n ecdoten.
was geworden, omdat 'daar ter plaatse,
tien jaar geleden, eene moord was ge
pleegd. Meer dood dan levend sleedde men
mij in dit afschuwelijk gebouw. Geenc pen
kan het verdriet beschrijven, dat ik bier
:e maanden lang ondervond; mishan
deld door kolonel Cl lines, gekweld door de
tegenwoordigheid, van zijnen slechten
zoon. Ik was eene gevangene in de wo
ning in do macht van mijne gezworen
vijanden! Ik hoopte dan ook, dat de dood
mij weldra uit deze slavernij zou verlos
sen. Eiken dag martelde ir^n mij met be
den. mishandelingen, bedreigingen en ver-
wenscbingen, die alleen strekten om mijne
toestemming te erlangen tot een huwelijk
met Harwell Glines. Ik bleef echter hard
nekkig weigeren, zoodat men mij eindelijk
in een ondera-ardsch verblijf opsloot De
strenge opsluiting, waaraan ik niet ge
woon was, veroorzaakte een slepende ziek
te en ik kon duidelijk bemerken, dat mijne
vijanden liet nu op mijnen dood gemunt
hadden. Zoolang als ik ziek was, had men
mij geeno medicijnen toegediend en gij
kunt dus begrijpen hoe verwonderd ik.
.was, toen kolonel Glines mij zekeren mor
gen een donker gekleuvdcn drank bracht,
waardoor Jiij zegde, dat fk genezen zou
worden; ik dronk meer om mijnen bran
denden dorst to lesschen. dan om mijn on
gelukkig leven tc verlengen; dadelijk
echter nadat ik den drank gebtuikt had,
overviel mij eene onwederst-aanbaro nei
ging tot slapen. Ik hoorde evenwel een
gesprek tusschen kolonel Glines on rijnen
zoon en ik verdam tot een onbeschrijfe
lijke ontzetting, dat zij mij in den kclcler
zouden plaatsen, en mij daar levend doen
inmetselen Verder herinner ik mij niets
meer. Ik viel in zwijm en toen ik de
oogen opsloeg stond de dokter voor mij.
Geertruida Winchester, kreeg hare vroe
gere gezondheid in de gastvrije woning,
waar Flinlwood haar had gebracht-, terug
en verscheen toen plotseling weder voor
hare verwonderde liuisgenooten, die haar
reeds betreurd hadden
Kolonel Glines had intüsschen zijne aan
spraken doen gelden, ten einde in het be
zit van hare goederen te worden gesteld,
doch tot nog toe had hij eenige daartoe
noodige stukken niet kunnen krijgen.
Op den dag. toen Geertruida's wederver
schijning bekend werd, nam hij met zij
nen zoon de vlucht. Geertruida had ver
zocht den moorddadigen aanslag op baar
gepleegd geheim te houden, om den kolo
nel en zijn zoon aan de schande van 't
schavot te onttrekken. Men heeft niets
meer van hen gehoord. Het huis van den
kolonel werd op zekeren nacht, toen een
hevigen storm over het land woei, eene
prooi der vlammen, en men weet nog niet
of liet door den hemel, dan wel door
nier.sehenhanden verwoest is geworden.
Het zal nauwelijks gezegd behoeven te
worden, dat liet Hpratius en zijne ouders
voortaan aan niets- meer ontbrak. Hij
werd opzichter over de bezittingen van
Geertruida. en als zoodanig behartigde-
liij voortdurend hare belangen en is hij
reeds een tevreden en gelukkig huisvader.
HOE MEN VROEGER AT
Men at vroeger beslist niet zocals te
genwoordig. doch verorberde grootere mas
sa's. Als er van een feestmaal in den
ouden tijd sprake is, dan verneemt men
met groot© verbazing- dat daarvoor ge-
lieelo ossen nocdig waren en een groote
hoeveelheid gevogelte er het leven bij
moest laten, dat er kolossale hoeveelheden
zoete spijzen .verzwolgen werden, die
thans vc'or een heel bataljon soldaten vol
doende zouden zijn.
Bruiloften duurden meestal verscheidene
dagen en daarbij kwamen ev zoo veel ge
rechten op tafel, dat, een bruidspaar van
thans, als liet gelijk destijds gebruike
lijk was van alles wat moest eten, lie
ver van 't bruiloftsmaal zou afzien, in elk
geval genoeg gegeten zou hebben voor den
duur der geheel© huwelijksreis.
Tan liet afschrikwekkend aantal gerech
ten gebruikt© ook bijna iedereen iets. Men
at met de handen, die, vóór men den
maaltijd begon, gewasschen werden en
daarna eveneens, meestal in warm water,
doch ook wel in wijn Drinkglazen had
men niet, of in elk geval hoogstens een
drinkhoorn, die gewoonlijk plechtig van
mond tot mond ging.
De borden, die men in do 15e eeuw be
gon te gebruiken, werden bedekt, (van
daar^ de naam couvert) gereserveerd. De
oppertafcldicnaar verwijderde staande bij
den gast. het deksel, en proefde van do
spijs, om to zien dat zij niet vergiftigd
was, of wel hij#raakte zo met een staf aan,
aan welke staf men 'n bijzondere kracht
toeschreef.
Do vork is een uitvinding van den nieu-
weren tijd, of tenminste het gebruik er
van; in de middeleeuwen bezaten slechts
koningen enkele exemplaren. Karei V
mocht zich o.a, beroemen op het bezit van
vijf vorken Op den hniselijken disch is
dit nuttige instrument eerst in do lSe
eeuw verschenen.
Brood werd in reusachtige hoeveelheden
gegeten, echter niet dat mooie losgcbak-
ken, goed verteerbare brood van thans,
maar zwaar, zwart brood, dat destijds in
groote, roncie plakken gesneden werd,
waarop men andere spijzen serveerde.
Men- noemde - ze sneden", welke bena
ming trouwens ook nu nog voorkomt, en
at ze, als de gerechten, die er op lagen,
verorberd waren.
,£>alade werd aan tafel ..aangemaakt" en
door de handen van een der genoódigde
damesgasten omgeroerd; het gold voor de
dame, die met deze manipulatie werd be
last-, voor oen groote eer.
Vloeibare spijzen werden in 'n groote
terrine of pot gereserveerd waaruit men
als hij midden op de tafel stond, om dc
beurt in rytlunische beweging den inhoud
lepelde. Bij het aanvatten der gerechten
met de vingers gold het voor bijzonder
elegant, als men dat slechts met drie vin
gers deed.
Groenten en vruchten werden dooi* do
rijken slechts weinig gegeten, men liet
ze aan de armen over
Vleesclivocding daarentegen was het
voorrecht der bezittende klas. Het vegeta
risme was destijds, de leer althans, nog
■niet bekend cn werd slechts gehuldigd als
do nood daartoe dwong; evenmin wist.
men af van de matigheids of geheelont-
houdersbeweging.
Men dronk aan tafel overmatig veel; d©
wijnen waren nog cnvervalscht en een
uitstekende keel hebben, d.w.z. anderen
onder tafel to drinken, gold als een bij
zondere heldendaad, waarmee men roem
oogstte. Dan werd men voor een flinken
man aangezien, waaruit volgt, dat men
hem als een held beschouwde, die aan god
Ba-cehus rijkelijk hulde kon brengen, zon
der dat deze hem bedwingen kon.
Uit een lijkrede
Ja, mijne hc-eron, de overledene
was niet alleen, een zeer gekard, maar wat
meer zegt/ een zeer bescheiden inenscb; cn
wanneer wij thans een krans op zijn eraf
leggen, dan kunnen wij dit alleen doen,
omdat bij nu gestorven is; bij zijn leven
zou hij het nimmer gedoogd hebben...."
Niet gauw bang!
„.Bent u niet bang, dal baby van me zal
schrikken?" vroeg de oom,, die uitgenoo-
digd werd, om het kindje te- bewonderen.
„Geen nood, meneer", antwoordde de
baker. „Ik ben gistermiddag in den die
rentuin geweest en het lieve schaap hijeft
niets anders gedaan dan. gelachen".
Hans over broertje
Vierjarige Hans heeft een broertje van
ongeveer een jaar. Hans heeft broer tot
nu toe alleen zien kruipen op den grond.
Op zekeren dag, als moeder even de
kamer uit is, probeert broer plotseling
legen een stoel (e slaan. Hans zet groote
oogen op en roept dan gauw moeder:
„Mammie, kom eens kijken, broer staat
op zijn achterpooten".
Een beste klant
Klant: „Meneer, mag ik alsjeblieft een
ons boter en een half ons kaas'? Moeder
zal u een gulden brengen als vader thuis
komt".
„Heel goed", zegt de boberhandelaar,
die aan zulke inkoopen gewend is.
„Maar ik wou graag nu geld terug heb
ben, want moeder heeft geld voor den
muntmeter noodig.
Veilige bewaarplaats.
„Kunt u neten kraken, grootmoe?"
vroeg bet ventje.
„Neen jongen, ik ben mijn tanden al
lang kwijt", antwoordde grootmoeder
glimlachend.
„Heel goed", antwoordde de slimme
kleinzoon, terwijl hij haar een half dozijn
noten in de hand stopte, „dan kan u ze
wel voor me bewaren!"
Die keek op zijn neus.
Schilder: „Zegt u me eens eerlijk uw
meening over deze schilderij".
Bezoeker: „0, ze heeft hoegenaamd geen
waarde".
Schilder: „Dat weet ik wel, dat uw mee
ning geen waarde heeft., imaar ilk taou
haar toch graag eens hooren".
Ook een vraag.
A.: „Waarom schreeuwt je kleine toch
altijd zoo?"
B.: „Ook een vraag'- Als jij geen tand
meer in je mond, en geen haar meer op
je hoofd hadt en je was slap in je bee-
nen, dat je er niet op kon staan, nou, dan
zou ik je wel eens willen hooren".
Een Oolijkerd.
Een soldaat loopt in de troep, maar een
kip op den*weg ziende, rent hij al wat hij
kan haar na.
De luitenant stom van verbazing even,
roept daarna: „Halt! Hè daar, halt!" De
soldaat en de kip loopen nog harder.
„Halt!" buldert de luitenant, cn de ^sol
daat die de kip gepakt heeft komt terug
en zegt nijdig tegen het kakelende beest:
„AVot Goelijke pierendief, ik zal je leeren*
weg te loopen, als do luitenant halt roept"
Practisch.
Mevrouw A.; „Tot mijn spijt ben ik
genoodzaakt ook dames op de koffie i0
inviteeren. met welke ik alles behalvo
sympathiseer, rnaar ik verzoek haar ook
steeds een uur later te komen".
Mevrouw B.: „En waarom?"
Mevrouw A: „Ja, wannéér zal men aa.
ders over haar kunnen praten?"
Gcsd voor drie
Zeer dikke heer tot drie jonge dames,
die^ een staanplaats achterop hebben;
„Waarde dames, mag ik u mijn plaat®
aanbieden?"
Hoe lang reeds dertig jaar
Rechter: Uw ouderdom?
Bedaagde juffer: Ik hen dertig jaar oud.
Rechter: Sinds wanneer?
Hoeveel er werken.
„Hoeveel menschen werken er in deze
fabriek?" vroeg de inspecteur.
„Nu, ongeveer de helft", was het sar
castische antwoord van den directeur.
I
De reden.
Zij: „Waarom gaan we nooit' naar d*
komedie, manlief?"
Hij: „Omdat ge al genoeg comedie
speelt te huis".
Afkoelend.
Tooneelspeler (tot zijn vriend): „Giste
ren werd ik op de warmste wijze in den
schouwburg ontvangen".
Vriend: „Ja, er wordt soms zoo hard
gestookt".
Goed bedoeld.
Een heer verontschuldigde zich bij zijn
gastvrouw, dat bij zoo vreeselijk laat
kwam. De gastvrouw, die hem gerust wil
de stellen gaf hem op d* volgende niet
zeer gelukkige wijze te kennen, dat hij
toch nog welkom was: „0^ u kunt niet tw
laat komen!"
Billijk verzoek.
Bezoeker (aan het loket van het theater)
„Wilt u met het bedrag der belasting oj
vermakelijkheden teruggeven?"
Bureaulist: „Maar mijnheerWaarom?"
Bezoekor: „Omdat ik mo absoluut niet
vermaakt heb".
In de restauratie.
„Aanneme!"
„Ja, meneer!"
„Een 'biefstuk... Maar geen kleine, .n
Een kleinigheid maakt mij nerveus".
DE GESCHIEDENIS VAN
1 HET SCHOOIERTJE.
XXII
I* <Slot.)
Zoo vlug als de beenen mij dragen kon
den, vloog ik naar mijn kamer om daar
de gevraagde overlijdensacte van. mijn
vader te halen, want nu begon, ik to be
grijpen, dat er voor mij groote belangen op
het spel stonden. In minder dan vijf minu
ten was ik met het verlangde terug.
Zietdaar heeren, het bewijs, dat vader
overleden is.
Na zich behoorlijk overtuigd te hebben,
werd dit kostbare stuk papier mij terugge
geven, terwijl de woordvoerder dier twee
heeren zei:
In orde Mijnheer! Nu heb ik voor TJ
een heelo. blijde boodschap. Kijk maar
aens hier!
En daar kreeg ik inzage van een. stuk,
waaruit bleek, dat ik van die vreemde
'Amerikaansche dame f 20.000 erfde; een
som, die me duizelen deed en die me op
dat oogenblik te meer welkom was daar nu
mijn plannen konden verwezenlijkt worden:
Jronder welke som dit onmogelijk het geval
2ou zijn geweest.
U ziet, mijnheer Rosini. dat U de
Eeltige erfgenaam is van die belangrijke
■3om. Wilt u zoo vriendelijk zijn, dit- stuk
te teekenen dan zal ik u meteen, dit be
drag door mijn notaris laten uitbetalen.
Ik teekendo het vereischte stuk. Mijn
ftand beefde zoo geweldig, dat- mijn schrift
haast niet leesbeer was.
Waarom dat vadertje? U kunt toch
zoo goed schrijven!
Wel kind, van aandoening, van blijd
schap was ik zenuwachtig en van streek. Ik
dacht aan je lief moedertje en aan het
geluk, dat ons te wachten stond.
En lioo ging het verder?
Do heeren vertrokken en 's middags
kreeg ik van den notaris f £0.000. En toen
snelde ik naar huis..Ik hoorde niets; ik zag
niets en ik dacht alleen maar aan de blijd
schap dier drie geliilckigo mensehen die me
met open harten stonden op te wachten.
Dat oogenblik vergeet ik nooit.
Je moedertje, schreide van blijdschap en
was zoo aangedaan, dat zij geen woorden
kon vinden om mij le feliciteeren. En ook
«nijn lieve pleegouders waren door dit heer
lijke gebeuren zoo verrast, dat het eenigen
tijd duurde eer wij viertjes rustig konden
bespreken, wat gebeurd was en hoe lief die
dame in Amerika voor ons geweest was en
lioe- blij zij voorzeker zou zijn geweest, als
zij had mogen zien. hoe gelukkig zij twee
menschen gemaakt had, die nu konden
doen. wat zij zoo gaarne doen wilden en
wel: een huisje bouwen en dat huisje mooi
meuhileeren.
Ve spraken dien dag over niets anders!
•Wij bouwden in ,-]en geest ka sleden en pa
leizen en het leek haast alsof die f 20.000
aangegroeid waren tot- veel. veel meer, zoo
veel, dat. het haast leek, alsof we schatrijk
.▼aren.
Dat was u toch ook vader. TJ. was toch
nu ook schatrijk. Wie heeft nu zooveel
geld? De koningin nog niet eens en de
kleine Prinses ook al niet, wed ik!
Och, Elsje! Om schatrijk te liceten is
meer noodig! Voor ons echter was deze
som een schat van belang. Het was een
aardig hoopje bankbiljetten, die daar voor
ons lagen op tafel en je moedertje had ze
zoo dikwijls reeds nageteld en bekeken,
dat het leek. alsof ze nu hcusch niet kon
•begrijpen, dat zoo'n beetje papier zooveel
waarde vertegenwoordigde. En daarbij
hadden we al uitgerekend, wat wc er voor
koopen konden.
Het was een toóneeltje om nooit te ver
geten.
Je moeder was de koning te rijk.
Ze was zoo blij met dit geld; haast nosr
blijdcr, dan ik zelf. Ze danste af en toe"
de kamer rond en viel me om den hals, zoo
als men doet. als men heel. heel veel plei-
zier heeft. Dan zette ze- zich aan -de piano
en zong met haar lieve stem een lied. waar
in de vogeltjes zongen en do kapelletjes
fladderden in de- blauwe lucht, om straks
weer als een dolle door de- kamer le ren
nen, zich bij grootmoeder op haar schoot
■te vlijen en om dan weer naar buiten te
vliegen en den tuin in te rennen om een
ponsje later met een reuzenbouquet rozen
•naar binnen te stormen, waarop we allen
in lachen uitbarstten.
Zoo ging de eerste dag om en drie weken
later vierden we het huwelijksfeest, een
feest, waaraan haast de heel© gemeente
deelnam.
Hoe zoo vadertje, had TJ alle men
schen verzocht op de bruiloft te komen?
Neen kind, dat niet! Daar was ons
huisje te klein vc-or. Alleen onze beste'
vrienden en w'j viertjes waren ter bruiloft.
Maar ook do andere dorpsgenoot en wilden
getuigen zijn van ons geluk..Want zie!
Toen wc in de kerk kwamen, was reeds elk
plaatsje bezet. Het leek wel een Zondag te
wezen. Jouw moedertje kende ieder en en
iedereen kende hsar. Zij was zoo y\ende
lij k en zoo gced. De menschen hielden al-
Jen van haar. Zii had geen vijanden. Voor
de armen had zii steeds een kleinigheid ie
over en voor de buren een vriendelijk
woord. En ook mij mochten de menschen
graag lijden.
Vandaar die algemeen© belangstelling
en die vele, vele kaarten cn telegrammen en
bouqetten op dien dag ontvangen.
Het was een feest cm nooit te vergeten.
Jouw moeder was dien dag zoo mooi als
een koningin en zoo gelukkig als een vo-
ceitje op gindschen tak. Zii was als een
bloempje in den hof en iedereen volgde
haar met den blik vol bewondering cn vol
belangstelling. En in de kerk werd; oh zoo
mooi gezongen cn door den Priester zco
goed gepreekt, dat allen ontroerd werden.
En thans is Hij weg. Zij is nu bij Ons lieven
Heertje, en viert- daar boven mot de Engel
tjes een ander feest, dat ecuwig duren zal.
En wij, wij tweetjes zijn samen over en
leven met en voor elkaar. Dat. is onze
•troost en ons geluk.
En. nu is de geschiedenis uit.
Kom, lief Elsje, kom! laten w© samen
knielen en Gods zegen vragen over het
hoofd van Onze lieve Afgestorvene en den
ken wij steeds aan haar, die ons is voorge
gaan -naar onze eeuwige bestemming,
EINDE.
De Redacteur.
P.S. Do volgende week beginnen we met
een nieuw sprookje. Het is niet lang slechts
•tien vervolgnummers. Bewaar ze, zoo krij
gen jelui weer een leuk sprookje bij elkaar
en kunnen jelui het lat-er in ziin geheel
nog eens_ doorlezen.
De Redacteur.
CORRESPONDENTIE.
Eva Ranke. Bodegraven.
Heel aardig mijn klein dichteres je, dat
versje van jou. Dat laat ik heuscji pkialsen.
Kijk vandaag maar eens' Alleen had ik
graag dat je een beetje ordelijker en net
ter werkte. Kijk eens Eva. slordigheid past
aan een jongen niet, voor een meisje zeker
niet. En vooral niet. wanneer dat vrien
dinnetje van me zulke mooie versjes kan
maken. Met Kerstmis reken ik weer op je
en op alle meisjes van je klas. Je moet ze
maar eens aanporren. Wil je? Dag Eva!
Maak me ook veel groeten aan Adam!
Antoon Fleur. Leiden. .Ik
kan me zoo echt voorstellen, dat je iederen
Zaterdag onze rubriek doorsnuffelt of .een
3 Oetoberdag in 1923" niet aan de beurt is.
Ja. reün jongen, de volgende week Zaterdag
laat ik jouw opstelletje plaatsen, maar
waarom heb ie het feest van dit jaar niet
beschreven? Waarom van J923? Of is dit
een vergissing? Hoe. het ook zij: Jii komt
er in" al was het alleen maar. dat ik nooit
tevergeefs op jou gerekend heb. Dag Teun-
tje!
Annie Knaap, Leiden. AVat
kun je echt spelen in zoo'n tuin hé! Je hebt
het L::l aardig verteld, maar als dat.stukje
gedrukt is, vindt je het haast niet. terug.
Je zult het Zaterdag zien. Maak eens een
verhaal van langoren inhoud. Die kleine
dingetjes zijn goed voor kleine knaapjes,
maar niet voor Annie! Zul je? Veel
groetjes thuis!
Goud-Elsje. Zoo. en heeft mijn
beste Dicfcteresjes weer eenige Dickies af?
Het zal mij benieuwen, of deze ook zoo in
den smaak vallen als de vorige. Onze ver
wachtingen zijn hooggespannen, Goud-Elsic
ende plaats is reeds gereserveerd.
Ontvang bij voorbaat, den dank van dc
kleine Lezersschaar, die met mij op den
uitkiik staat. Met groet cn hand! Dag
Goud-Elsje!
Boy Houtman. Huize S on-
n er va nek. Katwijk a. d. Zee.
Zie je nu wol mijn vriend, dat het rijmen,
wel meevalt, als men maar wil cnpro
beert. Jouw versje geeft vrijwel het voor
naamste uit mijn artikel over St. Nicolaas
weer. Het spreekt, dat men in vier versjes
van vier regels niet zeggen kan. wat ik
uitwerkte in een kolom druks. Kijk van
daag eens. enblijf trouw meedoen!
Dag Trend je!
Carl Westermann. N. Rijn.
Dat heb jij d'r aardig afgebracht Carl en
nu zul je voortaan in een onbezet uur
tje naar ik wed, ook zelf eens gaan p'han-
tascéren en een „gedicht" leveren in onze
moedertaal, zooals Klaus Groth dat deed
in „Zin Moderspvak", Jloe vond vader dat
versje? Die dichter was zeker een oude
bekende van vader hé? Dag Carl, jouw
versje laat ik vast plaatsen. Veel groetjes
aan alle huisgenooten.
Arnold Duindam, K o o r n-
burgstee g 2. Ja mijn vriendje, je
bent nog wat jong om lange verhaaltjes le
schrijven, -maar zoo zoetjes-aan mag. je
toch mee gaan doen. Met Kerstmis geven
we weer prijsraadsels. Dan ben je van de
•partij en dankrijg je misschien ook
eens een zilveren horloge, als jo zusje verle
den jaar. Dat zou fijn zijn hé. Dag Arnol-
dus tot Kerstmis hé. Zeg aan Mathieu, dat
zijn opstel wel geplaatst wordt en mis
schien al de volgende week. Dag Vriendjes!
Veel groetjes thuis!
De Redacteur.
Sint Nicolaasfeest.
Het Sinterklaasfeest is een nationaal feest,
Aroor binnen en buiten de stad;
Het is in ons land liier al lang geweest,
En de kind'ren kregen altjd ook wat.
St. Nicolaas heeft bij zich een ■heel
groot boek,
Daar teekent hij alles in op.
En" een knecht, die kijkt in iederen hoek
Nee maar, alles gaat zeldzaam tip-top!
En op 't einde van het jaar, kijkt de Sint
't boek door.
En noteert alles erg secuur.
Nu, wie dan stout is geweest, hoor nu ei.
hoorl
Is vast niet gelukkig op dat uur.
Maar als je dan een versje opzegt,
Of een liedje zingt te zijner eer;
Dan komt ook alles weer terecht,
E.n lacht de Pieterman weer.
Dan haalt hii vlug zijn gésels- v...
Die. hij aan dé kinderen geeft;
Nee. jé kunt het niet denken,
AVat hij allemaal wel heeft.
Carl AVes term arm.
Nieuwe Rijn 36, Leiden.
Daar is weer het tcest. van «t-. Nicolaas,
Met. zijn strenge knechtje Pieterbaas!
Zie ginds komt Hij al aan.
Ik zie hem op het dek al staan.
Maar lieve kinderen hoeven niet bang
te wezen,
En ook niet voor z'n knecht te vreezen.
Stoute kinderen echter opgepast,
't Knechtje teekent alles op dat ?s vast.
Weet ie, hoe hii dit zoc kent.
Hij is *n reuze, slimme vent.
Hij heeft twee groote ooren,
En twee kijkers, die je hart d'oorboren.
Ik hoop en vertrouw nu ook voor allen.
Dat het bezoek van Sint u mee zal vallen,
AA'ant de Sint is lief cn goed.
En handelt steeds zooals het moet.
Boy Houtman,
Huize Sonnevanek, Katwijk a. Z.
Zoo'n Plaagstok.
•Wel Truus, waarom toch plaag je,
•Altijd die.n rnooien haan?
Dat beste beestje jaag je
En dat 's niet wijs gedaan.
De haan legt wel geen eitjes,
\roor jou,, ja, dat is waar,
Maar, als i© boos wordt, weet je.
Dan ben je nog niet klaar.
Dan zegt hij tot zijn kippetjes,
Die Truus -jaagt mij altijd weg,
Nou moet je voor die deugniet,
Geen eitjes leggen, zeg?
En als je dan in weken,
Geen ei meer krijgt voor straf,
Dan leer je. zou ik meenen,
Die plagerij wel af.
Eva Ranke,
Prins Hendrikstraat, Bodegraven.
Zwaabsche vertelling.
(Om van buiten to leeren).
Toen keizer Roodbaarcl lof zij hem!
Den tocht deed naar Jerusalem,
Zag hij het Christenheir in nood,
Het vond veel steenen, weinig brood,
En trok door een ongastvrij oord.
Berg-op, berg-af met moeite voort.
Hoe menig Duitscher werd bekeerd',
En heeft toen 't pimp'len afgeleerd.
Erg kreeg 't de ruiterij te kwaad,
De paarden vielen van de graat.
En wie zijn klepper wou bchou'en
Die moest maar zien hem «voort te sjouwen.
Dit was met zek'ren Zwaab 't geval,
Een forsche ridder, groot van stal.
Jloe hij ook trok aan toom en stang,
Zijn knol ging maar den slakkengang.
Toch had liij 't beest prijsgegeven,
Als kesttte 't hem zijn eigen leven.
Terwijl hij eenzaam aan den staart,
Van 't leger voorttrok met zijn paard.
Daar kwamen plots'ling in een draf.
Wel vijftig Turken op hem af.
Zij mikten, en een breede vlucht,
A'an pijlen snorden door de lucht. j
Dit bracht den Zwaab niet uit zijn slap,
Als ware liet louter vfTor de grap,
T.iet hij zijn schild met pijlen prikken,
En spotte met dat Turksche mikken.
Toen stormde'een Turk, op snuivend ros,
Met krommen sabel np. hem af.
Het bloed jes Duifschers. koud.'Bedaard.
Wordt w.n-m bruis1 op Doprmaa.it zijn
z waaraf
Twee penter, af var 's vijand paan?.
Dat hinkepinkend zinkt ter aard,
Nu heft hij 't zwaard ten tweede maak
En valt gelijk een bliksemstraal.
A'erplett'rend op den Turkschen kop,
Vlijmt door tot. op den zadelknop,
Splijt ook het zadel nog van een
En stuit in 5t paard op 't vuggebeen,
T. cn viel van 't ro3 aan eiken kant,
Een doorgehakte- ruiter in 't zand.
Fm de anderen zien dit huiv'reud aan,
En vliegen naar de halve man.
Ineengekrompen met dc handen.
Als schilden op hun tullebanden.
Een Christensehaar, die moe en mat,
't Heir ook niet bijgehouden had.
Zag tot in merg en been geveerd.
AVat door den Zwaab was uitgevierd.
De keiler dcor hem ingelicht.
Heeft tot den held de vraag gerichtj
.AVie maakt u. ridder, zoo bedreven,
Om iemand zulk een steek te geven.
Hij had het antwoord dadelijk klaar:
..Zooiers is in mijn land niet raar!
,Èn wilt gij er den naam van weten. f
..Dat wordt een Zwa-bensteek gehecten.
,,De kleine Machinist'.