wmmmm
'n LIED,
Men begon ft zich op Ji schip wat gezel-
lis ie maken. Het was de zesde dag van
<lc heenreis cn allen waren hersteld van de
zeeziekte waarmee zij te worstelen hadden
gehad.
Alleen de jonge zangeres, die mede aan
boord was. had geen last van de ziekte ge
had. ook niet van het schudden en stampen
der machines, dat. voor nieuwelingen zoo
ondragelijk is. Zij zat heel den dag op het-
dek, gehuld in een witten burnu, want het
weer was frisch cn koel.
Urenlang kon zij zitten luren in de^ ver
te en staren op de oneindige zee. Zij zat
nooit iemand in den weg en had voor het
scheepsvolk, dat in haar nabijheid kwam,
altijd een vriendelijk woordje.
Als de dienst het toestond kwam ook do
kapitein graag eens praten cn hij bewon
derde de beroemde zangeres om het meest.
Op de vele dringende verzoeken toch eens
■te zingen had zij gezegd: ,Op zee zingik
niet!" en 't gezelschap had naar geen lied
meer gevraagd.
De koude dezen avond jócg de reizigers
naar binnen en al vroeg waren allen van
dek. Ook de zangeres zou juist gaan, toen
zij aan het gezicht van den kapitein, die
orders gaf. bemerkte dat er iets niet in
orde was. Onmiddellijk was ze bij hem.
Iets niet in orde, kapitein? vroeg ze.
Hoe zoo, wel neen
Ik voel 't, ik zie het. zei ze vlug. Kan
ik iets doen, kan ik helpen?
Een oogenblik w,achtte do kapitenn met
het antwoord:
Ja, zeker, als go wilt. hou het gezel
schap bezig; er is brand in liet. ruim: 't- kan
erg worden; zing en houdt iedereen bezig,
dat er geen schrik ontstaat!
Vlug liep ze naar de muziekzaal, maakte
een paa-r afspraken cn weldra was 't ge-
heele gezelschap er tegenwoordig, 't Plan
werd uiteengezet e,n toen men hoorde dat
er gemusiceerd werd en de gevierde zange
rs eauige liederen zou zingen, was de bijval
buitengewoon groot.
Vlug werd de muziek uitgezocht, en kon
het concert beginnen.
De zangeres had zich gekl.eed in een licht,
blauw zijden avondtoilet, een paarlen col
lier om den hals. Zij ging kalm en rustig
bij de piano zitten, want liet concert begon
met een stuk van Beethoven, daarna een
iviool en pianopartij en dan de zang. Later
,zr>u dan elk-nog eens iets laten hooren. Al
les ging zijn gang, en vol lof en luide toe
juichingen waren allen, opgetogen over de
heerlijke muziek.
De zangeres zong haar eigen lied en tot.
tweemaal toe. Zij zong als zij nog nooit
te voren gezongen had.
Ofschoon zij uitwendig rustig en kalm
was. beefde en trilde zij inwendig van inge
houden angst cn emotie.
Hoort zij niet, t sissend geluid van een
straal water?Zij zingt, zingt zich zelf
overtreffend! Hoor de vlammen loe.ien in
het ruim!Zij zingt, daar staat de ka
pitein, hij roept, schreeuwt zijn bevelen,
zijn gezicht geblakerd door de vlammen.,
zij zingt zij hoort de vlammen onder do
muziekzaalzij zingt- en ziet de red
dingsbooten uitzettenzij z:ngt, de
passagiers schepen in. 't schip zinkt, zinkt
dieper, enzij zingt vol vertwijfeling,
vol wanhoop
Met een ruk gaat de deur ope.n, lachend
komt de kapitein binnen, en de zangeres
ligt in zwijm.
Ik dacht het wel, zei dc pianist, dit
lied is te aandoenlijk!
Wat een popje om in zwijm te vallen
van haar eigen lied! zei e:en dame.
Vlug had de kapitein haar bijgebracht en
zijn dank fluisterde hij haar in. zijn dank
aan die moedige vrouw. K. A. R.
WETENSWAARDIG.
SLAAPCENTRA.
Het vraagstuk, hoe het komt, dat mensch
en dier van den wakenden in den slapen-
den toestand kunnen overgaan, is nog niet
opgelost. ,,The Lancet" geeft hierover eeni
ge beschouwingen, naar aanleiding van
enkele mededeelingen in do medische lite
ratuur van den laatsten tijd.
Mautner is de eerste geweest, die heeft
aangenomen, dat er een plaats in de groote
hersenen moest zijn, van waaruit de slaap
geregeld wordt, een zoogenaamd slaapcen-
trum. Hij kwam hierop naar aanleiding
van enkele gevallen van zeer langdurigen
slaap tijdens de influzena-epidemie in
1890. Werd dat centrum, dat in de grijze
massa van de derde ventrikel moest lig
gen, beschadigd, en waren do wegen, die
van de periferie van het lichaam naar de
hersenschors voerden, onderbroken, dan
trad de slaap in. Dicht bij dit hypothe
tische slaapcentrum liggen do kernen van
de zenuwen der oogspieren en Mautner
wees erop, dat er verhand bestaat tus-
sehen het gaan slapen en hol sluiten van
de oogleden.
Toen eenigo jaren geleden een nieuwe
ziekte in Europa optrad, de z.g. slaap
ziekte. waarbij de patiënten vaak heele da
gen lang slapen of slaperig zijn, werd do
aandacht weer op bovengenoemde hypo
these gevestigd en de meos'.o Duitscho en
Oostenrijkscho geleerden gingen met de
hypothese van Mautner mede.
Een andere Duitscho geleerde, Tromiucr,
neemt eveneens 'n slaapcentrum aan, maar
plaa'.fs het zich in een ander deel van
de hersenen. Tijdens den slaap worden al
lerlei lichaam functies anders geregeld: dc
pupillen worden nauw, de ademhaling-
langzamer, de hloedverdeeling verandert en
tegelijk neemt het lichaam een slclling in,
zóó, dat zoo min mogelijk prikkels uit de
buitenwereld tot hem kunnncn komen.
Vooral de stelling van de oogen schijnt be
langrijk to zijn; de oogen kijken in den
slaap naar boven en divergeeren, terwijl
tijdens den wakenden toestand di-t juist
andersom is.
Nu is inderdaad waargenomen, dat bij
beschadiging van bepaalde deelen van de
hersenen, door een abces, de patiënt in
slaap valt en in slaap blijft. Bij de boven
genoemde slaapziekte is verder bij de
lijkschouwing inderdaad gebleken, dat het
zoogenaamde slaapcentrum sterk ziekelijk
was veranderd. Latere onderzoekers mee-
nen zelfs, dat er twee centra zijn, maar
hierover zijn do onderzoekingen nog aan
den gang. Belangrijk is in ieder geval, dat
de automatische gegevens over pathologi
sche slaaptoestanden ons hebben geleerd,
dat inderdaad bepaalde deelen van de
hersenen iets met slaap te maken hebben
In de toekomst zal deze verhouding ze
ker gepreciseerd worden.
Nu was 't uit
Vegetariër, door een dollen stier achter
volgd, vlucht een restaurant binnen: Wat
een ondankbaar vee. Kelnner. direct een
biefstuk.
Direct beginnen!
Man: Ik ben gekozen tot voorzitter
va-n de verfraaiingscommissic.
Vrouw: Help dan maar dadelijk mijn
garderobe verbeteren.
Troef
Op een politieke meeting werd oen spre
ker gedurig in de rede gevallen.
Hij verloor zijn geduld, keek zijn tegen
partij aan en zei nijdig:
Idere gek op zijn beurt, meneer.
Ga dan maar door, riep de ander.
Wie is de ezel
Hé daar, ezel die je bent, schreeuwde
een woedende reiziger uiit het portier van
den vertrekkenden trein, daar gaat de trein
nu en je hebt mijn bagage er nog niet in!
-- Je bent zelf een ezel. schreeuwde
de verontwaardigde kruier -terug, want je
zit in den verkeerden trein!
Zijn reis
Miesje: Bent u prettig op reis g::woest,
buurman?
Buurman: Op reis? Ik ben de heele
week thuis geweesit kleintje?
Micsje: En moe zei tegen pa dat u een
heelo week in delorum was geweest.
Gematigd uitgedrukt.
Hoe gaat het met je maat, jo?
Niet te best, meheer.
Zoo? Wat heeft hij?
Hij is er leelijk aa-n. toe,
-Wat dan?
Hij is van liet dak gcvalbr :ft
z'n nek "gebroken.
Geruststellend
Dandy (tot zijn coiffeur): Wat z-u jo
denken kan ik mijn knevel laten slaan.
Coiffeur: Gerust, mijnheer, nrn> zal
er iets van zien.
Het moeilijke zwijgen.
Ik heb gehoord, dat Jo een heel
moeilijke rol heeft in dat tooneelspelletje
van jullie?
Moeilijke rol? Ze hoeft geen woord te
zeggen!
Nou, juist!
Niet zoo dom
Frits, zei vader, als je deze som goed
uitrekent, krijg je dit mooie, nieuwe
kwartje van me.
Vader, r.ntwoordde Frits, geef me
liever een oud vuil ziiverbonnetje van een
gulden.
Uit de rechtzaal.
Verdediger: „Edelachtbare hoeren;
dring op algehcelg vrijspraak aan!''
Beklaagde: „Kom, kom meneer, i«
niet wat al te veel gevraagd?".
Naar gelang.
Mevrouw D. wilde in een winkel flanell®
hemden koopen en vroeg:
„Krimpt dat flanel niet?"
„Volstrekt niet, mevrouw."
„Ook niet een klein beetje?"
„Vindt U dit model te nauw?"
,-Nccn 't is me een weinig te wijd,"
„O, mevrouw, dan krimpt hot
beetje."
Verstrooidheid.
Professor Z. daclit dat hij 's nachts g».
ruchb in zijn kamer hoorde en riep:
daar! Zijn er dieven in huis?"
„Noen, meneer" antwoordde de inbre
ker.
„Dan is 't goed", zei professor Z. „Dan
heb ik abuis gehad." En hij legde zich
weer op een oor en sliep in.
Altijd beleefd
„Zouden er hier haaien zijn?" vroeg ds
schipbreukeling aan zijn, lotgenoot, dij
zich aan hetzelfde wrakhout vastklemde.
„Tot mijn spijt kan ik U geen inlichtiü.
gen hierover geven, mijnheer; ik kom
hier zelf voor den eersten keer".
Op een bal.
„Mijnheer, mag ik u vriendelijk verzoe-
ken een wijziging te brengen in den stijl
van uw dansen?"
„Zeker, juffrouw. Wat verlangt U?"
„Ik zou u willen verzoeken nu ook e
af en toe op m'n rechtervoet te trappe»
want m'n linker is plat getrapt."
Te letterlijk opgevat
En denk er om, zei de huisheer tegen
den huurder, die hij juist had opgezegd,
dat u het buis verlaat in den zelfden to*
stand waarin u het gevonden hebt.
Maar bij vond, dat zijn huurder
wat al te letterlijk opvatte, toen hij 'j
avonds in zijn courant de volyendo adver<
tentie opmerkte:
Gevraagd circa 5000 kakkerlakken en
ander huiselijk gedielnte, ten einde hel
pand van den heer P. in de S. straat in
denzelfden toestand te verlaten, als waar?
in ik het betrok.
DE GESCHIEDENIS VAN
HET SCHOOIERTJE.
XIX
Ik kreeg zooals ik zei den eersten
prijs.
Eigenlijk moest hem jouw moedertje ge
had hebben.
Hoe dat kwam zal ik je zeggen.
In de naburige stad was een wedstrijd
Voor vioolspelen uitgeschreven en alle viool
spelers en -speelsters uit de buurt en om
liggende steden, die wilden meedingen moes
ten een bepaald stuk instude-eren en nog
een vrij stuk geven, wat iedereen dus naar
believen kon kiezen.
Je moedertje zou ook meedoen 1 Dat
hoopte ik ten minste.
Doch wat gebeurde.
Voor die gelegenheid hadden wij je
moeders grootvader en ik een prachtige
viool gemaakt van speciaal hout en zoo
mooi afgewerkt, dat het oen lust was om
te zien.
Ik had dagen en dagen lang gepolijst en
gewreven, dat ze ten slotte zoo glad was,
dat je je zelf erin kon spiegelen.
Ik verheugde me dan reeds bij de ge
dachte, dat je moeder een prijs zou halen
fcn al was het al niet den eersten prija,
4och zeker zou zij een derden of vierden
jprija mee naar huis brengen.
Doch zie! Daar gebeurt- iets dat groot
vader aan den rand van het- graf "bracht en
A-el van schrik en ontsteltenis.
De viool was klaar. Zij lag op de werk
tafel van grootvader, die naar de huiska
mer was gegaan om een poosje uit te -rus
ten en grootmoeder en Elsje de blijde tij
ding te brengen, dat het kunststuk vol
tooid was en vast en zeker kon wedijveren
met de beste viool, die aan den wedstrijd
izou deelnemen. De. knechts waren inmid
dels vertrokken cn ik was naar mijn ka
mer gegaan, na het- raam der werkplaats
hoog-op *e hebben geschoven.
Een klein brandend spmtusïampje, door
grootvader vergeten uit te blazen, was
blijven branden.
En alsof het- zoo wilde zijn, daar springt
buurmans poes door het raam naar binnen,
werpt de brandende spirituslamp om en in
'tijd van éen, twee. drie stond moeders
viool in brand. Gelukkig dat- ik nog in de
fabriek moest- zijn. anders was het onge
luk niet- te overzien geweest. Gelukkig
bleef de schade nu beperkt tot die eene
viool, wat trouwens al erg genoeg was. Wat
Was grootvader van streek. Hij huilde als
3en klein kind en werd er ernstig ziek van.
Ook je moedertje was zeer bedroefd en
grootmoeder was cv danig van onder den
indruk en ik vond het ook erg. erg jammer,
temeer daar je moedertje vast besloten
was nu niet aan den wedstrijd mee te
doen. Ik had nog hoop, dat zo toch nog
Sou mededingen. Daarom maakte ik in
ïtilto een nieuwe viool en wel eene, waar
fk mijn uiterste best op deed en ik slaag-
do boven verwachting.
Deze viool was zoo mooi van vorm cn
uiterlijk cn afwerking en do klank was zoo
"Vol en zuiver, dat toen grootvader ze zag
me van ontroering de hand gaf en zei:
vNu overtref je mij en kan ik gerust mijn
hoofd neerleggen". Het was ook inderdaad
*en kunststuk.
En toch, hoe blij je moedertje met die
nieuwe viool ook was, toch wou ze niet
meedingen. Alle praten hielp me niets.
Maar zij smeekte mij omgekeerd, dat ik
zou optreden in hare plaats. Wie zou haar
dat hebben kunnen weigeren. Ik allerminst.
Ik zou dan meedoen in haar plaats. De
stukken, die ik zou spelen, kende ik op
mijn duimpje.
Het vastgestelde stuk door de jury was
in twee dagen tijds volkomen in mijn
macht en het vrije stuk, was door mij gauw
genoeg gekozen.
Ik zou spelen een der stukken, die ik
van vader geleerd had en die groot-vadertje
zoo graag boorde.
Jouw moedertje was vast overtuigd, dat
ik bekroond zou worden. Grootvader drrchfc
bet ook wel. maar ik was er zoo zeker niet
van, omdat ik de andere dames en hee-
xen niet- kende, die zich met mij zouden
moeten meten.
Ziet u wel, dat moedertje gelijk had
vader?
Ja kind, jouw moeder had het goed
geraden.
Dat dacht, ik wel. Mijn moedert-ie had
altijd geliik. Mijn moedertje wist alles.
En verder? En toen?
De eerste Zondag van de volgende
maand zou de wedstrijd plaats hebben.
Dagen van te voren waren de namen van
alle dames en heeren die meedongen, in de
kranten bekend gemaakt.
Een groote zaal was gehuurd en opdien
dag was de zaal uitverkocht. Geen enkel
plaatsje was over. Men kwam zelfs ruimte
te kort: zooveel aanvragen voor plaatsen
waren binnengekomen.
Er was dus belangstelling genoeg?
Ik kende niemand van de dames e11 hee
ren, die meededen en evenmin van de le
den, die de jury vormden. Naar hooren zeg
gen. waren het mensch en va-n naam in de
muziekwereld.
Wat zijn dan jury-leden, vader?
Dat waren de geleerde menschcn, die
oordeelca moesten over ons spelen en de
prijzen moesten toekennen.
En kwamen de andere mettschen luis
teren?
Zeker! die kwamen luisteren en hoo
rei», wie mooi viool kon spelen?
En was u niet bang. vader?
Bang, voor wie Elsje?
De Redacteur.
(Wordt vervolgd).
CORRESPONDENTIE.
R u d i Niemer, 'Stations weg
3 7. Leiden. Wel mijn vriendje, dat
opstel van je kwam precies, alsóf we het
afgesproken hadden, maar of dit nu ge
schikt is. betwijfel ik. Het- is wel goed
verteld, .maar de stof is zoo gewoon, dat
het- voor onze kinderen niet» op zijn plaats
is. Schrijf eens een werkelijk verhaaltje of
een klein sprookje of eens wat over de
aquarium-bewoners. Jij kunt als je wilt.
Dag Rudi! Veel groetjes thuis!
Tom Dieben, Maarsmans-
steeg. L o i d n. Wil jij Zaterdag
eens neuzen, Tom! Dab verhaaltje laat ik
plaatsen, daar kunnen de ondeugende jon
gens hun voordeel mee doen. Heb je het- nu
zelf gemaakt, of heeft moeder zoo'n heel
klein beetje geholpen? Dag Tom! Met de
Kerst vacan tia reken ik weer op je. Groet
•vader en moeder en broertje van me!
I
Martina Vareman, Z o e t e r-
'w oud e. Wat.hebben jullie toch een
ipleizier' gehad bij je Grootouders in R-ijp-
•we tering. Dat kan ik ine zoo'echt- voor
stellen en ook kan ik me heel goed. begrij
pen dat Grootmoeder blij was, toen ze
'eindelijk die kleine „springers" kwijt was.
'En nu is het weer leeren, leeren en nog
eens leeren. En dat is maar goed -ook. Een
'flinke meid past bij da Zusters altijd goed
•op. Dag jongens!
C a t r i e n v. d. Steen, Leiden.
Het verhaaltje van jou, Ca trientje, vind
ik wel een plaatsje waard. Do volgende
■week komt jou artikel erin. want als ik me
niet vergis, is ieder van onze vele lazers en
lezeresjes benieuwd, hoe 't met ons boertje
(ging, die voor het eerst naar stad ging.
■Kijk eens a.s. Zaterdag! Dag Cat-rien. Wil
je ook mijn groetjes overbrengen aan alle
■huisgenooten! Zul je?
Greta Bos, Hazers wonde.
■Wat een aardig verhaaltje is dat? Heb jo
dat zelf verzonnen? Ik boud van dergelij
ke sprookjes. Ik beb ook weer zoo'n ver
haaltje klaar van Piet, die. ook naar de Ka
boutertjes ging. Leb maar eens op, als de
'Geschiedenis van heb Schooiertje uit is en
dat is voor. Kerstmis het geval, dan komt
het nieuwe sprookje boor! En dat- van jou
laat ik. als er ruimte is a.s. Zaterdag af
drukken. Kijk maar eens. Dag Gret-ha!
Jet Eskens. 'Aalmarkt, Lel
den. Zoo Jetje, heb ik jou nu eindelijk
ook eens mot een verhaaltje bij me. Dat ia
braaf. En ik heb het nu gezien als
je wilt kun jij een aardig verhaaltje in
elkaar zetten. De volgende week laat ik
„Zijn thuiskomst" vast afdrukken en ik
•houd me aanbevolen voor meer. Dag Jetje I
Veel groetjes thuis!
De volgende week ga ik door.
De Redacteur.
Vervolg van Het Kevertje.
(Slot.)
11.
Er was eens een Keizer, die zijn ring
kwijt was, niemand wist hem; maar de
kamerdienaar, de kok en de lakei hadden
hem van de waschtafel gestolen, zoo dacht
men. Nu wilde do Keizer iemand hebben,
een too venaar of waarzegger dio beini terug
kon brengen, en liet heb heele land afvra
gen cm zoo iemand.
Nu wilde bet- ongeluk dab men bij ons
boertie terecht- kwam. Ons boertje wist
van dien ving niet af zooals men weet. Nu
moest- hij voor den Keizer komen en deze
vroeg aan 't boertje, ben jij zoo wijs. zeg
mij dan waar mijn trouwring is; ik moet
hem beslist terug hebben. Gij zult rijk be
loond worden maar vrees mijn toorn als
gij hein niet- terug brengt. Gaat in die ka
mer denk eens goed na en zeg dan morgen
vroeg: hier is uw ring. Het boertje ging
in de kamer en dacht- hoe kom ik hier weer
uit zonder dat het mijn hoofd kost. Ik
weet het! Als de haan ten derde maal gc-
kraait heeft- vlucht- ik. Maar in de keuken
waar het drietal was die den ring gesto
len hadden, waren ze niets gerust.
Den Keizer vreesden zij niet, des te meer
den toovenaar. als 'hij er tenminste een
was? Voorzichtig gaat do kok een3 luiste
ren, juist kraait do liaan voor het eerst ter
wijl de kok voor de deivr staat. Ziezoo zegt
het boertje, dat- is nummer een, nu komen
er nog twee. Verschrikt vloog de kok naar
de keuken. Daar vertelde hij aan do an
dere twee, dab hot- boertje hem herkend
had. Nu, zei de lakei, ga ik eens luisteren.
Weer kraait- de haan en hardop zegt- het
boertje, dat is nummer twee. Laat ons nu
maar naar hem toe gaan, zegt- d© lakei.
Neen, zegt de kamerdienaar, ik wil lieim
.ook liooren. Toen 'nu de haan voor den der
den keer kraaide was hij juist aan de dcnir
en toen riep heb boertpe, daar heb je num
mer drie. Het- boertje maakte zich gereed
om te ontvluchten.
Hij deed de kamerdeur voorzichtig open,
maar wat zag hij. In den gang drie men-
schen, droef en angstig en tegelijk zeiden
zij: „O. goed 'boertje wil ons niiet ongeluk
kig makenhier is de ring, zeg er niets van
en wij zullen nooit meer zo'oiets doen, het
spijt, ons vree3elijk en vragen Gód vergif
fenis".
Omdat jullie zooveel berouw hebt, zegt
het boertje, zal ik er niets van zeggen,
maar doet nu ook zoo iets nooit meer en
van harte wa3 hij zelf blij, dat het zoo voor
hem was afgeloopen. Hij ging in zijn kamer
dankte God, ging toen lekker slapen en
men moest hem 's morgens nog roepen, om
voor den Keizer te verschijnen; nu dat
deed hij met een gerust- hart. Pas had hij
zijne majesteit gegroet, of op dien3 vraag
waar zijn ring was. zei het boertje, bier is
die! De Keizer was zeer verheugd en blij,
e,n zeide tot- een bediende, geef het boertje
een zak met. goud en laat hem in de keu
ken eens lekker eten en drinken. Nu dat
was zeker naar het boertje z'n zin, want
hij kon altijd goed eten. Terwijl nu ons
boertje zich in de keuken te goed deed, liep
do Keizer in den tuin te prakkazeeren koo
of zoo een "boertje aan zijn wijsheid kwam
en daar kon hij zelfs niet bij. Nu kwam 't
boertje heel tevree uit de keuken moest
den tuin door naar huis.
De Keizer hield liem slaande en greep
een beestje van een bloemblad, houdt- het
boertje zijn gesloten vuist onder dén neus
en vroeg wat heb ik hier in mijn hand; dit
kan e'en toovenaar licht raden. Het boertje
krabde zich achter de ooren en riep: och
kevertje, och wat nu. De Keizer heeft je
gevangen maar hij zal jo wel loslaten want
hij is goed. Nu bedoelde 'hij zich zelf. daar
men hem al meer kevertje genoemd had;
dat wist de Keizer natuurlijk niet. Per ge
luk of laat ons zeggen door Gods voorzie
nigheid was het een kevertje dat de keizer
in de hand had en had bet boertje niet te
vergeefs zich God e aanbevolen en zijn ver
trouwen werd dan ook rijk beloond, want
toen de Keize-r dn? hand -opende en zag
dat het een kevertje was, zeide hij. gij he-bt
weer ge-lijk. nu krijgt ge nog een zak met
graan. Ons boertje dankte hartelijk, ging
naar huis, gaf die dame haar graan en
spek terug ook de boer zijn 25 gulden en
schreef in de courant, dat bij voortaan niet
meer tooveren kon. Hij leefde als een braaf
Christen en stierf ?.ooals wij allen wen-
schen. Maria Ivieft,
Pie.ler de la Courtstraat.
Het verhaaltje.
Door de drukke straten \an de stad liep
een meisje in. lompen gehuld, schoenen had
zij niet. aan. maar zij had haar bloote
voeten in klompen gestoken. Rillend ging
zij daar heen en vroeg aan iederen voorbij
ganger om een aalmoes. Zoo liep zij den
geheelen avond voort, totdat zij van ver
moeienis op een stoep ging zitten. Toen.
zij daar zoo even had gezeten kwam er. een
rijken heer voorbij. Het meisje vroeg om
een aalmoes, maar de lieer snauwde haar
af. Het kind ging weer zitten totdat zij
plotseling een ingeving krijgt-, zij zou wat
gaan bidden in die kerk.
Eerbiedig zat zij daar, liet arme kind, en
bad hardop tot- het Moedergodsbeeld, dal
daar voor heb bankje st-ond, zoo zat zij
daar' ee.n half uur. Toen stond zij verlicht
op, het geleek haar of Maria haar giug
helpen. Maar wat zag zij daar achter in
do kerk, zij zag dienzelden hoer van
even. Hij weende als een klein kind. Zij
ging naar hern toe e,n vroeg wat lie
-scheelde. De heer ging met liaa-r mee
kerk uit en zei, dat het hem zoo speet dat
hij daar net zoo bits 'was. O, dab is niks, zei
heb kind, dat ben ik alweer vergeten. Toon
vroeg de heer aan het meisje, wie haar i
der was. O. zei ze, vader'is te zwak om t«
werken. Moeder kau niet de deur uit, want
zij moet thuis alles doen, op de kleintje/
letten, enz. Wij hebben haast niet te eteq
en daarom ben ik maar is op stap gegaan
om te zien of ik ook iet-s kon verdienen,
maar niemand wilde mij iets geven. Toeü
dacht ik bij mezelven laat ik maar wat
aaji de menschen gaan vragen, maar tot nu
toe heb ik nog maar 7 centen gekregen,
De heer ging met haar mee naar liuis es
aanschouwde daar een treurig «chouwsnal.
Vader ziek, op een strooleger. kinderen in
lompen, geen eten in huis, gce-n stoelen of
andere meubelen, het was daar recht treu-
lig. Hij vroeg aan de vrouw hoe of dat
toch alles zoo gekomen was. De vrouw zei,
ach mijn man is te zwak om te werken,
ik zelf kan hier niet weggaan maar mijn
oudste dochter is mijn grootste steun.
Dat mag u zeker wel zeggen, zei do heer
want dit kind heeft door haar gebed mij
hierheen gevoerd. Maria heeft hier weer
geholpen, zij 13 met recht de moeder van
óe kinderen. Ge begrijpt natuurlijk wel hoe
dat afliep. De kinderen kregen kleeren,
Moeder kreeg geld om voor haar man ver
sterkende middelen te koopen. Ook kregen
ze een beter huisje, en de oudste docht?r
mocht- kiezen, wat zij worden wou. Zoo
hielp Maria.
Zijn eerste verdriet.
Kleine Wimpie had een hond,
Hector heette 'b beest.
Trouwer dier was er, vond Wim,
Vobvzeker nooit ge-weest.
Als Wimpie uit de schole kwam,
Stond Hec steeds aan de poort,
En sprong dan, dol van pret,
Dartiend naast hem voort, i
Ja. 't wa s een aardi g "beest,
Wims lieve trouwe Hec,
Hij keek «cms zoo verstandig
Met z'n leuke hondenbek.
Eens toen Wim naar huis toe kwam.
Was Hector niet te zien.
'r Werd hern bang om 't kloppend hart,
Zou er "iets zijn misschien?
Hij snelde hard naar huis nu toe.
En belde, driftig aan
Tn de gang zag hij toen moe
Met bleekc wangen staan.
„Moeder", riep hij. moesje lief
(Haar oogen waren rood)
..Moeder zeg het mii dan toch.
Is mijn Hector dood
„Ja mijn jongen", sprak ze zacht,
„Hij is net overreden;
't. Stomme dier heeft gelukkig niet,
Zoo heel lang meer geleden."
Toen kuste Moe haar kleine Wim,
Hij snikte droef en lang,
„Zijn eerst' verdriet", dacht moeder toe»
En streelde zijne waug.
Xeiden, Plantsoen 65, Ellen Boerte-v