om zich heen, sprong Pierre zijn vijand ach lorna, en verdween hij in de donkere diepte. IV. Den volgenden dag, met een wolkeloo- fcen hemel en een vriendelijk lachende zon over de tot kalmte gekomen zee, liep de ..Josephine" met al haar blanke zei len bol van een lekker briesje, statig, en fier de hav.en van Paimpol binnen. Een groote menigte, daar tegenwoordig, scheen met angst de terugkomst van bet schip verbeid to hebben. Toen het vaartuig vastgemoerd lag, sprongen twee mannen aan wal. De een, groot, sterk, welgebouwd, een mooie jon gen. trok zijn metgezel bijna met geweld mede, naar een groep 'die zich op eenigen afstand hield. Daar aangekomen bleven beiden staan voor een verrukkelijk 6cboon meisje van achttien of negentien jaar, dal hen reeds had gezien, een wei nig verbaasd wel dat ze zoo hand in hand hepen, en terwijl D'dier Pierre voorn'! duwde, zei do de eerste: "Jeannie, ik ruim voor hem het veld. trouw hem en wees met hem gelukkig, want hij is uwer meer waard dan ik. WIE IS KALB? Uitkijk schrijft in „Fr. Dagbl."»- Weet de lezer wie Kalb is? Neen, natuurlijk weet hij het niet, neb zoo min als ik heb wist. Kalb nu i« ten eerste 'n Duitscher. Wat. hij met 60 millioen irenschen ge meen heeft. Tevens is hij 'n gesjeesd studen». Wat hij met weinigen gemeen hoeft. En toen 't met de hersens niet ging, is hij 't in de beenen gaan zoeken, werd een beroemd, sommige scheidsrechters zeggen 'n berucht voetbalspeler en is thans, naar men zegt, de meest populaire man van Zuid-Duitscbland. Het vglk is gek op hem. Of-ie 't vaderland had gerei Dolle dingen doen ze te zijner eer omdat-ie z'n beenen zoo rkkk tegen, een lederen 'bal aanslingeren kan. Een der voornaamste plaatjes-krantien", had een gansche voor-pagina, aan ;Zijn Edele's gelaatstrekken gewijd, ea n.u kan 1 men in vele gezinnen niet Komen, of de hoogvereerde Kalb, het jongmensch dat aan de acadeirie geen graad halen kon, is er teven den muur geprikt. Kalb meent thans, dat-ie heel-wat- is en dat de vosser3 aan de academie maar knullen zijn. Aan wie, vragen we, de rchuldï In den mond. Een sergeant heeft in de theorie deelen van den trèkkej behandeld en nu zal ieder op zijn beurt de 3 deelen noemen: haak, tand en pin. Van Diggelen kan 'het niet verder brengen dan tot haak. De sergeant zal hem helipen en om hem op het idee tand te brengen, vraagt hij den milicien: „Wat. hebt ge in den mond?" en het ant woord is: „Tabak, sergeant 1" Snugger. „Wat hoor ik. Trien? Is je man gestor venDat 's treurigEn wat kost zoo'n begrafenis veeld geld! Och Mie. da's allemaal niksIk had he.m met liefde graag laten begraven, als bij maar niet gestorven was. Het dialect. Ma-ma (in den spoorwagen): Daar schijnt een veewagen aan den trein aan gehaakt te zijn ik meende, dat ik een schaap h-oorde blaten. Dochter (van de kostschool naar buis tcrugikeerende): Aan bet dialect zou ik zeggen dat he.t. een kalf is. De vijf zinnen. De meester wil de kinderen de vijf zin nen in een sprekend beeld voor oogen «tel len. Hij toekent een automobiel op bet bord: Je ziet hem (door 'het acetyleen!icht). Je hooTt hem (d'oor de trompet). Je ruiikt hem (door de benzine). Je proeft hem (door het stof. dat hij in je cion 1 jaagt.). Je voelt hem (al« hij je overrijdt). T eerier. H'j: Daar ben ik weer terug uit de badplaats !i"ve vrouw, en gelukkig totaal van die pijnlijke jicht hersteld Zij: Zoo? Maar E.Tuard, 't is eigen lek wol jammer, dat wij van nu af niet uieer kunnen weten, wanneer het weer ver andert." Drankbestrijding. Mijne hoeren.! Het wat-er is een der kostelijkste gaven der natuur. Wat zouden wij zonder water zijn? Wat kunnen wij zonder water.... Een stem uit de zaal: Niks waar zou den we jenever van stoken als er geen water was De prof°ssor. Professor (tot- struikroovcr. dip- hem j zijn overjas afneemt): Krijg ik nu geen nommer voor de gardero-be? Ook e?n natuurvriend. Zij: O. beste Arthur welk con' lijke «treek, ik kan haar niet genoeg sch-ouwen. Hij: Ik ook niet, hoe meer ik haa zie, hoe meer honger ik krijg. Een verschil. Een vrouw komt bij den ccmpagmes mandant. om te klagen over de beha ling van haar zoon. Hij had het zoo hard en moest zich erg inspannen. Maar ik. zei de officier, moet ik dan niet inspannen? Voor u is het wat anders, antwo de de handige boerin. U hebt geen ai vak geleerd, inaar mijn zoon is ook spekslager. Een modern kind, Heeft u-w jongen al mazelen geh informeerde de dokter. Spreek niet zoo hard, zei de moe Ais hij over iets'hoort praten, wat hij niet gehad heeft, dam. wil bij het dadc hebben. Da's sterk: Ik heb een jongen gekend, die kraaien van oen haan zoo precies kon doen dat, wanneer hij het deed.<]e opging! EEN KA80UTERSPRC0KJE. I Piet krijgt een idee. Piet kreeg een idée. Telkens en telkens las en herlas hij het mooie verhaaltje van die kleine mannetjes met lange witte baarden, die wij Kabou tertjes noemen. Wat vond hij dat alles grappig en mooi. Het was anders dan in de groote men- «chenwereld, daar waar dat kleine volkje huisde. En als hij las, hoe klein allen waren, dan richtte hij zich op, rekte zich uit, keek in bet- rond met een gezicht alsof hij zeggen vilde: ..wie doet je wat" en d^n vond hij zich een reus onder dat dwgrgenvolkie en dan lachte hii, dat het opschaldo in bet rond en stapte door de kamer als een generaal, die zijner waardigheid be- wust is. - Waarom laeh ie toch mijn jongetie, zei ziin moeder dan? Wat is er aan de Vnd? Heb i'i zoo'n nleizier mijn ventje? Ventie? Zegt u maar gerust vent. mreder. Tk ben groot. Ik ben sterk. Ik ben heel wat mefTr, dan dat kleine peutervolkie onder den grond. Kiik maar eens naar de platen hier en zeg mij dan eens, of ik er zijn mag of niet? Of ik een reus ben. of nietof ik een Jfconimr ben onder dat nieti ge, kleine volkje of niet? Ja. miin jongetje, vergeleken met die kleine broekmanne-Ves ben jij al een heele Piet, maar. anders? Wat wilt- u zeggen, moeder? Tk zou best tien kabouters aankunnen. Hé, bé. als ik dar moest mee vechten! Wat zou ik ze! Wees nu niet zoo verwaand kleine baas! Als jij in de Kabouterstad was, zou je heel. heel zoet zijn. en aan vechten niet denken evenmin als je nu zou willen vech ten jn°t paatje of met mij. Dat. wou ik zien! Juist, ik wil de Ka bouterstad zien. Tk wil daar been gaan en liefst zoo gauw mogelijk. Tk wil alles zien, wat daar te zien is e-n dan kom ik U alles vertellen, moedertje! Daar heb Ie groot gelijk aan. Piet. Ga je gang maar, als je. me maar beloofd terug te ziin, voor mijn verjaardag. Dan had ik je graag bij roe Oh, dan ben ik lang terug. Dan kan ik oh zooveel vertellen. Dan heb ik veel gezien. Maar mijn jongetje wie wijst je den weg? Wie brengt, je daar? Laat. dat maar aan mij over. Ik ga naar bet boscb en zoek net zoo lang, tot ik den ingang van de KabouterBtad ge vonden heb. Zoo en wanneer denkt, mijn groote zoon d-'e verre reis te aanvaarden? Zoo gauw als ik kan. Misschien de volgende week Woensdag. Dan is geen school. Dan heb ik tiid en dangaat* Piet als d0 repS met zevenmijlslaarzen naar bet vreemde land. Trek jij dan ook die zevenmijlsche laarzen aan met die blinkende sporen, wat Klein Duimpje zoo mooi vond. Dopime Maatie, die laarzen heb ik niet. Die laarzen zijn vestolen, door een vreemden man. toen Klein Duimpje slieo en dflt was heel leelijk van dien man, vindt U ook niet? Dat, was het. Maar ga nu gauw bidden cn naar bed. Sla 'dat- boek maar gauw toe anders droom je nog van reuzen en kabouters en zevenmiilslaarzen, -waar jij bcelemaal in verdrinken kunt en dan bon ik miin Pietermanneke kwijt en d»t zou jamm°r zijn voor zoo'n dikzak. Hé moe, nu al naar bed. Laat me nog eventjes kijken. Tk vind het. zoo leuk die kabouters onder de paddestoelen, netjes verscholen als miin zusje onder een para- pluie als het regent en dankiik eens. wat een vreemdr- beesten en hoe klein alles is oh zoo klein! En nu klapt Piet in de handen van plci- zier cn dan valt zachtkens zijn hoofdje voorover op ziin armen, die gekruist op ta fel liegen en bij slaapt en droomt. Piet droomt. Wat bij droomt weten wij niet. Maar bet is leuk. wat daar door dat kleine hoofdie gaat. Zie een glimlach spe len om ziin mand en zie eens ziin bandies griipen naar iets. dat vlak bij hem is. Ik wed dat bij reeds bii de Kabouters mepnl 1o zijn en dat bii pKrir- '-eft en zich voelt als een prins fr m'1 o dier Urine dwergjes, die oh zoo aardig zijn en zoo vol zorg voor P'eter, dat hem geen onge luk overkomt. Nu lacht hij hardop in zijn slaap! Hoort hij zegt wat! „Hu, paardje, hu! Kom hier, ik pak .ie met het staartje stout paardje". Ha! zie je wel! Daar rijdt ie al rond in de Kabouterstad. En het paardje draaft als de wind zoo ving. Hij wordt, ban?! Hii wil het staartje grijpen. Zou hij vallen? Neen, gelukkig neen! Hoort. ..Braaf paardje, niet zoo woest en vlug. Piet is bang anders e" zal vallen." Hola paardje, sta nu stil". Zoet paardje! Nu lacht ie weer in ziin slaap. Het ge vaar is zeker voorbij! Zie nu brengt hij bet bandje aan 't hoofd, als een soldaat die groet. Waar zou hij meenen te zijn. Fa bal ik weet bet al. Hij is bij den ko ning en brengt hem ziin groet Dan wordt Piet rusti? en -slaant tot den volgenden morgen in één stuk door! (Wordt vervolgd.) De Redacteur. rORRESPONDENT'E. Goud Elsje. Dikkie X in dank ontvangen. Met volle aandacht heb ik dit waarlijk geestige nummer doorgelezen. Het is lang niet een der mjnste. als van mrer en minder en mi"st hn'er snrake kon ziin. De voleeude weck laat. ik het nlaatsen en ik wed. dat opze kleine vriendieg en vrien- dinnef;es er van zul'c smul'en zooals ik dat de°d. Dag Gnnd-Elsró! Met voet en hand! Hr boud mij natuurlijk aanbevolen voor meej. Ellen Boer té e, Leiden. Eindelijk daar is bet beloofde lange ver haal in veilige haven binngurrekomen. Wel heeft het lang ce-duurd maar de inhoud is dan ook recht evenredig aan den tiid. die veriiep van belofte tot daad. Dank ie wel Ellen. Zoodra ruimte is, misschien reeds de volvpnde week wordt het eerste deel geplaatst. Groetjes thuis. Piet Heemskerk Leiden. Wat jammer. Piet dat jouw verlnnedngs- lilstie vcor Rt. Nieolans wat laat binnen kwam. Nu ia het eieenliik mosterd na den maaltijd Doch om jou nu eens toch te ver rassen, laat ik jouw wensoh.ie hiérbij af drukken; dan zien mijn kleine vriondles toch wat bi zooal te vragen had. Zièhier dan, wat Piet vroeg: St. Nicolaas. Nicolaasie 'k wou zoo graag E-n hperie lekkers in miin maag, Met e-en big van marsenein, Zal ik gauw tevreden zijn. Een ezdtie van chocola, Verdwiint: „Hap!!" ook al dra. 'k Wou een wfdoos roet penseel. Dat- is.U toch niet te veel? E«n sabel fluit en mooie trom Een suikerhart met 7'"Vcr d'r om. Een chocoladeletter P. Dat loopt dan ook wel mee. Een wortel ook van marsenein. Een sehoolt-asch, dat is ook heel fijn. Een Atlas, de groote Bos. En voor miin moe een garen klos. Een boterletter en dan niets meer. Anders vraag ik te veel en krijg niets weer. E m i 1 e Diiym, Leiden. Zoo Eroile. kom je ook weer eens ten toon.eele? En dat no? wel met een versie en een verhaaltje! Wat het eerste betreft. moet ik het eerlijk zeggen? Dat versje is niet bijster goed gelukt. Het 3de versie vooral is te diep van inhoud voor onze kleine lezers. Om dat te wstann moet je kunnen fantasevcn zoonis Emile dat deed ep dan veel goeden wil hebbrn om het te willen vatten. Vat*ie do kneen. miin Vriend? Het verhaaltje wordt geplaatst en het vers zal ik trachten zoo te schaven, dat het toch ,.vcrstaanbanr" is. Lukt dit niet, danDag, Emile. dapk voor het gezondene enik blijf mij steeds aanbe volen houden voor meer. Robbedoes?, Tk heb .Allerzie len" antvangen. Maar Allerzielen" is voor bij en het groote, mooie, echt. Roomsche Kerstfeest staat voor de- deur. Probeer hier over eens een versje te maken. Ik bedoel 1 niet hier of daar af te schrijven, Robbe- does! Tk bedoel iefs zelf fantaseeren en I mij dan netjes opsturen, voor Kers'mis! Denk er cm, dat- alle vriendinnetjes van je klasse met de prijsraadsels mee raceten doen. Zul ie ze eens aanporren! Dag geluksvogel! De Redacteur Nabetrachting over het feest van St. Nicolaas. Het feest van St. Nicolaas is achter den rug. Zijn mijn vriendjes en vriendinnetjes vol daan geweest? Ik weet het niet, maar ik hoop het. Dit weet ik wel, wie niet voldaan is, heeft het zich zelf te wijden. St, Nicolaas laat niet met zich spotten. St. Nicolaas geeft, wie wat verdient. En wie niets verdient krijgt niets. Dat is recht en billijk. Zoo gaat het- in het leven immers ook. Wie zijn best niet doet in huis en in school; wie stof tot klagen geeft, én aan vader en moeder; én aan Mijnheer in school; wie zich niet fatsoenlijk weet te gedragen in de kerk en op straat; wie al tijd zijn jongere broertjes of zusjes plaagt en sart en nooit eens vriendelijk is en be hulpzaam; wie altijd op- en aanmerkingen maakt over alles en nog wat; wie nooit op tijd komt aan tafel maar altijd treuzelt en blijft treuzelen en daardoor ook te laat komt in school en in de kerk; wie altijd norsch en bokkig en onvriendelijk doet te gen groote menschen en dienstboden; wie de slechte en vieze gewoonte niet afloeren wil van dat ellendige nagelbijten en steeds en «altijd den zakdoek vergeet, dien wij vooral in de wintermaanden zoo erg veeL noodig hebben; wie ruw en brutaal en onbeleefd blijft e.iiz. enz. die moet voe len, dat hij verkeerd doet en leeren, dat die slechte eigenschappen niet passen aan een kind en dienen te veranderen. Ja, d'*e ondeugende kinderen moeten dat voelen en dat zij deswege standjes krij gen. is plicht van den goeden Heilicen Sint. Deed hij dat niet. dan ware het beter, dat hij in Spanje was gebleven, in plaats van nu die verre reis te ondernemen, om hier. in ons kleine, vaderland miin kleine vriend jes en vriendinnetjes een bezoek te bren gen. Maar ik ken den grooten kindervriend beter dan zoo. Wat hij zegt., doet. bij en zegt hij om ons best wil. Hii wil bra ve kin deren van iuüio maken, en berispt de on deugende kleinen, maar drukt ze liefderijk de hand. wanneer blijkt uit de aanteeke- ningen. die zwarte Piet hem ter lazing lie-eft pegeven, dat de ouders tevreden zijn; dat in school geen bijzondere klachten te boe ken staan en dat de catechismus-lessen al tijd gekend zijn en gebeden 's met eerbied, aandacht en godsvrucht. Kiik als dat liet geval is geweest, dan was St.. Nicolaas éen en al liefde èn tevreden over jullie, dat weet. ik zeker. Ik weet het wel, hoe Kef gaat! Ik heb ze gezien, mun klejne vriendjes, die in tranen uitbarstten en bekennen moesten wat de goe-e Heilige was te weten gekomen. Ik heb ze gezien, die schoorvoetend na der kwamen cn wier knieën knikten onder het ^wicht der schuld, waarvan zetoich bewust waren en ik boorde beterschap be loven. Zij zouden voortaan gehoorzaam zijn aan vader eg moeder. Zij zouden beter oppassen in school. Zij zouden niet norsch meer zijn cn bok kig en onbeleefd. Z>j zouden niet meer slordig ziin op hun kleuren en op hun werk in school. Zij zouden geen kattekwaad meer uit halen. "Zij "zouden niet meer. nagels bijten en andere onhebbelijke gewoonten nalaten. Zij zouden alles doen wat goed was en braaf en lief. Zij beloofden beterschap en onder een stortvloed van tranen werd dit ten aanhoo- re vaji de heele'klasse en ten aanhoor? van de vaders en moeders in huis beloofd. En maar wat blij waren ze. toen Pieterman on verrichter zake zijn zak kon onbergen en zijn roeden kon elders gebruiken, maar nog stoutere kinderen waren en kinderen, die al zoo vaak beterschap beloofd hadden maar telkens en telkens weer van voren af aan het spelletje begonnen van: slor digheid en ongehoorzaamheid en brutaal heid en"van nog zooveel andere slechte eigenschappen, die St. Nicolaas verafschuwt met heiligen ernst en heilige verontwaardiging. En zoo beloofden we dan*beterschap! Laten we hieraan denken en blijven denken Als bij. de goede, groote vriend der kin deren het volgend jaar weerom komt. la ten wii dan zoo goed opgepast hebben, dat geen standjes noodig zi>n en dat wij dus ons zelf niets té verwijlen hebben. Dafc wil Sinl-Nicolaas van ons. Dan zijn v. jj zijn vriend, enkunnen we zeker zijn, dat hij ons niet vergeet, maar zooveel surprises door Piet zijn knecht laat ronddëelen. dat wij heusch ver legen zijn met zooveel goeds en moois. En dar Weest. dankbaar! Dankbaar aan Uwe- Ouders, voor al dat moois, dat zij bestel den in naam van Hem, die voor ons i3 en blijven zal, de groots!e kindervriend, die ooit ons land bezocht. De Redacteur. P.R. Einde dezer maand in de Kerst- vacantie geef ik weer prijsraadsels. Op gepast dus enmeedoen! Laat 0. L. Heer maar begaan. Een rijken heer wilde op een keer met de boot naar Indië gaan. Doch op den be paalden dag versliep hij zich en moest nu 'hard loopen als hij het nog wilde halen. 't Was bij half -tien en over tien minuten zou.de boot- vertrekken. Nog een paar pas sen en hij is er. Maar daar struike't bij cn valt. Nu kon hij dus niet mee. Een aanwe zige dokter zei. dat hij een been gebroken had. Hij werd naar huis gebracht en moest, nu wel een halfjaar thuisblijven. Op zeke ren keer kwam een zijner vrienden hem bezoeken en zei: „Het is nu wel vervelenl dat- je een been gebroken hebt." j Och," sprak bij, „Laat O. L. H. maar begaan. Het- kan wel voor mijn bestwil zijn." Zi;n vriend-lachte er spotte er mee. Een paar weken later las mijnheer Wil- l'-msen in de krant dat- de stoomboot „Hen- drika" met man en muis vergaan was. Dat was juist cfe boot waar hij mee naar Indië zou gaan. ..Zie je nu wel", sprak hij tot z'n vrouw, dat het voor miin bestwil was. Nu moet ik een halfjaar met een gebroken droen zitten pn anders was ik verdronken. .Ta! ik heb het altiid gezegd: Laat O. L. Heer maar begaan. Liesje. Wat ons op een Woensdagmiddag overkwam. Era ns Verstegen en ik waren dikke vrien den. Frans was een aardige, vroeliike jon gen, dio in bet. katt-ekwaad uithalen, .Haantje de Voorste" was. Hoewel bij niet 'groot was. kon bij toch veel groo-tere jon- igens aan Maar wat bij niet kon velen was 'lat een paar jongens een bond aan bet 'plagen waren, dan vloog hij op ze af en 'vocht en sloeg de. jongens net zoo lang. 'totdat ze (Jen lronid los lieten, en hem vrij Kveg lieten loopen. Daarbij liep' bij menig maal een paar blauwe oogen of blauwe •plakken. of schrammen mee op. Ook werd •zijn broek bii zulk een vechtpartij dikwijls "met. een scheur versierd. Wanneer hij dan 'thuis kwam moest hij ook nog pf.n standje han zijn moeder aanhooren. Soms kreeg 'hij wel een pak slaag voor zijn broek, •maar als hij {|an nog die veoh(partij in •zijn gedachten zag afspelen, dan vond hij 'zoo'n pak slaag niet. erg. Wol beloofde bij dan ziin best te doen en zijn>goed niet •nroer te scheuren, maar da-t vergat hij •dikwiils. Zelf had hij zco dolgraag een hond ge had. Maar zijn vader had hem gezegd, dat. •als hij ereen wilde hebben, dat hij »r dan maar zelf voor moest sparen. Nu hij had nog maar f4,noodig, dus zou hij er wel dra een hebben. Nu gingen we eens op e^n Woensdag middag een eindje fietsen. We 'hadden een •paar appels bij ons gestoken, want bet .f1 s warm en we zouden dus dorst- krijgen. We hadden ongeveer een half uur flink doorgereden, toen we opeens zagen dat •twee opgeschoten jongens een hond: aan 'het plagen wafcn. Ze haddon zijn ponten 'vastgebonden on sleepten den hond toen ■over den weg We vonden het. valsch. Vlug apron,gen we van onze fietsen en wilden we ons op de jongens worpen, toen we op eens op ongeveer 300 Meier vn.n ons af een auto vliegensvlug zagen aan komen. De jongens hadden het. gezien, lie ten het touw -los. en gingen aan den kant staam, om de. afloop te zien. Frans, niet- denkende aan den auto. wilde het touw ■grijpen om den hond zoo te pakken. Hij •struikelde echter en "viel op geen 50 c.M 'afstands meer va-n den auto die nu zijn vaart begon te tcmeeren," toen zij Frans op den grond zagen liggen. De rem werkte echter niet. erg; de auto reed door, net. over mijn armen vriend heen. De jongens waren aan den haal gegaan en ik stond daar alleen. Gelukkig bleef de auto «til sil aan. Toèvallig was bet dokter •Staadhuis dio er uit stapte. Frans bloedde erg, maar de dokter verzekerde mij, dat. •hij alleen een arm gebroken had. Wel 'had hij van den val nog zijn voet verstuikt 'en eukele schrammen opgeloopen. Voor zichtig werd hij in den auto gelogd en de iboind. die nie.ts geen letsel gekregen h hverd erook in gedaan. Onze fietsen kom er bovenop gebonden worden, en toen g 'het naar huis toe Ge kunt wel begriji l'ioe ze thuds" schrokken, maar toe.n de d iter verzekerd had, dat hij binnen eenpi hveken veer beter zou zijn. en weer loudc vroolijké Frams zou worden, toen* imindêrde de vrees. De hond, die aan niemand toebehóoi imocht Frans houden. Hij was overgeluk »en Tiet. voor het opgespaarde geld i mooi -hondenhok bouwen. Hij heeft i iwel drie weken later met een verband 'loopen, maar toen was alles ook weer o\ IHij praat nog dikwijls over die gebeui •nis en wanneer we in de klas het er ei tover hebben, wie er in een auto gezol 'hebben dan zijn wdj de een:g*> t-wee, en teijn er heer trotsch op Mabhieu Duindam Muizenschooltja. (Een verhaal voor de kleintjes^ Er was een gaatje in den muur Vier centimeters wijd, Het was de poort van 't sehoolgeboi Die open stond, altijd. Drie muisjes wisten heel s«cuur, Dat meester er al was; Ze konden 't hooren. dat hij weer Een moeilij'k woordje las Ze hadden toch vandaag geen zin In lezen of in schrijven; En wilden kever maar eens hier. Bij Pa en Maatje blijven. Maar vader ze:: „geen fratsen hoor! Je gaat als brave kinderen, En denk er om: den meester niet Met flauwe grapjes 'hinderen. Toen moesten 7.e wel door de poorr En gingen éeoi voor éen. Maar Pietje, die de laatste was. Beet Kootje in z'n teen. Natuurlijk trapte Ko terug. Piet. kreeg een neusjebloed Ze vochten tot de meester kwam. Toen waren ze weer zoet. ,De meester was ee>n oude rat, Bij iedereen bekend. Hij noemde ieder bij zijn naam, Dan riepen ze: „Present!" Het muizensohooLtie ging nu aan. De meester nam het krijt En schreefi op 't bord een mooie A, ,Lees jij eens, beste meid!" Het rfiuizenmeisje kreeg 'n kleur En zag verlegen rond. Maar Pietje fluistert: „Zeg maar B!' Dat deed ze ook terstond. ,,'t Is dom", zei meester „oliedom!" Hoe kom je daar nou bij? Ik geef jouw heurt aan kleine Piét, Nou ventje-: wat- zeg jij? Piet zei toen dadelijk: ,,'t. Is een A „Dat 's goed en knap gedaan Jij mag, omdat je 't. zoo goed wist, Op tijd naar huis tc.e ga?n." Nt: schrijf ik hier de letter B" Er kwam een lange haal. Klein Pietje, trotsch op meesters lof, Werd dubbel zoo brutaal Nu kroop voorzichtig ui.' de bank Naar meesters kalen staart. Die schreef nog aan de letter B Heel langzaam en bedaard. Slim Pietje had dus tijd genoeg. Om 't. kunstje na te doen Hij knoopte van de staart een B neel netje-s in 't fatsoen. Maar 't meisje stak den vinger op En waarschuwde: „pst! pst". De meester zag 't in 't glimmerd bora En siste zacht: .sst! ast!" De kleine rakker wilde juist. Weer naar zijn plaats toe gaan, Toen meester eensklaps met. een ruk. Vlak voor zijn nous kwam staan. Hij slóeg zijn staart vlag met, den h" Den lus van letter B Om 't stoute hoofd van Pietertje, En Pietertje moest mee Hij moest voor straf iü 't donker hol Diep in d'e kolenkist. En bleef er heel den langen dag, Tot iedereen het wist. Dat Pie+je niet vertrouwbaar was; Hij had een valschcn kop. Wie steeds met draaierij omgaat, Raakt vest in ei een strip. Te!.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 12