.0.
KALENDER DER WEEK
.1
WEEK~|
NB. Als niet anders wordt aangegeven
heeft in deze week iedere H. Mis Gloria,
Credo en de Prefatie v. d. Allerh. Maagd
(invullen: En U om de Onbevlekte Ont
vangenis).
ZONDAG 7 Dee. 2e Zondagv. d. Ad
vent. Mis: Populus Si on. Geen
Gloria. 2e gebed v. d. H. Ambroeius, Bis
schop, Belijder en Kerkleeraar. Prefatie
v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur: Paars.
Verblijden wij ons over hetgeen vandaag
tot ons gezegd wordt. (Alleluja-vers).
„Toon ons Heer, Uw Heil", was ons ver
zuchtend gebed op den vorigen Zondag en
als antwoord ontvangen wij de verzeke
ring: „Volk van Sion (uitverkoren volk
van God) zie de Heer zal komen." (Introï
tus; Graduale; Communio). En gelijk ge
schreven staat, zal Hij komen besturen de
volkeren, die op Hem zullen hopen en hen
vervullen met vreugde en vrede ea met de
kracht van Zijn H. Geest. (Epistel). Komt
laten wij, de heiligen, Zijn volk, dat met
Hem een verbond mocht sluiten, door het
H. Kruisoffer bezegeld, ons voor Hem
verzamelen. (Graduale). Neen, wij ver
wachten geen andereu, dan Christus,
want in Hem zien wij de voorspellingen
van de proplieten over den toekomstigen
Verlosser vervuld. (Evangelie). Met nog
grooter vurigheid en verlangen bidden wij
daarom ook weer vandaag: „Toon nu
Heer Uw Heil" (Offertorium). „Kom ons
te hulp. leer ons 't aardsche verachten en
't hemelsche beminnen. Wek onze harten
op om zich voor te bereiden op Christus'
komst" (Gebed; Stilgebed; Postcommu-
m'o).
N B. Waar de plechtige viering v. d. H.
Fransiscus Xaverius plaats heeft: Mis:
Loquebar (als op 3 Dec.) Gloria en Credo.
S-p gebed en laatste Ev. v. d. Zondag Pre
fatie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur:
Wit-
MAANDAG 8 Dec. Feestdag van
Maria Onbevlekt Ontvangen.
Mis Gaudens gaudebo. 2e gebed v.
d dag (d.i. van de vorige Zondag). Kleur:
W i t.
Heden viert de H. Kerk het geheel
n b ij z O n d e r voorrecht van Maria,
2.1. dat zij met het oog op de verdiensten
an Jesus Christus bevrijd is gebleven van
de vlek der erfzonde.
Deze leer, altijd geloofd, is 8 Dec. 1854
Stoor Paus Pius IX z.g. tot geloofswaar
heid verheven.
Geheel schoon zijt gij Maria, en de smet
$er erfzonde is niet in U. Trek ons, O olie
vlek te Maagd, opdat wij U volgen in den
geur Uwer deugden. (Kerk: Getijden.)
DINSDAG 9 Dec. 2de 'dag onder het Oc
taaf van Maria, Onbevlekt, Ontvangen.
Mis als gisteren 2e gebed v. d. dag
8e v. d. H. Geest, gleur: W i t.
Maria verblijdt zich in den Heer, haren
Sod, omdat Hij haar heeft omhangen van
het oooenblik barer ontvangenis af met den
mantel der gerechtigheid (de heilig-
snakende genade) en als eene bruid heeft
gesierd met juweel en (de deugden en
gaven v. d. H. Geest.)
WOENSDAG 10 Dec. 3e dag onder het
Octaaf van Maria Onbevlekt Ontvangen.
Mis als eergisteren. 2e gebed v. d.
<fag, 3e v. d. H. Melchiades, Paus en Mar-
#daar. Kleur: Wit.
Gezegend zijt Gij, Maagd Maria, door
den Heer, den Allerhoogsten God, boven
nllo vrouwen op aarde. (Kerk Getijden.)
DONDERDAG 11 Dec. Mis v. d. H.
Bamasus I.x Paus, - Sacerdófes, 2e ge-
3ed v. h. Octaaf 3e v. d. dag. Kleur: Wit.
Paus Damasus heeft met kracht be
streden de ketterijen, die de Godheid loo-
frienden van Christus en den H. Geest. Hij
gepaalde ook, dat de priesters in hun
breviergebed ter eere der Allerh. Drieën-
ieid aan de psalmen tot slot zouden toe
voegen: ..Eere zjj den Vader, den Zoon en
den H. Geest."
VRIJDAG 12 Dec. 5e dag onder het Oc-
laaf van Maria Onbevlekt Ontvangen.
Mis als op 8 D ec. 2e gebed v. d. dag.
Be v. d. H. Geest. Kleur: W i t.
Uwe Onbevlekte Ontvangenis, Maagd en
Moeder van God, beeft vreugde verkondigd
«&n geheel de wereld. (Kerk Getijden.)
ZATERDAG 13 Dec.: Mis v. d. H.
|ucia, Maagd en Martelares. DilexistI,
3e gebed v. h. Octaaf 3e v. d. dag, 4e voor
Sen Paus. Kleur: Rood.
Gevangen genomen door Pasclfasius, den
prefect van Syracuse, werd Lucia door
kom ondervraagd of de H. Geest in haar
Bras. Lucia antwoordde: Zij, die zuiver en
|rin leven zijn tempels v. d, H. Geest.
?aschasius wil'de daarom haar laten ont
beren, maar God beschermde Lucia op
Wonderbare wijze, n.l. zelfs niet met ge-
Weid kon zij van hare plaats verwijderd
Woiden. Op den brandstapel deerde liet
4uur haar niet in het minst. Ten slotte
frerd haar de keel met een zwaard door-
Hoken.
'ALB. M. KOK,
Xisse.
begreep en ze daar, in dat oogenblikje sa-
rien, hun ring zouden wisselen, hij haar
ïing aan haar vinger zou schuiven. En ze
ieek naar beur vinger, waaraan 6traks
baar, haar eigen ring voor altijd zou
Slansen, zachte innige goudglans. Ze stond
op en stak het doosje hij zich, waarin
baar ring voor Frank.
Doch Frank liet zich "wachten; 't had
too lang geleden zes uur geslagen, de klok
§ing niet na en Frank was altijd trouw
op tijd. Straks zeven uur, zou Sint Nico
laas komen, en dan moesten ze toch el-
baar den ring gegeven hebben. Tine had
sich van dat kleine oogenblikje zoo heel
*eel voorgesteld, slechts even met haar
oogen kijkend in die van Frank, slechts
Pén kus, hun verlovingskus. En steeds
Verder schoven de wijzers langzaam, maar
onafwendbaar naar liet zevende uur.
't Werd zeven uur en Tine werd zeer
bogs tig en qntmoedigd tegelijk: dat kost
baar oogenblikje van haar en Frank sa
men, zag ze zich onfeilbaar ontgaan. Ze 1
kon wel schreien, en 't geluk trok weg
uit haar hart, zooals de koesterende stra
len der zon worden weggenomen door een
donkere wolk.
Toen sloeg het carillon aan van de
groofe Westminster-klok en even. daarna
bonsden zeven slagen. Ze trilden Tine na
in heur hart, o ze kon wel schreien. Daar
ging de bel over, een scherp trillend ge»
luid. Tine deed haar oogen toe; 't moest
Sint Nicolaas zijn. Zo hoorde Pa van ho
ven uit z'n kamer komen. Dan herstelde
ze zich en ging de gang in om de deur to
openen, de broertjes en zusjes juichten.
Pa liep haar tegen in de gang en zag
haar geheimzinnig lachend aan. Dat deed
Tine piju, en ze verweet Frank zijn lauw
heid voor haar. Pa lachte even geheim
zinnig terug. Tine voelde zich ongelukkig;
nu was er niemand die haar angst en zorg
begree.p Ze opende de deur; 't was Sint
Nicolaas met Piet en een groote zak. Tine
deed haar best zoo vriendelijk en gewoon
mogelijk te doen, maar ze herkende de Sint
van dit jaar niet; wel Piet, en ze knikte
tegen hem.
Sint Nicolaas kwam binnen en gaf Pa
de hand, daarop de broertjes en zusjes,
die uit alle macht zongen van de maan, die
nu scheen door de hoornen, en dan ging
hij zitten in den gereed gezettcn fauteuil,
Piet bleef staan achter z'n stoel.
Als het liedje gezongen was praatte St.
Nicolaas met de kleinen, dan moest Piet
den zak nemen en deelde hij cadeaux uit,
Ieder zou er één krijgen, want Sint Nico
laas had het zeer druk dezen avond; de
andere cadeaux zouden nakomen. En alle
kleinen juichten bij het openmaken van
hun pakje, zelfs Pa was opgetogen en vol
lof. Tine had een klein vierkant pakje ont
vangen, ze maakte het langzaam moede
loos los. Ze vond een cartonnen doosje,
en bij het openen vond ze op de roze wat
ten een versch afgesneden winterroosje,
waarin een gouden ring te glansen lag.
Tine schrok op, doch de angst en moede
loosheid deden haar niet zuiver zien en ze
wilde het doosje met een zucht van zich
schuiven. Plots schoot een gedachte door
haar hoofd, ze kende Sint Nicolaas niet en
hoe kwam hij aan dezen ring?
En met die gedachte kwafien hoop en
vertrouwen voor Sint in heur hartje. Ze
zag Sint Nicolaas scherp aan; deze zag
verdacht de andere zijde heen. Tine nam
den ring niet in haar vingers, maar sloot
hat doosje en zette het bruusk op tafel
terug.
Spoedig daarop girfg Sint Nicolaas heen,
hij was zeer gepresseerd. Doch Pa wilde
hem dit jaar niet uitlaten, hij vreesde
de koude avondlucht en droeg ddt over aan
Tine. Piet had de zak opgenomen en ging
hem vast opbergen in de auto.
Sint Nicolaas ging heen, nagej nicht
door de kleinen en vast belovend, het vol
gend jaar terug te komen.
Tine was doorgegaan naar de buiten
deur en toen ze zich omkeerde, stond daar
voor haar Sint Nicolaas, maar zonder
baard of snor. Sint Nicolaas met het ge
zicht van Frank.
1 O Frank, riep ze uit.
1 't Moest kindje, voor de kleinen, zei
hij en -ze knikte begrijpend. Dan hield ze
hem haar doosje voor, en deed het open,
zag Frank in de oogen en keek daarop
strak naar het roosje in den ring. Frank
begreep het en hij nam den ring daaruit,
dan schoof hij hem langzaam aan den
vinger van Tine.
Tine zag Frank aan, al haar angst was
in eenmaal vergaan, er lag een glans van
geluk in haar oogen. Daarop gaf ze Frank
heur eigen ring en terwijl Frank dien aan
zijn vinger schoof en ze stil een kus op
elkanders lippen drukten, klonk achter in
de gang Pa's stem:
Kinderen, St, Nicolaas zegent jelui 1
EEN MISDAAD VOORKOMEN.
Horatius Flintwood zat peinzend in zij
ne eenvoudig gemeubelde kamer. De storm
die buiten loeide, deed de ramen ramme
len, terwijl de wind, die in den zwart be-
rookten schoorsteen huilde, het weinige
vuur, dat op den haard lag, nu en dan
heldèr deed opflikkeren. De flauwe vlam
bescheen het gelaat van den jeugdigen
Flintwood en deed. de bleeke tint zijner
ingevallen trekken nog meer uitkomen
de ellende had de schoonheid van zijn
gelaat echter niet geheel kunnen doen ver
welken en het breede. blanke voorhoofd
waarvan het doorschijnende vel de blau
we aderen deed uitkomen, droegen de
meest onmiskenbare sporen van honger en
gebrek.
Twee jaren geleden had Horatius Flint
wood zijne woning en zijne bejaarde
ouders verlaten om de fortuin in eene
groote stad te beproeven, waar wij hem
nu vinden.
De oude vaderlijke woning, de plaats
waar zijne wieg had gestaan, was door
drukkende schulden bezwaard en hij wil
de geld verdienen, ten einde het huis zij
ner ouders uit vreemde handen te redden;
daarom had de jeugdige Flintwood alles
verlaten wat hem lief was op de aarde.
Zijn beroep van metselaar had hem dan
ook in den beginne veel geld opgeleverd,
doch er ontstond eensklaps een stilstand
in de zaken, waardoor de jonge man geen
werk meer kon bekomen.
Hij wilde naar eene andere stad vertrek
ken. doch eene hevige ziekte noodzaakte
hem het bed te houden, en toen hij zijne
legerstede verliet, bezat hij niets meer,
had hij niets meer dat hij zijn eigendom
kon noemen. Aan de diepste ellende prijs
gegeven, dacht hij er zelfs een oogenblik
aan naar zijne ouders terug te keeren,
doch eigenaardige fierheid verzette zich
hiertegen Zijne ouders waren zelve arm
en vestigden al hunne hoop tot herstel
van hunne fortuin op hem; hoe zou hij dus
arm en ziek tot hen kunnen terugkeeren.
Neen, dan wilde hij veeleer van gebrek
omkomen. Hij kon door zijne terugkomst
de zorgen van zijne ouders slechte nog
vermeerderen en den laat verzwaren, dien
zij te torschen hadden.
Hoe meer hij over zijn lot nadacht, des
te wanhopiger werd hij. Buiten verkondig
de de klok van een naburigen toren met
holle slagen, dat het elf uur was.
Op hetzelfde oogenblik werd er aan de
deur geklopt en een man, dicht in een
mantel gewikkeld, trad binnen; hij zette
zich zonder een woord te spreken op den
stoel neder, dien Horatius had verlaten
om de deur te openen.
Het is slecht weer buiten. Met deze
woorden brak Horatius het stilzwijgen af.
Dat geloof ik, luidde het antwoord.
Hebt gij hedenavond nog iets te doen
vervolgde de vreemdeling op snellen en
gebiedenden toon.
Wat zou ik nog te doen hebben?
vroeg Horatius verwonderd. Men werkt op
dit uur niet.
Hebt gij geldgebrek? vroeg de on
bekende verder.
Ik ben niet gewoon inlichtingen
omtrent mijne zaken te geven, mijnheer,
sprak Horatius. terwijl hij zich fier op
richtte en zijn bleek voorhoofd fronste.
Ik heb een klein karwei, vervolgde de
vreemdeling, dia door eenl vertrouwde
hand, ik bedoel een bekwamen werkman,
moet verricht worden. Gij zijt als zoodanig
in de stad bekend. Hei is wel is waar van
niet veel belang, maar ik wil het dezen
nacht nog gedaan, hebben, voer de onbe
kende voort, terwijl hij deze woorden
met nadruk uitsprak, en. wel door u!
„Ik heb wel is waar werk noodig,
mijnheer, daar mij eigenlijk wel geld ont
breekt, antwoordde Horatius; maar gij
kiest al een zeer zonderling uur om een
metselaar te laten werken.
Dat is waar, maar ik wil het zoo. Wat
meer is, gij zult geblinddoekt in een rij
tuig naar de plaats gebracht worden, en
op dezelfde wijze naar uwe woning terug
keeren. Daarenboven zult gij moeten zwe
ren nimmer aan eenig levend wezen een
woord te zeggei^vair-hetgeen. u dezen
nacht gebeurt.
De onbekende was intusschen opgestaan
eiT wachtte zwijgend het antwoord van
Horatius af. De jeugdige metselaar was
ten hoogste verbaasd over het vreemd
soortige voorstel van zijnen onbekenden
bezoeker.
Mag ik weten, of er niets kwaads,
niets
vHet moet voor u genoeg zijn, dat- gij
mijne bevelen volgt, sprak de vreemdeling.
Wees er zeker van, er zal u niets kwaads
gebeuren en ik wil u-des verkiezende voor
uit betalen Met deze woorden wierp hij
een goudstuk op de tafel. De oogen van
Horatius fonkelden, doch hij zweeg.
In deze beurs, vervolgde de vreemde
ling, zijn nog honderd dergelijke stukken.
Wilt gij mij volgen, dan behooren zij u.
Honderd goudstukken! riep Horatius,
neen dat mag ik niet aannemen, dat is
©en lokaas om een misdaad te begaan,
die
Bedaar, vriendje! viel de vreemde
ling hem in de 'red?, ijc weet hoe liet met
u gesteld is en gij kunt dat geld eerlijk
verdienen. Komaan, stemt gij toe?
Horatius ©enigszins gerustgesteld en in
de overtuiging dat hij altijd nog weigeren
kon, indien men iets verkeerds van hem
eischte. deed zijn versleten jas aan en
nadat hij eenig gereedschap bij zich had
genomen, volgde hij den onbekende naar
het- rijtuig, dat hen wachtte.
Toen hij daarin was gestegen, bond men
hem een doek stevig voor de oogen.
Het rijtuig snelde nu door «de stad tot
dat het eindelijk op den grooten weg
kwam, hetgeen Horatius begreep, door
diende weg hobbeliger werd
De jeugdige werkman en de vreemdeling
wisselden geen enkel woord.
Eindelijk hield liet- rijtuig stil. Hij werd
over een grasperk geleid totdat hij door
den overgang van de lucht eu het openen
en toeslaan van deuren achter hem ont-
w&ardde, dat men hem in een gebouw
bracht Hij ging met den onbekende, die
hem bij den arm vasthield, eenige trappen
af door een lange, holle gang. waarna hij
weder een wenteltrap afging, die blijk
baar naar een kelder geleidde. De lucht
werd steeds bedompter, naarmate men
hem verder voerde.
Waar brengt gij mij? vroeg Horatius
eindelijk aarzelend aan zijn geheimziuni-
gen geleider.
Dat gaat u met aan, luidde het koude
en bitse antwoord.
Nadat zij nog door een zwaar kraken
de deur waren gegaan, stond de onbekeiir
de stil en nam den blinddoek voor de
oogen van Horatius af Zij bevonden zich
in een langen, lagen kelder met steenen
muren en eene gewelfde steenen zoldering.
Het Jicht dat de vreemdeling in de han
den dx-oeg en dat een flauw schijnsel van
zlich afwierp^ vermeerderde liet sombere
van dit verblijf.
In het midden van den kelder stond
eene langwerpige kist van ongeschaafd
eikenhout, die met sterke ijzeren schroe
ven gesloten was en er als eene doodskist
uitzag. Een onbestemd gevoel van afschuw
beving Horatius; hij deinsde een paar
schreden terug, terwijl hij het voor hem
staande voorwerp met wijd opengesperde
oogen beschouwde.
Wat moet hier gebeuren? vroeg hij
eindelijk.
Die kist bevat een schat, wat er in is,
is uwe zaak niet; ik wil die hier geplaatst
hebben, antwoordde de vreemdeling, ter
wijl hij op eene opening in een der hoeken
van den kelder wees. Wanneer zij daar
staat-, metselt gij deze nis stevig toe. maar
stevig, verstaat gij? Eerst met twee lagen
sleenen en daarna sterk pleisterwerk over
het geheel. Gij zult hier al de noodige
materialen vinden en juist ten vier ure
moet go er mede gereed zijn Tot zoolang
blijft gij hier alleeh; tegen dien tijd kom
ik u weder afhalen
Horatius trad terug. Ik kan dat niet
doen, voordat ik weet wat deze kist bevat,
sprak hij. Ik word misschien tot het werk
tuig eener gruweldaad gebruikt! bij den
twijfel, die mij bezielt, kan ik niet werken.
Kies dan tusschen dat werk eu uw
leven! riep de onbekende uit. terwijl hij
eene draaipistool uit zijn zak haalde en
dien den jongeling voor het hoofd zette.
Uw besluit? vervolgde hij met eene zach
ter, doch vaste en heldere stem.
Ik zal uw wil doen. antwoordde Hora
tius.
Dan is het goe, hernam de onbekende.
Ik laat u nu alleen en wanneer uw werk
mij bevalt, zal ik uwe belooning verdub
belen voor den schrik, dien ik u veroor
zaakt heb. H ij stak hierop eene ijzeren
lamp aan, die aan de zoldering hing en
vertrok met een beleefd: Goeden nachtl
terwijl hij de deur achter zich toesloeg en
Horartius alleen liet in dezen stillen en ge
heimzinnige omgeving.
Ben zonderling gevoel beving hem toen
hij daar voor de kist stond en na eenige
aarzeling besloot hij deze nu nader te
onderzoeken. Wat er ook moge gebeureu.
hij wilde den hierin verborgen schat zien
en wanneer Horatius Flintwood. iets had
voorgenomen, hoe gevaarlijk het ook was,
stond zijn besluit vast als de rots van
Gibraltar.
Nadat hij de groote deur van binnen had
gesloten met een paar verroeste ijzeren
bouten, die misschien sedert onheugelijke
tijden niet gebruikt waren, nam hij eene
nijptang uit zijne zak, waarméde hij de
schroeven van de kist trachtte af te
draaien. Dit gelukte hem en nu lichtte hij
het houten deksel op. Hij bleef doodsbleek
en bewegingloos van ontzetting voor de
kisb staan, daar hij een vreeselijk schouw
spel voor zich zag.
Het lijk van een jong allerbekoorlijkst
meisje, dat in wit linnen was gewikkeld,
lag voor hem! De dood was op haar voor
hoofd te lezen en de eeuwige slaap scheen
hare lippen te hebben gesloten! Haar laug
bruin haar viel golvend langs haar suceuw-
witten hals en het was alsof zij hare
schoone, halfgesloten blauwe oogen neder-
sloeg voor den scherpen blik, dien de man
op haar wierp, welke zich thans over haar
boog.
Als betooverd stond Horatius bij het lijk
Zijne spraak, zijne beweegkracht, alles
scheen hem verlaten te hebben. Het slaan
eener klok, die het eerste uur van den
nacht verkondigde, bracht hem eindelijk
eenigszina tot bewustzijn. Zijne gedachten
keerden terug en doorliepen zijn brein
mot bliksemsnelheidZou hij dit
schoone wezen in deze cd opsluiten, in
dat vochtige verblijf, waar het eeuwig
duister was? Wie weet, welk vreeselijk ge
heim met haar zou begraven worden? Wie
wist iets van haar dood? Welke lage mis
daad en vreeselijke gruwel konden deze
lippen, zoo zij niet- door den eeuwigen
slaap gesloten waren, misschien niet open
baren? Zou hij dat lijk begraven en voor
4£uwig uit den weg ruimen, terwijl het in
zulk een schrikkelijke geheimzinnigheid
gehuld was? Kon hij dat doen? Neen.
nooit! nooit!
Horatius begon dadelijk dc muren van
den kelder te onderzoeken en het gelukte
hei# den buitenmuur te vinden. Hij nam
nu nadelijk zijne metselaars-gereedschap
pen ter baud en had niet veel inspanning
weldra eene opening door de steenen ge
maakt. Hij ademde nu de versche lucht
in; hij kon duidelijk op eenigen afstand
liet ruischén van een water hooren. Onge
twijfeld was het gebouw, waarin men
hem op eene zoo geheimzinnige wijze ge
voerd had, in de nabijheid eener rivier
zoo niet aan hare oevers gelegen.
Waarom zou hij het lijk niet aan de
oevers der rivier nederzetten, waar hij liet
ongetwijfeld later weder zou vinden en
het dan ten minste fatsoenlijk kon begra
ven?
Hij kon de opening toch toemetselen,
zooals van liem verlangd werd, en. nie
mand kon er ooit iets van ontdekken.
Toen dit plan eens bij hem opgekomen
was, begon hij het zonder aarzeling tot
uitvoering te brengen. Door onvermoeiden
arbeid gelukte het hem de opening in den
muur grooter te maken en er voorzichtig
door te kruipen, om de plaats te verken
nen wna-r hij zich bevond. De nacht wa-s
duister én hij kon alleen ontwaren dat hij
bij een diepe gracht was, steil en ongelijk;
doch Horatius gevoelde zich tot veel in
slaat en hij keerde haastig naar den kel
der terug.
Nadat liij het deksel weder op de kist
gedaan en die los toegeschroefd had.
wrong hij zich door de opening en trok de
kist achter zich voort. Met de grootste in
spanning gelukte het hem den zwaren
eikenhouten koffer verder te krijgen, daar
de kanten van de gracht nat en glibberig
•waren. Het ruischen van het water kon
men nu op korten afstand duidelijk on
derscheiden en tusschen het huis en de ri
vier groeide een dicht bosclije van lage
wilgenboomen Hij sleepte zijn last der
waarts en weldra bevond hij zich nu aan
de oevers van eene rivier, die ongetwijfeld
voorbij de stad liep, welke hij had verla-
ten.
Hij zette de kist in een dicht bosclije
aan den waterkant neder, daar hij geen
tijd te verliezen had, en hing zijnen zak
doek over een tak om de plaats later te
kunnen herkennen. Daarop spoedde hij
zich terug en het gelukte hem onbemerkt
het gewelf w eder binnen te komen.
Het was intusschen twee ure geworden-
Er bleef hem alzoo nog slechts'weinig tijd
over om de hem opgelegde taak te vervul
len en nooit werkte een menschelijk wezen
ijveriger dan Horatius Flintwood nu deed.
In minder dan een half uur was de muur
weder zoo goed dichtgemetseld, dat zelfs
de nauwkeurigste onderzoeker geen spoor
van de vroeger gemaakte opening zou ge
vonden hebben. Nu begon hij aan het toe-
metselen van de nis. waarmede hij ook
weldra gereed was.
Hij had nu nog eene laag steenen over
het pleisterwerk te plaatsen, zooals de
vreemdeling hhad bevalen. Flintwood
legde juist de laatste hand aa-n het werk
teen de groote deur langzaam werd ge
opend en de geheimzinnige persoon het
vértrek binnentrad. Een valschc glimlach
speelde om zijne lippen; zijn gelaat was
voor® zooveel mogelijk door den mam cl
bedekt
Gij hebt goed op uwen tijd gepast-,
vriend, sprak bij. terwijl hij naderde en
zijne hand op Flint wood's schouder leg
de. Ik houd veel van menschen, die stipt
op hun woord zijnAlvorens wij nu
van hier gaan, moet gij zweren dat nim
mer een woord betrekkelijk de gebeurte
nissen van dezen nacht over uwe lippen
zal komen, gat gij zwijgen zult als het
graf.
Horatius antwoordde: Ik zweer het.
Genoeg! sprak de onbekende. Een
man als gij verbreekt zijn eed niet! Gij
hebt goed gewerkt!
Ik ben verheugd, dat gij voldaan zijt,
antwoordde Horatius. Nu. ik vorklaar u
dat gij toch slim zijt door uw. geld op
zulk eene plaats te verbergen De sliinsU
dief zal het hier niet ontdekken.
Gij zult u dan niet over mij te be
klagen hebben, hernam dc vreemdcliug,
terwijl hij den blinddoek weder voor dv
oogen van Horatius bond: dit is uwe be
looning, Met deze woerden gaf hij den
werkman een zwaar pakje over.
Men keerde langs denzelfden weg terug:
ook nu hcexschte weder dezelfde grafstiltc
als bij de eerste maal. De dag brak aan
toen men Horatius den blinddoek ontnam
en hij voor zijne woning stond. Hij zag
vejjvilderd om zich heen; doch ontwaard»
niets 'meer dan de bekende bouwvalliga
huizen en de rookende sclioorsteenen van
de fabrieken in den omtrek Het rijtuig
was verdwenen
Weinige uren later zag men een boot
niet twee personen daarin snel de riviei
opvaren. Eene halve mijl voorbij liet
naastbij gelegen dorp, stroomde het wa
ter tusschen liooge oevers, die met dicht
kreupelhout begroeid waren
Vau een overhangenden tak van een la
gen boom zag men een zakdoek hangen
die in den wind heen en weer waaide; dit
n werd weldra door de angstig rond-
•kende blikken van den grootste van de
mannen, die zich in de boot bevonden, op
gemerkt.
Dit is de plaats waar wij zijn moe
ten. Ik herken alles! riep bij op zegevie
rden toon uit. en in het volgende oogen-
blik was dc boot dicht bij de bedoelde
plaats vastgelegd.
Flintwood. want de lezer heeft uuzen
werkman zeker reeds herkend, sprong aan
wal, gevolgd dobr zijn medegezel en wel-
werd de kist, die het geheimzinnige
lijk bevatte, gevonden. Men bracht die Id
de boot, nam den zakdoek van den tak er
hot kleine vaartuig doorkliefde weder pijl
snel den stroom
Na ruim twee uren varens leguen zij bif
een klein en afgelegen dorp aan. waar eer
rijtuig, dat hen wachtte, de beide man
nen met hunnen last naar een groot oud
hi'is een weinig buiten het dorp. braHht
Flintwood liet de kist naar eene der bo
venkamers vau dit gebouw brengen er
tilde toen liet deksel op, ten. einde nog-
'naais de liefelijke gelaatstrekken van liet
luk te aanschouwen. Toen hij er een blik
op wierp, zag hij een druppel zweet op het
rhoofd van het gewaande lijk, terwijl
de lialf geopende lippen door eene kleur
waren bedekt, welke niet die van den
dood was.
De jonge man ijlde we£, doch keerde
spoedig vergezeld van een geneesheer te
rug Deze verklaarde, na een kort onder
zoek. dat geen lijk voor hem lag, maar
een meisje, waarvan de levensgeesten ver
doofd waren, misschien tengevolge van het
gebruik van een slaapdrank Verder
meende de dokter dat het Geertruida Win
chester, eene schoone jonge dame en erf
gename was, wier verdwijning, drie maan
den geleden, zoo veel leed en verbazing
had veroorzaakt-.
Dokter Wellnoann achtte hel raadzaam,
dat het striksto stilzwijgen over do ge
heimzinnige ontdekking zou bewaard wor
den, en deed al liet mogelijke om liet
meisje iu het leven en tot het bewustzijn
terug te roepen.. Het mocht hem gelukken
zijne pogingen met een goeden uitslag be
kroond te zien. zoodat Geertruida reeds
denzelfden avond in staat was te spreken.
Zoodra de geneesheer dit raadzaam oor
deelde verhaalde men haar, op welke wij
ze zij 'uit het gewelf in het oude landhuis
was gered, waarna op haar verzoek Hora
tius Flintwood binnentrad, wien zij baren
dank betuigde. Daarop deelde zij baren
redder en den dokter het- volgende merle:
Het is nu vijftien maanden geleden,
dat mijn vadeu, sir Norton Winoheslor,
stierf en ik volgens zijn laats ten wil, en
omdat ik daartoe gerechtigd was, de eeni
ge erfgenaam van zijn groot vermogen
werd. Ik had geene broeders of zusters,
en daar ook mijne moedor vier jaren ge
leden overleden is, had ik geene andere
bloedverwant dan een oom van moeders
zijde kolonel Glines genaamd. Het schijnt
dat de wangunst van dezen man tegen
mij werd opgewekt, en ofschoon hij zorg
vuldig vermeed zijne gevoelens te .doen
blijken, wiet ik spoedig, dat hij den bit-
tersten haat legen mij koesterde. Deze
werd waarschijnlijk nog vermeerderd door
mijne weigering om met zijn zoon, een
losbandigen knaap voor.wien ik gen
ander gevoel had dan het oprechtste me
delijden in het huwelijk te treden.
Ik heb altijd veel van paardrijden ge
houden en was gewoon eiken morgen bij
fraai weder een toertje te doen. Torn ik
nu op een der laatste dagen van Augustus
mijn gewoon toertje te paard deed. werd
ik plotseling door eene krachtige hand
aangegrepen, van mijn paard gesleurd en
in een gesloten rijtuig, dat pijlsnel voort
reed, geworpen. Ofschoon half dood van
sclirik, herkende ik in den mail, die mij
had aangegrepen, do gehate trekken van
kolonel Glines! Op al mijne tranen en
angstige vragen, wat hij met mij wilde
doen, antwoordde bij slechts door een
helfichen lach.
Eindelijk, doch maar al te spec ig, hield
het rijtuig stil voor een huis. dat verlaten