Jasminum diflorum, wat we in het Hollandscb den kunnen vertalen door NaaRlblog Jasmijn. Het is echter geen soort vaj heestergeslacht, dat men gewoonlijk den naam „Jasmijn" aanduidt en dei tijnschen naam Philadelphus draagt Zooals uit bovenstaande blijkt, beta nudiflorum „naaktbloemig." De plant zoo, omdat ze nog geen bladeren beeft ze in bloei staat. De bladeren koma het. voorjaar te voorschijn. De belde gekleurde bloemen zijn zeer kortgatf zitten dus vlak op de twijgen, en w nu niet door het blad aan het gezlcbl trokken. Bij gunstig najaarsweer kan de reeds in December bloeien. Begint vriezen, dan gaan de bloemen verloren, maar zoodra is de vorst voorbij, of de plant begint weer opt te bloeien. Tegen erge vorst Is de niet heelemaal bestand, zoodat voorkeur op een eenigszins bes plaats moet worden geplant; en Be! gen een muui4, omdat de heester dunne, slappe twijgen maakt. Hij alle gronden goed groeien, zoodat zen fraaien winterbloeier een ieder nen aanbevelen. BESCHRIJVING DER PLAAT. No. J48B. Er is een eigenaardige mode bezig veld te winnen: het is die van de kasha japonnen. Kasha is een soliede wol len slof van grauw-witte lot gr au w-bei ge klaar welke laatste men dan kasha natu rel noemt. We zien op de teekening een voorbeeld voor een japon. De rok is recht en zonder garneering, de tuniek heeft een ondergezet borststuk hetwelk met bruine knoopjes gegarneerd wordt. Van voren een lange stolpplooi: garneering met havanna- jbruin tres zooals ook de omboording van bet zakje. Patroon f 1.35. No. 149 Een model van de nieuwsle tmantelcostuums n.l. die van de aanwen ding eener van aanschijn Engelsche hee- ïrenstof. die de Fransche haute couture be titelt: Roviers. Het bovendeel van den mantel .s van effeu grijze marocain waar- h'j voor het onderste gedeelte een bijpas sende Rodier gezocht is. De mantel sluit op zes knoopen waarvan drie op het Üjqvendeel en de rest op de Rcdierstof. De mantel wordt gevoerd met een bijpassende effen voerzijde. De rok of rechte japon tonder dc mantel is van de crêpe marocain, igebeel recht van model en (als het een ja pon is) met een .smal leeren ceintuurtje Om de heup en ren kraagje om de halsope ning Patroon f 1.57Vt. No. 150. We zien hier een lange voor jaar:-.- en zomermantel geheel van de hier boven genoemde Rcdierstof. Hij sluit van voren op 10 beenen knoopen van bijpas sende kleur en van achter make men een vrij lange split die oveneens met enkele knoopen gesloten wordt. Hoed, kousen en «schoenen neme men zooveel mogelijk in ï-on ze'fde kleur als de mantel. Patroon i 1 35 No. 151. Een mantelcostuum van kasha- inalurel. De japon is een recht, model met 'half lange mouwen en een roodbruine cein- üuu-r nogal laag om de heupen. De mantel beeft twee zakken en daar precies midden onder een dubbele stolpplooi. De garnee- D ing langs kraag, zakken, mouwen enz. is in roodbruine zijden ripslint. De knoopjes •der sluiting zijn in eenzelfde kleur been of Igalnlitb. Patroon f 1.5714. No. 152 Voor haar dochter kiest de moeder ook a' kasba in een zelfde kleur a's voor zichzelf. De stof is voor den onder kant van dit manteltje van een ingeweven sfreepdessin voorzien, roodbruin van kleur. Patroon f 1.15. No. 153. Een rechte japon van zwarte fcrêpe maroccain. Van onderen in de zijden iweo splitten om de nauwte niet hinderlijk te doen zijn. De borst is puntvormig uitge sneden en heeft Ir ervoor inplaats een on der gezel stuk van witte gebloemde raou- sclinc Van effen witte mouselino is het ikraagje dat van voren geknoopt op de borst hangt. Patroon f 1.35. DE GEZELSCHAPSHANDSCHOEN. De handschoen is een belangrijk onder deel van ons toilet. Hoewel hij den laalsten tijd in de opera en het theater weinig gedragen word, kan men nu toch wel voor zeker aannemen dat do gezelschapshanclsohoen een beteren tijd te gemoet gaat. Er is een mooi, fijn soort van hand schoen uitgedacht, welke de hand niet meer bedekt, doch juist de aandacht op de hand vestigt. Detze soort doet èn den vorm èn de kleur der hand zichtbaar worden. Hij is gemaakt van ragfijne zijde in de kleur der huid, zoodat hij op het eerste gezicht niet opgemerkt wordt. Hij maakt de hand smaller, en de vingers puntiger. Zeker zal hij ook des zomers gedragen worden, daar de verwarming welke hij geeft, miniem is. EEN KAMERSCHERM VOOR KINDEREN. Wanneer Uw kleine ziek is en hij moet dagen lang in bed blijven, zult U er dik wijls moeite mee hebben hem rustig te houden. Bij ondervinding weet ik, dat een ge- zellig-beplalct kamerscherm om het bed heen gezet, (waardoor het kind voor tocht van de opengaande deur gevrijwaard is), een heerlijk iels is, om z'jn aandacht te boeien. Een oud, zelfs beschadigd scherm kan hiervoor dienst doen. Dit wordt be plakt met een effen kleur behang, hetwelk ge wellicht nog in huis hebt; ook kan ge bloemd of gestreept behang dienst doen. Uit oude tijdschriften knipt ge aardige kinderplaten, de grootste zijn natuurlijk hiervoor het meest geschikt. Ge plakt deze platen op het scherm en laat telkens wat ruimte open, zooilat hef behangsel zicht baar blijft en de voorstellingen meer spre ken; het aardigste is het scherm aan beide kanten hiermede te versieren zoodat er voor het zieke kind genoeg afleiding is, om door de lange dagen heen te komen. Eiken dag kan het dan van andere voor stellingen genieten, hetwelk niet weinig er toe bijdraagt om liet verstand te scher pen en de kinderfantasie to ontwikkelen. Hebt ge geen kamerscherm wat ge daar voor kunt gebruiken, laat dan door een timmerman het houten geraamte maken. Een drie-slags-scherm is groot genoeg, daar het anders moeilijk te verzetten is. Ge laat tusschen de houten ramen flinke scharnieren aanbrencon en bespant het scherm zelf met een goedkoop soort lin nen, waarover ge dan het behangsel plakt. Gezonde kinderen zelfs, zullen zulk een aanwinst in hun slaapkamer, hartelijk be groeten. ANNIE M. M. Wanneer in het voorjaar in den moes tuin de gezaaide groente, nadat zij is op gekomen niet fl'nk groeit, maar geel wordt en kwijnt, dan begiete men ze met een mengsel van een gram ijzerzwavelizuur op 1 Liter water. In de meeste gevallen eal de groente daardoor flink en krachtig te voorschijn komen. X- PATRONEN NAAR NIAAT. Papieren patronen op maat gemaakt, kunnen besteld worden onder toezending of bijvoeging yan het bepaalde bedrag plus 15 cent póvto, aan het Comptoir des Patrons, Molenstraat 48 B, Den Haag. De maten op te geven volgens nevenstaande teekening.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 10