Voor Huis en Hof
i®.
KALENDER DER WEEK
J"
wijs te voorkomen on stelde nauwkcu-
v vast, wat in elk der klassen moest
T!fderwezen en welke boeken moesten ge-
iki worden; ook hoe de leerlingen de
piiensloefeningen op Zondag hadden
hj: ,e wonen, terwijl dagelijks hot gebed
Ju lessen moest openen en sluiten, met le-
Lj'ngvan een kapittel uit den Bijbel, bene-
Iwns Psalmgezang,, alles „nademael de
godsvrucht" voor- en achtersteven der
wijsheid is". Dit klinkt beter dan onze te-
«cnwoordige z.g. neutraliteit.
De schooltijd liep van 's morgens 7 of
8 lot 11 eD van tof Woensdag en Za-
ierdag was men te 2 uur vrij. Er werd
dus een beetje meer les gegeven dan thans,
jnpwel er minder leervakken waren. Geen
vonder dat deze er beter in kwamen! Aan
herhaling en huiswerk werd bovendien een
Ljme plaats toegewezen. Ook godsdienst
onderwijs werd gegeven, in de hoogste
Basse srifs met dogmatische punten van
Üeioekenis.
Van deze school konden de discipelen
natuurlijk overgaan naar de Universiteit,
vellce in de 17e eeuw soms 2000 studenten
Iegelijk telde natuurlijk niet allemaal
keidenaars. Over onze Hoogeschool is ech
ter den jongsten tijd al genoeg geschre-
AAT elke maand te doen geeft.
(2e belft Februari.)
De klachten over de emeltenplaag wol
len algcmeener en ernstiger. Menige ak-
ter rogge moet omgebouwd worden, of bij-
jezaaid met zomerrogge. Ook in tal van
(reiden laat het kwaad zich weer ernstig
lanzien Gelukkig hebben we in Parijsch
;roen een uitnemend bestrijdingsmiddel
[n een hoeveelheid van 1 Kilo per Hectare
nengfc men het met 25 K.G. tarwezemelen;
iet geheel maakt, men iets vochtig en
rtrooit het dan breedwerpig uit. Z©01*
oorzichtig; 't is maaggif ook voor andere
lioicn en voor den uitstrooier. Men koope
ezamenlijk bij ,,Phyto" te Wageningen,
q vrage bij den Plantenziektepkundigen
)icnst te Wageningen verdere inlichting
en om geen fouten te begaan De vorige
■eek strooide ik zelf de vergiftigde zeme-
pn uit in grasland; twee dagen later vond
k honderden emelten dood of stervende.
Was verrassend. Men kan nu, als
ie» acht geeft, onze natuurlijke bondge-
ooten in den strijd tegen het" ongedierte
an het werk zien en nog meer leeren
raardeeren: de mollen, de kraai (of roek)
oornamelijk Door het zachte weer zit de
lol hoog in den grond en verorbert daar
e emelten; nooit zagen wij meer mols-
oopen in het land dan thans En nooit
agen wij de kraaien (lees roeken) zóó
alrijk: bij vele honderden strijken ze
eer in de weilanden en doen zich daar
an de grijze wormen (emelten) te goed,
!n ook de spreeuw doet zijn best. Laten
ïij dit onthouden, en niet zoo gauw klaar
laau met geweer of schop, om de zoo
uttige dieren te verdelgen Do tijd van
espuiting met Carbolineuxn is er weer.
Ht middel kan worden aangewend tegen:
ladluizen (op appel en pruim); schild- en
opluizen-(op appel, druif en perzik); spint
op'kruisbessen)spruitvreter (op roode-
n zwarte bessen); roode worm (op frarn-
ozen); wantsen (op appel en roode bes);
in nog meer andere kwalen. Wij noemden
ier bloedluis niet omdat C daartegen
[een afdoend middel is. Echter heeft-het
?el eenige uitwerking daartegen. In. som-
nige streken wordt de Carb misbruikt,
,w,z. goed geacht tegen alles. Tegen
churft en wormstekigheid baat dit mid-
lel niet, ofschoon velen ddt nog meenen
fen vergete derhalve naast de C. niet:
e Bordeauxsehe pap en de Californische
lap! Tijdige bespuiting met C. moet
'orden aanbevolen; perzikboomen b.v.
unnen tot in* Februari bespoten worden,
naar bij een zeer vroegtijdige ontwikke-
ing der knoppen zou beschadiging het
evolg kunnen zijn De ervaring leerde,
at een bespuiting met een 5 procents op-
OBsing bij perziken goed wordt verdragen,
a ook afdoende is tegen dopluis (het
wart) tegen bladluis en spint Men ge-
iririke goede, oplosbare C
de zaaitijd aanbreekt wijzen we er
>P, dat velen te dik zaaien „waar geen
aad valt, komt geen plantje", oordeelen
lij. Maar hierin hebben zij ongelijk. Een
ilaiit vraagt plaats, voedsel, lucht en
iebt om zich te ontwikkelen. Dik zaaien
8 zaad wegwerpen^ en beteekent: minder
logs ten. Soms zelfs, door een te dichten
^nd, een verwelken van Ket gewas, b.v.
'ij groente Hoeveel zaad ge noodig hebt?
je ondervinding kan u dit precies leeren,
naar zie hier een regel, waarvan ge kunt
litgaan: per 1 M2 (vierkante Meter) ge-
»"uikt ge: voor vroege wortelen 20 gram,
ipinazie thans gezaaid. 5 h-Grlater (het
1° en derde zaaisel) 4 H.G., bieten 50 Gr.,
'oode, witte en savoye kool i, prei 15 gr.,
inea 15 Gr., rapen 2 Gr schorscneeren
5 Gr.,'winterwortelen 10 Gr. Men ziet de
loeveelheden loópen sterk uit elkaar.
>een wonder, want de fijnheid der zaden
zeer verschillend Van postelein b.v.
gaan pl,m. 3000 zaden, op een Gram, van
spinazie maar 100, van sla 1300, van pe-
teraelie 7 a 800, van sluitkool 250, van dop
erwten maar 4 of 5, Men koope zijn za
den vooral bij een betrouwbaar adres,
ft'ant het welslagen van het zaaisel hangt
Natuurlijk af van do kicmkracht van het
toatl. Op enkele centen zie men dus niet
Hier en daar ziet men reeds enkelen
®an het tuinen; op lioogen, drogen grond
aaa dat ook wel bij gunstig weer. Maar
r16 een lagen, vochtigen en kouden tuin
Beeft, volge dit voorbeeld niet; het zou"
c,u niets dan teleurstelling geven. Zon
der
5armte gedijt geen plantje en natte
grond is uiteraard ook koud. Op sommige
gronden zakt het regenwater spoedig weg.
zoodat men zo al gauw bewreken kan;
ander© houden na een lossen winter, als
wo thans gehad hebben het vocht lang
vast, en dan'is het raadzaam niet te haas
tig te zijn.
i Het is nu een geschikte tijd. om de ga
zons en grasterreinen rondom de woning
le herstellen en schoon te nufken; ze zien
er soms zoo treurig uit. Kale plekken hier,
grasbossen daar, overal molshopen, zoodat
er weinig moois aan is Nivelleeren (gelijk
maken) is daar dringend noodig; daarna
kan men bemesten en vervolgens (in
Maart) graszaad zaaien O. B.
REIS VERSCHRIK KINGEN.
Bustig leefde Toosje honkvast haar on
bewogen onbewogen voor zoover haar
bewegingen steecis binnen de enge dorps-
grenzen bepaald bleven leventje op
een leuk vriendelijk, West Utrechtseh
dorpje. Ze was nu twee en twintig gewor
den en had nog nooit in een spoortrein ge
zeten, meer de geweldige, alles beinvloe-
dende, overal merkbare evolutie van ons
verkeerwezen ten spijt, nog nooit ,,'n spoor
wage" gezien Van 't zemiwachtig-drulc be
drijf onder reizend publiek had ze niet 't
flauwste besef. Toosje kende geen zenuw
achtig bedrijf; sinds ze den volwassen
leeftijd bereikte, had men haar maar een
maal hard zien loopen. 't was op een Zon
dagmorgen, teen ze d'r tijd verslapen had
en vreesde te laat in de kerk te komen.
Maar nu al eenige dagen was 't uit met
de rustigheid. Sinds 't plan 't wcloverdach
te, 't ernstig-overwogen, 't uifvoerig-be-
sproken plan vaststond, dat ze naar Am
sterdam zoil gaan met t spoor, was Toos-
jes voordien zoo rustig gemoed als een
kaatsbal, die door speelsche jongens den
een den ander werd toegeketst.
„Wie had dat kenne droome", zei Toosje}
„da-'k van me leve nog mit 't spoor na
Amsterdam zou gaan." 't Door niemand
gedroomde bedroomde Toosje nu al nach
ten achtereen. En overdag ..gus, wi'-je
wel 'eloove, da-'k geen half mins bin", zei
ze, doelend op wat ieder constatèeren
moest, -die haar zag, dat al haar gedach
ten, al haar woorden, al haar daden bein-
vlood werden door het ongedroomd evene
ment in d'r leven; een reis met 't spoor
naar Amsterdam.
Ondanks de met den dag toenemende
Beroering van Toosjes gemoedsleven, was
in onverstoorden tijdsvoortgang de voor
avond van den dag gekomen.
Toosje zat bij tafel te naaien, maar 't
vlotte niet. Ieder oogenblik liet ze d'r
werk nisten, keek met schrikoogen naar
vader en moeder, als ze d'r weer wat vroe
gen over de reis. D'r hoofd liep er van om,
d'r wangen begonnen te gloeien d'r hart
klopte, dat er ook zoveül aan vast was;
had ze 't maar niet gedaan
Juist om halfacht kwam Hannes, stevig-
gebouwde boerenjongen met bol-blozend,
goede-sullig gezicht binnen.
„G'navend", groette-ie. dan ineens val
lend op 't doel van z'n komst. „5k Kom
nog-is effe prate over morge."
Nieuwe schrik angstigde op in Toosje,
dat er nog meer aan vast zou zijn.
Hannes zou met zijn zus haar vergezel
len. maar wae ook nog nooit met 't spoor
mee geweest.
„Neem 'n stoel, Hannes, 'n bakkie
koffie?" goedigde moeder.
„As-'k-ie nie ontrief, menue."
„De put is vlak-bij", leukweg vader.
„He-je nog infermeerd, hoe laat we
wegmotte, oome?" Hannes nu, uitje ne-
ge.erend.
..Jullie motte om kwart voor zeuvene
rije."
„Jirllie" magge toch wel voorzichtig weze,
Hannes, zorg-stemde moeder er bussclien,
„je hoort teugenwoordig toch zoo veul van
onglukke."
,,'n Ongeluk za-wel schikke". repliceer
de vader, ,,as jullie mar oppasse. da-ze je
niks ofneme en da-je je nit of laat zette.
Jullie motte overal mar afdinge, as-ze 'n
boeremins voor hebbe, overvra-gc-ze altijd-'
,,Ze zalle d'r geen plezier van hebbe, ze
zaJle mijn nie-te-graze hebbe."
„Da-'eloof-'k ok nie, Hannes, maar te-
dcksel, die zakkeroldera benne toch bij de
band. daar-is nou effectief geen voorbeeld
van."
,,'k Docht da-ze die kerels kwartjesvin
ders noemde", zei Hannes.
Met strakke oogen staarde Toosje
schuvfr over de tafel naar de twee man
nen, uit wier mond ze de verklaring be
gaapte van die schrik-weezns, waarmee ze
morgen misschien zelf in aanraking zou
komeil.
Vader niet merkend haar angst, zonder
dit te willen Toosje 't laatste greintje
plcizier ont-pratend. expliceerde nu:
„Da's nie 't zelfde Hannes, zakkerolders
benne van die lui, die stiekem naast je
komme loope om jo je portemene of ie
horlosie of te neme zonder da-je d'r 'n sik
kepitje van merkt. Kwartjesvinders doen
dat anders, die doen net of ze 'n kwartje
op de weg vinde en vrage je dan of je
mee gaat om d'r 'n glaasie bier voor te
di-inke As-je da doet, brenge ze je in 'n
herreberg, daar de lui 't mit d'r eens ben
ne en neme je ok alles of 't Gebeurt ok
wellis, da-ze in die herreberg 'n kaartje
mit je wille legge en speule dan. zoo vals.
da-je alles verliest. Verleje weck stong-er
nog 'n staaltje van in de krant van 'n
boer uit de Haarlemmermeer, die was ok
mit zukke snuiters meeëgaan en toen heb
be ze 'm alles ofenome. Ze hadden 'm 'n
flessie late ruige om 'n weg te make en
toen op 'n gracht neerelegen, waar de pe-
lisio 'm saven® vond.
„Gus, Hannes," zei Toosje nu met angst-
trillinkjes in d'r stem. ,,'k wou veul liever
thuis blijve ik zie d'r effectief teuge op
met al dat rare volk."
„Ben-je mal, meid, jullie kenne toch
voorzichtig weze", zei vader
„Wees mar grust, Toos", geruststelde
Hannes vertier, „ze zalle mijn nie te graze
•hebbe. A$-je d'r mnr 'n beetje op verdocht
bin he-je niks g'n last."
„Zoo-is-'t net", verzekerde vader. ,,Goed
op je zak passe is nommer één en dan af
dinge, je ken overal grust de halft bieë
van wat ze vrage. Ze overvrage altijd
„Ze zulle an mijn geen goeie hebbe,"
Hannes nog eens. dan opstaande: ,,'k zal-
is opstappe, 't wordt saggiesan bedde-
gaanstijd."
,,Ja", oom weer* .,'t is morge weer vroeg
dag."
'n Kwartier later zat Toosje op den
rand van haar bed. „Gut, ha-'k-'t toch
mar nie gedaan, ha'k toch mar thuis ge-
bleve."
De angst kinomatograafde haar allerlei
reis-verschrikkingen voor d'r overspannen
verbeelding.
Met zware hoofdpijn ging ze ten slotte
liggen 't Klopte en bonsde in d'r hoofd,
t suisde haar in de ooren.
Stof om veertien dagen lang dag aan
dag de rubrieken rechtzaken en ongeluk
ken van een krant te vullen met gruwelij
ke berichten, vreeselijke berichten, berich
ten waarbij van pure ijselijkheid de pijp
van een gezellig zijn krant beduttenden
lezer uitgaat, 't koppie koffie van deze
gezêllig-griezelig-genietende oude juffrouw
koud wordt omdat hij er bij vergeet te
trekken, zij te drinken, zoo-verschrikkelijk
als 't is, zoo akelig, waren voor 'een
journalist te pikken uit de dingen, die
weldra in Toosjes bedstee te gebeuren be
gonnen
't Weer was niet van de lucht af. Spoor
wegongeluk op spoorwegongeluk beru-
moerde de nauwe bedsteeruimte, verijse-
lijkt nog door heele benden zakkenrollers
en kwartjesvinders, die uit de versplinter
de portieren te voorschijn sprongen, de
reizigers be gapten, bestalen, plunderden,
met- een stok kaarten in de hand iedereen
inviteerden om een potje te doen.
Zeven keer was Toosje gederailleerd,
vijf keer bestolen, vier keer met kwartjes-
vindrs aan 't pandoeren geweest, twee
keer door politie-agenten op een gracht ge
vonden, toen moeder op d'r kamer kwam
om haar te wekken Met een schrik sprong
ze overeind, keek wild haar kamertje rond
wist eerst niet waar ze was, verwonderde
zich er over, dat ze nog leefde, tot ze, wat
tot zich zelf komende, haar moeder voor
baar bed zag staan en begon te schreien.
,,'k Bin toch zoo geschrokke, moeder, la-
me toch maar thuis blijve."
„Je het zeker edroomd. Toos, klee-je
eerst mar 'ns an, dan zaf-'t wel overgaan."
Met een loom gevoel in de leden stond
Toosje op, dacht al maar aan die reis,
peinsde op middelen om met goed fatsoen
te kunnen thuisblijven
Toen ze zich frisch gewasschen had. be-'
gon haar augst wat te minderen, traehtte
ze zich gerust te stellen met de gedachte,
dat droomgn bedrog is, dat er zooveel
menschen op reis gaan, tot ze ten slotte
't zelf eigenlijk gek begon te vinden, as 'Zo
niet ging; wat zou de familie d'r wel van
denken 't eerst zeggen en dan niet doen
Ze zouen 't zeker kinderachtig vinden, dat
ze bang was voor 'n reisje naar Amster
dam, nog geen urntje sporens. En eer ze
d'r kamertje verliet stond haar plan vast,
„ze zou zich goed houe, dan mar 'n beetje
bang weze. mar niks late merke, 't kon ok
best nog goed afloope."
Even over halfzeven reed vader ze naar
Breukelen, uitgeleid door moeders verma
ning, „dat ze toch oppasse moste, da-ze
geen ongluk krege."
Toosje hield zich moedig, was alleen
een beetje stil
Te Breukelen namen ze aan de herberg
vlak bij 't station, waar vader een kwar
tiertje pleisteren zou, afscheid van hem.
„Nou jonges, veul plesier 'oor", gul-ha-r-
telijkte hij hen achterna ,,Dag Toos, zor-
ge-jullie d'r nou mar voor, dat je d'r niet
tusse genomen wordt 'oor."
„Za-wel schikke, oome. Zalle mijn nie
te graze hebbe", riep Hannes terug. En
t drietal naar 't station
Bechtuit 't perron willend© opgaan,
werden ze aangehouden door den portier.
,,Kaartje8 assiblief
,,Kaa-rretje8 V' zei Hannes, ,,'fc is vrag-
gies war ok, 'k mot nog kaarretjes koope."
,,Dan mot uwes daar weze" Handbe
weging van don portier ïxaar 't loket.
Hannes er heen.
„Di-ie spoorkaarretjes."
„Waarheen?"
„Na Amsteram."
„Eetour?"
„Na Amsteiam, zeg-'k".
„Enkele reis?"
^Nee, we benne met ze driëe."
„Heen en terug?" probeert beambte,
wat. ongeduldig wordend
,,Ja uit en wcrom mit 't spoor." Hannes
haalt portemoiinaie uit. „Wa-kos dat?"
Beambte noemt bedrag
,,Ken zeker wel voqj de halft as-'k er
dxïe glijk neem?"
„Wa-a-at?" verwondexvlo man achter 't
loket terug.
0Da-'k je de halft d'r voor geve wil!"
Beambte begrijpend, wie hij voorhad1,
verklaarde, dat alleen militairen en kin
deren voor half geld reisden, vroeg of de
kaartjes voor kinderen bestemd waren
Hannes, denkend zich nou 'ns goed te
houden op opgewonden toon:
.,Je deukt dat je kindere voorheb, da
za-je ondervinde, mannetje, as-ie ze niet
voor de halft geve wil, laa-'k ze je stikem
houe, ge-dag I"
Met 'n guitig-triomfantelijk lachje keer-
de-ie zich om, liep naar de meisjes, die
bij de perron-deur wachtten. „Zulle mijn
nie te graze hebbe Kom meide, dan gaan
we weer terug. Laat die kerel z'n kaar
retjes mar houe."
Protest van Trijntje, inwendige vreugde
bij Toosje.
Ook vadei', die nog pleistei'de. kon Han
nes niet bewegen, z'n reis voort te zetten.
Ze zouen hem d'r niet tusschen nemen.
Op de thuisreis in den tentwagen zat
Toosje zich stilcum te verkneukelen, dat
't zoo was afgeloopen.
HET KUNSTJE VAN HENRI IV.
Een klein ineengedrongen heertje met 'n
puntbaard stapte op een morgen met een
zwaar valies in den exprestrein van Mar->
seille naar Parijs, 't, Was Maurius Barba-
rousse, handelaar in wijn.
Hij nam plaats in een coupé tweede klas,
waarin reeds twee reizigers hadden plaats
genomen Barbarousse groette hen be
leefd en, terwijl hij ze bij het instappen
op de te enen trapte, mompelde hij een
excuus.
De twee reizigers beantwoordden rijn
groet en trokken haastig hun voeten te
rug.
Barbarousse nestelde zich in een hoekje
^an den coupé, zette zijn grijzen hopd af,
sloeg een reisdeken over rijn knieën en
nam onder al die bedrijven zijn medereizi
gers eens nader op.
't Waren twee jongelieden met sympa
thiek uiterlijk. Ze rookten een sigaar.
't. Bonken hindert u toch niet, meneer?
vroeg de een
Volstrekt niet. antwoordde Barbarous
se, die deze beleefdheid wel aardig vond,
ik ronk znlf ook.
Och 't verdrijft den tijd zoo'n beetje,
xopgde de fweedn reiziger er aan toe. er is
niets zoo eentonig als het reizen met een
treia.
Meneer gaat zeker ook naar Parijs?
vroeg dp eerst© weer,
Jawel.
Dan zullen we de reie samen ma-ken,
zei het iongemensch. Mig ik u mijn vriend
Jules Morici, kunstschilder, speciaal histo
rie-schilder voorstellen; ik zelf heet Albert
Deberque, kunstschilder zonder meer.
Barbarousse boog:
Aangenaam kennis te maken. Mijn
naam is Maurius Barbarousse, handelaar
in wdjn!
De heeren komen zeker van een uit
stapje in het zuiden? vroeg hij een oogen
blik later.
We hebben Algerië bezocht antwoord
de Morici mijn vriend heeft er lekjes ge
nomen, we brengpn heel interessante resul
taten mee
Hij wpes op een photografie-toestel, dat
op een bank was neergezet.
't Ts hpel leuk in uw gezelschap te rei
zen," zei BSrbarousse; wij houden bij ons
van artisten.
Op reis, zei Morici. is het altijd leuk
té weten, mpt wie je te doen hebt, d'r zijn
zooveel deugnieten
En zooveel uilskuikens, die zi<?h er
tusschen laten nemen, zei Barbarousse,
maar mij zouden zp niet tp pakken nemen.
De beroeps-zakkenrollers weten er an
ders heel wat kunstjes op en ze zijn erg uit
geslapen, zei Deberque
Allemaal goed en wel, weersprak Bar
barousse, maar je moet dan toch wel zoo
onnoozel ziin als een kind om je door hen
te laten bestelen.
Ze weten d'r a>llnrlei middeltjes op.
Ik ken al d'r kunstjes, verzekerde Bar
barousse; men moet nooit met een onbe
kende over z'n geld praten, ik, bijvoor
beeld, heb nu twee dmzpnd frank bij me.
ik kan kefc nu wel zeggen, we zijn nu toch
onder ons.
Uw vertrouwen is zeer vleiend, voor
ons, zeiden, de twee jongelui.
Maar denk je. ging Barbarousse ver
der, dat ik dat geld in miin vestzak of mijn
portemonnaie heb. Ik ben zoo gek niet, ik
draag bpt in een taschje. dat in den boord
van mijn b-cek genaaid is.
Heel leuk uitgedacht, meende Derber-
qué.
Ze zouden bet daar niet zoeken, her
nam Barbarousse. ik tart de gauwdieven
me mijn broek af te nemen, zonder dat ik
dit bemerk.
t Zou in ieder geval heel moeilijk
gaan, verzekerde het tweetal lachend.
Morici stelde Barbarousse voor hem te
photografecren.
Barbarousse vond dit goed.
Ik zal u een proef er van stui-en, zei
de historieschilder, terwijl hij zich klaar
maakte om de opname te doen.
't Is eigenaardig, zei eensklaps De
berque, Barbarousse aanziend, hoeveel
menper op Henri IV gelijkt, vindt ge ook
niet?" vroeg hij, rich tot zijn vriend wen
dend.
Inderdaad, zei Morici, de gelijkenis is
treffend, vooral op zij.
Vindt ge? vropg Barbarousse
Prachtig, riep Morici uit, u zoudt me
een grooten dienst kunnen bewijzen, ik
ben zooals u wept historieschilder, ik wilde
nu voor het volgend seizoen een hjstorisch
stuk maken van Henri IV, maar voor den
hoofdpersoon ontbrak me een model. Zoudt
u de goedheid willen hebben een keer te
komen posecren op mijn atelier, een paar
iniiiutpn maar?
Met veel genoegen, zei Barbarousse.
U blijft zeker nog wel ee*Nge dagen in
Parijs
Ik blijf er acht dagen, op zijn minst.
Dan is de zaak al heel gemakkelijk,
wij kompn u aan uw hotel afhalen, ik zal
een photografie van u nemen, zooals ik u
op hpt schilderij wil voorstellen
Barbarousse voud dit goed, wel een beet
je gevleid 'met de gedachte, op e©n schil
derij to komen.
De reis liep zonder ongeval ten einde.
Te Parijs nam Barbarousse afscheid van
zijn kennissen en gaf hun zijn adres.
Twee dagen later kwamen de twee schil
ders hem halen.
Na een flink dejeuner brachten zij hem
in een bijna leeg huis,
Ik ben nog niet op orde, zei Deberque,
fk lieb hier nog niets anders dan mijn ezel
en mijn penseelen, ik wacht nog op mijn
meubelen. In de kamer hiernaast zult u
een kostuum vinden uit den tijd van Henri
IV, zoudji u zoo beleefd willen rijn, dat
aan te trekken.
Barbarousse had er niets tegen, hij ging
d© kamer binnen, achter een tochtscherm
deed hij een koningskostuum aan, hoed
met pluim, degen, gouden tressen op de jas,
er ontbrak niets aan
Morici hielp hem bij het kleedenj toen
hij klaar was, hing Barbarousse zijn eigen
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
mist deze week iedere H. Mis Gloria en
Credo.
ZONDAG 22 Febr. Zondag ge
naamd Quinquagesima. Mis:
E s t o m i b i. 2e gebed v. St. Petrus Stoel
te Antiochië. 3e v. d. H. Paulus. Credo.
Praefatie v. d. Allerh. Drieëenbeid. Laat
ste Evangelie van St. Petrus Stoel. (Zie 22
Febr Kleur: Paars.
Op dezen laatsten Zondag voor don
grooten tijd van versterving en zelfverloo
chening bidden wij om heiliging n|iar ziel
en lichaam (Stilgebed); om de genade
stipter nog Gods heilige geboden le mogen
onderhouden (Offertorium). Daaruit juist
moet blijken onze werkelijke liefde voor
God, zonder welke wij niets zijn. Deze lief
de vervult ons met vertrouwen en vreug
de (Introïtus, Graduale, Traclus), spoort
ons aan ook te bidden om bevrijding van
de zonden, bescherming tegen onze vijan
den (Gebed, Postcommunio). Die liefde zal
echter ook offers#van ons vragen, het
groote offer van onzen eigen
wil, ons eigen ik. Christus' goddelijke
liefde voor Zijn Vader en voor ons, men
schen, die Hem het offer deed brengen
van Zich zeiven aan het kruis, zij onze*
kracht ^Evangelie).
MAANDAG 23 Febr. Vigilie v d TI.
Matthias, Apostel. Mis v. d. H. P e-
trus Damianus, Bisschop, Belijder en
Kerkleeraar. In medio. Gloria. 2e gebed v.
d. Vigilie. Credo. Gewone Prefatie. Laat
ste Ev. v. d. Vigilie. Kleur: W i t.
Ook is geoorloofd de H. Mis v. d. Vigi
lie. Ego autem, 2e gebed v. d. H. Petrus
Damianus, Kleur: Paars.
De heilige Bisschop van Ostia (Italië)
streed aan de zijde. v. d. H. Paus Gregorius
VII zonder ophouden, door raadgevingen,
woord en geschrift voor de rechten der
Kerk en bet herstel der Kerkelijke tucht.
DINSDAG 24 Febr. Feestdag v. d.
H. Matthias, Apostel. Mis: M i b i
a u t e m. Gloria en Credo. Prefatie v. d.
Apostelen. Kleur: Rood.
Het Epistel leert ons dat de heilige
Apostel Matthias zich reeds vroeg aan Je
sus Christus had verbonden, want „van
den (loop van Joannes tot den dag, waar
op Hij van ons is opgenomen" (Hemel
vaart) had hij Christus niet verlaten.
Vóór zijne roeping tot Apostel behoorde
Matthias dus tot het getal van Christus'-
leerlingcn. Van zijn Apostolaat is niets
zekers bekend. Volgons eene oude, ovor-
levei'ing predikte Matthias in Cappadocie
cn aan de kusten der Kaspische Zee en
bezegelde hij de, waarheid met zijn bloed
in Colchis of Ethiopië.
WOFNSDAG 25 Febr Aschworns-
d a g. Begin v. d. Vcertigdaagsche Vasten.
Mis: M i s e r er i s. 2e gebed A Can c Lis.
3e voor levenden en doodpn (Omnipotens).
Prhfatie v. d. Vasten. Kleur: Paars.
Wij moeien vasten, ons versterven, om
dat God barmhartig is en den rouwmoe
dige en boetvaardige graag van harte ver
geeft (Epistel). Maar dan moeten wij dat
doen, zooals Christus het ons geleerd
heeft: met een blij hart (Evangelie.)
DONDERDAG 26 Febr. Mis v. d. d a g
Dum clamarem. 2e gebed A Cunctis. 3o
Omnipotens. Prefatie v. d. Vasten. Kleur:
VRIJDAG 27 Febr. Mis v. d dag.
Audivit: verder als gisteren.
ZATERDAG 28 Febr. Mis v. d dag.
Audivit. 2e en 3e gebed als eergisteren. 4e
voor den Paus. Prefatie v. d. Vasten.
Kleur: Paars.
ALB. M. KOK.
Lisse. Pr.
kleereD, jas, broek e& vest aan e©n kapstok
en keerdo naar de ander© kamer terug,
waar Deberque hem wachtte-
D© twe© artisten feliciteerden hem met
zijn schilderachtig voorkomen.
Het staat- u om te stelen, verzekerde
Morici, erg ad rem, zooalB Barbarousse
ervaren zou, later.
Wat- zoudt g© voor driehonderd jaar
een volslagen edelman geweest zijn, riep
Deberque.
Barbarousse genoot va© het 6nurfje.
Wacht u nu even hier, wc komen
dadelijk terug, «ei Deberque, ik ga het
doek e" de verf even klaar maken
Zij gingen de kamer uit
Barbarousse bewonderde zich zelfvol
daan in een spiegel, die boven den schoor
steen hing.
't Is onloochenbaar, zei hfj, ik gelijk
op Henri IV ik heb er noort aan getwij-
feld.
Hij nam een berekend© houding aan, d©
eene hand op d© greep van zijn degen, de
vuist in zijn. zijde
Hij vond het geval leuk.
Een kwartier ging vooi*bij, een half
uur, de artisten kwamen niet terug.
Barba-rousse wachtt© nog steeds
Ten slotte begon hij ongerust te worden
hij ging naar de ander© ka me»', waar z'n
kleeren hingen.
Verdwenen. evenals .de tweeduizend
frank, die hij in den boord van zijn broek
had geborgen.
Hij vloog de Btraat op en schreeuwde
dat-ie bestolen was Dank 2ijn eigenaar-
dige uitrusting, dacht men daf. hij gek wae.
Voorbijgangers omringden hem cn brach
ten hem op het bureau van politic, waar
hij zijn avontuur vertelde.
De commissaris kon zijn lachen niet hou-
den
De twee artisten waren nergens bekend.
Barbarousse, die zonder een cent op zak
stond, telegrafeerd© naar huis De commis
saris van politie stond hem to-© zoolang op
het bureau te blijven.
To©n Barbarousse in zijn zak vocld©,
vond hij daarin «en briefpe van den vol
genden inhoud:
Waarde lieer Barbarousse: gij kendet
het kunstj© van Henri IV blijbaar no®
niet."