Voor Huis en Hof i®. KALENDER DER WEEK J" wijs te voorkomen on stelde nauwkcu- v vast, wat in elk der klassen moest T!fderwezen en welke boeken moesten ge- iki worden; ook hoe de leerlingen de piiensloefeningen op Zondag hadden hj: ,e wonen, terwijl dagelijks hot gebed Ju lessen moest openen en sluiten, met le- Lj'ngvan een kapittel uit den Bijbel, bene- Iwns Psalmgezang,, alles „nademael de godsvrucht" voor- en achtersteven der wijsheid is". Dit klinkt beter dan onze te- «cnwoordige z.g. neutraliteit. De schooltijd liep van 's morgens 7 of 8 lot 11 eD van tof Woensdag en Za- ierdag was men te 2 uur vrij. Er werd dus een beetje meer les gegeven dan thans, jnpwel er minder leervakken waren. Geen vonder dat deze er beter in kwamen! Aan herhaling en huiswerk werd bovendien een Ljme plaats toegewezen. Ook godsdienst onderwijs werd gegeven, in de hoogste Basse srifs met dogmatische punten van Üeioekenis. Van deze school konden de discipelen natuurlijk overgaan naar de Universiteit, vellce in de 17e eeuw soms 2000 studenten Iegelijk telde natuurlijk niet allemaal keidenaars. Over onze Hoogeschool is ech ter den jongsten tijd al genoeg geschre- AAT elke maand te doen geeft. (2e belft Februari.) De klachten over de emeltenplaag wol len algcmeener en ernstiger. Menige ak- ter rogge moet omgebouwd worden, of bij- jezaaid met zomerrogge. Ook in tal van (reiden laat het kwaad zich weer ernstig lanzien Gelukkig hebben we in Parijsch ;roen een uitnemend bestrijdingsmiddel [n een hoeveelheid van 1 Kilo per Hectare nengfc men het met 25 K.G. tarwezemelen; iet geheel maakt, men iets vochtig en rtrooit het dan breedwerpig uit. Z©01* oorzichtig; 't is maaggif ook voor andere lioicn en voor den uitstrooier. Men koope ezamenlijk bij ,,Phyto" te Wageningen, q vrage bij den Plantenziektepkundigen )icnst te Wageningen verdere inlichting en om geen fouten te begaan De vorige ■eek strooide ik zelf de vergiftigde zeme- pn uit in grasland; twee dagen later vond k honderden emelten dood of stervende. Was verrassend. Men kan nu, als ie» acht geeft, onze natuurlijke bondge- ooten in den strijd tegen het" ongedierte an het werk zien en nog meer leeren raardeeren: de mollen, de kraai (of roek) oornamelijk Door het zachte weer zit de lol hoog in den grond en verorbert daar e emelten; nooit zagen wij meer mols- oopen in het land dan thans En nooit agen wij de kraaien (lees roeken) zóó alrijk: bij vele honderden strijken ze eer in de weilanden en doen zich daar an de grijze wormen (emelten) te goed, !n ook de spreeuw doet zijn best. Laten ïij dit onthouden, en niet zoo gauw klaar laau met geweer of schop, om de zoo uttige dieren te verdelgen Do tijd van espuiting met Carbolineuxn is er weer. Ht middel kan worden aangewend tegen: ladluizen (op appel en pruim); schild- en opluizen-(op appel, druif en perzik); spint op'kruisbessen)spruitvreter (op roode- n zwarte bessen); roode worm (op frarn- ozen); wantsen (op appel en roode bes); in nog meer andere kwalen. Wij noemden ier bloedluis niet omdat C daartegen [een afdoend middel is. Echter heeft-het ?el eenige uitwerking daartegen. In. som- nige streken wordt de Carb misbruikt, ,w,z. goed geacht tegen alles. Tegen churft en wormstekigheid baat dit mid- lel niet, ofschoon velen ddt nog meenen fen vergete derhalve naast de C. niet: e Bordeauxsehe pap en de Californische lap! Tijdige bespuiting met C. moet 'orden aanbevolen; perzikboomen b.v. unnen tot in* Februari bespoten worden, naar bij een zeer vroegtijdige ontwikke- ing der knoppen zou beschadiging het evolg kunnen zijn De ervaring leerde, at een bespuiting met een 5 procents op- OBsing bij perziken goed wordt verdragen, a ook afdoende is tegen dopluis (het wart) tegen bladluis en spint Men ge- iririke goede, oplosbare C de zaaitijd aanbreekt wijzen we er >P, dat velen te dik zaaien „waar geen aad valt, komt geen plantje", oordeelen lij. Maar hierin hebben zij ongelijk. Een ilaiit vraagt plaats, voedsel, lucht en iebt om zich te ontwikkelen. Dik zaaien 8 zaad wegwerpen^ en beteekent: minder logs ten. Soms zelfs, door een te dichten ^nd, een verwelken van Ket gewas, b.v. 'ij groente Hoeveel zaad ge noodig hebt? je ondervinding kan u dit precies leeren, naar zie hier een regel, waarvan ge kunt litgaan: per 1 M2 (vierkante Meter) ge- »"uikt ge: voor vroege wortelen 20 gram, ipinazie thans gezaaid. 5 h-Grlater (het 1° en derde zaaisel) 4 H.G., bieten 50 Gr., 'oode, witte en savoye kool i, prei 15 gr., inea 15 Gr., rapen 2 Gr schorscneeren 5 Gr.,'winterwortelen 10 Gr. Men ziet de loeveelheden loópen sterk uit elkaar. >een wonder, want de fijnheid der zaden zeer verschillend Van postelein b.v. gaan pl,m. 3000 zaden, op een Gram, van spinazie maar 100, van sla 1300, van pe- teraelie 7 a 800, van sluitkool 250, van dop erwten maar 4 of 5, Men koope zijn za den vooral bij een betrouwbaar adres, ft'ant het welslagen van het zaaisel hangt Natuurlijk af van do kicmkracht van het toatl. Op enkele centen zie men dus niet Hier en daar ziet men reeds enkelen ®an het tuinen; op lioogen, drogen grond aaa dat ook wel bij gunstig weer. Maar r16 een lagen, vochtigen en kouden tuin Beeft, volge dit voorbeeld niet; het zou" c,u niets dan teleurstelling geven. Zon der 5armte gedijt geen plantje en natte grond is uiteraard ook koud. Op sommige gronden zakt het regenwater spoedig weg. zoodat men zo al gauw bewreken kan; ander© houden na een lossen winter, als wo thans gehad hebben het vocht lang vast, en dan'is het raadzaam niet te haas tig te zijn. i Het is nu een geschikte tijd. om de ga zons en grasterreinen rondom de woning le herstellen en schoon te nufken; ze zien er soms zoo treurig uit. Kale plekken hier, grasbossen daar, overal molshopen, zoodat er weinig moois aan is Nivelleeren (gelijk maken) is daar dringend noodig; daarna kan men bemesten en vervolgens (in Maart) graszaad zaaien O. B. REIS VERSCHRIK KINGEN. Bustig leefde Toosje honkvast haar on bewogen onbewogen voor zoover haar bewegingen steecis binnen de enge dorps- grenzen bepaald bleven leventje op een leuk vriendelijk, West Utrechtseh dorpje. Ze was nu twee en twintig gewor den en had nog nooit in een spoortrein ge zeten, meer de geweldige, alles beinvloe- dende, overal merkbare evolutie van ons verkeerwezen ten spijt, nog nooit ,,'n spoor wage" gezien Van 't zemiwachtig-drulc be drijf onder reizend publiek had ze niet 't flauwste besef. Toosje kende geen zenuw achtig bedrijf; sinds ze den volwassen leeftijd bereikte, had men haar maar een maal hard zien loopen. 't was op een Zon dagmorgen, teen ze d'r tijd verslapen had en vreesde te laat in de kerk te komen. Maar nu al eenige dagen was 't uit met de rustigheid. Sinds 't plan 't wcloverdach te, 't ernstig-overwogen, 't uifvoerig-be- sproken plan vaststond, dat ze naar Am sterdam zoil gaan met t spoor, was Toos- jes voordien zoo rustig gemoed als een kaatsbal, die door speelsche jongens den een den ander werd toegeketst. „Wie had dat kenne droome", zei Toosje} „da-'k van me leve nog mit 't spoor na Amsterdam zou gaan." 't Door niemand gedroomde bedroomde Toosje nu al nach ten achtereen. En overdag ..gus, wi'-je wel 'eloove, da-'k geen half mins bin", zei ze, doelend op wat ieder constatèeren moest, -die haar zag, dat al haar gedach ten, al haar woorden, al haar daden bein- vlood werden door het ongedroomd evene ment in d'r leven; een reis met 't spoor naar Amsterdam. Ondanks de met den dag toenemende Beroering van Toosjes gemoedsleven, was in onverstoorden tijdsvoortgang de voor avond van den dag gekomen. Toosje zat bij tafel te naaien, maar 't vlotte niet. Ieder oogenblik liet ze d'r werk nisten, keek met schrikoogen naar vader en moeder, als ze d'r weer wat vroe gen over de reis. D'r hoofd liep er van om, d'r wangen begonnen te gloeien d'r hart klopte, dat er ook zoveül aan vast was; had ze 't maar niet gedaan Juist om halfacht kwam Hannes, stevig- gebouwde boerenjongen met bol-blozend, goede-sullig gezicht binnen. „G'navend", groette-ie. dan ineens val lend op 't doel van z'n komst. „5k Kom nog-is effe prate over morge." Nieuwe schrik angstigde op in Toosje, dat er nog meer aan vast zou zijn. Hannes zou met zijn zus haar vergezel len. maar wae ook nog nooit met 't spoor mee geweest. „Neem 'n stoel, Hannes, 'n bakkie koffie?" goedigde moeder. „As-'k-ie nie ontrief, menue." „De put is vlak-bij", leukweg vader. „He-je nog infermeerd, hoe laat we wegmotte, oome?" Hannes nu, uitje ne- ge.erend. ..Jullie motte om kwart voor zeuvene rije." „Jirllie" magge toch wel voorzichtig weze, Hannes, zorg-stemde moeder er bussclien, „je hoort teugenwoordig toch zoo veul van onglukke." ,,'n Ongeluk za-wel schikke". repliceer de vader, ,,as jullie mar oppasse. da-ze je niks ofneme en da-je je nit of laat zette. Jullie motte overal mar afdinge, as-ze 'n boeremins voor hebbe, overvra-gc-ze altijd-' ,,Ze zalle d'r geen plezier van hebbe, ze zaJle mijn nie-te-graze hebbe." „Da-'eloof-'k ok nie, Hannes, maar te- dcksel, die zakkeroldera benne toch bij de band. daar-is nou effectief geen voorbeeld van." ,,'k Docht da-ze die kerels kwartjesvin ders noemde", zei Hannes. Met strakke oogen staarde Toosje schuvfr over de tafel naar de twee man nen, uit wier mond ze de verklaring be gaapte van die schrik-weezns, waarmee ze morgen misschien zelf in aanraking zou komeil. Vader niet merkend haar angst, zonder dit te willen Toosje 't laatste greintje plcizier ont-pratend. expliceerde nu: „Da's nie 't zelfde Hannes, zakkerolders benne van die lui, die stiekem naast je komme loope om jo je portemene of ie horlosie of te neme zonder da-je d'r 'n sik kepitje van merkt. Kwartjesvinders doen dat anders, die doen net of ze 'n kwartje op de weg vinde en vrage je dan of je mee gaat om d'r 'n glaasie bier voor te di-inke As-je da doet, brenge ze je in 'n herreberg, daar de lui 't mit d'r eens ben ne en neme je ok alles of 't Gebeurt ok wellis, da-ze in die herreberg 'n kaartje mit je wille legge en speule dan. zoo vals. da-je alles verliest. Verleje weck stong-er nog 'n staaltje van in de krant van 'n boer uit de Haarlemmermeer, die was ok mit zukke snuiters meeëgaan en toen heb be ze 'm alles ofenome. Ze hadden 'm 'n flessie late ruige om 'n weg te make en toen op 'n gracht neerelegen, waar de pe- lisio 'm saven® vond. „Gus, Hannes," zei Toosje nu met angst- trillinkjes in d'r stem. ,,'k wou veul liever thuis blijve ik zie d'r effectief teuge op met al dat rare volk." „Ben-je mal, meid, jullie kenne toch voorzichtig weze", zei vader „Wees mar grust, Toos", geruststelde Hannes vertier, „ze zalle mijn nie te graze •hebbe. A$-je d'r mnr 'n beetje op verdocht bin he-je niks g'n last." „Zoo-is-'t net", verzekerde vader. ,,Goed op je zak passe is nommer één en dan af dinge, je ken overal grust de halft bieë van wat ze vrage. Ze overvrage altijd „Ze zulle an mijn geen goeie hebbe," Hannes nog eens. dan opstaande: ,,'k zal- is opstappe, 't wordt saggiesan bedde- gaanstijd." ,,Ja", oom weer* .,'t is morge weer vroeg dag." 'n Kwartier later zat Toosje op den rand van haar bed. „Gut, ha-'k-'t toch mar nie gedaan, ha'k toch mar thuis ge- bleve." De angst kinomatograafde haar allerlei reis-verschrikkingen voor d'r overspannen verbeelding. Met zware hoofdpijn ging ze ten slotte liggen 't Klopte en bonsde in d'r hoofd, t suisde haar in de ooren. Stof om veertien dagen lang dag aan dag de rubrieken rechtzaken en ongeluk ken van een krant te vullen met gruwelij ke berichten, vreeselijke berichten, berich ten waarbij van pure ijselijkheid de pijp van een gezellig zijn krant beduttenden lezer uitgaat, 't koppie koffie van deze gezêllig-griezelig-genietende oude juffrouw koud wordt omdat hij er bij vergeet te trekken, zij te drinken, zoo-verschrikkelijk als 't is, zoo akelig, waren voor 'een journalist te pikken uit de dingen, die weldra in Toosjes bedstee te gebeuren be gonnen 't Weer was niet van de lucht af. Spoor wegongeluk op spoorwegongeluk beru- moerde de nauwe bedsteeruimte, verijse- lijkt nog door heele benden zakkenrollers en kwartjesvinders, die uit de versplinter de portieren te voorschijn sprongen, de reizigers be gapten, bestalen, plunderden, met- een stok kaarten in de hand iedereen inviteerden om een potje te doen. Zeven keer was Toosje gederailleerd, vijf keer bestolen, vier keer met kwartjes- vindrs aan 't pandoeren geweest, twee keer door politie-agenten op een gracht ge vonden, toen moeder op d'r kamer kwam om haar te wekken Met een schrik sprong ze overeind, keek wild haar kamertje rond wist eerst niet waar ze was, verwonderde zich er over, dat ze nog leefde, tot ze, wat tot zich zelf komende, haar moeder voor baar bed zag staan en begon te schreien. ,,'k Bin toch zoo geschrokke, moeder, la- me toch maar thuis blijve." „Je het zeker edroomd. Toos, klee-je eerst mar 'ns an, dan zaf-'t wel overgaan." Met een loom gevoel in de leden stond Toosje op, dacht al maar aan die reis, peinsde op middelen om met goed fatsoen te kunnen thuisblijven Toen ze zich frisch gewasschen had. be-' gon haar augst wat te minderen, traehtte ze zich gerust te stellen met de gedachte, dat droomgn bedrog is, dat er zooveel menschen op reis gaan, tot ze ten slotte 't zelf eigenlijk gek begon te vinden, as 'Zo niet ging; wat zou de familie d'r wel van denken 't eerst zeggen en dan niet doen Ze zouen 't zeker kinderachtig vinden, dat ze bang was voor 'n reisje naar Amster dam, nog geen urntje sporens. En eer ze d'r kamertje verliet stond haar plan vast, „ze zou zich goed houe, dan mar 'n beetje bang weze. mar niks late merke, 't kon ok best nog goed afloope." Even over halfzeven reed vader ze naar Breukelen, uitgeleid door moeders verma ning, „dat ze toch oppasse moste, da-ze geen ongluk krege." Toosje hield zich moedig, was alleen een beetje stil Te Breukelen namen ze aan de herberg vlak bij 't station, waar vader een kwar tiertje pleisteren zou, afscheid van hem. „Nou jonges, veul plesier 'oor", gul-ha-r- telijkte hij hen achterna ,,Dag Toos, zor- ge-jullie d'r nou mar voor, dat je d'r niet tusse genomen wordt 'oor." „Za-wel schikke, oome. Zalle mijn nie te graze hebbe", riep Hannes terug. En t drietal naar 't station Bechtuit 't perron willend© opgaan, werden ze aangehouden door den portier. ,,Kaartje8 assiblief ,,Kaa-rretje8 V' zei Hannes, ,,'fc is vrag- gies war ok, 'k mot nog kaarretjes koope." ,,Dan mot uwes daar weze" Handbe weging van don portier ïxaar 't loket. Hannes er heen. „Di-ie spoorkaarretjes." „Waarheen?" „Na Amsteram." „Eetour?" „Na Amsteiam, zeg-'k". „Enkele reis?" ^Nee, we benne met ze driëe." „Heen en terug?" probeert beambte, wat. ongeduldig wordend ,,Ja uit en wcrom mit 't spoor." Hannes haalt portemoiinaie uit. „Wa-kos dat?" Beambte noemt bedrag ,,Ken zeker wel voqj de halft as-'k er dxïe glijk neem?" „Wa-a-at?" verwondexvlo man achter 't loket terug. 0Da-'k je de halft d'r voor geve wil!" Beambte begrijpend, wie hij voorhad1, verklaarde, dat alleen militairen en kin deren voor half geld reisden, vroeg of de kaartjes voor kinderen bestemd waren Hannes, denkend zich nou 'ns goed te houden op opgewonden toon: .,Je deukt dat je kindere voorheb, da za-je ondervinde, mannetje, as-ie ze niet voor de halft geve wil, laa-'k ze je stikem houe, ge-dag I" Met 'n guitig-triomfantelijk lachje keer- de-ie zich om, liep naar de meisjes, die bij de perron-deur wachtten. „Zulle mijn nie te graze hebbe Kom meide, dan gaan we weer terug. Laat die kerel z'n kaar retjes mar houe." Protest van Trijntje, inwendige vreugde bij Toosje. Ook vadei', die nog pleistei'de. kon Han nes niet bewegen, z'n reis voort te zetten. Ze zouen hem d'r niet tusschen nemen. Op de thuisreis in den tentwagen zat Toosje zich stilcum te verkneukelen, dat 't zoo was afgeloopen. HET KUNSTJE VAN HENRI IV. Een klein ineengedrongen heertje met 'n puntbaard stapte op een morgen met een zwaar valies in den exprestrein van Mar-> seille naar Parijs, 't, Was Maurius Barba- rousse, handelaar in wijn. Hij nam plaats in een coupé tweede klas, waarin reeds twee reizigers hadden plaats genomen Barbarousse groette hen be leefd en, terwijl hij ze bij het instappen op de te enen trapte, mompelde hij een excuus. De twee reizigers beantwoordden rijn groet en trokken haastig hun voeten te rug. Barbarousse nestelde zich in een hoekje ^an den coupé, zette zijn grijzen hopd af, sloeg een reisdeken over rijn knieën en nam onder al die bedrijven zijn medereizi gers eens nader op. 't Waren twee jongelieden met sympa thiek uiterlijk. Ze rookten een sigaar. 't. Bonken hindert u toch niet, meneer? vroeg de een Volstrekt niet. antwoordde Barbarous se, die deze beleefdheid wel aardig vond, ik ronk znlf ook. Och 't verdrijft den tijd zoo'n beetje, xopgde de fweedn reiziger er aan toe. er is niets zoo eentonig als het reizen met een treia. Meneer gaat zeker ook naar Parijs? vroeg dp eerst© weer, Jawel. Dan zullen we de reie samen ma-ken, zei het iongemensch. Mig ik u mijn vriend Jules Morici, kunstschilder, speciaal histo rie-schilder voorstellen; ik zelf heet Albert Deberque, kunstschilder zonder meer. Barbarousse boog: Aangenaam kennis te maken. Mijn naam is Maurius Barbarousse, handelaar in wdjn! De heeren komen zeker van een uit stapje in het zuiden? vroeg hij een oogen blik later. We hebben Algerië bezocht antwoord de Morici mijn vriend heeft er lekjes ge nomen, we brengpn heel interessante resul taten mee Hij wpes op een photografie-toestel, dat op een bank was neergezet. 't Ts hpel leuk in uw gezelschap te rei zen," zei BSrbarousse; wij houden bij ons van artisten. Op reis, zei Morici. is het altijd leuk té weten, mpt wie je te doen hebt, d'r zijn zooveel deugnieten En zooveel uilskuikens, die zi<?h er tusschen laten nemen, zei Barbarousse, maar mij zouden zp niet tp pakken nemen. De beroeps-zakkenrollers weten er an ders heel wat kunstjes op en ze zijn erg uit geslapen, zei Deberque Allemaal goed en wel, weersprak Bar barousse, maar je moet dan toch wel zoo onnoozel ziin als een kind om je door hen te laten bestelen. Ze weten d'r a>llnrlei middeltjes op. Ik ken al d'r kunstjes, verzekerde Bar barousse; men moet nooit met een onbe kende over z'n geld praten, ik, bijvoor beeld, heb nu twee dmzpnd frank bij me. ik kan kefc nu wel zeggen, we zijn nu toch onder ons. Uw vertrouwen is zeer vleiend, voor ons, zeiden, de twee jongelui. Maar denk je. ging Barbarousse ver der, dat ik dat geld in miin vestzak of mijn portemonnaie heb. Ik ben zoo gek niet, ik draag bpt in een taschje. dat in den boord van mijn b-cek genaaid is. Heel leuk uitgedacht, meende Derber- qué. Ze zouden bet daar niet zoeken, her nam Barbarousse. ik tart de gauwdieven me mijn broek af te nemen, zonder dat ik dit bemerk. t Zou in ieder geval heel moeilijk gaan, verzekerde het tweetal lachend. Morici stelde Barbarousse voor hem te photografecren. Barbarousse vond dit goed. Ik zal u een proef er van stui-en, zei de historieschilder, terwijl hij zich klaar maakte om de opname te doen. 't Is eigenaardig, zei eensklaps De berque, Barbarousse aanziend, hoeveel menper op Henri IV gelijkt, vindt ge ook niet?" vroeg hij, rich tot zijn vriend wen dend. Inderdaad, zei Morici, de gelijkenis is treffend, vooral op zij. Vindt ge? vropg Barbarousse Prachtig, riep Morici uit, u zoudt me een grooten dienst kunnen bewijzen, ik ben zooals u wept historieschilder, ik wilde nu voor het volgend seizoen een hjstorisch stuk maken van Henri IV, maar voor den hoofdpersoon ontbrak me een model. Zoudt u de goedheid willen hebben een keer te komen posecren op mijn atelier, een paar iniiiutpn maar? Met veel genoegen, zei Barbarousse. U blijft zeker nog wel ee*Nge dagen in Parijs Ik blijf er acht dagen, op zijn minst. Dan is de zaak al heel gemakkelijk, wij kompn u aan uw hotel afhalen, ik zal een photografie van u nemen, zooals ik u op hpt schilderij wil voorstellen Barbarousse voud dit goed, wel een beet je gevleid 'met de gedachte, op e©n schil derij to komen. De reis liep zonder ongeval ten einde. Te Parijs nam Barbarousse afscheid van zijn kennissen en gaf hun zijn adres. Twee dagen later kwamen de twee schil ders hem halen. Na een flink dejeuner brachten zij hem in een bijna leeg huis, Ik ben nog niet op orde, zei Deberque, fk lieb hier nog niets anders dan mijn ezel en mijn penseelen, ik wacht nog op mijn meubelen. In de kamer hiernaast zult u een kostuum vinden uit den tijd van Henri IV, zoudji u zoo beleefd willen rijn, dat aan te trekken. Barbarousse had er niets tegen, hij ging d© kamer binnen, achter een tochtscherm deed hij een koningskostuum aan, hoed met pluim, degen, gouden tressen op de jas, er ontbrak niets aan Morici hielp hem bij het kleedenj toen hij klaar was, hing Barbarousse zijn eigen N.B. Als niet anders wordt aangegeven mist deze week iedere H. Mis Gloria en Credo. ZONDAG 22 Febr. Zondag ge naamd Quinquagesima. Mis: E s t o m i b i. 2e gebed v. St. Petrus Stoel te Antiochië. 3e v. d. H. Paulus. Credo. Praefatie v. d. Allerh. Drieëenbeid. Laat ste Evangelie van St. Petrus Stoel. (Zie 22 Febr Kleur: Paars. Op dezen laatsten Zondag voor don grooten tijd van versterving en zelfverloo chening bidden wij om heiliging n|iar ziel en lichaam (Stilgebed); om de genade stipter nog Gods heilige geboden le mogen onderhouden (Offertorium). Daaruit juist moet blijken onze werkelijke liefde voor God, zonder welke wij niets zijn. Deze lief de vervult ons met vertrouwen en vreug de (Introïtus, Graduale, Traclus), spoort ons aan ook te bidden om bevrijding van de zonden, bescherming tegen onze vijan den (Gebed, Postcommunio). Die liefde zal echter ook offers#van ons vragen, het groote offer van onzen eigen wil, ons eigen ik. Christus' goddelijke liefde voor Zijn Vader en voor ons, men schen, die Hem het offer deed brengen van Zich zeiven aan het kruis, zij onze* kracht ^Evangelie). MAANDAG 23 Febr. Vigilie v d TI. Matthias, Apostel. Mis v. d. H. P e- trus Damianus, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar. In medio. Gloria. 2e gebed v. d. Vigilie. Credo. Gewone Prefatie. Laat ste Ev. v. d. Vigilie. Kleur: W i t. Ook is geoorloofd de H. Mis v. d. Vigi lie. Ego autem, 2e gebed v. d. H. Petrus Damianus, Kleur: Paars. De heilige Bisschop van Ostia (Italië) streed aan de zijde. v. d. H. Paus Gregorius VII zonder ophouden, door raadgevingen, woord en geschrift voor de rechten der Kerk en bet herstel der Kerkelijke tucht. DINSDAG 24 Febr. Feestdag v. d. H. Matthias, Apostel. Mis: M i b i a u t e m. Gloria en Credo. Prefatie v. d. Apostelen. Kleur: Rood. Het Epistel leert ons dat de heilige Apostel Matthias zich reeds vroeg aan Je sus Christus had verbonden, want „van den (loop van Joannes tot den dag, waar op Hij van ons is opgenomen" (Hemel vaart) had hij Christus niet verlaten. Vóór zijne roeping tot Apostel behoorde Matthias dus tot het getal van Christus'- leerlingcn. Van zijn Apostolaat is niets zekers bekend. Volgons eene oude, ovor- levei'ing predikte Matthias in Cappadocie cn aan de kusten der Kaspische Zee en bezegelde hij de, waarheid met zijn bloed in Colchis of Ethiopië. WOFNSDAG 25 Febr Aschworns- d a g. Begin v. d. Vcertigdaagsche Vasten. Mis: M i s e r er i s. 2e gebed A Can c Lis. 3e voor levenden en doodpn (Omnipotens). Prhfatie v. d. Vasten. Kleur: Paars. Wij moeien vasten, ons versterven, om dat God barmhartig is en den rouwmoe dige en boetvaardige graag van harte ver geeft (Epistel). Maar dan moeten wij dat doen, zooals Christus het ons geleerd heeft: met een blij hart (Evangelie.) DONDERDAG 26 Febr. Mis v. d. d a g Dum clamarem. 2e gebed A Cunctis. 3o Omnipotens. Prefatie v. d. Vasten. Kleur: VRIJDAG 27 Febr. Mis v. d dag. Audivit: verder als gisteren. ZATERDAG 28 Febr. Mis v. d dag. Audivit. 2e en 3e gebed als eergisteren. 4e voor den Paus. Prefatie v. d. Vasten. Kleur: Paars. ALB. M. KOK. Lisse. Pr. kleereD, jas, broek e& vest aan e©n kapstok en keerdo naar de ander© kamer terug, waar Deberque hem wachtte- D© twe© artisten feliciteerden hem met zijn schilderachtig voorkomen. Het staat- u om te stelen, verzekerde Morici, erg ad rem, zooalB Barbarousse ervaren zou, later. Wat- zoudt g© voor driehonderd jaar een volslagen edelman geweest zijn, riep Deberque. Barbarousse genoot va© het 6nurfje. Wacht u nu even hier, wc komen dadelijk terug, «ei Deberque, ik ga het doek e" de verf even klaar maken Zij gingen de kamer uit Barbarousse bewonderde zich zelfvol daan in een spiegel, die boven den schoor steen hing. 't Is onloochenbaar, zei hfj, ik gelijk op Henri IV ik heb er noort aan getwij- feld. Hij nam een berekend© houding aan, d© eene hand op d© greep van zijn degen, de vuist in zijn. zijde Hij vond het geval leuk. Een kwartier ging vooi*bij, een half uur, de artisten kwamen niet terug. Barba-rousse wachtt© nog steeds Ten slotte begon hij ongerust te worden hij ging naar de ander© ka me»', waar z'n kleeren hingen. Verdwenen. evenals .de tweeduizend frank, die hij in den boord van zijn broek had geborgen. Hij vloog de Btraat op en schreeuwde dat-ie bestolen was Dank 2ijn eigenaar- dige uitrusting, dacht men daf. hij gek wae. Voorbijgangers omringden hem cn brach ten hem op het bureau van politic, waar hij zijn avontuur vertelde. De commissaris kon zijn lachen niet hou- den De twee artisten waren nergens bekend. Barbarousse, die zonder een cent op zak stond, telegrafeerd© naar huis De commis saris van politie stond hem to-© zoolang op het bureau te blijven. To©n Barbarousse in zijn zak vocld©, vond hij daarin «en briefpe van den vol genden inhoud: Waarde lieer Barbarousse: gij kendet het kunstj© van Henri IV blijbaar no® niet."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1925 | | pagina 13