MODEBLAD. Voor Huis en Hof eten geweest, zoodat men erin berustte en zich behielp, waarbij in 1657 zeer te stade kwam een uitgave van den Amsterdam- schen drukker Jan Hendriksz., die bijeen wist te brengen „Keuren der Stadt Ley- den, geamplieert ende gerenoveert, imts- gaders Octroyen, Privilegiën en Hantves- ten,denzelven Stede gegeven". Hij zal daarbij stellig uit allerlei particuliere col lecties van afschriften enz. hebben geput of een verloren geraakt regenten-exemplaar hebben benut. De ontevredenheid bleef intusschen groeiende, zoodat in het gedenkwaardige jaar 1672 de burgerij aan- prins Willem III den eisch stelde: copie van alle Stadsprivi legiën ter visie voor iederen. Zijne Hoog-j beid zegde met nadruk inwilliging toe van dien eisch, doch 75 jaar later moest dit nog gebeuren. De' oude regentenfamilies waren vasthoudend van aard, terwijl de prinsen van Oranje niet altijd evenveel je vertellen hadden! Inmiddels taande toch de macht der re genten en zoo kon het eindelijk in 1759 ge- echieden nadat van particuliere zijde reeds een nieuw „Extract" der „keuren en gerechtigheden" was gepubliceerd dat door den welbekenden Van Mieris met be hulp der overheid volledig werden uitgege ven alle „Handvesten, Privilegiën, Oc troyen, Rechten en Vryheden, mitsgaders Ordonnantiën, Resolutiën, Plakkaten, Ver bintenissen, Gostumen, Instructiën en Handelingen der Stad Leyden". In 1759! Van Mieris' merkwaardig boek is nog al tijd de bron, waaruit men zoo noodig oude rechten en plichten opdiept. Ouderechtspraak. Privilegiën en keuren vormden gezamen lijk het wetboek der stad, voor welks toe passing bij de rechtspraak schout en schepe nen ook hadden te rade te gaan met hét onbeschreven recht", zijnde wat „van oudts allydt voor een gewonte of styl is geweest". Een en ander hadden zij bovendien te toet sen aan 't Romeinsche recht, dat de Euro- peesche samenleving is blijven beheerschen. De stedeling stond in eersten aanleg te recht voor schout en schepenen, van wier uitspraak in civiele zaken hij in beroep kon gaan bij 't Hof van Holland; in crimineele zaken vonniste de stedelijke rechtbank ech ter zonder appèl, zij 't niet dan na beken tenis. Dat was zoo uit den graventijd af komstig en is aldus gebleven tot 't einde der Republiek. Maar toen werd het ook tijd 'dat er verandering in kwam, zoodat de nieuwè begrippen makkelijk baan konden breken. Voor de toepassing van de stedelijke wetgeving hing natuurlijk veel af van de meerdere of mindere gestrengheid en ge zindheid van schout en schepenen; vooral Tan den eersten, die aanklager en uitvoer der der vonnissen was. „De namen van Cchout Bondt en van Corn. Paets zijn in dat opzicht bij de Leidsche burgerij ln nadrukkelijke herinnering gebleven", zegt prof. P. J. Blok, zoodat speciaal eerstge noemde, die 't ook zoo op de Roomschen voorzien had, wel een fijn heer zal geweest zijn. In 't midden der 18e eeuw was de burge rij al bijzonder slecht te spreken over de rechters, die toen dikwijls het recht onder geschikt maakten aan de vrijgevigheid der rechtzoekenden, een euvel, waarover in de 17e eeuw ook al werd geklaagd. De sche penen van den Patriottentijd stonden in een beteren reuk. Van de rechtspraak van schout en sche penen waren drie categoriën van inwoners der stad uitgesloten: de professoren, doc toren en magistri, wier rechtbank het Hof van Holland was; dan de andere leden der Universiteit, die en velen lieten zich juist daarvoor als student inschrijven onderworpen waren aan de Academische Vierschaar; ten derde de militairen, die stonden onder jurisdictie van den door Prins Maurits ingestelden en eerst in 1784 opgeheven Hoogen Krijgsraad in Den Haag. Deze verschillende jurisdictiën, waarbij dan nog kwam die van baljuw en mannen van Rijnland voor het omliggende platte land, moesten wel tot allerlei conflicten leiden, vooral als het zaken betreft, waarbij verschillende dezer categoriën betrokken waren. Reden te moer. waarom na den Fran- schen tijd de rechtshervorming weinig last had van goede herinneringen uit vervlogen eeuwen. AJO. STEKKEN VAN SIERHEESTERS EN VRUCHTBOOMEN. Voor den liefhebber is er niets leuker, dan in het bezit te zijn van een of meer planten of boompjes, die hij zelf van den grond af, heeft opgekweekt Hoe dikwijls hoort men niet de opmerking: ,,Kijk, deze kastanje, morel, appel of \tat dan ook, heb ik zelf gezaaid toen ik nog een kleine jongen (meisje) was." Heel dikwijls ook zijn het herinneringen aan hen, die niet meer zijn. Dan zijn ze ons nog dierbaarder Nu is het voortkweeken van een of andere boom- of plantensoort door middel van zaaien een zeer primitieve manier van ver- menigvuldigen, die bij vele. nu in onze tuinen, voortkomende gewassen, niet met kans op succes kan worden uitgevoerd. Tm- mers in vele gevallen b.v bij onze vrucht- boomen; krijgt men niet dezelfde aoort terug waarvan men zaad won of in weer andere gevallen b.v. bij vele sierplanten ontmoet men de eigenaardigheid, dat de bloomen (die dikwijls dubbel zijn) geen goed zaad voortbrengen. In dergelijke gevallen zoekt men naar een andere (ongeslachtelijke) manier om die planten of boornen te vermenigvul digen. De gemakkelijkste manier om houtach tige gewassen voort te kweeken is door middel van Btek in den winter. Voor zoo'n stek gebruikt men een een jarige twijg, die van de begeerde struik of boom wordt afgesneden of, dat is nog beter, afgescheurd bij een splitsingspunt van twee twijgen. Heeft men een twijg afgescheurd, dan zit onderaan een verdikt gedeelte, dat- glad afgerond wordt met een scherp mes. Zulk een# stek noemt men een stele met een hieltje. Een afgesneden stek wordt aan het on dereinde juist onder en aan het boven einde juist boven een oog (knop) afge sneden. Een lengte van 25 k 35 cM. is het meest geschikt Ook de afgescheurde stek wordt op diezelfde lengte boven een oog afgesneden. Deze stekken worden op goed losgemaakten en goed'bemesten grond voor ongeveer de helft van de totale lengte in den grond gestoken en eenigszins va-s In getrapt. Heb eerste jaar hebben die stekken niet veel ï'uimte noodig, maar in het tweede jaar kunnen eommige soorten al aardig uit de kluiten schieten, zoodat ze dan al heel wat ruimte ter beschikking moeten hebben. Van de vruchtdragende struiken en hoo rnen kan m'en de volgende heel goed stek ken: roode en zwarte aalbessen, kruist bessen, druiven. Van de sierheesters zijn de meeste oude bekenden te stekken zooals: roode ribes, boerenja-smijn, vlier, weigelia, tamarix, vele spirala's. wilgen, populieren, klimpop (hedera). wilde wijngaard (ampelopsis), Buddleüa-, kamperfoelie, aue-uba en nog vele anderen Niet gestekt kunnen worden alle groot© boomen vormende gewassen, die in' ons land voorkomen (uitgezonderd populieren en wilgen), dus: kastanje, iep. plataan, esch, eschdoom, eik. beuk. linde. Deze worden of gezaaid of afgelegd. Van de populieren en wilgen, die buiten gewoon gemakkelijk te stekken zijn, steekt men dikwijls zg. loten in den grond ter lengte van ©énige M.; ze leenen zich uitstekend om als beschutting rondom een tuin of boomgaard te worden uitgeplanfc, daar ze niet - buitengewoon veel wortels vorm©n en dus weinig schade aan onze cul tuurgewassen doen. •Jammer voor den liefhebber, maar ge lukkig voor.den kweeker kunnen veel van onze mooiste heesters (Rhododendrons, coniferen, dennen, azalea's, rozen enz.) niet zoo gemakkelijk door stekken worden ver- kregem zoodat we die geen concurrentie kunnen aandoen V. H. (Vragen op 't gebied van land- en tuin bouw aan de Redactie van ,,De Leidsche Courant.") WAT DOET ZOO'N KLEIN TOCH IN DE KERK? KIND Men schrijft aan „Het Centrum": „Schoolkinderen, die gewoonlijk ten plattelande groote afstanden, hetzij loopen- de, hetzij, per fiets, tram of trein hebben af te leggen om de school te bereiken zoo leest men in het verslag der Tijdcom- missie onder „Bezwaren voor het gezins leven moeten des morgens een uur vroe ger opstaan, wat niet des avonds ingehaald kan worden. Het is practiscli niet moge lijk, de kinderen naar bed te sturen, als de zon nog hoog aan den hemel staat. Het ge volg is, dat de kinderen, waaronder ook de jeugdige personen zijn te verslaan, te wei nig nachtrust krijgen, wat in- het bijzonder geldt voor de'warme midzomermaanden Dit is zeer nadeelig voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling der kinderen. Daar komt nog voor katholieke kinderen, die gewoon zijn voor schooltijd de H. Mis hij te wonen, of die katechismuslessen ont vangen, nog bij, dat de., zomertijd hen dwingt, ofwel het uur van opstaan aan merkelijk te vervroegen, ofwel de H Mis of de kalechismusles te verzuimen. Daar het laatstgenoemde hun godsdienstige vor ming ten zeerste bemoeilijkt en tegenhoudt, moet wel het uur van opstaan nog meer worden vervroegd. Dit is dan ook wel de voornaamste reden, waarom de katholieke geestelijkheid ten plattelande zoo hevig te gen den zomertijd gekant is." Nu kan misschien de een of ander denkon of zeggen-. „Wat doen die kinderen en vooral die kleine kinderen ook in de kerk?" Antwoord: „Hen wordt iets ge daan". Op den Katholiekendag te Bergen op Zoom, die geheel gewijd was aan het „Eucharistisch leven", werd het volgende feitje verhaald van een eenvoudigen land- houwer in Noord-Brabant, schrijft de „Volksmissionaris". Eiken dag kwam hij gewandeld, winter en zomer, drie kwartier ver, naar de kerk, om er de H. Mis bij te wonen. Op een goeden dag had hij zijn vijfjarig zoontje meegebracht naar de kerk en de jongen zat niet al te stil naast z'p vader. Dat beviel heel slecht aan 'n huurman, die, bij het uitgaan, mopperde: „Wat doet zoö'n klein kind nu al in de kerk?" „Wel", antwoordde de vader hét kind doet er niets, maar hem wordt wel iets ge daan. Onder de H- Mis stort Jezus Zijn genade uit over al degenen, die zijn Offer bijwonen, ook over mijn jóngen. En dat hij moge opgroeien in 3e genade van J, Christus, is mijn innigst verlangen." In het antwoord van dezen eenvoudigen man leeft het geloof van den doordeesem. den Christen, die het altaar alet als voortzetting van Galvarië, waarvan alle genade den mensch toestroomt. Laat onze vaders en moeders en onze onderwijzers en onderwijzeressen in gie, den en dorpen dit eenvoudig voorbeeld vol- gen en ook hun jeugdige kinderen reeds brengen bij Jezus, den goddelijken Kinder, vriend. Hij zal ze zegenen. „STRAKS!" Waarom straks? Waarom oü niet? Jij zegt altijd straks wanneer je wai gevraagd wordt. Heb je 't zoo druk? Nou ja, je hebt- 't wél 'në druk, maar toch lang niet altijd. En wanneer je !t niet druk hebt, wanneer je voor je eigen genoegen wat zit te knutselen, zelfs wan. neer je luiert., zeg je tóch altijd: ✓straks", Aan je vrouw, aan je kinderen, je o geschikten. Wanneer je durfde zou je j ook aan je superieuren zeggen. Tegen die zeg je gemeenlijk: „direct, meneer", al i' denk je, wanneer 't even kan: wacht maar even, straks. Of dat zoo erg is? Och nee, eigenlijk: ja! 't Is 'n schadelijk aanwendsel, 'n typefrï rend aanwendsel. 'I Verraadt egoïsme, lamlendigheid, g(L brek aan fut, 'n- zwakke stee in je karakter. Je wint niets met je eeuwig uifstellë integendeel: je verliest altiid, aan span- kracht, aan moed en aan tijd. De menschen van „ja, straks", zijn nooit de-mannen-van-s traks. Het zijn de menschen die altijd even I# laat komen. Hot zijn de menschen die alles half doen en die niet van aanpakkenweten. Het zijn menschen die nooit beelemaal slagen. Tusschen nu en jouw eeuwig „strata" ligt 'n eeuwigheid. Je kunt er je ziel in zalig maken. „Straks", dat beduidt altijd 'a tel cur stelling voor je evenmensch, voor jj vrouw, je kind, je vrind. Je zult hopeloos verslappen met jt „straks". Jouw telkens herhaald „straks" betes- kent 'n keten van verknoeiden tijd. Zeg voor mijn part „straks" waar bel je eigen genoegen geldt, maar nooit waar je plicht je roept of waar anderen je 'i dienst, of 'n genoegen vragen. Vraagt men je iets, of voel je je tot ieli gedrongen waar je als kerel geen néé oj moét zeggen, zeg dan niet „straks", maai; Doe 't nuf dat maakt je sterk en vlo' van handelen. Doe 't nu! dat brengt vrede en welvaart in huis. Doe 't nu! dat töovert 'n glimlach op i BESCHRIJVING DER PLAAT. No. 140. Dit model toont ons een op merkelijk type der tegenwoordige mode, die meer en meer tracht den allerstreng- eten eenvoud in de costuums door te voe ren. Het is de z.g.n. „masculinisation" in demode, zooals de Franschen het noemen: het is het streven naar de soberheid der heerenkleeding en min of meer uit Enge land en Amerika afkomstig. Het resultaat is doorgaans een tamelijk sportieve robe, bijv. zooals de hier afgebeelde. Zij is ge maakt van een heel donkere grijsbruine frweed. Over het midden van de geheele lengte loopt een opgezete strook vaD wit eatijn van welke het bovenste deel tot slui ting dient. Links, en rechts daarvan, over de borst loopen plooien. De witte strook gaat over in een eveneens wit kraagje. Om 'do taille een ceintuur van wit leer. Links alleen een klein zakte voor pochette De hoed bijpassend in stof en kleur. Kousen beige, schoenen donker bruin. Patroon 111.35. No. 141. De* „ruiten-mode" valt niet toevallig samen met bet sportieve karakter 'der tegenwoordige costuums; de twee hoo- ren bij elkaar. Dit model is er een voor beeld van. Men lette op dat de rok van voren om wat ruimte te krijgen, twee stolp plooien heeft, beginnend in de taille. Het lijfje is gegarneerd met een kraagje met fetrik, welke de kleur hebben gelijk aan de donkerste streep uit de Schotsche ruit. Onder de strik kan een knoopsluiting ge maakt worden. De ceintuur make men van bijpassende effen stof: de twee buitenste Btrooken zijn gezet op de breede middel- ite. Gesp der ceintuur van bijpassend 'galalith, kousen beige en schoenen bruin. Patroon 1.35. No. 142. Deze sportjapon bestaat uit ïwee verschillende stoffen: grijsbruine kashemir twill voor de rok, en een grijs- beige zephir -voor het bovengedeelte. De ïok is in de beide zijden gepliseerd. Het lijfje heeft een door een breede strook overdekte knoopsluiting over het midden; links en rechts een zakje met een leeren knoop sluitbaar en eindelijk een kraag, "welke met leer omboord is. De beide initialen worden geborduurd in zijde van 'den kleur der rok, de mouwen ziet men Van onderen afgemaakt met een strookje tan de kashemir twill. De hoed in bijpas sende kleur vilt, kousen beige en schoenen bruin. De ceintuur die de aanzet van rok en lijfje maskeert is van bijpassend bruin leer. Patroon 1.35. No. 143. Een charmant; model voor een eenvoudige wandeljapon, uitgevoerd in goudbruine ottoman. Het rokgedcelte heeft van onderen een split in de linker zijde en het bovengedeelte is sluitbaar langs den overslag, die vanaf de linker- flehouder naar de taille loopt. De sluiting «et zich over de schouder naar de hals voort, van welke plaats dan tevens het kraagje los moet zitten, slechts met kleine drukkertjes aan den binnenkant der japon bevestigd. Dit kraagje met strik make men van in thee getinte witte zijde. Zooals de lezeres zien kan laat men de rips der stof aan enkele strooken zooals om de taille, den onderkant, bij den overslag en onder aan den mouwen in dwarse richting loopen. Een hoed in bijpassend bruin satijn, kousen bruin-beige, schoenen donker bruin. Patroon 1.35. No. 144. Het rokgedeelle van dit model is van zwarte kaska en heeft voor midden een groote stolpplooi. Het lijfje is van een wit-zwarle wollen ruit, heeft een sjaal van de effen stof met een vierkant stuk witte zijde an het eind; dezelfde witte zijde ziet men onder aan de mouwen Op de linker borst een zakje en om de heup een wit leeren ceintuur. Kousen licht grijs. Schoenen zwart. Patroon 1.35. V03RJAARS-NIEUWTJES IN SCHOTSCHE STOFFEN. Hoe het nlogelijk is om elk nieuw sei zoen met zooveel nouveauté's voor den dag te komen, zullen u de Fransche en Engelsche Modehuizen wel kunnen verkla ren. Er wordt gedacht en gepeinsd op iets „nieuws", iets „moois", iets „chiques" en ziet, er zijn steeds vernuftige ontwerpers, die ideëen geven, zóó subliem en zóó won derlijk, dat vooral wij, vrouwen er soms zóó verrukt van zijn, dat wij ons in die ontwerpen, bestemd voor onze kleeding, hullen met een ware koesterende genegen heid. Het streelt ons oog om goed gekleed te zijn en daar schuilt geen kwaad in, om ons uiterlijk op zijn voordeeligst aan de we reld te vertoonen Nu zijn de Schotsche stoffen op zich-zelf niets nieuws, maar als u al de variaties in de carreaux eens ziet, zult ge versteld staan van de verscheidenheid. Er is zoon groote keuze in dessins en er zijn zooveel nieuwe motieven te bewon deren dat onze aandacht voor de „ruiten- stof" onmogelijk kan kwijnen, ook al za gen wij ze dezen winter zoo veel. Er zijn er bij met weinig opvallende des sins en mat van kleur. Bij deze stoffen is het ruit-efefet weinig sprekend, doch deze zijn omgeven door grootere ruitvakken, waardoor de eerste beter tot hun recht ko men. Deze vindt ge h§t meest in de wol len fantasie-stoffen. Ook zijn er veel onrustig-aandoende stof fen, met heen en weer loopende streepen in de reeds groote en opvallende ruitvak ken, soms zelfs met afwisselend overdwars en in de lengte loopende blokvormen. Toch zijn deze soorten, mits niet te zeer de over hand hebbende, effectvolle stoffen. Om niet te veel van het „goede" of eigenlijk van het overdadig-drnkke te krij gen, werkt men dezen met een effen stof in de kleur, samen. In japon-stoffen voor het voorin er ko men in aanmerking crêpe-marocain en ottomane, ook wel een heel fijne rips, welke eveneens het moderne ruit-dessin heeft. Dan zijn er nog aller-mooiste zijden crêpes, welke met verrassend-inooie des sins verrijkt zijn. Er zijn teekeningen, onder zuiver-Oos- terschen invloed staande, hijzonder zich leenend voor de modernecasaque of tuniek. Ook voor een geheel toilet zijn deze soor ten aan te hevelen, daar ze bijzonder- chique eïefeten verleenen en de zachte soe pelheid der stof veel charme geeft. Dus, zoowel voor mantelcostuums als voor japonnen voor mid<! t ten zullen wij in alle variaties de Schot sche stoffen zien heerschen. A. M. M. PATRONEN NAAR MAAT. patronen op maat gemaakt, kunnen besteld worden onder toezending of bijvoeging van het bepaalde bedrag plus 15 cent porto, aan het Comptoir des Patrons, Molenstraat 4-8 B, Den Haag. De maten op te geven volgens ondersïfianift teekening.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 10