[~KA
KALENDER DER WEEK
I'l__
N. B. Als niet anders wordt aangegeven
heeft in deze week iedere H. Mis Gloria,
gc-en Credo, en de gewone Prefatie.
ZONDAG 16 Noverber. 23e Zondag
na Pinksteren. Mis: Dicit Domi-
n u s. 2e gebed v. d. H. Lebuïnus (Zie in
het feesteigen der Heiligen v. b. Bisdom
Haarlem), Credo, Prefatie v. d. Allerh.
Drieëenheid. Kleur: Groen.
Velen zijn ze, die bet kruis van Christus
en ons heilig geloof baten en hunnen roem
en einddoel stellen in aardscke goederen
(Epistel). God zij dank is die levensop
vatting niet de onze. Voorgelicht immers
door ons heilig geloof, weten wij maar al
le goed, dat ons laatste doel, waarop al
ins streven gericht, en- waaraan alles
ondergeschikt moet zijn, de hemel (Epis
tel) is. De levensbeschouwing en levens
opvatting der ongeloovigen is voor on9
evenwel een voortdurend groot gevaar.
Willen wij in dat gevaar niet bezwijken
(Poslcommunio), standvastig blijven in
den Heer (Epistel), dan gebeden tot God
(Graduale: Alleluja-vers, Offertorium), en
vel met het vertrouwen van dien overste
en die vrouw, waarvan het Evangelie ons
verhaalt, dan worden zeker ook wij ver
hoord. Want: Gij zult Mij aanroepen en
Ik zal U verhooren (Introïtus). Voorwaar
Ik zeg u, al wa,t gij in het gebed vraagt,
gelooft, vertrouwt, dat gij het verkrijgen
zult en het zal u geworden (Communio).
Niet slechts meebiddende de gebeden der
H- Mis. maar ook ons zeiven, onzen wil
met Christus mede offerend aan onzen
hemelsc'ben Vader vragen wij vandaag al
len voor en met elkander in heilige ge
meenschap: de vergiffenis onzer zonden
(Gebed), de volharding in het geloof en
ie heb ving van dat geloof (Poslcommunio)
«pd'"t in ons voltrokken moge worden,
w*.t God ons zonder onze verdiensten ge-
f-honken beeft, d.w.z., opdat ons geloof
rjnmaal moge overgaan in bet eeuwig zien
i aanschouwen van God. (Stilgebed).
MAANDAG 17 November. Mis v. d. H.
G r e g o r i u s. Thaumaturgus, Bisschop en
Belijder. Statuit 2e gebed A Cunctis. 3e
«aar keuze van den priester. Kleur: Wit
Zijn bijnaam „Thaumaturgus" (Won
derdoener) dankt de H. Gregorius, Bis
schop van Neo-Caesarea in Pontus, aan
jijn hem door God verleende wondermacht.
Zoo werd een berg. welks ligging een be
letsel was voor den bouw eener kerk; op
het gebed van den heilige verplaatst (vgl.
het Evangelie).
DINSDAG 18 November. Kerkw ij-
dingsfeest der Basilieken van
den H. Petrus (St. Pieter) en van
den H Paul us (buiten de muren) te
Rome. Mis: Terr i bil is. Credo
Kleur: Wit.
Deze plaats is door God zelf gemaakt;
zij is vol onuitsprekelijke geheimzinnig
heid (Graduale). Dit geldt van ieder ge
wijd Roomsch Kerkgebouw. Iedere Room-
sclie kerk toch is „de woning van God
•nder de menschen" Moge ons gedrag in
de kerk. waar wij ook ons daarin bevin
den. daarmee in overeenstemming zijn en
in beoefening brengen, wat wij bidden in
het Alleluja-vers: Aanbiddend zal ik mij
aederbuigen in Uwen heiligen Tempel en
Uwen Naam loven.
WOENSDAG 19 November. M i s v. d. H.
Elisabeth, Weduwe. Cognooi. 2e gebed
v. d. H. Pontianus, Martelaar. Kleur W i t
De H. Elisabeth van Thüringen is voor
ons een levend voorbeeld, hoe de glorie des
hemels verkregen wordt door Christus na
te volgen op den weg des kruises. Als 22-
jarige weduwe werd de heilige verjaagd
uit haar slot, zij met hare kinderen. Tot
armoede gebracht moest de koningsdochter
haar brood bedelen. Sterk m de liefde tót
God, een liefde, die alles verdraagt, ver
droeg zij bare ontberingen met heldhaf
tigheid, christelijk geduld, dankte er God
zelfs voor. Op 24-jarigen leeftijd stierf
Elisabeth op 19 November' 1231, wel na
een kort leven, maar toch rijk aan liefde
tot God en den naastte.
DONDERDAG 20 November. M i s r. d.
H. Felix van Valois, Belijder. Jus-
lus ut palma. Kleur: Wit.
Na een- zeer heilig leven met den heiligen
professor van Parijs. Joannes de Matha,
Stichtte de H. Felix tesamen met den
H. Joannes de Orde der H. Drieëenheid
tot Verlossing van slaven. Het scapulier
der Orde is wit met ïood-blauw kruis. Het
onder ons bekende scapulier v. d. H. Drie
vuldigheid (bet eerate van bet z.g. vijf
voudig scapulier) is er eene verkleining
van.
VRIJDAG 21 November. Feest van
Mar i a's opdracht in den tempel.
Mis Salve Credo. Pref. v. d. Allerh.
Maagd (invullen: En U om de opdracht).
Kleur: W i t.
H. Moeder Maria, altijd Maagd, tempel
van den Heer, heiligdom van den H. Geest,
hoven alles hebt Gij den Heer behaagd.
(Kerk. Getijden). Bid voor ons, opdat wij
uoor Uwe voorspraak eenmaal den tempel
van altijddurende heerlijkheid mogen bin
nengaan.
ZATERDAG 22 November. Mis w. d.
M G a e c i 1 i a, Maagd en Martelaar.
Eoquebar. 2e 'gebed voor den Paus. Kleur:
iW i t.
Do H. Caecilia, vereerd en aangeroepen
als Patrones van Muziek en Zang, tegen
gaar zin in 't huwelijk getreden, bracht
haar echtgenoot, Valerianus, en Tiburtius,
haar zwager, tot bet ware geloof, door
hare standvastigheid in het bewaren van
hare aan God- toegewijde zuiverheid. Na
«en dood van Valerianus en Tiburtius werd
®ok Caecilia gemarteld en overleed aan
ten bekomen halswonde.
lisse.
ALB. M. KOK, Pr.
In het stilgebed blijft liet tusschen
haakjes geplaatste weg.
man in zijn eentje bijna duizenden men
schen had gedood en zoo het Oude Ko
ninkrijk op den vijand bad veroverd. En
juffrouw Tippit vond het dapper en moe
dig, keek minachtend naar Sam, toen hij
beweerde geen bloed, te kunnen zien en den
oorlog menschonteerend en wreed te vin
den.
Toen kwam juffrouw Wilkins aan de
beurt met de veïe groote branden en boe
lang haar man nacht aan nacht was bin
nengedrongen in brandende gebouwen en
vrouwen en kinderen uit de vlammen had
gered. En juffrouw Tippit knikte goedkeu
rend en vond dat een dapperheid als deze
door den koning moest worden beloond.
Maar boe goed of "Willem ook luisterde
en juffrouw Tippit in zich opnam hij zag
geen uitweg, tot de kaas op tafel kwam en
hij plotseling zag hoe ineengezonken en
zielig juffrouw Tippit naast die twee
pronkerige en opsnijerige vriendinnen zat.
Hij trachtte baar te polsen, vroeg of zij
hechtte aan dappere daden en toen sterk
zich voelend in het bewustzijn van zijn
ontdekking, stond hij op en begon aan
zijn speech, die ten slotte al de ellende nog
hoeft verergerd, ondanks zijn goede be
doelingen.
Juffrouw Tippit en vrienden, begon
hij. Voordat deze tafel zal worden ont
ruimd, voel ik mij gedrongen te drinken
op do gezondheid van een held, die hier
aan tafel aanwezig is, maar waarvan gij
de heldhaftigheid nog niet vermoedt. Wij
hebben gehoord over de wonderlijk-dap
pere daden van de echtgenooten van deze
beide dames, de een op bet slagveld, de an
der in de groole branden der steden. Maar
onze bescheiden gastheer, Samuel Tippit,
die daar tegenover mij zit, hij is grooter
held dan deze twee dappere echtgenooten
tezamen.
Bij deze woorden wendde ieder zich vol
verbazing naar Sam, die zelf nog verbaas
der scheen, dan één van hen allen.
Het zal nu wel haast twintig jaar ge
leden zijn, vervolgde Willem, dat een groo
te boot vol passagiers van Liverpool ver
trok. Op het oogenblik dat zij de rivier
naderde, viel een jonge dame, die haar
familieleden stond, toe te wuiven en wat
over de verschansing hing, over boord en
zij zou verdronken zijn. als niet een jon
geman aan de kade dicht bij de landings
plaats zoo met al zijïr kleeren aan in het
water was gesprongen en de jonge vrouw
gered en haar ^eilig aan den wal ge
bracht had.
En zoo besluit Willem zijn boeiend
verbaal en bij wachtte even de naam
van dien jongen held was Samuel Tippit1
Iedereen zat met opengesperde oogen
en juffrouw Tippit riep uit:
Maar Sam, nooit heb je me iets daar
van verteld 1
Neen, zegt "Willem en redde Sam
van iets te moeten zeggen: zoo is hij nou
de bescheidenheid zelve. En toen de
menigte aan den wal hem toejuichte en
zijn naam wilde weten, was hij net de
zelfde. En toen die allerliefste jonge dame
bijkwam en onder den uitroep: Mijn red
der 1 baar armen om zijn hals sloeg en
zijn gezicht met kussen bedekte, toen.
Wat, wat, zegt juffrouw Tippit.
Wou li me nou vertellen als dat
Wel antwoordde Willem, die ineens
ziet dat bij een beetje te ver is.gegaan.
Ze was jong en mooi en ze had hem beet
voor hij daarop was bedacht; maar bij
schudde haar van zich af en liep weg zoo
gauw hij kon en niemand kon hem in
menigte terugvinden.
Wel, u begrijpt de massa vragen, die
ze allemaal aan Willem deden; en langza
merhand hoorde Sam Tippit over zijn
eigen leven en persoon een massa dingen
vertellen, waarvan bij niets wist. Hij
koorde dat in zijn jongp dagen zijn repu
tatie als zwemmer groot was en hoe de ha
venmeester van Liverpool eens moest heb
ben gezegd:
Als ik ooit over boord mocht slaan, dan
hoop ik, dat onze dappere Sam Tippit er
zijn zal om me te redden van een graf
in de golven.
En zoo gaat Willem maar door met
zijn verhalen en hij let er'goed op, alles
te laten plaate hebben vóór den tijd dat
Tippit in deze buurt of dit gedeelte van
het land was komen wonen. Juffrouw Tip
pit begon al meer te glanzen van voldoe
ning, nu ze zag hoe verbaasd iedereen
was. -
I-k heb eigenlijk wel altijd 'zoo iets
gedacht, zei ze, want Sam vertelde altijd
zoo weinig over zijn jeugd en jonge jaren
Maar nooit heb ik ook maar vermoed,
dat het zoo'n dappere daad kon zijn, die
hij verzweeg.
En zé groeide erin, dat de echtgenooten
van de twee vriendinnen geen van beiden
konden zwemmen.
Sam voelde zich intusschen hoe langer
hoe minder op zijn gemak. Eerst dacht
Hij, dat Willem niet gced bij zijn ver
stand was, toen dacht hij mot een grap
te doen te hebben en ten slotte wilde hij
zich telkens beginnen te vertellen dat bet
heele verhaal verzonnen was maar
dan gaf Willem hem onder de tafel zoo'n
geweldige trap, dat hij niet meer wist
wat te doen en in 's hemelsnaam maar
zweeg. En toen Willem eindelijk opstond,
vroeg hij Sam hem .een eindweegs weg
te brengen, omdat ze nog enkele zaken-
aangelegenbeden moesten bespreken.
Ze waren nog niet op straat, of de ar
me Sam begon hern met verwijlen te over
laden.
Hoe moet ik me daaruit redden te
genover mijn vrouw, als ze hoort, dal er
niets van waar is?
Maar dat moet je baar ook niet ver
tellen, zegt Willem, 't zou het heele plan
in de war sturen.
Wat plan? vraagt Tippit.
Almachig, kerel, zegt Willem en bij
blijft midden op den weg stilslaan van
verbazing, snap je d'r nou niks van? Toen
ik een half uur in je huis was, zag ik
waar hem de schoen wrong. Jo vrouw i.
overstroomd met dappere verhalen van de
dappere mannen van die twee brave vrou
wen en dat maakt baar giftig. Heb je niet
opgemerkt, boe stil ik was aan het eten.
Toen zat ik te denken, hoe ik jou het best
zou kunnen helpen. Ik kon je geen oorlogs
held maken, omdat jo even van te voren
met eigen lippen hebt gezegd, dat je den
oorlog haatte. En een brand vond ik te ge
vaarlijk! Ze mochten je eens komen halen
als er in je buurt brand uitbreekt. En zoo
bleef er alleen maar water over en daar
bij bepaalde ik mij toen.
Maar Willem, zei Tippit, ik kan ab
soluut niet zwemmen.
Onzin man, dat komt hier toch nooit
voor. Al dat heb ik rijpelijk overdacht,
alvorens het verhaal te doen. Je woont
hier honderd kilometers van de zee, in een
klein dorpje in bet land en je zult hier
wel nooit een schipbreuk of verdrinken
meemaken. Redding-op-zee was het eenige
wat je rustig op je kunt nemen, zonder
ooit te zijn geroepen het te moeten doen
of vertoon en. En als je den mond nu
maar houdt en dit onschuldig verhaal voor
echt laat doorgaan, dan zul je eens zien,
hoe dankbaar je mij later zult zijn, dat ik
je huiselijke harmonie weer heb hersteld
Maar 't is niet goed afgeloopen. Die
goedige, zachte, eenvoudige Sam Tippit
heeft zijn ongeluk tenslotte toch heelemaal
aan zichzelf te wijten.
Eerst ging alles prachtig. En als juf
frouw Tippit over de schutting met haar
buren stond te praten, kwam het gesprek
al heel gauw op de dapperheid van haar
man.
Toen scheen er iets te veranderen. Da
delijk had ze al een groote nieuwsgierig
heid getoond naar het meisje dat Sam
had gered en steeds en telkens weer viel
ze hem lastig met vragen daarover. Om
van het gezanik af te wezen, zei hij
maar dat ze uit dankbaarheid aan bem
elk aanzoek -had afgewezen en in Notting
ham woonde als een ongetrouwde vrouw.
Hij vergat dat Willem haar al een rijken
echtgenoot en een groot gezin in Austra
lië had gegeven. En toen juffrouw Tippit
deze onjuistheid uitvond, redde bij zich
eruit door te zeggen, dat ze nu weduwe
was en met haar zeven kinderen in bet
land was teruggekeerd.
Nu begreep juffrouw Tippit zijn zwijg
zaamheid over zijn jonge jaren. Het was
niet om zijn dapperheid en deugd te ver
zwijgen, dat hij niets verteld had, maar
om haar, de weduwe met zeven kinderen,
die hem door de heele wereld had nage
reisd
En van dien dag af kwam de mooie jon
ge dame zoo dikwijls voor in de gesprek
ken, dal Sam wel een ton gouds had willen
geven, als zij maar nooit was uitgevon
den geworden.
Nu gebeurde h,et, dat laat in den zomer
het nieuwe Park feestelijk zou worden
ingewijd. Een mooi ding was hét veet
bloemen en bloeiende heesters en kassen
en in 't midden een groot meer met een
klein eilandje erin waarheen je met
kleine bootjes kon roeien.
We waren er met z'u allen; ('t heele
stadje had vacantia) en toen we bij het
meer kwamen, zie ik daar ineens juf
frouw Tippit met den man die de bootjes
verhuurde, staan praten, Ik hoor haar
zeggen:
Drie toeren voor dertig cent en we
hebben geen man noodig om te roeien
mijn man kent het heel goed.
Arme Sam bedenkt alle mogelijke uit
vluchten: geen tijd niet lekker plot
selinge afspraak. Maar hij kwam er niet
af, juffrouw Tippit glom al van voldoening
over deze onverwachte gelegenheid om nu
haar man's dapperheid eens te verfoonen,
te meer nu al de buren er bij waren.
Het was een klein bootje dat ze hadden
uitgekozen en toen juffrouw Tippit, een
zware vrouw, erin stapte, zonk de eene
kant diep in het water, terwijl Sam's kant
dwaas ver de lucht inging.
Het ging heusch vrij aardig, toen
ze wegroeiden en ik dacht zoo bij me eigen
Die halen den overkant nog well
Toen vlak bij het eiland gebeierde het
ongeluk. We zagen de nieuwe paraplu
van juffrouw Tippit in de golven drijven;
toen zagen we baar zelf in het water en
eok Sam, aan wien zij zich krampachtig
vastklampte, aldoor gillend: „Red me!"
Toen zag ik dat Sam op het eiland had
kunnen krabbelen het meer is niet heel
diep daar, maar hoe juffrouw Tippit nog
in het water lag en zich aan de boot vast
hield, aldoor naar Sam roepend om baar
toch te redden. En Sam leek wel uitzin
nig hij liep maar handenwringend op
het"eiland heen en weer en stak geen hand
uit en wenkte aldoor maar menschen
van den wal om toch te komen helpen
Tenslotte was het nog Jacob Wilkins, de
brandweerman, die in een boot naar hen
toeroeide en juffrouw Tippit redde van
baar graf in de golven en Sam van zijn
eiland haalde.
Juffrouw Tippit, nat en koud, was zeer
weinig spraakzaam. Maar toen zij voor
een groot vuur warm was geworden en
weer op verhaal, stortte zij een stortvloed
van verwijten uit op het hoofd van den
armen vriend Sam.
Je hebt mij ten aanzien van de hee
le stad beleedigd en onteerd. Menschen te
kunnen redden en het toch niet te doen
is in mijn oogen hetzelfde als moord en
net zoo sleoht. Maar ik doorzie je nu.
Meneer Tippit: voor het leven van een
jonge eehoone vrouw heb je je leven wel
willen wagen maar je eigen oude, ar
me vrouw, laat je rustig voor je oogen naar
den kelder gaan!
Niemand heeft na dit, nog geloofd In
Sam's dapperheid. En als er weer over
water werd gesproken, waar hij bij was,
werd er spottend naar hem gekeken.
Juffrouw Tippit maakte zijn leven zoo
zuur, dat hij hot niet langer kon verdra
gen en aan Willem Wilkins vroeg de waar
heid te komen vertellen.
SCHADUW.
Zij komen. Van avond reeds!
Een telegram in de hand wervelde Dora
de huiskamer in, waar moeder bezig was
het koffiegerei weg te ruimen.
Gunst kind, 't is toch niet waar?
Van avond reeds? En doodsbleek viel de
oude dame op een stoel neer. Nauwelijks
konden de bevende vingers 'het kopje
vasthouden, dat ze afdroogde.
Het telegram komt uit Parijs. Ze
zeggen niet met welken trein. W.P. of
CS. Hoe jammer, dan kan ik ze niet af
halen.
En wij hadden pas op Donderdag of
Vrijdag gerekend.
Hoe vroeger hoe beter. Heerlijk,
moes. Hier, lees u zelf. 't Staat er, hoor.
Heusch!
Ik kan het toch niet 'lezen; de let
ters dansen mij voor de oogen. Van avond!
En we moe!on alles nog klaar maken.
En hulpeloos zag ze haar flinke doch
ter aan.
Ja, poot-aan-spelen Is nu de bood
schap. Waar is Li esje nu? Lies je, waar
blijf je?
Moeder begon zacht te huilen.
Ik kan het me n:et voorstellen. Tien,
bijna elf jaar, dat ze heengingen. O, dat
vader het n:et meer mocht beleven. Hoe
hard voor hen hem niet hier te vinden.
Blij mogen ze zijn. dat u er nog is
en nu flink aan het werk. Eerst Jan op
bellen. d'c zal ook opkijken. En dan gauw
een hr'efkaart aan Margo en Piet,
Zou je geen teletrram
O, neen. dat geeft maar weer drukte.
Laat ze morgen komen, niet te vroeg,
want de reizigers moeten uits'apen.
En de kamer, is die geheel1 in orde?
De laa'sta vogelvlucht, maar het
souper, zoo iets van een souper dintitoire,
vindt u niet?
Zeker. 0 God, wat ben ik u dank
baar, dat ik mijn kinderen mag terugz'en
en mijn kleinkinderen.
Ja, die lieve Lottie, hoe ze er nit ziet
en haar schotjes. Tante Door, wat een
waard:gheid.
En Anton? Je hebt nooit veel voor
kem gevoeld, Door.
- Nu ja, mijn zwager. Best. Heel iets
anders toch dan mijn zuster en mijn neef
je en n'ehtje.
Verbeeld je. grootmoeder. Ik
En zoo'n eet te opoe. Geen jonge
dame met korte nauwe rokken en zijden
kousen; een open borstje en een hoed a's
een achterwiel met een heele kip er op,
maar zoo echt stemmig en toch lief.
Haastig kuste ze haar moeder en keek
rond.
Aan lie* werk. maar wat het eerst.
Waar is die Lies? Natuurlijk aan de deur.
A's zij zich maar op de hoogte, toont van
het geval Ben je daar eindelijk. Lies
Van avond komt de fam'l'e uit de Oost;
dus fl'uk aan den gang. WaaT zat je?
Ik keek uit naar den apchman.
JaweJl, dat kennen we, om ha*f twee
naar den aschman. Van avond 4 men
schen meer in huis, kom dadelijk naar
boven!
Bedrijvige, prettige drukte vervulde het
huis. Dora scheen overal tegelijk te zijn.
Moeder liet haar alles over, hield zich
s'echts -met kleinigheden bezig Telkens
wischte ze een traan af en doorleefde ze
weeT dat vreeael'jke uur van afscheed, zoo
diep in baar ziel gebrand.
Charlotte, een en 8\ tranen, snikken,
zenuwen. Anton ferm en zakelijk. Nu ja,
hij Tiet niets anders na dan farai'.ie van
den koudon kant, zei Dora. En vader
ook zoo kalim en waardig, tot ze weg
waren; toen brak zijn moed, en bemerkte
zij de eerste sporen van de hartkwaal,
die hem na eenige jaren zou wegrukken
van hun liefde.
A's Anton haar maar alles vergoedt,
had 'Ir j gezucht. En dan in Indië is 't zoo
moeilijk de ziel van west te bewaren.
Och ja, er viel niets op Anton te zeg
gen. Mr. in de rechten, prachtige positie,
katholiek, oen tikje pedant en eigenwijs.
Z*j zacht, lief, meegaand, innig godsd'en-
st'g.
Eerst regende het brieven en ansichten,
men bleef met hen meeleven. Zes jaren
bleven ze weg. maar toen werd het uit
geste'd om allerlei goede redenen. Nu
eerst kwamen zij eindelijk, eindelijk.
Met hoeveel liefde richtten moeder en
zuster de kamers in, de moo'iste van het
huis, met den gezetligen erker, de bad
kamer er naast, alles zoo frisch cn keurig.
D'e bedjes van de kinderen expres aan
geschaft; hoe oud waren zij. negen en
zes, een engeltje in den hemel. Even be
trok moeders gezicht. Neen. Foei, niet
zulke le olijke gedachten. Vooral Dora
niets laten merken, die was zoo oprecht,
mischien te
Op den schoorsteenmantel het kruis
beeld, daarboven een kleurige plaat, O.L.
Vrouw van Goeden Raad, vaders portret
v]«v fei'eiwvT do ledikanten.
Och, hoe droevig voor Lobtie, hem niet
meer te vinden. Zij, eens zijn 'lieveling.
Neen, n?et meer denken, want dan trilden
haar lippen, werden de oogen nat. Vader
in den hemel genoot va^ bet blijde weer
zien, hij had er voor gebeden.
Jammer, dat Jan, de Hecrzoon, van
•avond niet kon komen, misschien later,
hij moest biechthooren, morgen was hét
eerste Vrijdag. Alles werd nu zoo goed.
De laatste jaren hadden ze baar niet ver
wend met lange brieven. Nu ja, de warmte,
het drukke leven; eenige zinnen hadden
.haar vreemd toegeschenen, maar ze be-
do'den 't zoo niet. 't Verblijf in Europa
zou hen goed doen. En toen bedacht ze:
Gust je was zeker reeds aangenomen,
maar Mies je zou zeker hier haar eerste
H. Gommim!e doen. Heerlijk! Wat een
voorrecht! En weer schoten opoe'a oogen
vol tranen.
Er reed een iaxi voor. Ze waren er.
Ze stonden in het hel verlichte vertrek.
Ze lagen in eikaars armen, Lottie, moeder
en Dora. Toen kreeg ook Anton en de kin
deren een beurt.
Is dat het Keve Xïïesje; on Gustaaf,
want een flinke jongen. En tflöfi. was het
weer kussen en pakken, mekaar aanzien.
Ze zagen er verreisd u:t maar toch Euro-
peescb, de tijd is voorbij, toen kersverseh
ALLERZIELENMA AND
Rust in vrede, rust in vrede,
gij, die wandlend, zij van hier
voorwaards- en voorbijgetreden,
ouder Christi kruisbanier;
die n$ar 't land zijt, het verdoken,
waar de koninklijke staf,
ligt bij het naamloos stof gebroken,
van 't onedel werkmansgraf;
waar geleerdheid niets kan balen,
weet men Christi lessen niet,
waar men geld en goed moet laten,
waar geen schoonheid overschiet.
Rust, die '.t zelfsle bloed in de aderen
droegt misschien als ik, en gij,
vrome zielen onzer vaderen,
rusf, en dat u vrede zij!
Moge God u rusite geven,
die begonnen, die volend,
of die, midden in het leven.
Wakend hebt do dood gekend!
Rust in vrede, Tust in vrede,
jonge en oude. groot en smal,
rust en, in Gods Zaligheden,
rust, gij afges'torv'ncn al.
Rust in vrede, rust in vrede,
u nog eens vaarwel gezeid;
eer ik weg en thuiswaards trede,
rusttot in der eeuwigheid. Amen.
GUIDO «EZELLE
uit de Oost tei^ggckeerden lachlust en
spottende critiek opwekten bij Holland-
sebe fanvlie vanwege hun toetakeling
Ze wilden zich opfrisschen na de lange
reis. Moeder en Dora brachten ben naar
boven. Hoe gezellig en Lottie verzekerde,
dat ze alles' nog herkende. En was alles
voor hen ingercht? Heerlijk, hèmannie?
Dora en moeder lieten ben alleen; ze
moesten voor het souper zorgen; dc gas
ten bleven tamelijk lang weg; Dora were
ongeduldig, zooveel tijdverlies; de tafel
zag er keurig lokkend uit, bet licht schit
terde in het kristal en he* b'auwe porce-
ïein; de b'oemen geurden en straalden.
En toen ze er eindelijk waren, opge-
frischt, verkleed, g'ngen de blikken over
en weer. Moeder was oud geworden:
Door waf verwelkt. B j de n-enw aange
komen en waren de karakteristieke trokken
erscherpt. Anton zag er zelfgenoegzamer,
baziger uit dan vroeger; Lottie, too.r.
reed's droomer:g en pass'of, scheen nog
lijdzamer en matter; de kinderen waren
mager, zeer lang voor bun leeftijd, met
groote. holle, scherp rondkijkende oogen.
Dora merkte al'es op, terwijl ze allen hun
plaats aanwees, de kinderen stree'de en
de ouders toelachte. Moeder had geen
tijd tot oordee'eu, ze juichte i* stilte en
vror,g zich af, of het geen droom was, dat
ze hen terug had.
Do bou'lüon werd rondgediend door
Liesje. De kinderen vielen nan, hongerig,
hegeerig. Moeder begon te b'dden, maar
de gasten brokkelden reeds bun beschuit
de tassen: aan een kruisje maken
dachten ze niet Er was zooveel ie praten,
vragen en te vertellen; de kinderen
mengden zich in de gesprekken, heel vrjs
zelfs opdringen'1?, de groote menichen tot
antwoord dwingend Anton zette zijn be
ginselen over kinderopvoeding met veel
klem uiteen, maar zo werden lastiger,
begonnen te doemen en verlangden naar
bed. Lottie vroeg:
Za! ik ze naar boven brengen? Vindt
u goed, dat ik er meteen blijf? Ik moot
nog uitpakken.
Ja, maar straks komt Heerbroer Jan
l Zal een teleurste'l'ng voor hem zijn je
niet meer te z'en vanavond, zei Dora.
Nu ja, morgen is nog een dag en
zoo'n hei fig man s aan teleurstellingen
gewoon, spotto Anton.
Moeder zag bon opstaan zonder danken,
schold zichzelf voor laf, dat ze bot se'ii
niet gaf. maar een vage onrust hield haar
ierug Dora droog Miosjo, dis **g geen
trappen kon klimmen, de trap
Zoo'n groote meid nag gedragen
worden, bromde vader.
Broer keek in de slaapkamer met de.
groote oogen rond. terwijl tante druk met
zij ouders sprak, cn toen vroeg Bij plots
met een hoog stommetje:
Waarom hangt die ma* daar? Jak
kes, broer vindt akelig. Wio is lat?
Lottie lachte verlegen, Dora we'd bleek
Maar jongen, dat is O. L. Heer aan
het Kru's, weet je dat niet? H k je nooit
een kruisbeeld gezien?
Anton keelc nu ook rond. naar hel bee'd
van- 0. L. Vrouw van Lonrdos in een hoek
der kamer, door kunstbloeme* •mringd,
en de andere vrome voorstefTmgen. Toen
zei de hij gewild joviaal:
Nu zus, 't is m'sschien heter, dat wc
mekaar dadelijk verstaan. Waarheid bo
venal, vooral tusschen familie, hi Indië
krijg je over heel vele dingen andere be
grippen. Wij denken over Ge# cn gods
dienst tegenwoordig niet meer zooaU
vroeger en hoe minder we er pralen
hoe beter. Maar die Teelijke bee'den er.
prenten kwetsen het scbornrfreidsgevoe'
van de kinderen. Ze moeten ra* jongsa»
bet moo'o- leeren zien en ondersebeiden. Jo
zult ons dus plezier doen morgen die pop-
penkasterij maar op le ruimen. Wij voe
len er niets voor. We zullen je gevoelens
niet froisseeren, maar verwachten ook
hetzelfde, anders wordt ons prettig samen
zijn gestoord.
Lottie, over de koffer gebogen, rommel
de in de bagage; do kinderen fluisterden
druk over dc bee'djes; Dora antwoordde
niet en wens oh te koel: Wal te rusten!
In de huiskamer zag moeder verschrik*
naar haar bleek gelaat en bevende lippen.
0 moeder, viel ze uit, is maai ge'
lulekig voor vader
Een donkere schaduw was geval'en ovei
hun groot geluk.
Heerbroer belde
(Nïv. Ned.) M i S.