Je [EidscliE Coarant"
Derde Blad.
Di ié Mei ii Bileta.
Woensdag 24 Decemberi924
KERSTNACHT.
r lieden maken wij ons weder op om
JGods geboortefeest te vieren. Heden in de
.'stille van den donkeren winternacht spoe-
iV.en wij ons weer naar het heilig Huis des
iÏHeeren, om ons te verkwikken aan het
Igroote wonder, dat God als een hulpeloos
'kindje ter aarde kwam, om den menschen
"éen mensch te worden uitgenomen de zon
ale. Heden verdiepen wij ons weer in het
'•heilig mysterie van Gods menschwording
,'cn hoe eenmaal de hemelen zich openden
on de legioenen der engelen in lichtende
igewaden over Belhelehenis velden zweeft
den en in majesteitelijke xhythmen zon
digen van Godg onmetelijke glorie en vrede
:jop aarde toewenschlen aan allen di© van
'goeden wille zijn. j
Heden juhelt weer de klokkenzang over
stad en velden en in het rhytmisch gebom
on gebeier beluisteren wij het Gloria in
H?xcelsis Deo. Heden worden onze harten
,'op de ihythmen der klokkenzangen opge
heven naar de hemelen en wij leggen met
sidderenden eerbied ons schamel geloof,
onze schamele werken en onze stamelende
gebeden voor Gods troon en wij vragen:
Heer, Gij, Die zelf de nooden der
menschheid reeds als teer en hulpeloos
kribbekindske hebt gevoeld, ontferm U over^
onze zwakheid. Zie ons thans weer als
'kinderen aan Uw kribbe geschaard. Zie
onze harien deemoedig gebogen; zie onze
zielen zinderend van adoratie. Vervul
onze harten altijd met het licht van den
heiligen Kerstnacht!" 1
K!okkc-ntaal! is engelenzang.
K.lokkentaal roept ons door de duiste
re straten naar het licht van Gods Huis.
Zijn wij niet allen arme herders, die ons
'door de stilte spoeden naar het Broodhuis
Bethlehem, waar de honger onzer zielen
-varzad'gd wordt met bovennatuurlijke spij
ze? Arme herders, die dn het leven hun
schamele levensplichten waarnemen en in
eenvoud des harten hehooren op te gaan
als Engelenstem in klokkenzang hen roept
'naar 't hoogtij des Lichts?
r.
Ik wil U thans een jpaar verzen van Von
del afschrijven, breed van rhythme en
.'klankenval, verzen, waarin go hoort het
klokgebeier, den diepen klepelslag van het
ontroerd gemoed. 1
Bij elke strophe keeren de eerste vier
jL'iSgels' ais inleiding terug.
Emmanuel is nu geboren
Zoo lang gele'ên
Ben vaderen beloofd te voren
Eer Hij verscheen,
Toen Gabriël de maagd ontvouwde
In haar gebedecel
Be boodschap, die hem God betrouwde,
Een Goddelijk bevel, f~
Aanhoorde deze bloem der Joodschap t
Be maar, en stond
Verbaasd voor zulk een blijde boodschap
Uit -*s Engels mond.
r"
t Emmanuel, enz.
Gods dienstmaagd, eene poos verslagen
En voor dit wonder stil,
Bestemde straks het Hoog Behagen
Ootmoedig met haar wil,
Be krach' des Allerhoogsten 'daalde
Uit 's Hemels poort;
Hierop vernam deze overstraalde
Het eeuwig Woord.
Het Woord viel, als de dauw bij droppen
Op een wit lelieblad
En ongerepte rozenknoppen
In 't suyver maagdevat.
Be Godheid troost den heilverlangeiV
Want Jozefs bruid,-
Uit Jesse's stam, ging sedert zwanger
Van Davids sprui£.
Maria, maagd en tevens moeder
Baart haren lieven Zoon,
Ber volkren Heiland cn Behoeder
Op koning Bavids troon.
FEUILLETON.
door
P. G. HOGKS.
„Grootmoeder
„Wat is er, kindje?''
„Toe, vertglt u, alsjeblieft wat. 't Is
Kerstavond".
Grootmoeder legde haar breikous op ta
fel, haalde met een breipen het vuur in
haar test wat op en toen -ze weer op haar
gemak gezeten was, zei ze: „Als je dat dan
•zoo graag hebt, dan zal ik je eens vertellen
van dien ouden herder uit Bethlehem, die
garen lang naar het Goddelijk Kindje zocht
en het ten laatste vond. Luister maar".
In den wonderschoonen nacht, dat het
Kindje Jezus zou geboren worden, stond
een oude herder te midden van zijn scha
pen op een der velden bij Bethlehem.
Het was een nacht zóo stil, en zóo mooi,
dat hij zich verbaasde over zulk een stil-
.-te en zulk een mooiheid. Geen schaapje be
woog zich, ja zelfs de wachthonden, an
ders zoo ongedurig, zaten onbeweeglijk
aan zijn. voeten, alsof ze uit steen gebeiteld
waren. En aan den hemel schitterden dui
zenden en duizenden sterren in pralende
•pracht,
I Bie oude herder was een vroom man.
.Hij verwachtte, evenals zooveel andere
vrome mannen uit dien tijd, den Verlosser
En terwijl hij daar nu zoo stond, leunend
Zijn rijk, bepaald van grens noch* muren
Zal al de kracht
Ber aardsche koningen verduren
Boor Zijne macht.
Het Li' ht van't Licht ontbeert zijn luister
Een Engels blijde stem
Be herders wekt en wijst hij duister
Xaav 't arme Bethlehem.
Al d' Englen eerden Hoogste wcusehen
Het aardrijk vree,
Een goeden wil aan alle menschen
Van stee tot steê.
Drie Koningen den Heer der Hceren
In Davids oude stad
'Aanbidden en met wierook ceren
En myrrhe en gouden schat,
En Simeon van God gedreven
Omhelst Gods kroost.
Hi j vaart hierop naar 't ander leven
In God getroost.
•f" -_A.AA__„
En nu heb ik nog een gedicht van Von
del. Het is nog broeder en .forseher van
rhythme. Hierin bespeurt gij een orgel-
dreunen. ,1^
O, wat Zon is komen dalen
In den maagdelijken schoot?
Ziet, hoe schijnt Ze met haar stralen
Alle glansen dof en dood!
'Ai! hoe schijnt dit hemelsch Kind,
Aller zielen licht cn hoeder.
Zon cn maan en sterren blind
Uit den schoot der zuivre Moeder!
Englen. daalt van *'t Paradij6,
Zingt den Hemel eer en prijs.
En met vree do harten kroont,
r Daar een goede wil in woont!
Ziet, hoe staroogt daar een Oude
Achter deze Maagd op 't pand,
Bat de Hemel hem betrouwde.
Dat de kroon van ootmoed spant
Salomon vol majesteit
Rijk aan diamanten stralen.
Mag liet in zijn heerlijkheid
Bij Gods nedrigheid niet halen.
Englen. daalt van 't Paradijs,
Zingt den Hemel oor en prijs.
En met vree de harten kroont,
Baar een goede wil in woont!
i
Komt, gij Koningen en Hoeren!
U hier spieglen in dit licht.
'Jesus zal U ootmoed loeren
Die Zijn hof in stallen sticht!
Ziet de Moeder! Ziet den Zoon!
Kust de windsels! Kust de doeken!
Buigt Uw hoofden! Buigt uw kroon!
Zwijgt vernuftigen en kloeken!
Englen, daalt van 't Paradijs, j
Zingt den Hemel eer en prijs,
En met vree de harten kroont,
Baar een goede wil in woont!
N. 'J. H. S.
Mijmering te Bethlehem.
Door P. N. v. d. VLIET, pr..
Laatst was ik te Bcthlcëm. 'k Had. cr
gebeden bij de kribbe voor eene dierbare
intentie, voor den onscliuldigen lieveling
eencr familie, wien de Goede Vader in
den. Hemel reeds als aan 't Goddelijk
Kindje do beproeving overzendt; ik had
er als gewoonlijk gebeden voor onze wel
doeners. Mijmerend wandelde ik den berg
weg op, zuidwaarts, en weldra was ik ge
heel weg in mijne gedachten, ver de ge
slachten door, tot Bet-hleëm's troostvol
.verleden.
'k Zag Joseph, 'k zag Maria, 'k zag 't
lieve Kind deze zelfde richting uitvluchten
ter ballingschap, naar't heidensche Egypte,
en verder vloog nog mijne verbeelding
raar 't land van Mizra'im en* verder de ge
heimzinnige oudheid door cn;k
droomde
De wijsheid der priesters van Osiris
had gefaald.Imhotep ..het opperst
Verstand" geraadpleegd in zijne sombere
eenzaamheid, had zich niet verwaardigd
te antwoorden; de heilige krokodil van
Slied. cn Apis van Memphis waren doof
gebleven voor 't smeeken der offeraars.
Een jonge gevangene, een vreemdeling uit
't land der Kanahi's verklaarde toen den
Pharao 't mysterie zijner droomen Do
jeugdige ziener had genade gevonden in
de oogén van den. goddelijken Pharao,
zoon van Pt ah. Joseph werd Egypte's red
der.
De lange nf «Ter dynastieën j3 vergaan,
pyramiden zaaiend in de woestijnzanden,
op de een wen trot se nde steeneu graven
haar levensgeschiedenis griffelend.
En de volkeren van Assur en Elan. en
do volkeren van de Zee" hebben 'fc land
genomen van de ..Kinderen der Zon" en
Cleopatra, de laatste afstammelinge der
veroveraars, heeft juist in wulpsoh-lago
slaafschheicl den nieuwen luister uitge
doofd, door de vreemdelingen over Miz-
raïins antieken bodem gebracht
To Shed heeft de gewijdo krokodil het
heilig offer geweigerd; aan de poorten
van Alexandria heeft eeno leeuwin het
zwaard gerukt uit de handen van den Ro-
mcinschen legionairs. Jupiter 'Amnion
heeft 't hoofd geschud in zijn basis van
Lybië't Volk is in verbijstering....
Zullen liemcl en aaide in beroering ko
men 2
Een. klein© groep schrijdt nu 't woes
tijnzand door, waaruit zich eenmaal de
wilde Sliasou's geworpen hebben., als
speelgoed Snefrou's citadellen op do land
engte tot puin stootend. Ze zijn drie in
•getal, en komen als Pharao's jeugdige
ziener uit 't land der Kanahi's. nu een hei
lige grond, 't land van Jehova. Do leider
van het kleine gezelschap heet als hij:
Joseph, zijne jonge vrouw drukt op den
boezem haar lieveling, haar God. Zij gaan
langs de steden van Ramses en Pithom,
door hun vaderen eenmaal opgeworpen,
toen ze 't brood der slavernij nog aten.
Hcliopolis, de zonnestad, wag eenmaal *t
verblijf van den eersten Joseph. Joseph
leidt er nu nog de Moeder cn 't Kind, de
Ware Zon, die de duisternissen van 40
eeuwen van dwaling en misdaad komt
verdrijven. Joseph heeft er eenmaal 't
koren ten leven opgestapeld. Joseph komt
cr 't ware Brood bewaren, dat der wereld
nieuwe levenssappen zal ingieten. Ecnige
jaren zal Hcliopolis worden de ware zon
nestad, die do daden van bovennatuur
lijke heiligheid aanschouwen zal. die dag
en nacht zullen opwellen uit de ziel van
"t Kind; met meer drang dan do hoogste
Nijlvloeden, zullen do woestijnen de geval
len wereld gaan bevruchten.
Do kleine groep nadert nu de stad, cn
in do verte teekent do Nijl zijn zilveren
lijn, tusschen nenuphar's en papyrusplan-
ten. en do pyramiden schieten hoog in do
luchten hare sombere massa's, die do tij
den getart hebben, en de sphinx, sedert
3000 jaar den zonsopgang bespiedend,
ziet tot zich komen do Ware Zon der ge
rechtigheid.
Zo rusten uit in de schaduw van den
kolossus, cn Joseph legt het Kind neer
tusschen do klauwen van 't monster....
De stervende oudheid begroet den schep
per van 't nieuwe leven.
Het geschrei van een kind deed mij
liet hoofd omkeeren.'k schrok.... een
visioen?.... Een fellah in zijn poovcre
maar altijd schilderachtige klcedij loiddo
een ezel.... eene vrouw dragende.... en
op haar knieën een teeder kindje van een
paar maanden ,.Atinio goebz, aboena.
geef me brood vader", smeekte de fellah..
Ik had niet veel bij me, maar schudde
mijn beurs uit in de handen der vrouw.
,,God zal 'b u teruggeven" dankte de arme
man'k Dacht aan de II. Familie.
(Uit de ,-Annalen der Afr. Missiën.)
Rozen onder de Sneeuw.
EEN KERSTVERHAAL.
De woonwagen van do zigeunerin was op
een Septemberavond, in den opkomenden
unist, achter het park van de Herteuse's,
onder de linden, welko een onbebouwd
ctukje grond omgeven, bl'ijven stilstaan.
Niet zoodra toch, was deze ongezonde
buurschap bekend geworden, of tot de
verdrijving van het zwervende volk was
in beginsel besloten.
Be heer de Hcrteuse was er niet op ge
steld een schuilplaats te verleenen op zijn
landgoederen, aan vagebonden die, God
weet, waar vandaan kwamen, en welke oen.
ieder, behalve Jeanne de Herteuse, lot al
les in staat achtte.
Ben volgenden dag verscheen een oude
vrouw, die in haar jeugd schoon geweest
moest zijn. Hét was do zigeunerin in per
soon, een vrouw op leeftijd en van een
onbepaald ras, die, uit haar afkomst en uit
haar zwervend leven, ecu houding aan den
dag legde, zoowel gedwee als trolsclï. cn
in iiaar oogen, het eene oogenbiik beider,
liet andere oogenbiik dof, in 'n zonderlinge
mengeling te zaam gesmolten, omdroeg: de
vreugdevolle weelderigheid van het Zui
den on de droefgeestigheid van het Noor
den.
Bij de verschijning van dit zonderlinge
schepselop de drie stcencn treden van
het bordes^ had do heer Hcrteuse zich
overeind gericht, gereed als hij was, het
verbod uit te spreken, hetwelk den avond
to voren was vastgesteld. Maar de zigeu
nerin verscheen met zulk een deftigheid,
ik zeide haast majesteit, dat de heer de
Hcrteuse dacht zijn weigering zoo niet
niet vriendelijkheid dan toch met beleefde
woorden in te kloeden.
De zigeunerin drukte haar verlangen op
eenvoudige wijze uit. De bladeren begon
nen te vallen, de winter was in aantocht,
de woonwagen had van af het voorjaar do
kermissen en de markten bezocht, het had
•haar toegeschenen dat het stukje onbe
bouwde grond, waar haar rollende ver
blijfplaats niemand zou hinderen, een
plekjo naar wensch was om rustig het
harre jaargetijde door te brengen.
Op het oogenbiik waarop do heer Hcr
teuse, met gefronst voorhoofd, zijn lippen
ontsloot, legde Jeanne de Herteuse haar
hand op haar vader's schouder, en gaf, al
glimlachende met ,al de bevalligheid van
rnaar negentien jaren, de zigeunerin ten
antwoord:
In orde, juffrouw. Papa, die do good-
beid zelf is, zou een verzoek, dat ik lot het
mijne maak, niet kunnen weigeren.
Een middel om zich te verdedigen tegen
een argument, dat kracht zoekt hij uw
eigen hart, dacht de heer Herteuse, en hij
hoog het hoofd.
Bank u, juffrouw, voegde de zigeu
nerin haar toe. Ik zal u de kaart leggen,
zoo u daarin behagen schept. Tot weer
ziens.
En zij groette Jeanne met een kus, haar,
met de bekoorlijke bevalligheid van al de
Spaansche vrouwen, met de toppen barer
vingers toegeworpen.
„Ik zal u de kaart leggen, zco u daarin
behagen schept."
Twintig malen herhaalde mejuffrouw de
Herteuse hij z ch zelf de belofte van de
zigeunerin. Mijn hemel, zij hechtlo er
geen heel groot gewicht aan. Zij vond er
•meer een vermaak in. Zij behoorde niet tot
diegenen van wie Massillon heeft gezegd:
„Zij gelooven niet aan God, en zij gaan
naar een kaartlegster." Z'j was een braaf
Christen meisje, en zij dacht aan den
woonwagen met de tooverkol. Zij geloofde
niet dat die arme vrouw, daar onder de
linden, heter op de hoogte van do toe
komst was dan zij zelf. Maar al had zij
er meer van geweten dan zij, toch zou zij
zich zonder vrees in dien woonwagen hege
ven. Ik hen overtuigd, dat, zoo men zekere
lui aanbood hun voor vijf minuten do
poorten der toekomst te ontsluiten, zij
halsstarrig zonden weigeren; maar wie
zou op Jeanne's leeftijd, in den ouderdom
van negentien jaren, dien tuin van do toe
komst niet willen betreden, welken de ver
beeldingskracht snot bloemen opluistert,
opvroolijkt met Lederen en doorbalzemt
met welriekende geuren?
Bij het vallen van een der laatste Sep-
-temberavonden, toog Jeanne aLeen liet
park uit, in de richting van de plek waar
de zigeunerin zich ophield, en besteeg,
niet zonder ontroering, wie het zou ge
loofd hebben, de zes houten treden van
den woonwagen. Terwijl zij tegen die
glazen deur van het voertuig aan duw
de, vielen eenige doode bladeren rondom
haar neer. Met een eenigszins bleek gelaat,
en het hart sneTer kloppende dan naar
gewoonte, ging zij naar binnen.
„Ik wachtte u," zeide de zigeunerin ge
woon weg.
Jeanne toonde zich verbaasd over dit
heel gewoon gezegde.
„O. u wachttet mij.
U z:ct, ik heb mij wat opgeknapt, uit
eerbetoon voor u. En alles is gereed.
En haar hand wees naar de larokkaar-
"ten, op het zwarte tafelkleed van een klein
tafeltje, het ouderwetsche kaartspel, meer
ingewikkeld dan qps modern kaartspel,
dat te allen tijde dierbaar was aan do lief
hebbers van de verborgen kunst en, behal
ve onze gewone kaarten, twee-en-twintig
andere kaarten bevat, waaronder de vol
gende vreemde soorten: do kracht, het ra<l
van fortuin, do ster, de bliksem, het oor
dcel, de wereld.
groote, grovo knuist nam en cr vol eerbied
een kus op drukte.
Hij keerde terug naar het veld, maar
dederen dag,, als hij maar eenigszins den
lijd er 'voor kon vinden, ging hij naar de
grot om het Kindje te bezoeken en dan
knielde iliij neer en aanbad hef; want hij
wist, wie dat Kind was: do Zaligmaker,
Christus do Heer, de beloofde Messias.
Niet lang daarna zagen do herders een
nieuw wonder. Er was aan den hemel een
schitterende ster verschenen, die iederen
avond al nader en nader kwam. Zij was
gelijk aan een vuurbol, die statig kwam
aandrijven. Op een nacht nu was zo vlak
boven Bethlehem en zie, (laar bleef ze stil
staat juist boven de plaats waar het kind
vertoefde. Ze verlichtte de geheelo streek en
herschiep den duisteren nacht in den
klaars ten dag.
„Daar geschiedt iets wonderbaars!" rie
pen zo.
En do oude herder zei: „Blijft hij de
kudde. Ik ga naar do grot om te zien, wat
er gaande is".
En hij ijldo dwars door het dal opwaarts
naar den grooten weg, die van Jeruzalem
door de vlakte van Repkaïm naar Bethle
hem leidt en nog verder. Toen hij daar
aankwam, zag hij een massa menschen,
die, verschrikt door het ongewone natuur
verschijnsel, angstig heen en weer liepen.
En tusschen die menigte bemerkte hij drie
reizigers op hooge kameclen. "Wat een
mooie, edele dieren waren dat! En wat
waren ze rijk opgetuigd! Hun halsbellen
waren van zuiver zilver en hun zadels
en toornen met goud omboord. Be berij
ders, van welke er een een donkere huid-
Jeairae. meer ontroerd dan zij dit w.'Idt
laten blijken, was blijde een stoel aohK-c
zich te vinden om daarop plaats te nemen.
Nadat de ziegeunerin eenige malen met
kundigheid do kaarten met de linkerhand'
had afgenomen, legde zij zo op een rij.t
doch niet zoodra had zij een blak np haar:
•spel geworpen, of zij vatte schielijk do
kaarten weer op, schoof ze door elkaar,
nam ze vervolgens af om ze andermaal'
op een rij to leggen.
„Neen. Dat kan niet, mompelde z j in
zich zelf, maar te hard dan dat het jong»
meisje het niet zoude hooren.
Wat kan niet? vroeg Jeanne de Her*
teuse, met niet al te geruste stem.
Bie, antwoordde de zigeunerin met
den vinger die der iarokkaarlen aanwij-i
zonde, welke den „dood" aangaf.
Voor den derden keer vatte do oude
vrouw do kaarten weer op, schoof ze door
elkaar, nam ze af en legde ze op een rij,
maar do koppige, noodlottige tarokkaart
kwam steeds terug.
'Jeanne hield zich dapper. i
„Zeg het maar. Er zal mij niets over-»
komen dan datgene wat God zal behagen
mij over te zenden."
De zigeunerin aarzelde. Het kwam zoo
ver dat het jonge meisje haar meest since-»
ken om haar te overreden tot het doen
van do profetische uitspraak. Daarop
sprak do tooverkol, na met de handen te-<
gen het voorhoofd een peinzende houding
te hebben aangenomen de volgende woor-»
den, der oude Sibille waardig.
Gij zult sterven of gij zult niet sier-»
ven, mejuffrouw do Herteuse, tenzij op
Kerstmis van dezen winter, rozen onder de
sneeuw bloeien of niet zullen bloeien.
„Rozen onder de sneeuw, herhaalde <U
heer de Herteuse, toon hij voo_r zijn boe-"
kenkast stond En ben je wel zeker, dat
verslaan te hebben?"
Hij bracht (leze woorden uit met zulk'
een komische uitdrukking van ernst, dat
Jeanne het uitproestte.
„Komaan, papa, voegde zij hem toe. u
gaat toch niet bijgeloovig worden, cn do,
woorden in ernst opnemen van eon on-»
beduidende zigeunerin, die do toekomst be
weert te kennen, en die niet eens wist,'
toen zij daar aankwam, aan hel uite'ndo
van hot park, of u haar permissie zoudt
roven of n:et geven van hier to mogen
Iblv'ven."
Doch de goede man, die den neus I-ad
gestoken in oen groot werk over hel kwee»
ken van rozen, hoorde niet naar d:o af-«
doende redeneering. Daarop hernam'
Jeanne:
„Papa, ik hen gezond, ik hen goed ter
heen, Leb een goede maag on do rest."
Ja, dat is zoo, gezondheid en zclfa,
langdurigheid van leven zijn erfelijk bij do'
Herteuses.
Evenals de eer, voegde Jeanne op
hoogd ra venden toon er aan toe.
"Wij bere'kon allen een hoogon onder-»
dom. Uw grootvader d'o op zeven-on-ne-
genlig jaren stierf, en die nog in hot bezit
was van al zijn helderheid van poost, zei-,
dé daags vóór liet verwisselen van het lij-»
deljjke met het eeuwige: ..Niemand zou <"n
onze familie gestorven zün, zoo de oorlog,
de guillotine of do tijdsomstandigheden:'
zich n'oi met ons gemop'd hadden."
Voor het oogenbiik. aldus heslooï
Jeanne, komt het mij voor dat gij noch 'k,
papa, den oorlog, de guillotine of do tijde-»,
omstandigheden hébben te vrcczen
En zij g:ng vroo'iik heen, na licm te
bobben omhelsd, onder het neuriën van oen1
deuntje uit een romance.
Be lieer de Herteuse nam zijn boeken'
weer ter hand. ofschoon hij ongerust was
ondanks zich ze'f; niet zoozeer dat hij
eenig geloof hechtte aan de praatje.; van
die zwarte heks. zooals hij de pow n!o
had haar te noemen, als we? daar liii I li,
int aardigheid alleen en tot vetnrtak ?.i:nor
dochter, d'e rozen onder de sneeuw bad'
wi'len doen Woeien, die rozen waarop z;iiv
gedachten voortdurend gevestigd vewm,
alsof het op Jeanne zelf was. OnPelukVi-»
gerwijze vermeldden de botanische bod-ui
hoegenaamd mets on het gebied van die
rozen. Do roos die onder de sneeuw I:1 ••"•it
is nog niet uitgevonden. "Wanneer h'j z: 'i
daarover onderhield met den ouden fu 'i-
baas van het kasteel, antwoordde deze it
zulks, nonduit gezegd, onmogelük wa - Gn-»
mogelijk. Be lieer de Herteuse, evem-
bleef hij dat objectief, dat nimmer d a',
mensch. die henvnt. heeft Ipfpncohnn 1 n
T SS
kleur had, droegen vorstelijke kleed eren
cn aan alles was het te zien, dat ze moes
ten behooren tot do rijken en machtigen
•der aarde. Zo zielden hun rijdieren stil
niet ver van do grot, waarboven do sier
onbeweeglijk was blijven staan in oogver-»,
blindenden schitterglans. En ln de taal dor
Romeinen hoorde men hen vragen: „Waar'
is do Koning der Joden, die geboren is?
Want wij hebben zijne ster ln het Oosten
gezien cn zijn -gekomen om hem to aan
bidden".
Toen de oude herder die woorden hoor
de, trad hij eerbiedig op do vreemdelingen
too cn zei tot oen van hen: „Hoer, Ifem,
dien gij zoekt, ken ik. Volg mij en ik zit
u leiden tot voor den Koning der Joden".
Hij ging zo voor naar de grot cn, toen
ze daar aangekomen waren, lieten ze
kameclen neerknielen, stegen af en traóen
de grot binnen, waar ze het Kind en zijn
Moeder vonden en nederknielende aanba
den zij het. Vervolgens gingen zo w r
naar huiten, haalden do medogebrs ;io
schatten: goud, wierook en mirre en i i-
den die neder aan dc voeten van het Kuid
's Anderendaags vertrokken do drio
Koningen en toen bemerkte de oude her
der, hoe ze een geheel anderen weg na
men om naar hun land terug te keeren.
Op zekeren dag overviel hem oen groot
verdriet. Hij had verscheidene dagen g en
gelegenheid gehad liet Kind te bezoek'©
en toen hij in de grot kwam, vond hij die
verlaten. Hij wilde navraag doen in Both-»
lehem naar het Kind, toen hij verschew
dene vrouwen ontmoette, die niets andera
deden dan kermen en weeklagen. Ilij zag
ook vaders, die knarsetandend van wihlo
op zijn staf, plooiden zijn lippen zich tot
gebed en hij verzuchtte: „Heer, zend toch
het Lam, den Beheerscher der aarde, dat
wij op aarde Uw wegen kennen en onder
de volkeren Uw heil mogen zien".
Terwijl hij daar zoo bad, werd het plot
seling licht om hem heen. Duidelijk on
derscheidde hij do schapen, die opeens, als
op commando, overeind rezen en hunne
koppen naar liet Oosten richtten, vanwaar
het licht scheen te komen. Ook de herder
wendde zijn blikken naar dien kant en wat
hij zag deed hem ontstellen. liet was mid
dernacht en toch was het, alsof de morgen
aanbrak, want een gouden gloed was
zichtbaar aan den Oostelijken hemel. Die
gloed rees hooger en liooger cn daaruit
schoten stralenbundels naar alle kanten
door het luchtruim. Verschrikt ijlde hij,
zoo vlug als zijn stramme boenen het ver
oorloofden, naar de schaapskooi, waar
zijn makkers lagen te slapen. „Mannen!"
riep hij, „mannen, staat op! De hemel
staat in vuur en vlam!"
De mannen ontwaakten, richtten zich op
en staarden ontzet om zich heen, want al
les in het rond schitterde in klaarheid van
licht en als zo omhoog schouwden in den
gouden hemelgloed dan scheen het hun,
alsof een zilveren lint zich daaruit los
maakte en neerschoot naar de aarde. Vol
vrees bogen ze hun hoofden en durfden
niet méér opzien, want de glorie des Hee-
ren omstraalde hen. Doch nu hoorden ze
een stem, de stem van oen engel, die zei
de: „Vreest niet, want ik boodschap u
groote vreugde, die voor geheel het volk
Kal zijn: dat u heden een Zaligmaker is
geboren, die Christus do Heer is, in de
slad van David. En dit zij u ten teeken: ge
•zult een kind vinden, in doeken gewikkeld
cn in eene kribbe gelegen".
Toen zo die woorden hadden vernomen,
zagen ze den engel opstijgen naar het he
melruim en plotseling bevonden zich hij
dezen duizenden andere engelen en bo
ven de velden van Bethlehem weerklonken
in schoone melodie de nooit gehoorde woor
den: „Eere aan God in den hooge en op
aarde vrede hij menschen van goeden
wil".
Zoodra nu de engelen ten hemel opge
varen waren, spraken de herders tot el
kander: „Laten we heengaan naar Bethle
hem om te zien hetgeen geschied is, wat
de Heer ons geopenbaard heeft". Maar de
oude herder sprak: „Niet allen kunnen wo
te gelijk gaan. Gaat gij eerst. Dan zal ik
onderwijl do wacht houden bij de kudde.
Als ge terugkomt, kunt ge mij vertellen,
wat ge gezien en gevonden hebt en dan
ga ik".
Ze gingen dan vlug naar Bethlehem.
Eenigen tijd later keerden ze terug. De
oude hoorde ze konten, want hun stemmen
klonken over de stille velden in zangen, die
God verheerlijkten en Hem lof gaven voor
alles, wat ze gehoord en gezien hadden.
En dan vertelden ze hun ouden kameraad,
hoe ze Maria cn Joseph gevonden hadden,
en hel Kindje in de kribbe.
Dan begaf de oude herder zich naar
Bethlehem. Ook hij vond het Kindje en
knielde hij de kribbe neer. Lang cn innig
keek hij naar het Kind en tranen van lief
de biggelden over zijn gebruinde wangen,
toen hij het kleine, poezele handje in zijn