alender der week
.01
1.
Als niet anders wordt aangegeven
deze week iedere H. Mis Gloria en
Prefatie v. d. Vasten.
ijDAG, 1 Maart: le Zondag v.
sten. Mis: Invocabit. 2e
d. H. Suitbertus (Zie in het Eigen
'eesten van het Bisdom Haarlem,
Kleur: Paars.
geeft ons nu weer den tijd, niet
jaam voor de zinnen, maar wel heii
voor de ziel: den heiligen Vastentijd,
dan voorheen moeten wij gedurende
jjd ons toonen, dienaren van God
en door goede werken in den
boete en eerherstel arbeiden aan
ieil onzer ééne onsterfelijke ziel.
el). 't Valt zwaar aan onze onver-
natuur, doch door Christus, onzen
H. Misoffer zich opofferenden Be-
aar, smeeken wij om Gods hulp,
it ons zeker niet zal ontbreken
Graduale, Tractus, Offertorius
Jd, Communio).
voorbeeld van den o vastenden en
irslervenden Christus' moet ons be-
n; evenals Hij moeten wij stand-
jjn als onze zielsvijand onzen goe-
aanvalt. (Evangelie).
IJDAG, 2 Maart: Mis v. d. dag
oculi. 2e gebed A Cunctis, 3o
itcus (voor levenden en dooden).
Paars.
IDAG, 3 Maart: M is v. d. d a g.
2e en 3e gebed als gisteren,
sit emperdag. Geboden vasten-
,t h o u d i n g s d a g.
NSDAG, Maart: Mis v. d. H.
irus. Belijder. Os justi Gloria,
v. d. dag. 3e v. d. H. Lucius I
Martelaar. Kleur: Wit.
geoorloofd een gelezen H. Mis v.
Semjniscere, 2e gebed v. d. H. Ca-
3e A Cunctis. Kleur: Paars.
Casimirus, Poolsch Koningszoon,
lonbeeld van versterving en kuisch-
was zijn ijver voor de kerke-
iisten, zijne liefde voor de Aller-
igd. Hij stierf op25-jarigen
IERDAG, ,5 Maart: Mis v. d.
Confessio. 2e en 3e gebed als
odag. Kleur: Paars.
JAG, 6 Maart: Quatertem-
Geboden Vasten- en
idingsdag Mis v. d.
Perpetua en Felicitas
'Z ressen. Me exspectaverunt. Gloria,
laatste Ev. v. d. dag. Klevlr:
geoorloofd een gelezen H. Mis v.
De necessitatibus. 2e gebed v. d. H.
]etua en Felicitas. Kleur: Paars,
g enkele anderen, die in de ge-
gedoopt waren, zijn de H. H.
en Perpetua en Felicitas onder de
g van keizer Severus voor bet H.
marteld.
lis v. h. H, Hart v. Jezus: (Mise-
ïloria en Credo. 2e gebed en laat-
d. dag. Pref. v. h. H. Kruis.
Vit.
IDAG, 7 Maart: Q u a t e r t e m-
Geboden vasten- en
udingsdag. Mis v. d.
v. A q u i n e. Belijder
«raar. In medio. Gloria. 2e ge-
aatste Ev, v. d. dag. 3e voor den
Iredo. Kleur: Wit.
en wetenschap vereenigen zich
Thomas op eene allerheerlijkste
lij is de Engelachtige Leeraar.
hoog-wetenschappelijke werken
de kerk onschatbare diensten be
zel hij blijven bewijzen. In zijne
lijft de H. Thonias de machtige
van alle dwalingen.
ALB. M. KOK, pr.
je vrouw, je kind, je vrind, 'n
in je eigen ziel.
ml dat doet Liefde en Offervaar-
nul dan kan 'n ander jé niet
je komt nooit en nergens te
niet in den hemel en daar
ch maar om, niet waar?
Habakuk.
Ltl'ii
DE JAZZ BAND.
artikel van M. C. van de Ro-
bovenstaand onderwerp in het
schrift „Symphonia" ontleenen
'olgende:
edurende den wereldoorlog werd
dat de voorliefde tot de dans-
negers met den dag groeide,
suprematie van de negermuziek
i het exotische tijdperk: tango-
s de rage en componisten met
men voelden zich gedwongen 'n
hinkend pseudoniem aan te ne-
eritabele Argentijnsche tango's
teren, om ten minste een debiet
producties te kunnen vinden,
amen de neger-melodieën in de
iet deze muziek de jazz-band.
natuurlijk heel eenvoudig gering
de schouders op te halen en te
dat het genre van de Jazz-band
is om eenige belangstelling te
Is als tijdsverschijnsel moeten
0r bet wezen van jazz-band in
to wie werkelijk een studie van
!e®aakt heeft, weet, dat de Jazz-
agsche toonzetters
mis heeft gekregen.
gewenscht, de verschij-
'azz-band en negermuziek, niet
I danszalen, maar ook in con
to. na te gaan en ons stand-
'e?enover te bepalen,
erkende van de Jazz-band is
«trhytmische element der mu
sisch (dus bij verrassing) te
variëeren. Een goede Jazz-band legt zich
toe op bet ten gehoore brengen van rbyth-
mische complicaties, van syncopische' ver
anderingen, dio niet in de origineele mu
ziek zijn to vinden. Daarom is de slag
werker bij de Jazz-band van zulk een
voorname beteekenis. Vergenoegt hij er
zich mede, op zijn vele slag-instrumenten
dezelfde trommelpartij uit te voeren, die bij
vroeger op uitsluitend groote- en kleine
trommel sloeg, dan heeft hij niet genoeg
gedaan. Want hij moet de slagwerkpartij
opnieuw instrumenteeren, met fantasie en
vooral met fijne „rbytmische scbakee-
ringen".
Daarom zijn neger-jazz-bands te verkie
zen boven de imitaties der Europeanen.
Want de -virtuoze negermuzikanten impro
viseren en zoeken vooral in gewijzigde
rhytmiek naar interessante contrasten met
de maalverdeeling der door 'n andere
groep van het orkestje voorgedragen me
lodie.
Een. verder kenmerk (dit schijnt onze
Europeesche Jazz-musici het meeste ge
troffen te hebben en tot navolging geleid)
is de afwisseling van de klankkleur.
eker, de Jazz-band begint met gewone
instrumenten, violen, bassen enz., te ge
bruiken en de toevoeging van gitaren,saxo
phones en dergelijke verandert de normale
klankkleur van een strijkje, maar ook het
groote symfonie-orkest onderging vaak
wijzigngen en reeds deFransche componist
Massenet bediende zich van de saxofoon
voor zijn opera-orkest.
Het eigenaardige in de instrumentale
van de Jazz is de consequente poging om
alle gebruikte instrumenten zooveel moge
lijk in verschillende timbres te laten hoo-
ren. Men plaatst een doos op de viool om
er een soort doedelzak van te maken. Men
voorziet de strijkinstrumenten van trech
ters, men stopt do merkwaardigste sourdi
nes in de bekers der trombones en trom
petten om anderzijds weer het uiterste ge
weld van bet koper te verlangen. Saxo-
fones en clarinetten worden in de uiterste
registers gebruikt; de vroeger geschuwde
glissando's van koper-instrumenten zijn
nu een mode-artikel en vooral de slagwer
ker beeft een arsenaal van vreemde instru
menten gekregen, waardoor bij de rliyt-
misch begeleiding oneindig kan varieeren
Deze waarlijk consequente uitbreiding
van het geruisch in de muziek is te eigen
aardiger, omdat de manier in volkomen
tegensteling staat met de opvatting van
deze andere moderne musici: de aanhan
gers der atonale muziek. Want deze voor-
"standers van hervorming meenen, dat de
ideale muziek juist zulke is, die van ieder
bijgeruisch bevrijd zou kunnen worden. Zij
geven toe, dat hun eisch eigenlijk onmo
gelijk is. Een piano is volgens hen verre
verkieslijk boven samenspel van violoncel,
viool, clarinet en fluit, omdat het gewijzig
de timbre van elk instrument de aandacht
afleidt van de innerlijke beteekenis der
muziek. Een piano heeft ook geen gelijke
klankkleur in alle tonen (verschil tusschen
het geluid door ontspannen snaren voort
gebracht, en de kortere snaren), maar het
verschil in klankkleur is niet zoo storend
zeggen deze muziek-puriteinen.
Wanneer wij er op wijzen, dat wij zoo
min de toevoeging van mandolines, piano
en dergelijke reeds lang bekende instru
menten aan het groote symfonie-orkest een
vooruitgang zien, omdat de klankkleur van
het orkest daardoor niet verfijnd en ver
beterd wordt, (de celestra, die een nieuwen
en voor sommige effecten onmisbaren
klank aan het orkest toevoegt, zonderen
wij dus evenzeer uit als ieder nieuw in
strument, dat 'een gelijke en verhoogde
uitwerking zal bobben), kunnen wij in on
partijdigheid ook het stumperige gedoe
veroordeelen van de jazz-bands a outrance,
die het liefst door den slagwerker een ka
non zou laten afvuren, glas verbrijzelen en
vuurwerk afsteken.
Die preferentie van de jazz-band voor
veelsoortig' gedruisch is in het algemeen
niet bij onze moderne toonzetters terug te
vinden. Het zijn do echte neger-melodieën,
do geestige nabootsing daarvan en - de
rbytmische verscheidenheid der muziek,
die hen boeien.
Vele vermaarde negerzangen zijn ont
staan in den tijd toen de slavernij nog
heerschte. De zangen der slaven bezaten
meestal een droefgeestigen tekst als grond
slag en de daarbij passende melodieën
droegen vaak 'n hyper-sentimenteel karak
ter. Karakteristiek is het .gebruik van de
kleine septiem en voorts bemerkt men, dat
vele melodieën, al zijn ze later wat gemo
derniseerd op den pentalonischen ladder
gebouwd zijn.
Een zeer goed specimen van zulke mu
ziek is het ook bij ons bekende lied: „Way
down up on the Suwanee River".
Geleidelijk werden de Coon-songs meer
bekend, 't Waren geen aristocraten, die ze
over de wereld verbeidden, zoo min als de
dansen der negers dadelijk tot het leerma
teriaal van mondqine professeurs de dan-
se behoorden. Matrozen en zwervers maak
ten de negermuziek populair en dansten
de cakewalk in het beruchte kwartier van
San Francisco, Barbary Coast, waar het
uitvaagsel van alle naties verkeert. Na de
Cake-walk leerden de danslustigen den
Rag-time kennen. Rag beteekent „vod" en
de. naam Ragtime is karakteristiek, omdat
het schijnt alsof men telkens een lap van
eenige noten uit de muziek gerukt heeft.
Dan is er een generale rust van enkele tel
len, waarbij hoogstens het slagwerk den
rhytmus laat hooren.
Een opvolger van den Rag-time is the
Blues. Het woord is aan de volkstaal ont
leend en duidt een toestand van landerig
heid-en verveling aan. Kenmerkend voor
geestesgesteldheid der moderne dansers
en danseressen is het wel dat zij hunne
dansen den naam geven van het ellendige
gevoel dat hen door gebrek aan werk en
afleiding bekruipt.
Naar de meening der kenners heeft de
Jazz het hoogtepunt bereikt. Men kan
toch niet steeds doorgaan met bestaande
melodieën te parodieeren door een ver
schoven rhytmus en door de variaties van
lawaai te vermeerderen.
Reeds ziet men restaurants van standing
annoceeren dat in de lokaliteiten geën mu
ziek gemaakt wordt en geen dancings
plaats vinden (hoogste attractie!) en wel
dra zal ook het publiek de voorkeur gaan
geven aan orkesten welke door verfijning
en niet door grof effect de aandacht wek
ken. Paul Whitmann's experimenten wij
zen er wel op dat hij, de koning van de
Jazz, dit beseft.
Hierna behandelt de schrijver de vraag
hoe ver de invloed van de Jazz op onze
Europeesche toonzetters uitgeoefend reikt.
EN TOEN DE ZON ONDERGING.
RUSSISCHE NOVELLE.
Do dag was helder en mooi. De zon
wierp iiuar gehiolen gloed op de aarde
nee: va de lucht was zoo drukkend, dat
ze den adem benam.
Ik keerde van mijn kantoor naar huis
terug. Ik liep langs de huizen, want daar
brandde de zon niet zoo zeer. Ik 'kwam
langs een tuintje naast een werkmans
huisje, waar ik een kleinen jongen zag,
De tuin was heel klein en had geen
boom, geen schaduw. De knaap zat op een
bankje en op zijn vlasblond onbedekt
hoofd en zijn rug wierp de zon haar lieete
stralen,
..Kind!" riep ik over de haag, „zit toch
niet in de zon, gij kunt een zonnesteek
krijgen
Hij hief het hoofd op en wendde een
paar groote, treurige oogen op mij. „Ik
heb het niet heet, mijnheer."
„Hoe? Hebt gij het niet heet in die
zon?"
„Neen. mijnheer, in de zon is het mij
aangenaam. Zonder zon, of in de kamer
bevries ik."
„Bevriest gij steeds, indien gij niet in de
zon zit?" vroeg ik verder,
„Vroeger niet.. Eerst thans., sedert zij
niet meer daar zijn", voegde hij er treu
rig bij.
„Sedert wie niet meer daar is?"
„Vader en moeder, mijnheer."
„Waar zijn die dan?"
„Ik weet het nietZij zijn weggegaan
en niet weergekeerd."
„Hebben zij ie dan alleen achterge-
l?»ori? vroeg ik, nieuwsgierig geworden.
„Niet adergelaten," weersprak hij met
nadruk. „Wij waren allen te zamen ge
gaan. maar zij kwamen niet terug."
En daarna vervolgde hij ongevraagd:
„Dat is reds lang geleden.het was in den
vorigen winter in Januari. Op een Zondag
gingen wij alle drie met andere arbeiders
naar den czaar.. Maar wij kwamen niet
tot bij den czaar.. Onderweg begonnen
soldaten op ons te schietenDe menschen
schreeuwden angstig, Eenigen vielen, an
deren vluchtten. In mijn angst hield ik
mij krampachtig vast aan het kleed van
moeder en liep met de anderen wat ik
loopen kon. Toen niets meer te hooren was
bleven wij staan. Daar zag ik, dat ik mij
niet aan moeder had vastgehouden, maar
aan onze buurvrouwen moeder was
daar gebleven.Ik wilde omkeeren. maar
de buurvrouw nam mij mee en liet mij
voor het venster zitten en naar hui ten
kijken. Daar zou ik zien. zei zij, indien zij
naar huis kwamen.. Maar zij kwamen
niet, en tot op dit uur zijn ze niet terug
gekeerd en dat is al lang geleden."
Zijn treurige oogen waren nog droevi
ger geworden, en telkens moest hij. akelig
hoesten. Ik had met den kleine te doen, Ik
zei hem, dat ik morgen of overmorgen
terug zou keeren. en vroeg hem. of ik soms
lekker eten voor hem wilde meebrengen,
„Ik dank u, mijnheer, te eten geeft men
mij zooveel ik slechts wil."
„Hebt gij dus geen enkelen kleinen
wensch?"
Hij dacht na en zei toen schuchter, en
smeekend: „Ik had wel een wensch,
mijnheer; maar het is zeer duur, erg
duur.."
„Wat is het dan? Zeg het maar, kind."
„Ik zou graag'een beeld dor. Moeder
Gods hebben. Zulk een beeld als wij
thuis hadden, waarvoor wij altijd baden..
De Moeder Gods met een zoeten glimlach,
in gouden lijst Maar dat is zeer duur,
mijnheer!" voegde hij er bekommerd bij.
Ik beloofde hem, zoodra ik aan zulk een
beeltenis kon komen, ze hem te brengen.
Toen ik den volgenden dag uitging, trad
ik een heiligenbeeldenwinkel binnen. Het
duurde niet lang of ik bad gevonden wat
ik zocht. Ik liet de. beeltenis inpakken en
nam ze mee, om mijn kleine aanstonds blij
te verrassen, Van verre zag ik hem op de
bank zitten. Plotseling stond hij op en
kwam naar mij toe. Hij had mij bemerkt
en gezien, wat ik meebracht. Toen hij bet
schilderij zag, riep hij verrukt uit: „Dat
is hetzelfde dat thuis was!"
Een uitdrukking van zaligheid lag over
zijn gezichtje.
Hij vergat mij, vergat alles, bij keek
alleen en zijn oogen schitterden van
vreugde
„Ja. dat is hetzelfde als dat thuis was,
en dat, toen vader en moeder niet meer
terugkwamen, de huisbaas nam voor de
rest van de huur.
Bij deze woorden werd hij weer treurig.
ÏTij kuste het schilderij en dankte mij,
dankte mij zoo liartelijKk als slechts kin-
dere,-. ^nnen
Daar ik zag, dat hij rilde, vroeg ik: „Heb
je kou, kind?"
„Neen, mijnheer, ik ben zoo blij.." Een
hoestaanval onderbrak hem. Na een poos
voegde hij er bij: „Dat hoesten en die ril
lingen komen van die begrafenis in den
nacht.
Ik werd nieuwsgierig cd wilde hem juist
een vraag stellen, toen bij reds uit zich
zelf begon te vertellen:
„Twee dagen na den Zondag, waarop
mijn ouders niet terugkwamen, hoorde ik de
menschen zeggen, dat des middags de be
grafenis der gedooden zou plaats hebben!
Zij zeiden, dat alle arbeiders zouden mee
gaan. Ook ik wilde met de buurvrouw
meegaan. Toen kwamen weer anderen, die
zeiden, dat men hen niet overdag zou be
graven maar des nachts. Ik was bang dat
ik nietmee ter begrafenis kon gaan. Des
nachts kon ik niet slapen, want het scheen
mij voortdurend toe, dat een stem mij riep,
ter begrafenis te gaan.. Ik stond zoetjes
op, maakte de deur open en ging.."
„Waart gij d"*» niet bang, midden in
den nacht, geheel alleen op de straal?"
„Neen, mijnheer, Ik zei bij mij zelf: in
die*^ men hen gedood heeft, wat geeft het,
indien men ook mij doodt? Ik liep den
kerkliofweg op, verborg mij daar en
wacMte.. Lang was niets te hooren. Plot
seling vernam ik een somber geruisch. Ik
legde mij plat op den grond, het
hoofd een beetje omhoog, om alles te zien,
en begon te bidden. Voor vader bad ik,
voor moeder en voor alle anderen
„Een donkere massa kwam er aan, zoo
breed als de weg; het waren kozakken! En
achter hen kwamen wagens, en op die
wagens, mijnheer, lagen do dooden.., de
een op de andere geladen.Wellicht
waren daar ook mijn vader en mijn moe
dor."
Hij verzonk in gepeins en hoog het
hoofd. Daarna vervolgde hij: „Ook gij zijt
treurig, mijnheer, ofschoon gij die wagens
met dooden niet gezien hebt. Naast de wa
gens reden kozakken en aan het einde
weer een troep kozakken. Zij waren reeds
lang verdwenen, toen ik nog steeds
knielde;"
„En verder?"
„Toen stond ik op en wilde naar huis
gaan, maar ik was verstijfd en de voeten
wilden zich niet bewegen.. Ik we<ft zelf
niet meer hoe ik thuis kwam. Ik legde mij
le bed, mijn tanden klapperden.. Ik bleef
eenige dagen in bed -en kreeg toen dat
vreeselijke hoesten en steeds rilde ik van
do kou. Eindelijk stond ik op, maar het
hoesten en de kou bleven."
Wij scheidden, want de arme jongen
kreeg weer een vreeselijken hoestaanval.
Sedert dien zag ik hem dikwijls. Hij
was steeds blij Ik kwam. Steeds had hij
mij wat te vertellen.
Eens moest ik voor acht of veertien
dagen op reis, en deelde bet hem mee.
Hij was zeer bedroefd en toen ik afscheid
van hem nam, zei hij, dat hij zou bidden,
opdat ik gelukki" mocht terugkeeren.
„Hier zal ik zitten en wachten lot "u
terugkeert, mijnheer."
In zijn droevige oogen stonden groote
tranen.
Na twee weken kwam ik terug.
Op den dag mijner aankomst nog ging ik
m::n kleinen vriend begroeien.
Reeds van verre zag ik, dat do plaats,
waar hij gewoon^:V zat, leeg was, en toch
was het een mooie de". De zon scheen lek
ker. 7' bleef waohtend staan, in de hoop,
hem uit het huisje te zien komen.
Na .een poosje knarste do deur en een
vrouw verscheen. Toen zü mij zag, riep zij
sm- - 'pütk: „TTö is niet meer, mijnheer! Gij
zvy hem nooit weerzien. Gisteren hebben
wij hem naar het kerkhof gedraeen."
„Hoe is dat gekomen?" vroeg ik ont
roerd, „is er nog een andere ziekte hij ee-
k— n?"
„Neen, mijnheer. Hij hoestte alleen en
stierf bijna zichtbaar weg.. Hier op dit
plekje zat hij dagelijks in de zon en
wachtte op uEen paar dagen voor zijn
dood ontwaakte bij des morgens zeer ver
genoegd. In den droom had hem de Moe
dor Gods gezegd, dat de tijd van zijn lijden
voorhij was en dpt hij spoedig zijn ouders
zou weerzien, Hij was zeer verheugd, al
leen speet lipt hem, dat hij 't u, mijnheer,
niet kon vertellenOp zijn sterfdag zat
hij hier nog in de zon e.n keek in de rich
ting, van waar steeds komt, mijnheer..
Maar u kwam niet.. Ik moest bom naar
binnen dragen, hij hoestte erg.Ik legde
hem te bed, hot zitten viel hem moeilijk..
Eu toen de zon onderging.mijn God, hij
zuchtte sléchts en was niet meer..",
En terwijl zij de oogen droogde, voegde
zij er bij: „Het heimwee naar zijn ouders
heeft hem verteerd, mijnheer.."
MISDAAD.
Hij had vijf jaar h j juffrouw Dadels
gewoond en er geen slechtere ervaringen
opgedaan dan bij andere juffrouwen,
waar hij op kamers gewoond had. Ook
hier hadden ze hem trouw geholpen om
z'n sokken stuk te loopen, z'n hoorden en
overhemden vuil le dragen; z'n boeken en
kranten hadden ze even geregeld als
elders gelezen eer ze ze boven brachten,
en de jongeheer z'n kostjuffrouw was
weduwe en woonde samen mot haar jong-
sten zoon van vier en twintig had er
niet tegen op gezien zich zoo nu on dan
met z'n overjas te behelpen of welwillend
gebruik van zijn parapluic te maken.
Ook hier werden schilderijtjes, pennemes-
jes, presse-pap'er, aschbakjes, d'ie hem
door vv-ienden of familie geschonken wa
ren, stuk gesmeten en hielp men hem ca
deautjes in natnra, als sigaren en vruch
ten, zoo gauw mogelijk lot hun bestem
ming te brengen.
't Waren in één woord kamers zooals
men er vele vindt, kamers die losloopende
heercu ernstige trouwplannen in 't hoofd
jagen, kamers waar men alle dagen aan
merkingen kan maken, doch ze alle dagen
ook weer voor zich houdt omdat het toch
niets geeft. Kamers die de bewoners
iederen dag plannen doen beramen om
naar wat anders uit te zien. plannen die
weer worden opgegeven bij de overwe
ging, dat 't overal eender is.
En zoo was hij er gebleven vijf j'aaT
lang en zou er den eersten tijd nog nnet
vandaan geraakt zijn, als zich niet het
volgende had voorgedaan.
Op een" dag bracht een besteller een
dikken brief voor hem, terwijl hij op zijn
bureau was. Door de ongewone, dikte van
den brief waarschijnlijk verlokt, want 't
was anders heusch haar gewoonte niet,
verzekerde 3e later zelf, onderwierp juf
frouw Dadels den brief aan een nauwkeu
rig onderzoek, en 't resultaat was, dat
weldra twee dingen bij haar vaststonden:
dat do brief van het bureau van de krant
kwam en dat er andere brieven inzaten,
't Eerste was al heel duidelijk, 't adres
van de krant stond aan 't hoofd van de
enveloppe; 't tweede kostte haar meer
moeite en eerst na vele exporimentei van
haar tastzin en herhaaldelijk schudden
van don brief kon ze, met behulp van d'r
bekendheid met dergelijke pakjes, dje ze
zeil' ook kreeg ah? ze een advertentie, r.otte
voor een meid, wat nog al een? gebeurde,
het tweede als zeker aannemen.
Hij had dus een advertentie in le krant
gezet. „Zeker om een andere kiuner ta
zoeken," was haar eerste gedachte. Hij
dacht het dus achter d'r rug k'aa-r te spo-s
len; 'n mooie manier van handelen, maar
zoo ging 't altijd, geen ondankbaarder
werk dan kamers verhuren, 't was baar
laatste verkiezing. Dan kan men die lui
den heelen dag- achterna loopen, aüer'e!
complimenten afwachten en dan i» 'l nog
niet goed. Vandaag is er 'n sterke smaak
aan de boter, morgen is 't vleesöh te taai,
dan zijn de aardappelen te bard, flati
weer to fijn gekookt, dan is 't brood !o
oud, dan smaakt de groente niet frisHi,
dan is een ei doorgelegen; vandaag heb
ben zc aanmerking omdat d'r kamer niet
behoorlijk gedaan is, morgen ia cr weer
te veel' aap gedaan en heeft do moid vod
den papier weggegooid, die noodzakelijk
bewaard hadden moeten worde* Ts al
tijd wat.
Eu daar had Je nou meneer E -'da hier,
vijf jaar bij d'r geweest, a's kind :n hu:s,
't was den hee'en dag juffrouw voor en
juffrouw na en zij had alles voor hem
over, bedisselde alles voor 'm en nou
zoo'n behande'ing. dat viel* d'r effect of
hard. Maar enfin, ze was 't wel gewend,
maar en hier begon toorn te fonkelen
in haar oogen hij-moest niet denken,
dat-io 'n kind voor had, dat zo A>n onnoo-
zel was als ze d'r uitzag. Ze zou d'r gauw
genoeg 't hare van hebben, M doe-'« 'l nog
zoo stiekum.
Met. ietwat geagiteerde beweguikjes
dribbelde ze naar achter, schurre'do wat
in een kast, haalde oen hoolé bussel oude
kranten te voorschijn en ging er aaeo aan
tafel zitten.
..Ziezoo, nou zullen we d'r, deak-ik, wol
achter komen."
cZ zet haar bril op en begint te coeken
in de kranten.
Een half uur wol heerschte eon pleohii-»
'.'o sülln i-i do kamer, alleen onderbroken,
nu "en dan door het ritselen van papier.
Tevergeefs zocht ze echter naar een ad-*
verlentie, waarin vén kamer gevraagd
werd. D'r was niets van dien aard te v*'n-
den en 'u ff rouw Dadc-ls leunde een oogen-
blik achterover in haar aw'ne! en
dacht na.
„V/at kan hij dan wAl voor 'n advertcn-
uwiirtv)?" ivoelde 't n«MiTvq«rii»rig-
heid-pr'kkelend door d'r eerbiedwaardig
hoofd.
En weer begon ze te zoeken, werd b'nd
voor blad. advertentie voor advertentie
gelezen en beoordeeld.
Weer was ze er een half uur mee bezig,
begon ze fe fwijfeVên aan sueeoa, (oor
plots haar blik haperen b'eof aan een ad
vertentie.
Een heer van middelharen 'ecfl jd,
ambtenaav, dio weinig met famlbes in
aanvak'ng komt, zoelTt langs de-ren weg
in kenn's te komen met een dame uit
den netten stand om na wederz'jds< h«
kennismaking een huwelijk aan te-' ga,;u.
Verbazing, ergernis, spijt, tr'umf ook
om de vondst, waren om beurten op juf
frouw Dadel's ge^at te lezen, toen ze d< /.o
ontdekkmg deed: vodo vijf minuien znt ze
bewegingloos in d'r armstoel, dan per.tt'-a
verbazing, ergernis, spijt en tr'umf haar
de woorden uit de keel: „Dus h j wil gaan
trouwen." waaraan enkel ergernis en «pijl
de woorden toevoegden: ..dm 'm krijgt zal
d'r een lekkertje aan hebben, als hii ton
minste zooveel nolen op. zijn zan*" heeft
,a's hier, maar dop 7 -:e wol «v»k we
zen."
Ze nam he' pakV woer op. woog het in
haar hand, bevoelde het en trachte zoo te
schatten hoeveel gezanten van trouwtusti-»
ge dames in de blauw-grijze enveloppe
verborgen waren.
„Minstens zeven," meende zo. dan w er
borrelde d'r ergernis, ontlokte baar tie
ontboezeming:
„Hoe 'S 't in de wereld mo^elnk, hoe
kunnen zooveel meisjes d'r toe komen om
op zoo'n advertentie te schrijven, dat zou
in mijn tnd niet gebeurd zijn, 't tegen
woordig een rare tijd." En weer viel iufj
frouw Dadels achterover in haar stoel,
haar oogen sloten zich half. haar hppen
bewogen, men zou gezegd hebben dal ze
een schietgebed ie bad voor de mffisjes,
wier brieven voor haaT laceu :n de Wauw--
grijze enveloppe. Tn werke1ijkheid zal zo
echter nu te denken over 't .geval en be-»
dacht, dat er toch wel eens één \rj kon
zi-jn die hem beviel en „dan ben Ik hem
kw"it", spijtigdo het in baar.
En toen plots vegwaasdon in juffrouw
Dadels' gedachte alle op- en aanmerkin
gen, d:c zo to "en hem had en kwam daar
voor in de plaats een lango rij van hoe
ren: 't waven de bewoners. d:e haar ka
mers al hadden gehad de viiftien mar dat
ze hoeren heild.
Ik wil hier n:et neerschrijven welke fe*
dachten haar geest bekropen, toer 7.0 dio
rij de revue liet passeeren. De misdadigers
en geestelijk nbnormaVen, die in onze mo-
derne-romanlitteratuur tegenwoorr» nog
al opgeld doen, zouden en ge1 en lijken en
perfecte menschen In vergeljkin* «et de
personen, die zij in haar gedachte.» weer-
zag. 't. Zou b:j den lezer de gedachte wek-*
ken. dat 't uitvaagsel der maatschappij,
de stiefkinderen van hot lot, de wwekop
pelingen der samenleving allen ee« toe
vlucht bij baar gezocht hadden, dat kaar
kamers als eilanden waven, waar»* do
schipbreukelingen van liet leven, rer-
liies van al hun geestelijke goeder**, wa
ren aangespoeld. En boven die aVteia, ko
ven die moderne-romanstof-voor jör«'U
rees z'jn beeld, rein en klaar als <?e« en
gelengestalte en ze zag hoe begeer.-»--
waardig een kamerbewoner hij was en
beefde, als ze er aan dacht, dat-ie wég 7.0a
die kamers verburen, 't is, eigewlijk cell
dor werken van barmhartigheid,
ten minste niet onbarmhartig „gesneden