wmmmm 'n LIED, Men begon ft zich op Ji schip wat gezel- lis ie maken. Het was de zesde dag van <lc heenreis cn allen waren hersteld van de zeeziekte waarmee zij te worstelen hadden gehad. Alleen de jonge zangeres, die mede aan boord was. had geen last van de ziekte ge had. ook niet van het schudden en stampen der machines, dat. voor nieuwelingen zoo ondragelijk is. Zij zat heel den dag op het- dek, gehuld in een witten burnu, want het weer was frisch cn koel. Urenlang kon zij zitten luren in de^ ver te en staren op de oneindige zee. Zij zat nooit iemand in den weg en had voor het scheepsvolk, dat in haar nabijheid kwam, altijd een vriendelijk woordje. Als de dienst het toestond kwam ook do kapitein graag eens praten cn hij bewon derde de beroemde zangeres om het meest. Op de vele dringende verzoeken toch eens ■te zingen had zij gezegd: ,Op zee zingik niet!" en 't gezelschap had naar geen lied meer gevraagd. De koude dezen avond jócg de reizigers naar binnen en al vroeg waren allen van dek. Ook de zangeres zou juist gaan, toen zij aan het gezicht van den kapitein, die orders gaf. bemerkte dat er iets niet in orde was. Onmiddellijk was ze bij hem. Iets niet in orde, kapitein? vroeg ze. Hoe zoo, wel neen Ik voel 't, ik zie het. zei ze vlug. Kan ik iets doen, kan ik helpen? Een oogenblik w,achtte do kapitenn met het antwoord: Ja, zeker, als go wilt. hou het gezel schap bezig; er is brand in liet. ruim: 't- kan erg worden; zing en houdt iedereen bezig, dat er geen schrik ontstaat! Vlug liep ze naar de muziekzaal, maakte een paa-r afspraken cn weldra was 't ge- heele gezelschap er tegenwoordig, 't Plan werd uiteengezet e,n toen men hoorde dat er gemusiceerd werd en de gevierde zange rs eauige liederen zou zingen, was de bijval buitengewoon groot. Vlug werd de muziek uitgezocht, en kon het concert beginnen. De zangeres had zich gekl.eed in een licht, blauw zijden avondtoilet, een paarlen col lier om den hals. Zij ging kalm en rustig bij de piano zitten, want liet concert begon met een stuk van Beethoven, daarna een iviool en pianopartij en dan de zang. Later ,zr>u dan elk-nog eens iets laten hooren. Al les ging zijn gang, en vol lof en luide toe juichingen waren allen, opgetogen over de heerlijke muziek. De zangeres zong haar eigen lied en tot. tweemaal toe. Zij zong als zij nog nooit te voren gezongen had. Ofschoon zij uitwendig rustig en kalm was. beefde en trilde zij inwendig van inge houden angst cn emotie. Hoort zij niet, t sissend geluid van een straal water?Zij zingt, zingt zich zelf overtreffend! Hoor de vlammen loe.ien in het ruim!Zij zingt, daar staat de ka pitein, hij roept, schreeuwt zijn bevelen, zijn gezicht geblakerd door de vlammen., zij zingt zij hoort de vlammen onder do muziekzaalzij zingt- en ziet de red dingsbooten uitzettenzij z:ngt, de passagiers schepen in. 't schip zinkt, zinkt dieper, enzij zingt vol vertwijfeling, vol wanhoop Met een ruk gaat de deur ope.n, lachend komt de kapitein binnen, en de zangeres ligt in zwijm. Ik dacht het wel, zei dc pianist, dit lied is te aandoenlijk! Wat een popje om in zwijm te vallen van haar eigen lied! zei e:en dame. Vlug had de kapitein haar bijgebracht en zijn dank fluisterde hij haar in. zijn dank aan die moedige vrouw. K. A. R. WETENSWAARDIG. SLAAPCENTRA. Het vraagstuk, hoe het komt, dat mensch en dier van den wakenden in den slapen- den toestand kunnen overgaan, is nog niet opgelost. ,,The Lancet" geeft hierover eeni ge beschouwingen, naar aanleiding van enkele mededeelingen in do medische lite ratuur van den laatsten tijd. Mautner is de eerste geweest, die heeft aangenomen, dat er een plaats in de groote hersenen moest zijn, van waaruit de slaap geregeld wordt, een zoogenaamd slaapcen- trum. Hij kwam hierop naar aanleiding van enkele gevallen van zeer langdurigen slaap tijdens de influzena-epidemie in 1890. Werd dat centrum, dat in de grijze massa van de derde ventrikel moest lig gen, beschadigd, en waren do wegen, die van de periferie van het lichaam naar de hersenschors voerden, onderbroken, dan trad de slaap in. Dicht bij dit hypothe tische slaapcentrum liggen do kernen van de zenuwen der oogspieren en Mautner wees erop, dat er verhand bestaat tus- sehen het gaan slapen en hol sluiten van de oogleden. Toen eenigo jaren geleden een nieuwe ziekte in Europa optrad, de z.g. slaap ziekte. waarbij de patiënten vaak heele da gen lang slapen of slaperig zijn, werd do aandacht weer op bovengenoemde hypo these gevestigd en de meos'.o Duitscho en Oostenrijkscho geleerden gingen met de hypothese van Mautner mede. Een andere Duitscho geleerde, Tromiucr, neemt eveneens 'n slaapcentrum aan, maar plaa'.fs het zich in een ander deel van de hersenen. Tijdens den slaap worden al lerlei lichaam functies anders geregeld: dc pupillen worden nauw, de ademhaling- langzamer, de hloedverdeeling verandert en tegelijk neemt het lichaam een slclling in, zóó, dat zoo min mogelijk prikkels uit de buitenwereld tot hem kunnncn komen. Vooral de stelling van de oogen schijnt be langrijk to zijn; de oogen kijken in den slaap naar boven en divergeeren, terwijl tijdens den wakenden toestand di-t juist andersom is. Nu is inderdaad waargenomen, dat bij beschadiging van bepaalde deelen van de hersenen, door een abces, de patiënt in slaap valt en in slaap blijft. Bij de boven genoemde slaapziekte is verder bij de lijkschouwing inderdaad gebleken, dat het zoogenaamde slaapcentrum sterk ziekelijk was veranderd. Latere onderzoekers mee- nen zelfs, dat er twee centra zijn, maar hierover zijn do onderzoekingen nog aan den gang. Belangrijk is in ieder geval, dat de automatische gegevens over pathologi sche slaaptoestanden ons hebben geleerd, dat inderdaad bepaalde deelen van de hersenen iets met slaap te maken hebben In de toekomst zal deze verhouding ze ker gepreciseerd worden. Nu was 't uit Vegetariër, door een dollen stier achter volgd, vlucht een restaurant binnen: Wat een ondankbaar vee. Kelnner. direct een biefstuk. Direct beginnen! Man: Ik ben gekozen tot voorzitter va-n de verfraaiingscommissic. Vrouw: Help dan maar dadelijk mijn garderobe verbeteren. Troef Op een politieke meeting werd oen spre ker gedurig in de rede gevallen. Hij verloor zijn geduld, keek zijn tegen partij aan en zei nijdig: Idere gek op zijn beurt, meneer. Ga dan maar door, riep de ander. Wie is de ezel Hé daar, ezel die je bent, schreeuwde een woedende reiziger uiit het portier van den vertrekkenden trein, daar gaat de trein nu en je hebt mijn bagage er nog niet in! -- Je bent zelf een ezel. schreeuwde de verontwaardigde kruier -terug, want je zit in den verkeerden trein! Zijn reis Miesje: Bent u prettig op reis g::woest, buurman? Buurman: Op reis? Ik ben de heele week thuis geweesit kleintje? Micsje: En moe zei tegen pa dat u een heelo week in delorum was geweest. Gematigd uitgedrukt. Hoe gaat het met je maat, jo? Niet te best, meheer. Zoo? Wat heeft hij? Hij is er leelijk aa-n. toe, -Wat dan? Hij is van liet dak gcvalbr :ft z'n nek "gebroken. Geruststellend Dandy (tot zijn coiffeur): Wat z-u jo denken kan ik mijn knevel laten slaan. Coiffeur: Gerust, mijnheer, nrn> zal er iets van zien. Het moeilijke zwijgen. Ik heb gehoord, dat Jo een heel moeilijke rol heeft in dat tooneelspelletje van jullie? Moeilijke rol? Ze hoeft geen woord te zeggen! Nou, juist! Niet zoo dom Frits, zei vader, als je deze som goed uitrekent, krijg je dit mooie, nieuwe kwartje van me. Vader, r.ntwoordde Frits, geef me liever een oud vuil ziiverbonnetje van een gulden. Uit de rechtzaal. Verdediger: „Edelachtbare hoeren; dring op algehcelg vrijspraak aan!'' Beklaagde: „Kom, kom meneer, i« niet wat al te veel gevraagd?". Naar gelang. Mevrouw D. wilde in een winkel flanell® hemden koopen en vroeg: „Krimpt dat flanel niet?" „Volstrekt niet, mevrouw." „Ook niet een klein beetje?" „Vindt U dit model te nauw?" ,-Nccn 't is me een weinig te wijd," „O, mevrouw, dan krimpt hot beetje." Verstrooidheid. Professor Z. daclit dat hij 's nachts g». ruchb in zijn kamer hoorde en riep: daar! Zijn er dieven in huis?" „Noen, meneer" antwoordde de inbre ker. „Dan is 't goed", zei professor Z. „Dan heb ik abuis gehad." En hij legde zich weer op een oor en sliep in. Altijd beleefd „Zouden er hier haaien zijn?" vroeg ds schipbreukeling aan zijn, lotgenoot, dij zich aan hetzelfde wrakhout vastklemde. „Tot mijn spijt kan ik U geen inlichtiü. gen hierover geven, mijnheer; ik kom hier zelf voor den eersten keer". Op een bal. „Mijnheer, mag ik u vriendelijk verzoe- ken een wijziging te brengen in den stijl van uw dansen?" „Zeker, juffrouw. Wat verlangt U?" „Ik zou u willen verzoeken nu ook e af en toe op m'n rechtervoet te trappe» want m'n linker is plat getrapt." Te letterlijk opgevat En denk er om, zei de huisheer tegen den huurder, die hij juist had opgezegd, dat u het buis verlaat in den zelfden to* stand waarin u het gevonden hebt. Maar bij vond, dat zijn huurder wat al te letterlijk opvatte, toen hij 'j avonds in zijn courant de volyendo adver< tentie opmerkte: Gevraagd circa 5000 kakkerlakken en ander huiselijk gedielnte, ten einde hel pand van den heer P. in de S. straat in denzelfden toestand te verlaten, als waar? in ik het betrok. DE GESCHIEDENIS VAN HET SCHOOIERTJE. XIX Ik kreeg zooals ik zei den eersten prijs. Eigenlijk moest hem jouw moedertje ge had hebben. Hoe dat kwam zal ik je zeggen. In de naburige stad was een wedstrijd Voor vioolspelen uitgeschreven en alle viool spelers en -speelsters uit de buurt en om liggende steden, die wilden meedingen moes ten een bepaald stuk instude-eren en nog een vrij stuk geven, wat iedereen dus naar believen kon kiezen. Je moedertje zou ook meedoen 1 Dat hoopte ik ten minste. Doch wat gebeurde. Voor die gelegenheid hadden wij je moeders grootvader en ik een prachtige viool gemaakt van speciaal hout en zoo mooi afgewerkt, dat het oen lust was om te zien. Ik had dagen en dagen lang gepolijst en gewreven, dat ze ten slotte zoo glad was, dat je je zelf erin kon spiegelen. Ik verheugde me dan reeds bij de ge dachte, dat je moeder een prijs zou halen fcn al was het al niet den eersten prija, 4och zeker zou zij een derden of vierden jprija mee naar huis brengen. Doch zie! Daar gebeurt- iets dat groot vader aan den rand van het- graf "bracht en A-el van schrik en ontsteltenis. De viool was klaar. Zij lag op de werk tafel van grootvader, die naar de huiska mer was gegaan om een poosje uit te -rus ten en grootmoeder en Elsje de blijde tij ding te brengen, dat het kunststuk vol tooid was en vast en zeker kon wedijveren met de beste viool, die aan den wedstrijd izou deelnemen. De. knechts waren inmid dels vertrokken cn ik was naar mijn ka mer gegaan, na het- raam der werkplaats hoog-op *e hebben geschoven. Een klein brandend spmtusïampje, door grootvader vergeten uit te blazen, was blijven branden. En alsof het- zoo wilde zijn, daar springt buurmans poes door het raam naar binnen, werpt de brandende spirituslamp om en in 'tijd van éen, twee. drie stond moeders viool in brand. Gelukkig dat- ik nog in de fabriek moest- zijn. anders was het onge luk niet- te overzien geweest. Gelukkig bleef de schade nu beperkt tot die eene viool, wat trouwens al erg genoeg was. Wat Was grootvader van streek. Hij huilde als 3en klein kind en werd er ernstig ziek van. Ook je moedertje was zeer bedroefd en grootmoeder was cv danig van onder den indruk en ik vond het ook erg. erg jammer, temeer daar je moedertje vast besloten was nu niet aan den wedstrijd mee te doen. Ik had nog hoop, dat zo toch nog Sou mededingen. Daarom maakte ik in ïtilto een nieuwe viool en wel eene, waar fk mijn uiterste best op deed en ik slaag- do boven verwachting. Deze viool was zoo mooi van vorm cn uiterlijk cn afwerking en do klank was zoo "Vol en zuiver, dat toen grootvader ze zag me van ontroering de hand gaf en zei: vNu overtref je mij en kan ik gerust mijn hoofd neerleggen". Het was ook inderdaad *en kunststuk. En toch, hoe blij je moedertje met die nieuwe viool ook was, toch wou ze niet meedingen. Alle praten hielp me niets. Maar zij smeekte mij omgekeerd, dat ik zou optreden in hare plaats. Wie zou haar dat hebben kunnen weigeren. Ik allerminst. Ik zou dan meedoen in haar plaats. De stukken, die ik zou spelen, kende ik op mijn duimpje. Het vastgestelde stuk door de jury was in twee dagen tijds volkomen in mijn macht en het vrije stuk, was door mij gauw genoeg gekozen. Ik zou spelen een der stukken, die ik van vader geleerd had en die groot-vadertje zoo graag boorde. Jouw moedertje was vast overtuigd, dat ik bekroond zou worden. Grootvader drrchfc bet ook wel. maar ik was er zoo zeker niet van, omdat ik de andere dames en hee- xen niet- kende, die zich met mij zouden moeten meten. Ziet u wel, dat moedertje gelijk had vader? Ja kind, jouw moeder had het goed geraden. Dat dacht, ik wel. Mijn moedert-ie had altijd geliik. Mijn moedertje wist alles. En verder? En toen? De eerste Zondag van de volgende maand zou de wedstrijd plaats hebben. Dagen van te voren waren de namen van alle dames en heeren die meedongen, in de kranten bekend gemaakt. Een groote zaal was gehuurd en opdien dag was de zaal uitverkocht. Geen enkel plaatsje was over. Men kwam zelfs ruimte te kort: zooveel aanvragen voor plaatsen waren binnengekomen. Er was dus belangstelling genoeg? Ik kende niemand van de dames e11 hee ren, die meededen en evenmin van de le den, die de jury vormden. Naar hooren zeg gen. waren het mensch en va-n naam in de muziekwereld. Wat zijn dan jury-leden, vader? Dat waren de geleerde menschcn, die oordeelca moesten over ons spelen en de prijzen moesten toekennen. En kwamen de andere mettschen luis teren? Zeker! die kwamen luisteren en hoo rei», wie mooi viool kon spelen? En was u niet bang. vader? Bang, voor wie Elsje? De Redacteur. (Wordt vervolgd). CORRESPONDENTIE. R u d i Niemer, 'Stations weg 3 7. Leiden. Wel mijn vriendje, dat opstel van je kwam precies, alsóf we het afgesproken hadden, maar of dit nu ge schikt is. betwijfel ik. Het- is wel goed verteld, .maar de stof is zoo gewoon, dat het- voor onze kinderen niet» op zijn plaats is. Schrijf eens een werkelijk verhaaltje of een klein sprookje of eens wat over de aquarium-bewoners. Jij kunt als je wilt. Dag Rudi! Veel groetjes thuis! Tom Dieben, Maarsmans- steeg. L o i d n. Wil jij Zaterdag eens neuzen, Tom! Dab verhaaltje laat ik plaatsen, daar kunnen de ondeugende jon gens hun voordeel mee doen. Heb je het- nu zelf gemaakt, of heeft moeder zoo'n heel klein beetje geholpen? Dag Tom! Met de Kerst vacan tia reken ik weer op je. Groet •vader en moeder en broertje van me! I Martina Vareman, Z o e t e r- 'w oud e. Wat.hebben jullie toch een ipleizier' gehad bij je Grootouders in R-ijp- •we tering. Dat kan ik ine zoo'echt- voor stellen en ook kan ik me heel goed. begrij pen dat Grootmoeder blij was, toen ze 'eindelijk die kleine „springers" kwijt was. 'En nu is het weer leeren, leeren en nog eens leeren. En dat is maar goed -ook. Een 'flinke meid past bij da Zusters altijd goed •op. Dag jongens! C a t r i e n v. d. Steen, Leiden. Het verhaaltje van jou, Ca trientje, vind ik wel een plaatsje waard. Do volgende ■week komt jou artikel erin. want als ik me niet vergis, is ieder van onze vele lazers en lezeresjes benieuwd, hoe 't met ons boertje (ging, die voor het eerst naar stad ging. ■Kijk eens a.s. Zaterdag! Dag Cat-rien. Wil je ook mijn groetjes overbrengen aan alle ■huisgenooten! Zul je? Greta Bos, Hazers wonde. ■Wat een aardig verhaaltje is dat? Heb jo dat zelf verzonnen? Ik boud van dergelij ke sprookjes. Ik beb ook weer zoo'n ver haaltje klaar van Piet, die. ook naar de Ka boutertjes ging. Leb maar eens op, als de 'Geschiedenis van heb Schooiertje uit is en dat is voor. Kerstmis het geval, dan komt het nieuwe sprookje boor! En dat- van jou laat ik. als er ruimte is a.s. Zaterdag af drukken. Kijk maar eens. Dag Gret-ha! Jet Eskens. 'Aalmarkt, Lel den. Zoo Jetje, heb ik jou nu eindelijk ook eens mot een verhaaltje bij me. Dat ia braaf. En ik heb het nu gezien als je wilt kun jij een aardig verhaaltje in elkaar zetten. De volgende week laat ik „Zijn thuiskomst" vast afdrukken en ik •houd me aanbevolen voor meer. Dag Jetje I Veel groetjes thuis! De volgende week ga ik door. De Redacteur. Vervolg van Het Kevertje. (Slot.) 11. Er was eens een Keizer, die zijn ring kwijt was, niemand wist hem; maar de kamerdienaar, de kok en de lakei hadden hem van de waschtafel gestolen, zoo dacht men. Nu wilde do Keizer iemand hebben, een too venaar of waarzegger dio beini terug kon brengen, en liet heb heele land afvra gen cm zoo iemand. Nu wilde bet- ongeluk dab men bij ons boertie terecht- kwam. Ons boertje wist van dien ving niet af zooals men weet. Nu moest- hij voor den Keizer komen en deze vroeg aan 't boertje, ben jij zoo wijs. zeg mij dan waar mijn trouwring is; ik moet hem beslist terug hebben. Gij zult rijk be loond worden maar vrees mijn toorn als gij hein niet- terug brengt. Gaat in die ka mer denk eens goed na en zeg dan morgen vroeg: hier is uw ring. Het boertje ging in de kamer en dacht- hoe kom ik hier weer uit zonder dat het mijn hoofd kost. Ik weet het! Als de haan ten derde maal gc- kraait heeft- vlucht- ik. Maar in de keuken waar het drietal was die den ring gesto len hadden, waren ze niets gerust. Den Keizer vreesden zij niet, des te meer den toovenaar. als 'hij er tenminste een was? Voorzichtig gaat do kok een3 luiste ren, juist kraait do liaan voor het eerst ter wijl de kok voor de deivr staat. Ziezoo zegt het boertje, dat- is nummer een, nu komen er nog twee. Verschrikt vloog de kok naar de keuken. Daar vertelde hij aan do an dere twee, dab hot- boertje hem herkend had. Nu, zei de lakei, ga ik eens luisteren. Weer kraait- de haan en hardop zegt- het boertje, dat is nummer twee. Laat ons nu maar naar hem toe gaan, zegt- d© lakei. Neen, zegt de kamerdienaar, ik wil lieim .ook liooren. Toen 'nu de haan voor den der den keer kraaide was hij juist aan de dcnir en toen riep heb boertpe, daar heb je num mer drie. Het- boertje maakte zich gereed om te ontvluchten. Hij deed de kamerdeur voorzichtig open, maar wat zag hij. In den gang drie men- schen, droef en angstig en tegelijk zeiden zij: „O. goed 'boertje wil ons niiet ongeluk kig makenhier is de ring, zeg er niets van en wij zullen nooit meer zo'oiets doen, het spijt, ons vree3elijk en vragen Gód vergif fenis". Omdat jullie zooveel berouw hebt, zegt het boertje, zal ik er niets van zeggen, maar doet nu ook zoo iets nooit meer en van harte wa3 hij zelf blij, dat het zoo voor hem was afgeloopen. Hij ging in zijn kamer dankte God, ging toen lekker slapen en men moest hem 's morgens nog roepen, om voor den Keizer te verschijnen; nu dat deed hij met een gerust- hart. Pas had hij zijne majesteit gegroet, of op dien3 vraag waar zijn ring was. zei het boertje, bier is die! De Keizer was zeer verheugd en blij, e,n zeide tot- een bediende, geef het boertje een zak met. goud en laat hem in de keu ken eens lekker eten en drinken. Nu dat was zeker naar het boertje z'n zin, want hij kon altijd goed eten. Terwijl nu ons boertje zich in de keuken te goed deed, liep do Keizer in den tuin te prakkazeeren koo of zoo een "boertje aan zijn wijsheid kwam en daar kon hij zelfs niet bij. Nu kwam 't boertje heel tevree uit de keuken moest den tuin door naar huis. De Keizer hield liem slaande en greep een beestje van een bloemblad, houdt- het boertje zijn gesloten vuist onder dén neus en vroeg wat heb ik hier in mijn hand; dit kan e'en toovenaar licht raden. Het boertje krabde zich achter de ooren en riep: och kevertje, och wat nu. De Keizer heeft je gevangen maar hij zal jo wel loslaten want hij is goed. Nu bedoelde 'hij zich zelf. daar men hem al meer kevertje genoemd had; dat wist de Keizer natuurlijk niet. Per ge luk of laat ons zeggen door Gods voorzie nigheid was het een kevertje dat de keizer in de hand had en had bet boertje niet te vergeefs zich God e aanbevolen en zijn ver trouwen werd dan ook rijk beloond, want toen de Keize-r dn? hand -opende en zag dat het een kevertje was, zeide hij. gij he-bt weer ge-lijk. nu krijgt ge nog een zak met graan. Ons boertje dankte hartelijk, ging naar huis, gaf die dame haar graan en spek terug ook de boer zijn 25 gulden en schreef in de courant, dat bij voortaan niet meer tooveren kon. Hij leefde als een braaf Christen en stierf ?.ooals wij allen wen- schen. Maria Ivieft, Pie.ler de la Courtstraat. Het verhaaltje. Door de drukke straten \an de stad liep een meisje in. lompen gehuld, schoenen had zij niet. aan. maar zij had haar bloote voeten in klompen gestoken. Rillend ging zij daar heen en vroeg aan iederen voorbij ganger om een aalmoes. Zoo liep zij den geheelen avond voort, totdat zij van ver moeienis op een stoep ging zitten. Toen. zij daar zoo even had gezeten kwam er. een rijken heer voorbij. Het meisje vroeg om een aalmoes, maar de lieer snauwde haar af. Het kind ging weer zitten totdat zij plotseling een ingeving krijgt-, zij zou wat gaan bidden in die kerk. Eerbiedig zat zij daar, liet arme kind, en bad hardop tot- het Moedergodsbeeld, dal daar voor heb bankje st-ond, zoo zat zij daar' ee.n half uur. Toen stond zij verlicht op, het geleek haar of Maria haar giug helpen. Maar wat zag zij daar achter in do kerk, zij zag dienzelden hoer van even. Hij weende als een klein kind. Zij ging naar hern toe e,n vroeg wat lie -scheelde. De heer ging met liaa-r mee kerk uit en zei, dat het hem zoo speet dat hij daar net zoo bits 'was. O, dab is niks, zei heb kind, dat ben ik alweer vergeten. Toon vroeg de heer aan het meisje, wie haar i der was. O. zei ze, vader'is te zwak om t« werken. Moeder kau niet de deur uit, want zij moet thuis alles doen, op de kleintje/ letten, enz. Wij hebben haast niet te eteq en daarom ben ik maar is op stap gegaan om te zien of ik ook iet-s kon verdienen, maar niemand wilde mij iets geven. Toeü dacht ik bij mezelven laat ik maar wat aaji de menschen gaan vragen, maar tot nu toe heb ik nog maar 7 centen gekregen, De heer ging met haar mee naar liuis es aanschouwde daar een treurig «chouwsnal. Vader ziek, op een strooleger. kinderen in lompen, geen eten in huis, gce-n stoelen of andere meubelen, het was daar recht treu- lig. Hij vroeg aan de vrouw hoe of dat toch alles zoo gekomen was. De vrouw zei, ach mijn man is te zwak om te werken, ik zelf kan hier niet weggaan maar mijn oudste dochter is mijn grootste steun. Dat mag u zeker wel zeggen, zei do heer want dit kind heeft door haar gebed mij hierheen gevoerd. Maria heeft hier weer geholpen, zij 13 met recht de moeder van óe kinderen. Ge begrijpt natuurlijk wel hoe dat afliep. De kinderen kregen kleeren, Moeder kreeg geld om voor haar man ver sterkende middelen te koopen. Ook kregen ze een beter huisje, en de oudste docht?r mocht- kiezen, wat zij worden wou. Zoo hielp Maria. Zijn eerste verdriet. Kleine Wimpie had een hond, Hector heette 'b beest. Trouwer dier was er, vond Wim, Vobvzeker nooit ge-weest. Als Wimpie uit de schole kwam, Stond Hec steeds aan de poort, En sprong dan, dol van pret, Dartiend naast hem voort, i Ja. 't wa s een aardi g "beest, Wims lieve trouwe Hec, Hij keek «cms zoo verstandig Met z'n leuke hondenbek. Eens toen Wim naar huis toe kwam. Was Hector niet te zien. 'r Werd hern bang om 't kloppend hart, Zou er "iets zijn misschien? Hij snelde hard naar huis nu toe. En belde, driftig aan Tn de gang zag hij toen moe Met bleekc wangen staan. „Moeder", riep hij. moesje lief (Haar oogen waren rood) ..Moeder zeg het mii dan toch. Is mijn Hector dood „Ja mijn jongen", sprak ze zacht, „Hij is net overreden; 't. Stomme dier heeft gelukkig niet, Zoo heel lang meer geleden." Toen kuste Moe haar kleine Wim, Hij snikte droef en lang, „Zijn eerst' verdriet", dacht moeder toe» En streelde zijne waug. Xeiden, Plantsoen 65, Ellen Boerte-v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 16