Je [EidscliE Coarant" Derde Blad. Di ié Mei ii Bileta. Woensdag 24 Decemberi924 KERSTNACHT. r lieden maken wij ons weder op om JGods geboortefeest te vieren. Heden in de .'stille van den donkeren winternacht spoe- iV.en wij ons weer naar het heilig Huis des iÏHeeren, om ons te verkwikken aan het Igroote wonder, dat God als een hulpeloos 'kindje ter aarde kwam, om den menschen "éen mensch te worden uitgenomen de zon ale. Heden verdiepen wij ons weer in het '•heilig mysterie van Gods menschwording ,'cn hoe eenmaal de hemelen zich openden on de legioenen der engelen in lichtende igewaden over Belhelehenis velden zweeft den en in majesteitelijke xhythmen zon digen van Godg onmetelijke glorie en vrede :jop aarde toewenschlen aan allen di© van 'goeden wille zijn. j Heden juhelt weer de klokkenzang over stad en velden en in het rhytmisch gebom on gebeier beluisteren wij het Gloria in H?xcelsis Deo. Heden worden onze harten ,'op de ihythmen der klokkenzangen opge heven naar de hemelen en wij leggen met sidderenden eerbied ons schamel geloof, onze schamele werken en onze stamelende gebeden voor Gods troon en wij vragen: Heer, Gij, Die zelf de nooden der menschheid reeds als teer en hulpeloos kribbekindske hebt gevoeld, ontferm U over^ onze zwakheid. Zie ons thans weer als 'kinderen aan Uw kribbe geschaard. Zie onze harien deemoedig gebogen; zie onze zielen zinderend van adoratie. Vervul onze harten altijd met het licht van den heiligen Kerstnacht!" 1 K!okkc-ntaal! is engelenzang. K.lokkentaal roept ons door de duiste re straten naar het licht van Gods Huis. Zijn wij niet allen arme herders, die ons 'door de stilte spoeden naar het Broodhuis Bethlehem, waar de honger onzer zielen -varzad'gd wordt met bovennatuurlijke spij ze? Arme herders, die dn het leven hun schamele levensplichten waarnemen en in eenvoud des harten hehooren op te gaan als Engelenstem in klokkenzang hen roept 'naar 't hoogtij des Lichts? r. Ik wil U thans een jpaar verzen van Von del afschrijven, breed van rhythme en .'klankenval, verzen, waarin go hoort het klokgebeier, den diepen klepelslag van het ontroerd gemoed. 1 Bij elke strophe keeren de eerste vier jL'iSgels' ais inleiding terug. Emmanuel is nu geboren Zoo lang gele'ên Ben vaderen beloofd te voren Eer Hij verscheen, Toen Gabriël de maagd ontvouwde In haar gebedecel Be boodschap, die hem God betrouwde, Een Goddelijk bevel, f~ Aanhoorde deze bloem der Joodschap t Be maar, en stond Verbaasd voor zulk een blijde boodschap Uit -*s Engels mond. r" t Emmanuel, enz. Gods dienstmaagd, eene poos verslagen En voor dit wonder stil, Bestemde straks het Hoog Behagen Ootmoedig met haar wil, Be krach' des Allerhoogsten 'daalde Uit 's Hemels poort; Hierop vernam deze overstraalde Het eeuwig Woord. Het Woord viel, als de dauw bij droppen Op een wit lelieblad En ongerepte rozenknoppen In 't suyver maagdevat. Be Godheid troost den heilverlangeiV Want Jozefs bruid,- Uit Jesse's stam, ging sedert zwanger Van Davids sprui£. Maria, maagd en tevens moeder Baart haren lieven Zoon, Ber volkren Heiland cn Behoeder Op koning Bavids troon. FEUILLETON. door P. G. HOGKS. „Grootmoeder „Wat is er, kindje?'' „Toe, vertglt u, alsjeblieft wat. 't Is Kerstavond". Grootmoeder legde haar breikous op ta fel, haalde met een breipen het vuur in haar test wat op en toen -ze weer op haar gemak gezeten was, zei ze: „Als je dat dan •zoo graag hebt, dan zal ik je eens vertellen van dien ouden herder uit Bethlehem, die garen lang naar het Goddelijk Kindje zocht en het ten laatste vond. Luister maar". In den wonderschoonen nacht, dat het Kindje Jezus zou geboren worden, stond een oude herder te midden van zijn scha pen op een der velden bij Bethlehem. Het was een nacht zóo stil, en zóo mooi, dat hij zich verbaasde over zulk een stil- .-te en zulk een mooiheid. Geen schaapje be woog zich, ja zelfs de wachthonden, an ders zoo ongedurig, zaten onbeweeglijk aan zijn. voeten, alsof ze uit steen gebeiteld waren. En aan den hemel schitterden dui zenden en duizenden sterren in pralende •pracht, I Bie oude herder was een vroom man. .Hij verwachtte, evenals zooveel andere vrome mannen uit dien tijd, den Verlosser En terwijl hij daar nu zoo stond, leunend Zijn rijk, bepaald van grens noch* muren Zal al de kracht Ber aardsche koningen verduren Boor Zijne macht. Het Li' ht van't Licht ontbeert zijn luister Een Engels blijde stem Be herders wekt en wijst hij duister Xaav 't arme Bethlehem. Al d' Englen eerden Hoogste wcusehen Het aardrijk vree, Een goeden wil aan alle menschen Van stee tot steê. Drie Koningen den Heer der Hceren In Davids oude stad 'Aanbidden en met wierook ceren En myrrhe en gouden schat, En Simeon van God gedreven Omhelst Gods kroost. Hi j vaart hierop naar 't ander leven In God getroost. •f" -_A.AA__„ En nu heb ik nog een gedicht van Von del. Het is nog broeder en .forseher van rhythme. Hierin bespeurt gij een orgel- dreunen. ,1^ O, wat Zon is komen dalen In den maagdelijken schoot? Ziet, hoe schijnt Ze met haar stralen Alle glansen dof en dood! 'Ai! hoe schijnt dit hemelsch Kind, Aller zielen licht cn hoeder. Zon cn maan en sterren blind Uit den schoot der zuivre Moeder! Englen. daalt van *'t Paradij6, Zingt den Hemel eer en prijs. En met vree do harten kroont, r Daar een goede wil in woont! Ziet, hoe staroogt daar een Oude Achter deze Maagd op 't pand, Bat de Hemel hem betrouwde. Dat de kroon van ootmoed spant Salomon vol majesteit Rijk aan diamanten stralen. Mag liet in zijn heerlijkheid Bij Gods nedrigheid niet halen. Englen. daalt van 't Paradijs, Zingt den Hemel oor en prijs. En met vree de harten kroont, Baar een goede wil in woont! i Komt, gij Koningen en Hoeren! U hier spieglen in dit licht. 'Jesus zal U ootmoed loeren Die Zijn hof in stallen sticht! Ziet de Moeder! Ziet den Zoon! Kust de windsels! Kust de doeken! Buigt Uw hoofden! Buigt uw kroon! Zwijgt vernuftigen en kloeken! Englen, daalt van 't Paradijs, j Zingt den Hemel eer en prijs, En met vree de harten kroont, Baar een goede wil in woont! N. 'J. H. S. Mijmering te Bethlehem. Door P. N. v. d. VLIET, pr.. Laatst was ik te Bcthlcëm. 'k Had. cr gebeden bij de kribbe voor eene dierbare intentie, voor den onscliuldigen lieveling eencr familie, wien de Goede Vader in den. Hemel reeds als aan 't Goddelijk Kindje do beproeving overzendt; ik had er als gewoonlijk gebeden voor onze wel doeners. Mijmerend wandelde ik den berg weg op, zuidwaarts, en weldra was ik ge heel weg in mijne gedachten, ver de ge slachten door, tot Bet-hleëm's troostvol .verleden. 'k Zag Joseph, 'k zag Maria, 'k zag 't lieve Kind deze zelfde richting uitvluchten ter ballingschap, naar't heidensche Egypte, en verder vloog nog mijne verbeelding raar 't land van Mizra'im en* verder de ge heimzinnige oudheid door cn;k droomde De wijsheid der priesters van Osiris had gefaald.Imhotep ..het opperst Verstand" geraadpleegd in zijne sombere eenzaamheid, had zich niet verwaardigd te antwoorden; de heilige krokodil van Slied. cn Apis van Memphis waren doof gebleven voor 't smeeken der offeraars. Een jonge gevangene, een vreemdeling uit 't land der Kanahi's verklaarde toen den Pharao 't mysterie zijner droomen Do jeugdige ziener had genade gevonden in de oogén van den. goddelijken Pharao, zoon van Pt ah. Joseph werd Egypte's red der. De lange nf «Ter dynastieën j3 vergaan, pyramiden zaaiend in de woestijnzanden, op de een wen trot se nde steeneu graven haar levensgeschiedenis griffelend. En de volkeren van Assur en Elan. en do volkeren van de Zee" hebben 'fc land genomen van de ..Kinderen der Zon" en Cleopatra, de laatste afstammelinge der veroveraars, heeft juist in wulpsoh-lago slaafschheicl den nieuwen luister uitge doofd, door de vreemdelingen over Miz- raïins antieken bodem gebracht To Shed heeft de gewijdo krokodil het heilig offer geweigerd; aan de poorten van Alexandria heeft eeno leeuwin het zwaard gerukt uit de handen van den Ro- mcinschen legionairs. Jupiter 'Amnion heeft 't hoofd geschud in zijn basis van Lybië't Volk is in verbijstering.... Zullen liemcl en aaide in beroering ko men 2 Een. klein© groep schrijdt nu 't woes tijnzand door, waaruit zich eenmaal de wilde Sliasou's geworpen hebben., als speelgoed Snefrou's citadellen op do land engte tot puin stootend. Ze zijn drie in •getal, en komen als Pharao's jeugdige ziener uit 't land der Kanahi's. nu een hei lige grond, 't land van Jehova. Do leider van het kleine gezelschap heet als hij: Joseph, zijne jonge vrouw drukt op den boezem haar lieveling, haar God. Zij gaan langs de steden van Ramses en Pithom, door hun vaderen eenmaal opgeworpen, toen ze 't brood der slavernij nog aten. Hcliopolis, de zonnestad, wag eenmaal *t verblijf van den eersten Joseph. Joseph leidt er nu nog de Moeder cn 't Kind, de Ware Zon, die de duisternissen van 40 eeuwen van dwaling en misdaad komt verdrijven. Joseph heeft er eenmaal 't koren ten leven opgestapeld. Joseph komt cr 't ware Brood bewaren, dat der wereld nieuwe levenssappen zal ingieten. Ecnige jaren zal Hcliopolis worden de ware zon nestad, die do daden van bovennatuur lijke heiligheid aanschouwen zal. die dag en nacht zullen opwellen uit de ziel van "t Kind; met meer drang dan do hoogste Nijlvloeden, zullen do woestijnen de geval len wereld gaan bevruchten. Do kleine groep nadert nu de stad, cn in do verte teekent do Nijl zijn zilveren lijn, tusschen nenuphar's en papyrusplan- ten. en do pyramiden schieten hoog in do luchten hare sombere massa's, die do tij den getart hebben, en de sphinx, sedert 3000 jaar den zonsopgang bespiedend, ziet tot zich komen do Ware Zon der ge rechtigheid. Zo rusten uit in de schaduw van den kolossus, cn Joseph legt het Kind neer tusschen do klauwen van 't monster.... De stervende oudheid begroet den schep per van 't nieuwe leven. Het geschrei van een kind deed mij liet hoofd omkeeren.'k schrok.... een visioen?.... Een fellah in zijn poovcre maar altijd schilderachtige klcedij loiddo een ezel.... eene vrouw dragende.... en op haar knieën een teeder kindje van een paar maanden ,.Atinio goebz, aboena. geef me brood vader", smeekte de fellah.. Ik had niet veel bij me, maar schudde mijn beurs uit in de handen der vrouw. ,,God zal 'b u teruggeven" dankte de arme man'k Dacht aan de II. Familie. (Uit de ,-Annalen der Afr. Missiën.) Rozen onder de Sneeuw. EEN KERSTVERHAAL. De woonwagen van do zigeunerin was op een Septemberavond, in den opkomenden unist, achter het park van de Herteuse's, onder de linden, welko een onbebouwd ctukje grond omgeven, bl'ijven stilstaan. Niet zoodra toch, was deze ongezonde buurschap bekend geworden, of tot de verdrijving van het zwervende volk was in beginsel besloten. Be heer de Hcrteuse was er niet op ge steld een schuilplaats te verleenen op zijn landgoederen, aan vagebonden die, God weet, waar vandaan kwamen, en welke oen. ieder, behalve Jeanne de Herteuse, lot al les in staat achtte. Ben volgenden dag verscheen een oude vrouw, die in haar jeugd schoon geweest moest zijn. Hét was do zigeunerin in per soon, een vrouw op leeftijd en van een onbepaald ras, die, uit haar afkomst en uit haar zwervend leven, ecu houding aan den dag legde, zoowel gedwee als trolsclï. cn in iiaar oogen, het eene oogenbiik beider, liet andere oogenbiik dof, in 'n zonderlinge mengeling te zaam gesmolten, omdroeg: de vreugdevolle weelderigheid van het Zui den on de droefgeestigheid van het Noor den. Bij de verschijning van dit zonderlinge schepselop de drie stcencn treden van het bordes^ had do heer Hcrteuse zich overeind gericht, gereed als hij was, het verbod uit te spreken, hetwelk den avond to voren was vastgesteld. Maar de zigeu nerin verscheen met zulk een deftigheid, ik zeide haast majesteit, dat de heer de Hcrteuse dacht zijn weigering zoo niet niet vriendelijkheid dan toch met beleefde woorden in te kloeden. De zigeunerin drukte haar verlangen op eenvoudige wijze uit. De bladeren begon nen te vallen, de winter was in aantocht, de woonwagen had van af het voorjaar do kermissen en de markten bezocht, het had •haar toegeschenen dat het stukje onbe bouwde grond, waar haar rollende ver blijfplaats niemand zou hinderen, een plekjo naar wensch was om rustig het harre jaargetijde door te brengen. Op het oogenbiik waarop do heer Hcr teuse, met gefronst voorhoofd, zijn lippen ontsloot, legde Jeanne de Herteuse haar hand op haar vader's schouder, en gaf, al glimlachende met ,al de bevalligheid van rnaar negentien jaren, de zigeunerin ten antwoord: In orde, juffrouw. Papa, die do good- beid zelf is, zou een verzoek, dat ik lot het mijne maak, niet kunnen weigeren. Een middel om zich te verdedigen tegen een argument, dat kracht zoekt hij uw eigen hart, dacht de heer Herteuse, en hij hoog het hoofd. Bank u, juffrouw, voegde de zigeu nerin haar toe. Ik zal u de kaart leggen, zoo u daarin behagen schept. Tot weer ziens. En zij groette Jeanne met een kus, haar, met de bekoorlijke bevalligheid van al de Spaansche vrouwen, met de toppen barer vingers toegeworpen. „Ik zal u de kaart leggen, zco u daarin behagen schept." Twintig malen herhaalde mejuffrouw de Herteuse hij z ch zelf de belofte van de zigeunerin. Mijn hemel, zij hechtlo er geen heel groot gewicht aan. Zij vond er •meer een vermaak in. Zij behoorde niet tot diegenen van wie Massillon heeft gezegd: „Zij gelooven niet aan God, en zij gaan naar een kaartlegster." Z'j was een braaf Christen meisje, en zij dacht aan den woonwagen met de tooverkol. Zij geloofde niet dat die arme vrouw, daar onder de linden, heter op de hoogte van do toe komst was dan zij zelf. Maar al had zij er meer van geweten dan zij, toch zou zij zich zonder vrees in dien woonwagen hege ven. Ik hen overtuigd, dat, zoo men zekere lui aanbood hun voor vijf minuten do poorten der toekomst te ontsluiten, zij halsstarrig zonden weigeren; maar wie zou op Jeanne's leeftijd, in den ouderdom van negentien jaren, dien tuin van do toe komst niet willen betreden, welken de ver beeldingskracht snot bloemen opluistert, opvroolijkt met Lederen en doorbalzemt met welriekende geuren? Bij het vallen van een der laatste Sep- -temberavonden, toog Jeanne aLeen liet park uit, in de richting van de plek waar de zigeunerin zich ophield, en besteeg, niet zonder ontroering, wie het zou ge loofd hebben, de zes houten treden van den woonwagen. Terwijl zij tegen die glazen deur van het voertuig aan duw de, vielen eenige doode bladeren rondom haar neer. Met een eenigszins bleek gelaat, en het hart sneTer kloppende dan naar gewoonte, ging zij naar binnen. „Ik wachtte u," zeide de zigeunerin ge woon weg. Jeanne toonde zich verbaasd over dit heel gewoon gezegde. „O. u wachttet mij. U z:ct, ik heb mij wat opgeknapt, uit eerbetoon voor u. En alles is gereed. En haar hand wees naar de larokkaar- "ten, op het zwarte tafelkleed van een klein tafeltje, het ouderwetsche kaartspel, meer ingewikkeld dan qps modern kaartspel, dat te allen tijde dierbaar was aan do lief hebbers van de verborgen kunst en, behal ve onze gewone kaarten, twee-en-twintig andere kaarten bevat, waaronder de vol gende vreemde soorten: do kracht, het ra<l van fortuin, do ster, de bliksem, het oor dcel, de wereld. groote, grovo knuist nam en cr vol eerbied een kus op drukte. Hij keerde terug naar het veld, maar dederen dag,, als hij maar eenigszins den lijd er 'voor kon vinden, ging hij naar de grot om het Kindje te bezoeken en dan knielde iliij neer en aanbad hef; want hij wist, wie dat Kind was: do Zaligmaker, Christus do Heer, de beloofde Messias. Niet lang daarna zagen do herders een nieuw wonder. Er was aan den hemel een schitterende ster verschenen, die iederen avond al nader en nader kwam. Zij was gelijk aan een vuurbol, die statig kwam aandrijven. Op een nacht nu was zo vlak boven Bethlehem en zie, (laar bleef ze stil staat juist boven de plaats waar het kind vertoefde. Ze verlichtte de geheelo streek en herschiep den duisteren nacht in den klaars ten dag. „Daar geschiedt iets wonderbaars!" rie pen zo. En do oude herder zei: „Blijft hij de kudde. Ik ga naar do grot om te zien, wat er gaande is". En hij ijldo dwars door het dal opwaarts naar den grooten weg, die van Jeruzalem door de vlakte van Repkaïm naar Bethle hem leidt en nog verder. Toen hij daar aankwam, zag hij een massa menschen, die, verschrikt door het ongewone natuur verschijnsel, angstig heen en weer liepen. En tusschen die menigte bemerkte hij drie reizigers op hooge kameclen. "Wat een mooie, edele dieren waren dat! En wat waren ze rijk opgetuigd! Hun halsbellen waren van zuiver zilver en hun zadels en toornen met goud omboord. Be berij ders, van welke er een een donkere huid- Jeairae. meer ontroerd dan zij dit w.'Idt laten blijken, was blijde een stoel aohK-c zich te vinden om daarop plaats te nemen. Nadat de ziegeunerin eenige malen met kundigheid do kaarten met de linkerhand' had afgenomen, legde zij zo op een rij.t doch niet zoodra had zij een blak np haar: •spel geworpen, of zij vatte schielijk do kaarten weer op, schoof ze door elkaar, nam ze vervolgens af om ze andermaal' op een rij to leggen. „Neen. Dat kan niet, mompelde z j in zich zelf, maar te hard dan dat het jong» meisje het niet zoude hooren. Wat kan niet? vroeg Jeanne de Her* teuse, met niet al te geruste stem. Bie, antwoordde de zigeunerin met den vinger die der iarokkaarlen aanwij-i zonde, welke den „dood" aangaf. Voor den derden keer vatte do oude vrouw do kaarten weer op, schoof ze door elkaar, nam ze af en legde ze op een rij, maar do koppige, noodlottige tarokkaart kwam steeds terug. 'Jeanne hield zich dapper. i „Zeg het maar. Er zal mij niets over-» komen dan datgene wat God zal behagen mij over te zenden." De zigeunerin aarzelde. Het kwam zoo ver dat het jonge meisje haar meest since-» ken om haar te overreden tot het doen van do profetische uitspraak. Daarop sprak do tooverkol, na met de handen te-< gen het voorhoofd een peinzende houding te hebben aangenomen de volgende woor-» den, der oude Sibille waardig. Gij zult sterven of gij zult niet sier-» ven, mejuffrouw do Herteuse, tenzij op Kerstmis van dezen winter, rozen onder de sneeuw bloeien of niet zullen bloeien. „Rozen onder de sneeuw, herhaalde <U heer de Herteuse, toon hij voo_r zijn boe-" kenkast stond En ben je wel zeker, dat verslaan te hebben?" Hij bracht (leze woorden uit met zulk' een komische uitdrukking van ernst, dat Jeanne het uitproestte. „Komaan, papa, voegde zij hem toe. u gaat toch niet bijgeloovig worden, cn do, woorden in ernst opnemen van eon on-» beduidende zigeunerin, die do toekomst be weert te kennen, en die niet eens wist,' toen zij daar aankwam, aan hel uite'ndo van hot park, of u haar permissie zoudt roven of n:et geven van hier to mogen Iblv'ven." Doch de goede man, die den neus I-ad gestoken in oen groot werk over hel kwee» ken van rozen, hoorde niet naar d:o af-« doende redeneering. Daarop hernam' Jeanne: „Papa, ik hen gezond, ik hen goed ter heen, Leb een goede maag on do rest." Ja, dat is zoo, gezondheid en zclfa, langdurigheid van leven zijn erfelijk bij do' Herteuses. Evenals de eer, voegde Jeanne op hoogd ra venden toon er aan toe. "Wij bere'kon allen een hoogon onder-» dom. Uw grootvader d'o op zeven-on-ne- genlig jaren stierf, en die nog in hot bezit was van al zijn helderheid van poost, zei-, dé daags vóór liet verwisselen van het lij-» deljjke met het eeuwige: ..Niemand zou <"n onze familie gestorven zün, zoo de oorlog, de guillotine of do tijdsomstandigheden:' zich n'oi met ons gemop'd hadden." Voor het oogenbiik. aldus heslooï Jeanne, komt het mij voor dat gij noch 'k, papa, den oorlog, de guillotine of do tijde-», omstandigheden hébben te vrcczen En zij g:ng vroo'iik heen, na licm te bobben omhelsd, onder het neuriën van oen1 deuntje uit een romance. Be lieer de Herteuse nam zijn boeken' weer ter hand. ofschoon hij ongerust was ondanks zich ze'f; niet zoozeer dat hij eenig geloof hechtte aan de praatje.; van die zwarte heks. zooals hij de pow n!o had haar te noemen, als we? daar liii I li, int aardigheid alleen en tot vetnrtak ?.i:nor dochter, d'e rozen onder de sneeuw bad' wi'len doen Woeien, die rozen waarop z;iiv gedachten voortdurend gevestigd vewm, alsof het op Jeanne zelf was. OnPelukVi-» gerwijze vermeldden de botanische bod-ui hoegenaamd mets on het gebied van die rozen. Do roos die onder de sneeuw I:1 ••"•it is nog niet uitgevonden. "Wanneer h'j z: 'i daarover onderhield met den ouden fu 'i- baas van het kasteel, antwoordde deze it zulks, nonduit gezegd, onmogelük wa - Gn-» mogelijk. Be lieer de Herteuse, evem- bleef hij dat objectief, dat nimmer d a', mensch. die henvnt. heeft Ipfpncohnn 1 n T SS kleur had, droegen vorstelijke kleed eren cn aan alles was het te zien, dat ze moes ten behooren tot do rijken en machtigen •der aarde. Zo zielden hun rijdieren stil niet ver van do grot, waarboven do sier onbeweeglijk was blijven staan in oogver-», blindenden schitterglans. En ln de taal dor Romeinen hoorde men hen vragen: „Waar' is do Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijne ster ln het Oosten gezien cn zijn -gekomen om hem to aan bidden". Toen de oude herder die woorden hoor de, trad hij eerbiedig op do vreemdelingen too cn zei tot oen van hen: „Hoer, Ifem, dien gij zoekt, ken ik. Volg mij en ik zit u leiden tot voor den Koning der Joden". Hij ging zo voor naar de grot cn, toen ze daar aangekomen waren, lieten ze kameclen neerknielen, stegen af en traóen de grot binnen, waar ze het Kind en zijn Moeder vonden en nederknielende aanba den zij het. Vervolgens gingen zo w r naar huiten, haalden do medogebrs ;io schatten: goud, wierook en mirre en i i- den die neder aan dc voeten van het Kuid 's Anderendaags vertrokken do drio Koningen en toen bemerkte de oude her der, hoe ze een geheel anderen weg na men om naar hun land terug te keeren. Op zekeren dag overviel hem oen groot verdriet. Hij had verscheidene dagen g en gelegenheid gehad liet Kind te bezoek'© en toen hij in de grot kwam, vond hij die verlaten. Hij wilde navraag doen in Both-» lehem naar het Kind, toen hij verschew dene vrouwen ontmoette, die niets andera deden dan kermen en weeklagen. Ilij zag ook vaders, die knarsetandend van wihlo op zijn staf, plooiden zijn lippen zich tot gebed en hij verzuchtte: „Heer, zend toch het Lam, den Beheerscher der aarde, dat wij op aarde Uw wegen kennen en onder de volkeren Uw heil mogen zien". Terwijl hij daar zoo bad, werd het plot seling licht om hem heen. Duidelijk on derscheidde hij do schapen, die opeens, als op commando, overeind rezen en hunne koppen naar liet Oosten richtten, vanwaar het licht scheen te komen. Ook de herder wendde zijn blikken naar dien kant en wat hij zag deed hem ontstellen. liet was mid dernacht en toch was het, alsof de morgen aanbrak, want een gouden gloed was zichtbaar aan den Oostelijken hemel. Die gloed rees hooger en liooger cn daaruit schoten stralenbundels naar alle kanten door het luchtruim. Verschrikt ijlde hij, zoo vlug als zijn stramme boenen het ver oorloofden, naar de schaapskooi, waar zijn makkers lagen te slapen. „Mannen!" riep hij, „mannen, staat op! De hemel staat in vuur en vlam!" De mannen ontwaakten, richtten zich op en staarden ontzet om zich heen, want al les in het rond schitterde in klaarheid van licht en als zo omhoog schouwden in den gouden hemelgloed dan scheen het hun, alsof een zilveren lint zich daaruit los maakte en neerschoot naar de aarde. Vol vrees bogen ze hun hoofden en durfden niet méér opzien, want de glorie des Hee- ren omstraalde hen. Doch nu hoorden ze een stem, de stem van oen engel, die zei de: „Vreest niet, want ik boodschap u groote vreugde, die voor geheel het volk Kal zijn: dat u heden een Zaligmaker is geboren, die Christus do Heer is, in de slad van David. En dit zij u ten teeken: ge •zult een kind vinden, in doeken gewikkeld cn in eene kribbe gelegen". Toen zo die woorden hadden vernomen, zagen ze den engel opstijgen naar het he melruim en plotseling bevonden zich hij dezen duizenden andere engelen en bo ven de velden van Bethlehem weerklonken in schoone melodie de nooit gehoorde woor den: „Eere aan God in den hooge en op aarde vrede hij menschen van goeden wil". Zoodra nu de engelen ten hemel opge varen waren, spraken de herders tot el kander: „Laten we heengaan naar Bethle hem om te zien hetgeen geschied is, wat de Heer ons geopenbaard heeft". Maar de oude herder sprak: „Niet allen kunnen wo te gelijk gaan. Gaat gij eerst. Dan zal ik onderwijl do wacht houden bij de kudde. Als ge terugkomt, kunt ge mij vertellen, wat ge gezien en gevonden hebt en dan ga ik". Ze gingen dan vlug naar Bethlehem. Eenigen tijd later keerden ze terug. De oude hoorde ze konten, want hun stemmen klonken over de stille velden in zangen, die God verheerlijkten en Hem lof gaven voor alles, wat ze gehoord en gezien hadden. En dan vertelden ze hun ouden kameraad, hoe ze Maria cn Joseph gevonden hadden, en hel Kindje in de kribbe. Dan begaf de oude herder zich naar Bethlehem. Ook hij vond het Kindje en knielde hij de kribbe neer. Lang cn innig keek hij naar het Kind en tranen van lief de biggelden over zijn gebruinde wangen, toen hij het kleine, poezele handje in zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 9