om zich heen, sprong Pierre zijn vijand
ach lorna, en verdween hij in de donkere
diepte.
IV.
Den volgenden dag, met een wolkeloo-
fcen hemel en een vriendelijk lachende
zon over de tot kalmte gekomen zee, liep
de ..Josephine" met al haar blanke zei
len bol van een lekker briesje, statig, en
fier de hav.en van Paimpol binnen.
Een groote menigte, daar tegenwoordig,
scheen met angst de terugkomst van bet
schip verbeid to hebben.
Toen het vaartuig vastgemoerd lag,
sprongen twee mannen aan wal. De een,
groot, sterk, welgebouwd, een mooie jon
gen. trok zijn metgezel bijna met geweld
mede, naar een groep 'die zich op eenigen
afstand hield. Daar aangekomen bleven
beiden staan voor een verrukkelijk
6cboon meisje van achttien of negentien
jaar, dal hen reeds had gezien, een wei
nig verbaasd wel dat ze zoo hand in
hand hepen, en terwijl D'dier Pierre
voorn'! duwde, zei do de eerste:
"Jeannie, ik ruim voor hem het veld.
trouw hem en wees met hem gelukkig,
want hij is uwer meer waard dan ik.
WIE IS KALB?
Uitkijk schrijft in „Fr. Dagbl."»-
Weet de lezer wie Kalb is?
Neen, natuurlijk weet hij het niet, neb
zoo min als ik heb wist.
Kalb nu i« ten eerste 'n Duitscher.
Wat. hij met 60 millioen irenschen ge
meen heeft.
Tevens is hij 'n gesjeesd studen».
Wat hij met weinigen gemeen hoeft.
En toen 't met de hersens niet ging, is
hij 't in de beenen gaan zoeken, werd een
beroemd, sommige scheidsrechters zeggen
'n berucht voetbalspeler en is thans, naar
men zegt, de meest populaire man van
Zuid-Duitscbland.
Het vglk is gek op hem.
Of-ie 't vaderland had gerei
Dolle dingen doen ze te zijner eer
omdat-ie z'n beenen zoo rkkk tegen, een
lederen 'bal aanslingeren kan.
Een der voornaamste plaatjes-krantien",
had een gansche voor-pagina, aan ;Zijn
Edele's gelaatstrekken gewijd, ea n.u kan
1 men in vele gezinnen niet Komen, of de
hoogvereerde Kalb, het jongmensch dat
aan de acadeirie geen graad halen kon, is
er teven den muur geprikt.
Kalb meent thans, dat-ie heel-wat- is en
dat de vosser3 aan de academie maar
knullen zijn.
Aan wie, vragen we, de rchuldï
In den mond.
Een sergeant heeft in de theorie deelen
van den trèkkej behandeld en nu zal ieder
op zijn beurt de 3 deelen noemen: haak,
tand en pin. Van Diggelen kan 'het niet
verder brengen dan tot haak. De sergeant
zal hem helipen en om hem op het idee
tand te brengen, vraagt hij den milicien:
„Wat. hebt ge in den mond?" en het ant
woord is: „Tabak, sergeant 1"
Snugger.
„Wat hoor ik. Trien? Is je man gestor
venDat 's treurigEn wat kost
zoo'n begrafenis veeld geld!
Och Mie. da's allemaal niksIk
had he.m met liefde graag laten begraven,
als bij maar niet gestorven was.
Het dialect.
Ma-ma (in den spoorwagen): Daar
schijnt een veewagen aan den trein aan
gehaakt te zijn ik meende, dat ik een
schaap h-oorde blaten.
Dochter (van de kostschool naar buis
tcrugikeerende): Aan bet dialect zou ik
zeggen dat he.t. een kalf is.
De vijf zinnen.
De meester wil de kinderen de vijf zin
nen in een sprekend beeld voor oogen «tel
len. Hij toekent een automobiel op bet
bord:
Je ziet hem (door 'het acetyleen!icht).
Je hooTt hem (d'oor de trompet).
Je ruiikt hem (door de benzine).
Je proeft hem (door het stof. dat hij
in je cion 1 jaagt.).
Je voelt hem (al« hij je overrijdt).
T eerier.
H'j: Daar ben ik weer terug uit de
badplaats !i"ve vrouw, en gelukkig totaal
van die pijnlijke jicht hersteld
Zij: Zoo? Maar E.Tuard, 't is eigen
lek wol jammer, dat wij van nu af niet
uieer kunnen weten, wanneer het weer ver
andert."
Drankbestrijding.
Mijne hoeren.! Het wat-er is een der
kostelijkste gaven der natuur. Wat zouden
wij zonder water zijn? Wat kunnen wij
zonder water....
Een stem uit de zaal: Niks waar zou
den we jenever van stoken als er geen
water was
De prof°ssor.
Professor (tot- struikroovcr. dip- hem
j zijn overjas afneemt): Krijg ik nu geen
nommer voor de gardero-be?
Ook e?n natuurvriend.
Zij: O. beste Arthur welk con'
lijke «treek, ik kan haar niet genoeg
sch-ouwen.
Hij: Ik ook niet, hoe meer ik haa
zie, hoe meer honger ik krijg.
Een verschil.
Een vrouw komt bij den ccmpagmes
mandant. om te klagen over de beha
ling van haar zoon.
Hij had het zoo hard en moest zich
erg inspannen.
Maar ik. zei de officier, moet ik
dan niet inspannen?
Voor u is het wat anders, antwo
de de handige boerin. U hebt geen ai
vak geleerd, inaar mijn zoon is ook
spekslager.
Een modern kind,
Heeft u-w jongen al mazelen geh
informeerde de dokter.
Spreek niet zoo hard, zei de moe
Ais hij over iets'hoort praten, wat hij
niet gehad heeft, dam. wil bij het dadc
hebben.
Da's sterk:
Ik heb een jongen gekend, die
kraaien van oen haan zoo precies kon
doen dat, wanneer hij het deed.<]e
opging!
EEN KA80UTERSPRC0KJE.
I
Piet krijgt een idee.
Piet kreeg een idée.
Telkens en telkens las en herlas hij het
mooie verhaaltje van die kleine mannetjes
met lange witte baarden, die wij Kabou
tertjes noemen.
Wat vond hij dat alles grappig en mooi.
Het was anders dan in de groote men-
«chenwereld, daar waar dat kleine volkje
huisde.
En als hij las, hoe klein allen waren, dan
richtte hij zich op, rekte zich uit, keek in
bet- rond met een gezicht alsof hij zeggen
vilde: ..wie doet je wat" en d^n vond hij
zich een reus onder dat dwgrgenvolkie en
dan lachte hii, dat het opschaldo in
bet rond en stapte door de kamer als
een generaal, die zijner waardigheid be-
wust is. -
Waarom laeh ie toch mijn jongetie, zei
ziin moeder dan? Wat is er aan de Vnd?
Heb i'i zoo'n nleizier mijn ventje?
Ventie? Zegt u maar gerust vent.
mreder. Tk ben groot. Ik ben sterk. Ik ben
heel wat mefTr, dan dat kleine peutervolkie
onder den grond. Kiik maar eens naar de
platen hier en zeg mij dan eens, of ik er
zijn mag of niet? Of ik een reus ben. of
nietof ik een Jfconimr ben onder dat nieti
ge, kleine volkje of niet?
Ja. miin jongetje, vergeleken met die
kleine broekmanne-Ves ben jij al een heele
Piet, maar. anders?
Wat wilt- u zeggen, moeder? Tk zou
best tien kabouters aankunnen. Hé, bé. als
ik dar moest mee vechten! Wat zou ik ze!
Wees nu niet zoo verwaand kleine
baas! Als jij in de Kabouterstad was, zou
je heel. heel zoet zijn. en aan vechten niet
denken evenmin als je nu zou willen vech
ten jn°t paatje of met mij.
Dat. wou ik zien! Juist, ik wil de Ka
bouterstad zien. Tk wil daar been gaan en
liefst zoo gauw mogelijk. Tk wil alles zien,
wat daar te zien is e-n dan kom ik U alles
vertellen, moedertje!
Daar heb Ie groot gelijk aan. Piet. Ga
je gang maar, als je. me maar beloofd terug
te ziin, voor mijn verjaardag. Dan had ik
je graag bij roe
Oh, dan ben ik lang terug. Dan kan
ik oh zooveel vertellen. Dan heb ik veel
gezien.
Maar mijn jongetje wie wijst je den
weg? Wie brengt, je daar?
Laat. dat maar aan mij over. Ik ga
naar bet boscb en zoek net zoo lang, tot
ik den ingang van de KabouterBtad ge
vonden heb.
Zoo en wanneer denkt, mijn groote
zoon d-'e verre reis te aanvaarden?
Zoo gauw als ik kan. Misschien de
volgende week Woensdag. Dan is geen
school. Dan heb ik tiid en dangaat*
Piet als d0 repS met zevenmijlslaarzen
naar bet vreemde land.
Trek jij dan ook die zevenmijlsche
laarzen aan met die blinkende sporen, wat
Klein Duimpje zoo mooi vond.
Dopime Maatie, die laarzen heb ik
niet. Die laarzen zijn vestolen, door een
vreemden man. toen Klein Duimpje slieo
en dflt was heel leelijk van dien man, vindt
U ook niet?
Dat, was het. Maar ga nu gauw bidden
cn naar bed. Sla 'dat- boek maar gauw
toe anders droom je nog van reuzen en
kabouters en zevenmiilslaarzen, -waar jij
bcelemaal in verdrinken kunt en dan bon
ik miin Pietermanneke kwijt en d»t zou
jamm°r zijn voor zoo'n dikzak.
Hé moe, nu al naar bed. Laat me nog
eventjes kijken. Tk vind het. zoo leuk die
kabouters onder de paddestoelen, netjes
verscholen als miin zusje onder een para-
pluie als het regent en dankiik eens.
wat een vreemdr- beesten en hoe klein
alles is oh zoo klein!
En nu klapt Piet in de handen van plci-
zier cn dan valt zachtkens zijn hoofdje
voorover op ziin armen, die gekruist op ta
fel liegen en bij slaapt en droomt.
Piet droomt. Wat bij droomt weten wij
niet. Maar bet is leuk. wat daar door dat
kleine hoofdie gaat. Zie een glimlach spe
len om ziin mand en zie eens ziin bandies
griipen naar iets. dat vlak bij hem is. Ik
wed dat bij reeds bii de Kabouters mepnl
1o zijn en dat bii pKrir- '-eft en zich
voelt als een prins fr m'1 o dier Urine
dwergjes, die oh zoo aardig zijn en zoo
vol zorg voor P'eter, dat hem geen onge
luk overkomt.
Nu lacht hij hardop in zijn slaap! Hoort
hij zegt wat! „Hu, paardje, hu! Kom hier,
ik pak .ie met het staartje stout paardje".
Ha! zie je wel! Daar rijdt ie al rond in
de Kabouterstad. En het paardje draaft als
de wind zoo ving. Hij wordt, ban?! Hii wil
het staartje grijpen. Zou hij vallen? Neen,
gelukkig neen!
Hoort. ..Braaf paardje, niet zoo woest
en vlug. Piet is bang anders e" zal vallen."
Hola paardje, sta nu stil". Zoet paardje!
Nu lacht ie weer in ziin slaap. Het ge
vaar is zeker voorbij! Zie nu brengt hij
bet bandje aan 't hoofd, als een soldaat
die groet. Waar zou hij meenen te zijn.
Fa bal ik weet bet al. Hij is bij den ko
ning en brengt hem ziin groet
Dan wordt Piet rusti? en -slaant tot den
volgenden morgen in één stuk door!
(Wordt vervolgd.)
De Redacteur.
rORRESPONDENT'E.
Goud Elsje. Dikkie X in dank
ontvangen. Met volle aandacht heb ik dit
waarlijk geestige nummer doorgelezen. Het
is lang niet een der mjnste. als van mrer
en minder en mi"st hn'er snrake kon ziin.
De voleeude weck laat. ik het nlaatsen en
ik wed. dat opze kleine vriendieg en vrien-
dinnef;es er van zul'c smul'en zooals ik
dat de°d. Dag Gnnd-Elsró! Met voet en
hand! Hr boud mij natuurlijk aanbevolen
voor meej.
Ellen Boer té e, Leiden.
Eindelijk daar is bet beloofde lange ver
haal in veilige haven binngurrekomen. Wel
heeft het lang ce-duurd maar de inhoud
is dan ook recht evenredig aan den tiid.
die veriiep van belofte tot daad. Dank ie
wel Ellen. Zoodra ruimte is, misschien
reeds de volvpnde week wordt het eerste
deel geplaatst. Groetjes thuis.
Piet Heemskerk Leiden.
Wat jammer. Piet dat jouw verlnnedngs-
lilstie vcor Rt. Nieolans wat laat binnen
kwam. Nu ia het eieenliik mosterd na den
maaltijd Doch om jou nu eens toch te ver
rassen, laat ik jouw wensoh.ie hiérbij af
drukken; dan zien mijn kleine vriondles
toch wat bi zooal te vragen had. Zièhier
dan, wat Piet vroeg:
St. Nicolaas.
Nicolaasie 'k wou zoo graag
E-n hperie lekkers in miin maag,
Met e-en big van marsenein,
Zal ik gauw tevreden zijn.
Een ezdtie van chocola,
Verdwiint: „Hap!!" ook al dra.
'k Wou een wfdoos roet penseel.
Dat- is.U toch niet te veel?
E«n sabel fluit en mooie trom
Een suikerhart met 7'"Vcr d'r om.
Een chocoladeletter P.
Dat loopt dan ook wel mee.
Een wortel ook van marsenein.
Een sehoolt-asch, dat is ook heel fijn.
Een Atlas, de groote Bos.
En voor miin moe een garen klos.
Een boterletter en dan niets meer.
Anders vraag ik te veel en krijg niets weer.
E m i 1 e Diiym, Leiden. Zoo
Eroile. kom je ook weer eens ten toon.eele?
En dat no? wel met een versie en een
verhaaltje! Wat het eerste betreft. moet
ik het eerlijk zeggen? Dat versje is niet
bijster goed gelukt. Het 3de versie vooral
is te diep van inhoud voor onze
kleine lezers. Om dat te wstann moet je
kunnen fantasevcn zoonis Emile dat deed
ep dan veel goeden wil hebbrn om het te
willen vatten. Vat*ie do kneen. miin
Vriend? Het verhaaltje wordt geplaatst en
het vers zal ik trachten zoo te schaven,
dat het toch ,.vcrstaanbanr" is. Lukt dit
niet, danDag, Emile. dapk voor het
gezondene enik blijf mij steeds aanbe
volen houden voor meer.
Robbedoes?, Tk heb .Allerzie
len" antvangen. Maar Allerzielen" is voor
bij en het groote, mooie, echt. Roomsche
Kerstfeest staat voor de- deur. Probeer hier
over eens een versje te maken. Ik bedoel
1 niet hier of daar af te schrijven, Robbe-
does! Tk bedoel iefs zelf fantaseeren en
I mij dan netjes opsturen, voor Kers'mis!
Denk er cm, dat- alle vriendinnetjes van je
klasse met de prijsraadsels mee
raceten doen. Zul ie ze eens aanporren!
Dag geluksvogel!
De Redacteur
Nabetrachting over het feest van
St. Nicolaas.
Het feest van St. Nicolaas is achter den
rug.
Zijn mijn vriendjes en vriendinnetjes vol
daan geweest?
Ik weet het niet, maar ik hoop het.
Dit weet ik wel, wie niet voldaan is,
heeft het zich zelf te wijden.
St, Nicolaas laat niet met zich spotten.
St. Nicolaas geeft, wie wat verdient.
En wie niets verdient krijgt niets.
Dat is recht en billijk.
Zoo gaat het- in het leven immers ook.
Wie zijn best niet doet in huis en in
school; wie stof tot klagen geeft, én aan
vader en moeder; én aan Mijnheer in
school; wie zich niet fatsoenlijk weet te
gedragen in de kerk en op straat; wie al
tijd zijn jongere broertjes of zusjes plaagt
en sart en nooit eens vriendelijk is en be
hulpzaam; wie altijd op- en aanmerkingen
maakt over alles en nog wat; wie nooit op
tijd komt aan tafel maar altijd treuzelt en
blijft treuzelen en daardoor ook te laat
komt in school en in de kerk; wie altijd
norsch en bokkig en onvriendelijk doet te
gen groote menschen en dienstboden; wie
de slechte en vieze gewoonte niet afloeren
wil van dat ellendige nagelbijten en steeds
en «altijd den zakdoek vergeet, dien wij
vooral in de wintermaanden zoo erg veeL
noodig hebben; wie ruw en brutaal en
onbeleefd blijft e.iiz. enz. die moet voe
len, dat hij verkeerd doet en leeren, dat
die slechte eigenschappen niet passen aan
een kind en dienen te veranderen.
Ja, d'*e ondeugende kinderen moeten dat
voelen en dat zij deswege standjes krij
gen. is plicht van den goeden Heilicen Sint.
Deed hij dat niet. dan ware het beter, dat
hij in Spanje was gebleven, in plaats van
nu die verre reis te ondernemen, om hier.
in ons kleine, vaderland miin kleine vriend
jes en vriendinnetjes een bezoek te bren
gen.
Maar ik ken den grooten kindervriend
beter dan zoo. Wat hij zegt., doet. bij en
zegt hij om ons best wil. Hii wil bra ve kin
deren van iuüio maken, en berispt de on
deugende kleinen, maar drukt ze liefderijk
de hand. wanneer blijkt uit de aanteeke-
ningen. die zwarte Piet hem ter lazing lie-eft
pegeven, dat de ouders tevreden zijn; dat
in school geen bijzondere klachten te boe
ken staan en dat de catechismus-lessen al
tijd gekend zijn en gebeden 's met eerbied,
aandacht en godsvrucht. Kiik als dat liet
geval is geweest, dan was St.. Nicolaas éen
en al liefde èn tevreden over jullie, dat
weet. ik zeker.
Ik weet het wel, hoe Kef gaat! Ik heb ze
gezien, mun klejne vriendjes, die in tranen
uitbarstten en bekennen moesten wat de
goe-e Heilige was te weten gekomen.
Ik heb ze gezien, die schoorvoetend na
der kwamen cn wier knieën knikten onder
het ^wicht der schuld, waarvan zetoich
bewust waren en ik boorde beterschap be
loven.
Zij zouden voortaan gehoorzaam zijn
aan vader eg moeder.
Zij zouden beter oppassen in school.
Zij zouden niet norsch meer zijn cn bok
kig en onbeleefd.
Z>j zouden niet meer slordig ziin op hun
kleuren en op hun werk in school.
Zij zouden geen kattekwaad meer uit
halen.
"Zij "zouden niet meer. nagels bijten en
andere onhebbelijke gewoonten nalaten.
Zij zouden alles doen wat goed was en
braaf en lief.
Zij beloofden beterschap en onder een
stortvloed van tranen werd dit ten aanhoo-
re vaji de heele'klasse en ten aanhoor? van
de vaders en moeders in huis beloofd. En
maar wat blij waren ze. toen Pieterman on
verrichter zake zijn zak kon onbergen en
zijn roeden kon elders gebruiken, maar
nog stoutere kinderen waren en kinderen,
die al zoo vaak beterschap beloofd hadden
maar telkens en telkens weer van voren
af aan het spelletje begonnen van: slor
digheid en ongehoorzaamheid en brutaal
heid en"van nog zooveel andere
slechte eigenschappen, die St. Nicolaas
verafschuwt met heiligen ernst en heilige
verontwaardiging.
En zoo beloofden we dan*beterschap!
Laten we hieraan denken en blijven
denken
Als bij. de goede, groote vriend der kin
deren het volgend jaar weerom komt. la
ten wii dan zoo goed opgepast hebben, dat
geen standjes noodig zi>n en dat wij dus
ons zelf niets té verwijlen hebben.
Dafc wil Sinl-Nicolaas van ons.
Dan zijn v. jj zijn vriend, enkunnen
we zeker zijn, dat hij ons niet vergeet,
maar zooveel surprises door Piet zijn
knecht laat ronddëelen. dat wij heusch ver
legen zijn met zooveel goeds en moois. En
dar
Weest. dankbaar! Dankbaar aan Uwe-
Ouders, voor al dat moois, dat zij bestel
den in naam van Hem, die voor ons i3 en
blijven zal, de groots!e kindervriend, die
ooit ons land bezocht.
De Redacteur.
P.R. Einde dezer maand in de Kerst-
vacantie geef ik weer prijsraadsels. Op
gepast dus enmeedoen!
Laat 0. L. Heer maar begaan.
Een rijken heer wilde op een keer met de
boot naar Indië gaan. Doch op den be
paalden dag versliep hij zich en moest nu
'hard loopen als hij het nog wilde halen.
't Was bij half -tien en over tien minuten
zou.de boot- vertrekken. Nog een paar pas
sen en hij is er. Maar daar struike't bij cn
valt. Nu kon hij dus niet mee. Een aanwe
zige dokter zei. dat hij een been gebroken
had. Hij werd naar huis gebracht en moest,
nu wel een halfjaar thuisblijven. Op zeke
ren keer kwam een zijner vrienden hem
bezoeken en zei: „Het is nu wel vervelenl
dat- je een been gebroken hebt."
j Och," sprak bij, „Laat O. L. H. maar
begaan. Het- kan wel voor mijn bestwil
zijn." Zi;n vriend-lachte er spotte er mee.
Een paar weken later las mijnheer Wil-
l'-msen in de krant dat- de stoomboot „Hen-
drika" met man en muis vergaan was. Dat
was juist cfe boot waar hij mee naar Indië
zou gaan.
..Zie je nu wel", sprak hij tot z'n vrouw,
dat het voor miin bestwil was. Nu moet ik
een halfjaar met een gebroken droen zitten
pn anders was ik verdronken. .Ta! ik heb
het altiid gezegd: Laat O. L. Heer maar
begaan. Liesje.
Wat ons op een Woensdagmiddag
overkwam.
Era ns Verstegen en ik waren dikke vrien
den. Frans was een aardige, vroeliike jon
gen, dio in bet. katt-ekwaad uithalen,
.Haantje de Voorste" was. Hoewel bij niet
'groot was. kon bij toch veel groo-tere jon-
igens aan Maar wat bij niet kon velen was
'lat een paar jongens een bond aan bet
'plagen waren, dan vloog hij op ze af en
'vocht en sloeg de. jongens net zoo lang.
'totdat ze (Jen lronid los lieten, en hem vrij
Kveg lieten loopen. Daarbij liep' bij menig
maal een paar blauwe oogen of blauwe
•plakken. of schrammen mee op. Ook werd
•zijn broek bii zulk een vechtpartij dikwijls
"met. een scheur versierd. Wanneer hij dan
'thuis kwam moest hij ook nog pf.n standje
han zijn moeder aanhooren. Soms kreeg
'hij wel een pak slaag voor zijn broek,
•maar als hij {|an nog die veoh(partij in
•zijn gedachten zag afspelen, dan vond hij
'zoo'n pak slaag niet. erg. Wol beloofde
bij dan ziin best te doen en zijn>goed niet
•nroer te scheuren, maar da-t vergat hij
•dikwiils.
Zelf had hij zco dolgraag een hond ge
had. Maar zijn vader had hem gezegd, dat.
•als hij ereen wilde hebben, dat hij »r dan
maar zelf voor moest sparen. Nu hij had
nog maar f4,noodig, dus zou hij er wel
dra een hebben.
Nu gingen we eens op e^n Woensdag
middag een eindje fietsen. We 'hadden een
•paar appels bij ons gestoken, want bet
.f1 s warm en we zouden dus dorst- krijgen.
We hadden ongeveer een half uur flink
doorgereden, toen we opeens zagen dat
•twee opgeschoten jongens een hond: aan
'het plagen wafcn. Ze haddon zijn ponten
'vastgebonden on sleepten den hond toen
■over den weg We vonden het. valsch.
Vlug apron,gen we van onze fietsen en
wilden we ons op de jongens worpen, toen
we op eens op ongeveer 300 Meier vn.n
ons af een auto vliegensvlug zagen aan
komen. De jongens hadden het. gezien, lie
ten het touw -los. en gingen aan den kant
staam, om de. afloop te zien. Frans, niet-
denkende aan den auto. wilde het touw
■grijpen om den hond zoo te pakken. Hij
•struikelde echter en "viel op geen 50 c.M
'afstands meer va-n den auto die nu zijn
vaart begon te tcmeeren," toen zij Frans
op den grond zagen liggen. De rem werkte
echter niet. erg; de auto reed door, net.
over mijn armen vriend heen.
De jongens waren aan den haal gegaan
en ik stond daar alleen. Gelukkig bleef de
auto «til sil aan. Toèvallig was bet dokter
•Staadhuis dio er uit stapte. Frans bloedde
erg, maar de dokter verzekerde mij, dat.
•hij alleen een arm gebroken had. Wel
'had hij van den val nog zijn voet verstuikt
'en eukele schrammen opgeloopen. Voor
zichtig werd hij in den auto gelogd en de
iboind. die nie.ts geen letsel gekregen h
hverd erook in gedaan. Onze fietsen kom
er bovenop gebonden worden, en toen g
'het naar huis toe Ge kunt wel begriji
l'ioe ze thuds" schrokken, maar toe.n de d
iter verzekerd had, dat hij binnen eenpi
hveken veer beter zou zijn. en weer
loudc vroolijké Frams zou worden, toen*
imindêrde de vrees.
De hond, die aan niemand toebehóoi
imocht Frans houden. Hij was overgeluk
»en Tiet. voor het opgespaarde geld i
mooi -hondenhok bouwen. Hij heeft i
iwel drie weken later met een verband
'loopen, maar toen was alles ook weer o\
IHij praat nog dikwijls over die gebeui
•nis en wanneer we in de klas het er ei
tover hebben, wie er in een auto gezol
'hebben dan zijn wdj de een:g*> t-wee, en
teijn er heer trotsch op
Mabhieu Duindam
Muizenschooltja.
(Een verhaal voor de kleintjes^
Er was een gaatje in den muur
Vier centimeters wijd,
Het was de poort van 't sehoolgeboi
Die open stond, altijd.
Drie muisjes wisten heel s«cuur,
Dat meester er al was;
Ze konden 't hooren. dat hij weer
Een moeilij'k woordje las
Ze hadden toch vandaag geen zin
In lezen of in schrijven;
En wilden kever maar eens hier.
Bij Pa en Maatje blijven.
Maar vader ze:: „geen fratsen hoor!
Je gaat als brave kinderen,
En denk er om: den meester niet
Met flauwe grapjes 'hinderen.
Toen moesten 7.e wel door de poorr
En gingen éeoi voor éen.
Maar Pietje, die de laatste was.
Beet Kootje in z'n teen.
Natuurlijk trapte Ko terug.
Piet. kreeg een neusjebloed
Ze vochten tot de meester kwam.
Toen waren ze weer zoet.
,De meester was ee>n oude rat,
Bij iedereen bekend.
Hij noemde ieder bij zijn naam,
Dan riepen ze: „Present!"
Het muizensohooLtie ging nu aan.
De meester nam het krijt
En schreefi op 't bord een mooie A,
,Lees jij eens, beste meid!"
Het rfiuizenmeisje kreeg 'n kleur
En zag verlegen rond.
Maar Pietje fluistert: „Zeg maar B!'
Dat deed ze ook terstond.
,,'t Is dom", zei meester „oliedom!"
Hoe kom je daar nou bij?
Ik geef jouw heurt aan kleine Piét,
Nou ventje-: wat- zeg jij?
Piet zei toen dadelijk: ,,'t. Is een A
„Dat 's goed en knap gedaan
Jij mag, omdat je 't. zoo goed wist,
Op tijd naar huis tc.e ga?n."
Nt: schrijf ik hier de letter B"
Er kwam een lange haal.
Klein Pietje, trotsch op meesters lof,
Werd dubbel zoo brutaal
Nu kroop voorzichtig ui.' de bank
Naar meesters kalen staart.
Die schreef nog aan de letter B
Heel langzaam en bedaard.
Slim Pietje had dus tijd genoeg.
Om 't. kunstje na te doen
Hij knoopte van de staart een B
neel netje-s in 't fatsoen.
Maar 't meisje stak den vinger op
En waarschuwde: „pst! pst".
De meester zag 't in 't glimmerd bora
En siste zacht: .sst! ast!"
De kleine rakker wilde juist.
Weer naar zijn plaats toe gaan,
Toen meester eensklaps met. een ruk.
Vlak voor zijn nous kwam staan.
Hij slóeg zijn staart vlag met, den h"
Den lus van letter B
Om 't stoute hoofd van Pietertje,
En Pietertje moest mee
Hij moest voor straf iü 't donker hol
Diep in d'e kolenkist.
En bleef er heel den langen dag,
Tot iedereen het wist.
Dat Pie+je niet vertrouwbaar was;
Hij had een valschcn kop.
Wie steeds met draaierij omgaat,
Raakt vest in ei een strip.
Te!.'