VOOR DE VROUWEN ger onderwijs zonden hebben te besturen. Een som van 100.000 francs werd haar toegestaan als dotatie voor de bestaande inrichtingen en 'nare professoren zouden een voorrang hebben bij de aanwijzing van het nieuwe personeel, dat weldra ver meerderd zou worden met hoogleer aren van de opgeheven hoogescholen. Utrecht werd bij deze gelegenheid verlaagd tot een „ócole secondaire", wat men daar natuur lijk alles behalve prettig vond; Franeker Harderwijk werden opgeheven. Twee dagen na onderteekeruing van het boven bedoelde decreet-, d.i. 24 October 1811, bezocht Napoleon met zijn jonge Oostenrïjksche gemalin Leiden, zij 't kort: •hij had op zijn tocht van Amsterdam naar Den Haag maar één uur tijd. Hij werd ontvangen in do vorstelijk© woning van den Leidschen patriciër Marcus aan het Rapenburg, vlak tegenover de Academie, waarheen in allerijl ook kwamen gesneld de professoren, de leden der stedelijke re geering en der rechtbanken, benevens de geestelijkheid der stad. In vliegende haast onderhiejd Napoleon zich voornamelijk met de professoren, die nog in hun zwarte toga's verschenen waren. Het nieuwe aca demische Statuut zou hen do faculteits- kleuren voorschrijven. Dit statuut werd 9 Augustus 1812 vast gesteld te Parijs natuurlijk en na de groole vacantie van dit jaar werd de rege ling dor nieuwe organisatie ter hand ge nomen, welke haar bekroning vond in de plechtige installatie op 3 November d.a.v. Deze had met veel praal en in tegenwoor digheid veler autoriteiten plaats in de Pie terskerk en werd gevolgd door een recep tie ten Stad hui ze, verleend door den Fran- schon prefect Lebrun. De stad vlagde druk en 's avonds was er illuminatie. Bij de reorganisatie waren college van Curatoren en Senaat opgeheven en ver vangen door een „Conseil Académique" van 10 leden. De rector bleef het hoofd, ech ter onder toezicht van den „Inspecleur- général de l'Université Imperiale de Hol- lande" en bijgestaan door twee inspecteurs. De vijf faculteiten kregen ieder een „doyen" en werden afzonderlijke licha men. Zoo begon het eerste jaar, het eenige, van de geschiedenis onzer hoogecshool als Fransche instelling. Het aantal professo ren werd vermeerderd met 5 uit Franeker en Harderwijk; met kracht werd de hand geslagen aan de smds lang dringend nood zakelijke verbetering van het academie gebouw, aan de inrichting van 4 nieuwe gehoorzalen in het „Hof van Zessen" aan do Papengracht (thans museum van gips afgietsels), aan de catalogiseering van de bibliotheek, aan de betere samenstelling der wetenschappelijke verzamelingen. Parijs toonde groote begeerte naar de rijke verzameling handschriften der boe kerij, maar die lust wist men hier te be teugelen door het voor te stellen alsof de manuscripten „niet veel waard" waren. Toen vond men het ginds de moeite niet! Ook het groen wezen werd ter hand ge nomen. Dit scheen toen tot groote misstan den aanleiding te geven. De corpsen dien den vooral „om zich over te geven aan het tafelgenoegen'', terwijl de eerstejaars („verts") werden gedwongen diners te ge ven, welke dan gepaard gingen met „uiter eten, schadelijk voor hun gezondheid" en nog wel meestal des rachts. Strenge maat regelen werden door den rector genomen; de studenten verzetten zich wel, maar zij moesten het onderspit delven: er kwam meer orde. De ramspoed van Napoleon deed zich intusschen ook te Leiden gevoelen en was niet bevorderlijk voor een rustig academie leven. Aan de volksbeweging tegen de conscriptie voorjaar 1813 namen ook de studenten deel, waarop een 14-tal van hen bij den Maire werden ontboden en met nadruk gewaarschuwd. Zij hielpen van toen af de orde handhaven. Hoewel Napoleon's gelukster meer en meer zonk, bad de opening van het vol gende studiejaar 4 Oct. 1813 toch nog op Fransche manier plaats. Professor Van der Palm hield de gebruikelijke rede, gehuld in de voorgeschreven oranjekleu rige toga, wat natuurlijk geen hulde aan 't Oranjehuis, maar de faculteitskleur was. Hij sprak moedige, voor alle vaderland- echo harten opwekkende taal, wat hem dan ook een berisping bezorgde van den „Gommissaire special du Haute Police" te Den Haag, die hem deswege ontboden bad. Veertien dagen later 16-18 October werd Napoleons lot beslist door den slag bij Leipzig en dén 19den dier maand stak men van den Stadhuistoren de Oranjevlag uit, wat 4 dagen later ook op de Academie gebeurde. Reeds 4 December werd hij Vorstelijk decreet de oude landshoogeschool hersteld mot al haar vormen en gebruiken, zoodat de professoren hun zwarte toga's weer voor den dag konden halen. Verdwenen bleven evenwel de academische voorrech ten: eigen rechtspraak, vrijdom van ac cijns en. belasting, vrijstelling van mili taire diensten, enz. Die hadden hun tijd gehad! Ook trad meer eenvoud bij de academische plechtigheden op. Had alzoo Prins Willem I onze Hooge- echool gesticht, koning Willem I herstel de haar en nu zal koningin Wilhelmina het 350-jarig. feest komen bijwonen. AJO. (2e helft Dec.) Onverwachts begon hot te winteren en kwamen allen in de weer om van het knol groen (o redden wat er te redden was. "Men heeft er lang van kunnen voederen; eenige weken langer of korter in deze is van veel belang voor den veeboer op het zand. De knollenteelt biedt altoos groote onzekerheid. Gaat het in November reeds sterk vriezen, dan kan de oogst verloren zijn. Men plukt, wanneer vorst verwacht wordt, hel „gruin" voor eenige dagen vooruit en zet het op hoopjes op het land, die men, als het gaat vriezer;, met wal stroo dekt. Bij „gruin"-voedmg moet er echter steeds aan gedacht worden, dat het niet alleen schoon moet zijn, maar ook droog en verwelkt. In Vlaanderen kuilt men de groote knollen bij de boerderij in, zelfs in 't groot met de ploeg; do knollen worden naast elkaar gelegd in do voor, en met de aarde uit de volgende voor gedekt Bij vorst dektjmen met stroo. Ook worden do knollen wel, als de oogst zeer groot is, ingekuild, en dit geschiedt mot succes in een kuil van 1 M. diepte; als namelijk de stand van bet grondwater dit toelaat. Op den bodem van den kuil komt stroo of ruigte; do knollen worden met een S-vor- mig ijzer stuk gestoken en met een hout blok vast ineen gestampt. De hoop komt ook l)oven den grond, hij wordt eerst met stroo en vervolgens met een zoden laag van 1 M. ter belasting gedekt. Aan de kanten wordt hij mei aarde afgesloten. Hel 'zachte winterweer .deed in Novem ber de mdllen naar hoven komen; in de weilanden ziet men honderden molshoo- pen; deze moeten worden geslecht. I's het w.eer „los", dan gaat men door met mesten en houwen. Men late evenwel geen mest aan hoopjes op het land slaan, dit geeft hij een zachte weersgesteldheid verlies van de dure stikstof. De mest moet dus worden uitgesproeid. We zijn in de laat ste weken van bet wegvlietende jaar. 't Is nu de tijd, waartoe de lange avonden vooral ons gelegenheid geven, om ons boek op te maken. Ga na, hoe ge hebt gehoerd niet alleen, maar vooral ook wolk onder deel van uw bedrijf de winst of schade heeft gebracht; waarom de winst niet groo ter, het verlies niet kleiner was. Aldus krijgt ge een juist inzicht in uw bedrijf en kunt dit mogelijk in uw voordeel wijzigen In den tuin en den boomgaard: Als het niet vriest, kunt ge vruchtboomen planten Daartoe graaft ge breede ondiepe galen, tenzij, wat nog beter is, het geheele ter rein wordt omgespit. Breed moeten de ga ten zijn, opdat de wortels in alle richtin gen zich kunnen verspreiden. En ondiep, omdat do boom zoo hoog mogelijk dient geplant te worden. Hiertegen wordt nogal gezondigd; velen planten den boom diep en trappen de aarde stevig aan, teneinde om waaien te voorkomen. Juist de diepgeplan- uw Chrysanthemum lang pleizier hebben, Liefst plant men met zijn tweeën; de een houdt den boom op de gepaste hoogte, de ander brengt de fijngemaakte aarde tus- sclien de wortels, en om te.zorgen, dat dit laatste goed gebeurt, wordt de boom 2 a 3 maal opgelicht. Daarna vult men het gat en treedt de aarde stevig aan. Bij hoog- stammige hoornen plaatst men een flinken stok of paal, opdat ze niet te veel van den wind te lijden zullen hebben.; men hinde de paal echter niet te vast aan den boom, want dan zou deze niet met. den grond kun nen mee-zakken, doch worden opgehangen Hebt ge uw gereedschap behoorlijk op geborgen: de metaaldeelen ontdaan van het vuil en daarna ingevet? Roestige plekken moeten met petroleum worden afgewre ven; gieters worden gemenied. Zet niets weg, dat stuk is; laat het eerst maken, ge zit dan a.s. voorjaar, als het werk weer aanvangt, diredt klaar. De bewaarplaats mag niet vochtig zijn; goed bewaard op een luchtige droge plaats, gaat het gereed schap lang mee. Rhododendrons kunnen nu of in het voorjaar in bloei worden ge trokken. Men neme daartoe de planten, welke vol knop zijn, plaatst ze in groote kuipen of potten en maakt ze goed vochtig Voorloopig worden ze dan in een matig warme kas geplaatst, na een paar weken ongeveer wat warmer. De aarde moet voch tig blijven, en de knoppen besproeie men dagelijks tot ze open gaan. Dan houdt men ze droog en plaatst ze in de kamer of serre tot ze uitgebloeid zijn; ze venhuizen dan naar den kouden hak. "WHlt ge van de hoornen echter waaien het eerst omver houd ze dan niet daar, waar gestookt wordt, maar in een vonstvrije kamer, dioht bij het licht, dus voor het venster. Geregeld begieten i's noodag, anders droogt de aard kluit uit en is het met de bloemen spoedig gedaan. WÜe aldus handelt en de planten in de kamer brengt als de bloemen half open staan kan ze 3 a 4 weken en langer goed houden, en er met de Kerstdagen ge noegen van hebben. C. B. PH0SPH0RH0UDENDE MEST STOFFEN. Eén van dc vier belangrijkste planten- voedingsrioffen is. zooals bekend, dc Phos phorus of fosfor. Dat wil dus zeggen: phosphor is één van <le vier stoffen, die ieder jaar weer den land- of tuinbouwer of den liefhebber (die het. wel meent met z'n tuin) heel veel zorg baren. Beschouwen we den bodem, waarop we iets verhouwen of zullen verbouwen, als een opslagplaats van verschillende schei kundige verwerin gsproducten, dan hegrij pen we, dat waar afgaat en niet bijkomt vermindering plaats moet. hebben. Gaan we nog niets verder dan kunnen we ook zeggen, waar veel afgaat 'heeft ook veel vermindering plaats. Aangezien de verschillende, ons ten dien ste staande planten-analyse's een hoog phosphorgehalte aanwijzen ten opzichte van de andere voedingsstoffen, en aange zien (vooral) zonder phosphor de plant geen eiwit vormen kan, kunnen we gerust zeggen, dat Ph. een zeer belangrijke stof is voor de plantenvoeding. Volgens ,,Marissen" is er voor een volle- digen oogst per H.A gemiddeld noodig: 100 kg. stikstof, -10 kg. Phosfoszuur, 150 kg. kali en 80 Kg kalk. Deze getallen zullen natuurlijk op of neerwaarts veranderen al naar gelang van het gewas dat. men teelt. Halen we dus van het land slechts één 0 0 MODEPRAATJE 0 0 0 Het bont in den winter. allen weten wel dat de tijd voorbij is, dat de winter het alleen recht had voor bont. Wij kennen al lang het zomerbont en weten ook, dat bont in den zomer gedragen, niet de taak heeft om te verwarmen, maar veeleer om der draagster een be koorlijk uiterlijk te verleenen. Dit alleen zou reeds genoeg zijn om de bestaansmogelijk heid van bont des zomers te rechtvaardigen. Meer dan ooit wordt dezen winter bont gedragen, hetzij als garneering, hetzij als geheel kleedingstuk, de zoozeer geliefde bontjas, of als voering. De keuze van het bont wordt bepaald naar de porte-monnaie, omdat echt bont altijd al duur was, maar nu nog veel duurder geworden is. Toch willen de meeste dames gaarne bont bezitten en grijpen dan naar het imitatie-bont of zij nemen de geverfde velletjes. Dezen winter ver heugt de haas zich in de algemeene gunst en wordt zijn velletje naar keuze gemetamor- fozeerd in blauwvos en vossen van iedere gewenschte kleur zobel enz. Voor garnituren neemt men bij voorkeur langharig bont of het voor een fantasie-of bontjas gebruikt wordt. Afb. 1. Wintermantel met bontgarneering deze bruine veloursmantel is met skunks gegarneerd. Het bont loopt in drie rijen langs de onderkant maar zoo, dat van onderen de mantelstof zichtbaar blijft. Langs mouwen en verstelbare kraag loopt het bont even eens in twee rijen. Afb. 2. Kleine hoed met hoogopgewerkt garnituur. De in zekeren zin onflateuse vorm van dit kleine hoedje wordt zeer bekoorlijk gemaakt door het hoogopgewerkte garnituur, dat met zeer veel smaak gekozen en aangebracht moet worden. Voor een dame met een smal gezichtje is het raadzaam het garnituur, indien zij het toch hebben Afb. 0. Tbeewarmer met bent-borduursel. Afb. 5. Smal gehaakt doorrijg-kantje. Afb. 5. Smal gehaakt doorrijg-kantje. Dit kantje, dat volgens het aangegeven patroon heel gemakkelijk na te maken is, kan dienen voor lingeries of handwerkjes, waar een lintje moet worden door geregen. Afb. 6. Theewarmer met bont-borduurwerk. Het nieuw ste materiaal voortheewarmers is zwart laken, dat met helle kleuren geborduurd wordt en dat zoo aardig afsteekt bij het lichte 9ervies en het witte tafellaken. De pofstrook kan ook zwart blijven maar wit doet zeer mooi. Afb. 7. Koffiewarmer met kruissteekborduurwerk. Ook de koffiewarmer mag uit donker materiaal bestaan. Het motief op ons plaatje wordt juist heel mooi in lichte tinten op donkeren grond geborduurd. De aparte gedeelten worden door een eenvoudige lijn verbonden. Afb. 8—10. Keuken- garnituur met eenvoudig borduurwerk. Keukenhand doek, stofdoekenzakje en tafelkleed zijn voorzien van een eenvoudig borduurpa troon, dat met een steelsteek zelfs door kinderen te werken is, en waarvoor wij dan ook Afb. 12. Tafellaken en servet met Richelleu-werk. Afb. 14. Sluimerrol van haakwerk. Afb. 1. Wintermantel met bontgarneering. Afb. 2. Kleine hoed met hoog opgewerkt garnituur. wil, niet midden-voor maar opzij aan te brengen. Op ons plaatje Is de hoed van zwarte pluche, langs de bol loopt zwart lint terwijl het garnituur ook van breed zwart lint gemaakt is. Afb. 3. Lange mantel met bontgarneering. Het soepel vallende Persianer, is uitstekend geschikt voor dezen mantel, die van onderen wijd verloopt en wijde aangeknipte mouwen heeft. Het voorgedeelte wordt gesloten, ver overelkaar geslagen en de sluiting bestaat hierin, dat men de beide kanten overelkaar slaat en met een gracieus gebaar samen houdt. De kraag wordt gemaakt van bont, vos of Thibet kunnen hier ook dienen en dit garneert ook de mouwen, die van onderen iets toeloopen. Als alle bontmantels moet ook de ze jas gevoerd worden. Afb. 4. Lange nauwe bontmantel. Wij geven hier een afbeelding van een model voor een bontiasje zooals dit door onze jonge slanke dames zoo gaarne gedragen wordt. De mouwen zijn in een wijd armgat ingezet. Zij worden van onderen door een groote manchet gecompleteerd Ook hier slaan de~ voorgedeelten over elkaar, maar wordt het rechter gedeelte iets verkort. De breede kraag is met bont bezet Als materiaal dient Pcsiarretpluche. Afb. 7. Koffiewarmer met bruissteekborduursel. deze humoristische patroontjes gaven. Op afb. 11 ziet men het motiefje voor de rand- afsluiting aan de stofdoeken hanger. Afb. 12. Tafellaken en servet met Richelieu-werk. Het tafellaken heeft zeer apart, uit groote motieven bestaande Richelieu-werk. De rand bestaat uit groote en kleine festonbogen, die aan het servet veel verkleind herhaald worden. In iedere hoek wordt ook een Richelieu- motief gewerkt Afb. 13 und 14. Ge haakte poef en sluimerrol. Het zoo lang verbannen haakwerk is sin'ds geruiinen tijd weer in eere hersteld en men ziet bijna geen kamer waar niet een of ander haakwerk te' vinden is. Op het plaatjo zien wij een poef en sluimerrol van haakwerk. Men haakt stok jes en maakt, van het midden uitgaande de oppervlakte steeds groofer, waarbij men echter goed op scherpe hoekeu letten moet. Steeds drie tocrer, van dezelfde kleur maken. De sluimerrol heefl het zoo geliefde vork- werk, dat zeet snel vordert. Het binnenkussen wordt met zijde of satijn gevoerd Afb. 8. Keukenhanddoek met eenvoudig borduurwerk. Afb. 9. Stofdoekenhanger met borduurwerk. Afb. 10. Tafelkleedje met borduurwerk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 8