[~KA KALENDER DER WEEK I'l__ N. B. Als niet anders wordt aangegeven heeft in deze week iedere H. Mis Gloria, gc-en Credo, en de gewone Prefatie. ZONDAG 16 Noverber. 23e Zondag na Pinksteren. Mis: Dicit Domi- n u s. 2e gebed v. d. H. Lebuïnus (Zie in het feesteigen der Heiligen v. b. Bisdom Haarlem), Credo, Prefatie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur: Groen. Velen zijn ze, die bet kruis van Christus en ons heilig geloof baten en hunnen roem en einddoel stellen in aardscke goederen (Epistel). God zij dank is die levensop vatting niet de onze. Voorgelicht immers door ons heilig geloof, weten wij maar al le goed, dat ons laatste doel, waarop al ins streven gericht, en- waaraan alles ondergeschikt moet zijn, de hemel (Epis tel) is. De levensbeschouwing en levens opvatting der ongeloovigen is voor on9 evenwel een voortdurend groot gevaar. Willen wij in dat gevaar niet bezwijken (Poslcommunio), standvastig blijven in den Heer (Epistel), dan gebeden tot God (Graduale: Alleluja-vers, Offertorium), en vel met het vertrouwen van dien overste en die vrouw, waarvan het Evangelie ons verhaalt, dan worden zeker ook wij ver hoord. Want: Gij zult Mij aanroepen en Ik zal U verhooren (Introïtus). Voorwaar Ik zeg u, al wa,t gij in het gebed vraagt, gelooft, vertrouwt, dat gij het verkrijgen zult en het zal u geworden (Communio). Niet slechts meebiddende de gebeden der H- Mis. maar ook ons zeiven, onzen wil met Christus mede offerend aan onzen hemelsc'ben Vader vragen wij vandaag al len voor en met elkander in heilige ge meenschap: de vergiffenis onzer zonden (Gebed), de volharding in het geloof en ie heb ving van dat geloof (Poslcommunio) «pd'"t in ons voltrokken moge worden, w*.t God ons zonder onze verdiensten ge- f-honken beeft, d.w.z., opdat ons geloof rjnmaal moge overgaan in bet eeuwig zien i aanschouwen van God. (Stilgebed). MAANDAG 17 November. Mis v. d. H. G r e g o r i u s. Thaumaturgus, Bisschop en Belijder. Statuit 2e gebed A Cunctis. 3e «aar keuze van den priester. Kleur: Wit Zijn bijnaam „Thaumaturgus" (Won derdoener) dankt de H. Gregorius, Bis schop van Neo-Caesarea in Pontus, aan jijn hem door God verleende wondermacht. Zoo werd een berg. welks ligging een be letsel was voor den bouw eener kerk; op het gebed van den heilige verplaatst (vgl. het Evangelie). DINSDAG 18 November. Kerkw ij- dingsfeest der Basilieken van den H. Petrus (St. Pieter) en van den H Paul us (buiten de muren) te Rome. Mis: Terr i bil is. Credo Kleur: Wit. Deze plaats is door God zelf gemaakt; zij is vol onuitsprekelijke geheimzinnig heid (Graduale). Dit geldt van ieder ge wijd Roomsch Kerkgebouw. Iedere Room- sclie kerk toch is „de woning van God •nder de menschen" Moge ons gedrag in de kerk. waar wij ook ons daarin bevin den. daarmee in overeenstemming zijn en in beoefening brengen, wat wij bidden in het Alleluja-vers: Aanbiddend zal ik mij aederbuigen in Uwen heiligen Tempel en Uwen Naam loven. WOENSDAG 19 November. M i s v. d. H. Elisabeth, Weduwe. Cognooi. 2e gebed v. d. H. Pontianus, Martelaar. Kleur W i t De H. Elisabeth van Thüringen is voor ons een levend voorbeeld, hoe de glorie des hemels verkregen wordt door Christus na te volgen op den weg des kruises. Als 22- jarige weduwe werd de heilige verjaagd uit haar slot, zij met hare kinderen. Tot armoede gebracht moest de koningsdochter haar brood bedelen. Sterk m de liefde tót God, een liefde, die alles verdraagt, ver droeg zij bare ontberingen met heldhaf tigheid, christelijk geduld, dankte er God zelfs voor. Op 24-jarigen leeftijd stierf Elisabeth op 19 November' 1231, wel na een kort leven, maar toch rijk aan liefde tot God en den naastte. DONDERDAG 20 November. M i s r. d. H. Felix van Valois, Belijder. Jus- lus ut palma. Kleur: Wit. Na een- zeer heilig leven met den heiligen professor van Parijs. Joannes de Matha, Stichtte de H. Felix tesamen met den H. Joannes de Orde der H. Drieëenheid tot Verlossing van slaven. Het scapulier der Orde is wit met ïood-blauw kruis. Het onder ons bekende scapulier v. d. H. Drie vuldigheid (bet eerate van bet z.g. vijf voudig scapulier) is er eene verkleining van. VRIJDAG 21 November. Feest van Mar i a's opdracht in den tempel. Mis Salve Credo. Pref. v. d. Allerh. Maagd (invullen: En U om de opdracht). Kleur: W i t. H. Moeder Maria, altijd Maagd, tempel van den Heer, heiligdom van den H. Geest, hoven alles hebt Gij den Heer behaagd. (Kerk. Getijden). Bid voor ons, opdat wij uoor Uwe voorspraak eenmaal den tempel van altijddurende heerlijkheid mogen bin nengaan. ZATERDAG 22 November. Mis w. d. M G a e c i 1 i a, Maagd en Martelaar. Eoquebar. 2e 'gebed voor den Paus. Kleur: iW i t. Do H. Caecilia, vereerd en aangeroepen als Patrones van Muziek en Zang, tegen gaar zin in 't huwelijk getreden, bracht haar echtgenoot, Valerianus, en Tiburtius, haar zwager, tot bet ware geloof, door hare standvastigheid in het bewaren van hare aan God- toegewijde zuiverheid. Na «en dood van Valerianus en Tiburtius werd ®ok Caecilia gemarteld en overleed aan ten bekomen halswonde. lisse. ALB. M. KOK, Pr. In het stilgebed blijft liet tusschen haakjes geplaatste weg. man in zijn eentje bijna duizenden men schen had gedood en zoo het Oude Ko ninkrijk op den vijand bad veroverd. En juffrouw Tippit vond het dapper en moe dig, keek minachtend naar Sam, toen hij beweerde geen bloed, te kunnen zien en den oorlog menschonteerend en wreed te vin den. Toen kwam juffrouw Wilkins aan de beurt met de veïe groote branden en boe lang haar man nacht aan nacht was bin nengedrongen in brandende gebouwen en vrouwen en kinderen uit de vlammen had gered. En juffrouw Tippit knikte goedkeu rend en vond dat een dapperheid als deze door den koning moest worden beloond. Maar boe goed of "Willem ook luisterde en juffrouw Tippit in zich opnam hij zag geen uitweg, tot de kaas op tafel kwam en hij plotseling zag hoe ineengezonken en zielig juffrouw Tippit naast die twee pronkerige en opsnijerige vriendinnen zat. Hij trachtte baar te polsen, vroeg of zij hechtte aan dappere daden en toen sterk zich voelend in het bewustzijn van zijn ontdekking, stond hij op en begon aan zijn speech, die ten slotte al de ellende nog hoeft verergerd, ondanks zijn goede be doelingen. Juffrouw Tippit en vrienden, begon hij. Voordat deze tafel zal worden ont ruimd, voel ik mij gedrongen te drinken op do gezondheid van een held, die hier aan tafel aanwezig is, maar waarvan gij de heldhaftigheid nog niet vermoedt. Wij hebben gehoord over de wonderlijk-dap pere daden van de echtgenooten van deze beide dames, de een op bet slagveld, de an der in de groole branden der steden. Maar onze bescheiden gastheer, Samuel Tippit, die daar tegenover mij zit, hij is grooter held dan deze twee dappere echtgenooten tezamen. Bij deze woorden wendde ieder zich vol verbazing naar Sam, die zelf nog verbaas der scheen, dan één van hen allen. Het zal nu wel haast twintig jaar ge leden zijn, vervolgde Willem, dat een groo te boot vol passagiers van Liverpool ver trok. Op het oogenblik dat zij de rivier naderde, viel een jonge dame, die haar familieleden stond, toe te wuiven en wat over de verschansing hing, over boord en zij zou verdronken zijn. als niet een jon geman aan de kade dicht bij de landings plaats zoo met al zijïr kleeren aan in het water was gesprongen en de jonge vrouw gered en haar ^eilig aan den wal ge bracht had. En zoo besluit Willem zijn boeiend verbaal en bij wachtte even de naam van dien jongen held was Samuel Tippit1 Iedereen zat met opengesperde oogen en juffrouw Tippit riep uit: Maar Sam, nooit heb je me iets daar van verteld 1 Neen, zegt "Willem en redde Sam van iets te moeten zeggen: zoo is hij nou de bescheidenheid zelve. En toen de menigte aan den wal hem toejuichte en zijn naam wilde weten, was hij net de zelfde. En toen die allerliefste jonge dame bijkwam en onder den uitroep: Mijn red der 1 baar armen om zijn hals sloeg en zijn gezicht met kussen bedekte, toen. Wat, wat, zegt juffrouw Tippit. Wou li me nou vertellen als dat Wel antwoordde Willem, die ineens ziet dat bij een beetje te ver is.gegaan. Ze was jong en mooi en ze had hem beet voor hij daarop was bedacht; maar bij schudde haar van zich af en liep weg zoo gauw hij kon en niemand kon hem in menigte terugvinden. Wel, u begrijpt de massa vragen, die ze allemaal aan Willem deden; en langza merhand hoorde Sam Tippit over zijn eigen leven en persoon een massa dingen vertellen, waarvan bij niets wist. Hij koorde dat in zijn jongp dagen zijn repu tatie als zwemmer groot was en hoe de ha venmeester van Liverpool eens moest heb ben gezegd: Als ik ooit over boord mocht slaan, dan hoop ik, dat onze dappere Sam Tippit er zijn zal om me te redden van een graf in de golven. En zoo gaat Willem maar door met zijn verhalen en hij let er'goed op, alles te laten plaate hebben vóór den tijd dat Tippit in deze buurt of dit gedeelte van het land was komen wonen. Juffrouw Tip pit begon al meer te glanzen van voldoe ning, nu ze zag hoe verbaasd iedereen was. - I-k heb eigenlijk wel altijd 'zoo iets gedacht, zei ze, want Sam vertelde altijd zoo weinig over zijn jeugd en jonge jaren Maar nooit heb ik ook maar vermoed, dat het zoo'n dappere daad kon zijn, die hij verzweeg. En zé groeide erin, dat de echtgenooten van de twee vriendinnen geen van beiden konden zwemmen. Sam voelde zich intusschen hoe langer hoe minder op zijn gemak. Eerst dacht Hij, dat Willem niet gced bij zijn ver stand was, toen dacht hij mot een grap te doen te hebben en ten slotte wilde hij zich telkens beginnen te vertellen dat bet heele verhaal verzonnen was maar dan gaf Willem hem onder de tafel zoo'n geweldige trap, dat hij niet meer wist wat te doen en in 's hemelsnaam maar zweeg. En toen Willem eindelijk opstond, vroeg hij Sam hem .een eindweegs weg te brengen, omdat ze nog enkele zaken- aangelegenbeden moesten bespreken. Ze waren nog niet op straat, of de ar me Sam begon hern met verwijlen te over laden. Hoe moet ik me daaruit redden te genover mijn vrouw, als ze hoort, dal er niets van waar is? Maar dat moet je baar ook niet ver tellen, zegt Willem, 't zou het heele plan in de war sturen. Wat plan? vraagt Tippit. Almachig, kerel, zegt Willem en bij blijft midden op den weg stilslaan van verbazing, snap je d'r nou niks van? Toen ik een half uur in je huis was, zag ik waar hem de schoen wrong. Jo vrouw i. overstroomd met dappere verhalen van de dappere mannen van die twee brave vrou wen en dat maakt baar giftig. Heb je niet opgemerkt, boe stil ik was aan het eten. Toen zat ik te denken, hoe ik jou het best zou kunnen helpen. Ik kon je geen oorlogs held maken, omdat jo even van te voren met eigen lippen hebt gezegd, dat je den oorlog haatte. En een brand vond ik te ge vaarlijk! Ze mochten je eens komen halen als er in je buurt brand uitbreekt. En zoo bleef er alleen maar water over en daar bij bepaalde ik mij toen. Maar Willem, zei Tippit, ik kan ab soluut niet zwemmen. Onzin man, dat komt hier toch nooit voor. Al dat heb ik rijpelijk overdacht, alvorens het verhaal te doen. Je woont hier honderd kilometers van de zee, in een klein dorpje in bet land en je zult hier wel nooit een schipbreuk of verdrinken meemaken. Redding-op-zee was het eenige wat je rustig op je kunt nemen, zonder ooit te zijn geroepen het te moeten doen of vertoon en. En als je den mond nu maar houdt en dit onschuldig verhaal voor echt laat doorgaan, dan zul je eens zien, hoe dankbaar je mij later zult zijn, dat ik je huiselijke harmonie weer heb hersteld Maar 't is niet goed afgeloopen. Die goedige, zachte, eenvoudige Sam Tippit heeft zijn ongeluk tenslotte toch heelemaal aan zichzelf te wijten. Eerst ging alles prachtig. En als juf frouw Tippit over de schutting met haar buren stond te praten, kwam het gesprek al heel gauw op de dapperheid van haar man. Toen scheen er iets te veranderen. Da delijk had ze al een groote nieuwsgierig heid getoond naar het meisje dat Sam had gered en steeds en telkens weer viel ze hem lastig met vragen daarover. Om van het gezanik af te wezen, zei hij maar dat ze uit dankbaarheid aan bem elk aanzoek -had afgewezen en in Notting ham woonde als een ongetrouwde vrouw. Hij vergat dat Willem haar al een rijken echtgenoot en een groot gezin in Austra lië had gegeven. En toen juffrouw Tippit deze onjuistheid uitvond, redde bij zich eruit door te zeggen, dat ze nu weduwe was en met haar zeven kinderen in bet land was teruggekeerd. Nu begreep juffrouw Tippit zijn zwijg zaamheid over zijn jonge jaren. Het was niet om zijn dapperheid en deugd te ver zwijgen, dat hij niets verteld had, maar om haar, de weduwe met zeven kinderen, die hem door de heele wereld had nage reisd En van dien dag af kwam de mooie jon ge dame zoo dikwijls voor in de gesprek ken, dal Sam wel een ton gouds had willen geven, als zij maar nooit was uitgevon den geworden. Nu gebeurde h,et, dat laat in den zomer het nieuwe Park feestelijk zou worden ingewijd. Een mooi ding was hét veet bloemen en bloeiende heesters en kassen en in 't midden een groot meer met een klein eilandje erin waarheen je met kleine bootjes kon roeien. We waren er met z'u allen; ('t heele stadje had vacantia) en toen we bij het meer kwamen, zie ik daar ineens juf frouw Tippit met den man die de bootjes verhuurde, staan praten, Ik hoor haar zeggen: Drie toeren voor dertig cent en we hebben geen man noodig om te roeien mijn man kent het heel goed. Arme Sam bedenkt alle mogelijke uit vluchten: geen tijd niet lekker plot selinge afspraak. Maar hij kwam er niet af, juffrouw Tippit glom al van voldoening over deze onverwachte gelegenheid om nu haar man's dapperheid eens te verfoonen, te meer nu al de buren er bij waren. Het was een klein bootje dat ze hadden uitgekozen en toen juffrouw Tippit, een zware vrouw, erin stapte, zonk de eene kant diep in het water, terwijl Sam's kant dwaas ver de lucht inging. Het ging heusch vrij aardig, toen ze wegroeiden en ik dacht zoo bij me eigen Die halen den overkant nog well Toen vlak bij het eiland gebeierde het ongeluk. We zagen de nieuwe paraplu van juffrouw Tippit in de golven drijven; toen zagen we baar zelf in het water en eok Sam, aan wien zij zich krampachtig vastklampte, aldoor gillend: „Red me!" Toen zag ik dat Sam op het eiland had kunnen krabbelen het meer is niet heel diep daar, maar hoe juffrouw Tippit nog in het water lag en zich aan de boot vast hield, aldoor naar Sam roepend om baar toch te redden. En Sam leek wel uitzin nig hij liep maar handenwringend op het"eiland heen en weer en stak geen hand uit en wenkte aldoor maar menschen van den wal om toch te komen helpen Tenslotte was het nog Jacob Wilkins, de brandweerman, die in een boot naar hen toeroeide en juffrouw Tippit redde van baar graf in de golven en Sam van zijn eiland haalde. Juffrouw Tippit, nat en koud, was zeer weinig spraakzaam. Maar toen zij voor een groot vuur warm was geworden en weer op verhaal, stortte zij een stortvloed van verwijten uit op het hoofd van den armen vriend Sam. Je hebt mij ten aanzien van de hee le stad beleedigd en onteerd. Menschen te kunnen redden en het toch niet te doen is in mijn oogen hetzelfde als moord en net zoo sleoht. Maar ik doorzie je nu. Meneer Tippit: voor het leven van een jonge eehoone vrouw heb je je leven wel willen wagen maar je eigen oude, ar me vrouw, laat je rustig voor je oogen naar den kelder gaan! Niemand heeft na dit, nog geloofd In Sam's dapperheid. En als er weer over water werd gesproken, waar hij bij was, werd er spottend naar hem gekeken. Juffrouw Tippit maakte zijn leven zoo zuur, dat hij hot niet langer kon verdra gen en aan Willem Wilkins vroeg de waar heid te komen vertellen. SCHADUW. Zij komen. Van avond reeds! Een telegram in de hand wervelde Dora de huiskamer in, waar moeder bezig was het koffiegerei weg te ruimen. Gunst kind, 't is toch niet waar? Van avond reeds? En doodsbleek viel de oude dame op een stoel neer. Nauwelijks konden de bevende vingers 'het kopje vasthouden, dat ze afdroogde. Het telegram komt uit Parijs. Ze zeggen niet met welken trein. W.P. of CS. Hoe jammer, dan kan ik ze niet af halen. En wij hadden pas op Donderdag of Vrijdag gerekend. Hoe vroeger hoe beter. Heerlijk, moes. Hier, lees u zelf. 't Staat er, hoor. Heusch! Ik kan het toch niet 'lezen; de let ters dansen mij voor de oogen. Van avond! En we moe!on alles nog klaar maken. En hulpeloos zag ze haar flinke doch ter aan. Ja, poot-aan-spelen Is nu de bood schap. Waar is Li esje nu? Lies je, waar blijf je? Moeder begon zacht te huilen. Ik kan het me n:et voorstellen. Tien, bijna elf jaar, dat ze heengingen. O, dat vader het n:et meer mocht beleven. Hoe hard voor hen hem niet hier te vinden. Blij mogen ze zijn. dat u er nog is en nu flink aan het werk. Eerst Jan op bellen. d'c zal ook opkijken. En dan gauw een hr'efkaart aan Margo en Piet, Zou je geen teletrram O, neen. dat geeft maar weer drukte. Laat ze morgen komen, niet te vroeg, want de reizigers moeten uits'apen. En de kamer, is die geheel1 in orde? De laa'sta vogelvlucht, maar het souper, zoo iets van een souper dintitoire, vindt u niet? Zeker. 0 God, wat ben ik u dank baar, dat ik mijn kinderen mag terugz'en en mijn kleinkinderen. Ja, die lieve Lottie, hoe ze er nit ziet en haar schotjes. Tante Door, wat een waard:gheid. En Anton? Je hebt nooit veel voor kem gevoeld, Door. - Nu ja, mijn zwager. Best. Heel iets anders toch dan mijn zuster en mijn neef je en n'ehtje. Verbeeld je. grootmoeder. Ik En zoo'n eet te opoe. Geen jonge dame met korte nauwe rokken en zijden kousen; een open borstje en een hoed a's een achterwiel met een heele kip er op, maar zoo echt stemmig en toch lief. Haastig kuste ze haar moeder en keek rond. Aan lie* werk. maar wat het eerst. Waar is die Lies? Natuurlijk aan de deur. A's zij zich maar op de hoogte, toont van het geval Ben je daar eindelijk. Lies Van avond komt de fam'l'e uit de Oost; dus fl'uk aan den gang. WaaT zat je? Ik keek uit naar den apchman. JaweJl, dat kennen we, om ha*f twee naar den aschman. Van avond 4 men schen meer in huis, kom dadelijk naar boven! Bedrijvige, prettige drukte vervulde het huis. Dora scheen overal tegelijk te zijn. Moeder liet haar alles over, hield zich s'echts -met kleinigheden bezig Telkens wischte ze een traan af en doorleefde ze weeT dat vreeael'jke uur van afscheed, zoo diep in baar ziel gebrand. Charlotte, een en 8\ tranen, snikken, zenuwen. Anton ferm en zakelijk. Nu ja, hij Tiet niets anders na dan farai'.ie van den koudon kant, zei Dora. En vader ook zoo kalim en waardig, tot ze weg waren; toen brak zijn moed, en bemerkte zij de eerste sporen van de hartkwaal, die hem na eenige jaren zou wegrukken van hun liefde. A's Anton haar maar alles vergoedt, had 'Ir j gezucht. En dan in Indië is 't zoo moeilijk de ziel van west te bewaren. Och ja, er viel niets op Anton te zeg gen. Mr. in de rechten, prachtige positie, katholiek, oen tikje pedant en eigenwijs. Z*j zacht, lief, meegaand, innig godsd'en- st'g. Eerst regende het brieven en ansichten, men bleef met hen meeleven. Zes jaren bleven ze weg. maar toen werd het uit geste'd om allerlei goede redenen. Nu eerst kwamen zij eindelijk, eindelijk. Met hoeveel liefde richtten moeder en zuster de kamers in, de moo'iste van het huis, met den gezetligen erker, de bad kamer er naast, alles zoo frisch cn keurig. D'e bedjes van de kinderen expres aan geschaft; hoe oud waren zij. negen en zes, een engeltje in den hemel. Even be trok moeders gezicht. Neen. Foei, niet zulke le olijke gedachten. Vooral Dora niets laten merken, die was zoo oprecht, mischien te Op den schoorsteenmantel het kruis beeld, daarboven een kleurige plaat, O.L. Vrouw van Goeden Raad, vaders portret v]«v fei'eiwvT do ledikanten. Och, hoe droevig voor Lobtie, hem niet meer te vinden. Zij, eens zijn 'lieveling. Neen, n?et meer denken, want dan trilden haar lippen, werden de oogen nat. Vader in den hemel genoot va^ bet blijde weer zien, hij had er voor gebeden. Jammer, dat Jan, de Hecrzoon, van •avond niet kon komen, misschien later, hij moest biechthooren, morgen was hét eerste Vrijdag. Alles werd nu zoo goed. De laatste jaren hadden ze baar niet ver wend met lange brieven. Nu ja, de warmte, het drukke leven; eenige zinnen hadden .haar vreemd toegeschenen, maar ze be- do'den 't zoo niet. 't Verblijf in Europa zou hen goed doen. En toen bedacht ze: Gust je was zeker reeds aangenomen, maar Mies je zou zeker hier haar eerste H. Gommim!e doen. Heerlijk! Wat een voorrecht! En weer schoten opoe'a oogen vol tranen. Er reed een iaxi voor. Ze waren er. Ze stonden in het hel verlichte vertrek. Ze lagen in eikaars armen, Lottie, moeder en Dora. Toen kreeg ook Anton en de kin deren een beurt. Is dat het Keve Xïïesje; on Gustaaf, want een flinke jongen. En tflöfi. was het weer kussen en pakken, mekaar aanzien. Ze zagen er verreisd u:t maar toch Euro- peescb, de tijd is voorbij, toen kersverseh ALLERZIELENMA AND Rust in vrede, rust in vrede, gij, die wandlend, zij van hier voorwaards- en voorbijgetreden, ouder Christi kruisbanier; die n$ar 't land zijt, het verdoken, waar de koninklijke staf, ligt bij het naamloos stof gebroken, van 't onedel werkmansgraf; waar geleerdheid niets kan balen, weet men Christi lessen niet, waar men geld en goed moet laten, waar geen schoonheid overschiet. Rust, die '.t zelfsle bloed in de aderen droegt misschien als ik, en gij, vrome zielen onzer vaderen, rusf, en dat u vrede zij! Moge God u rusite geven, die begonnen, die volend, of die, midden in het leven. Wakend hebt do dood gekend! Rust in vrede, Tust in vrede, jonge en oude. groot en smal, rust en, in Gods Zaligheden, rust, gij afges'torv'ncn al. Rust in vrede, rust in vrede, u nog eens vaarwel gezeid; eer ik weg en thuiswaards trede, rusttot in der eeuwigheid. Amen. GUIDO «EZELLE uit de Oost tei^ggckeerden lachlust en spottende critiek opwekten bij Holland- sebe fanvlie vanwege hun toetakeling Ze wilden zich opfrisschen na de lange reis. Moeder en Dora brachten ben naar boven. Hoe gezellig en Lottie verzekerde, dat ze alles' nog herkende. En was alles voor hen ingercht? Heerlijk, hèmannie? Dora en moeder lieten ben alleen; ze moesten voor het souper zorgen; dc gas ten bleven tamelijk lang weg; Dora were ongeduldig, zooveel tijdverlies; de tafel zag er keurig lokkend uit, bet licht schit terde in het kristal en he* b'auwe porce- ïein; de b'oemen geurden en straalden. En toen ze er eindelijk waren, opge- frischt, verkleed, g'ngen de blikken over en weer. Moeder was oud geworden: Door waf verwelkt. B j de n-enw aange komen en waren de karakteristieke trokken erscherpt. Anton zag er zelfgenoegzamer, baziger uit dan vroeger; Lottie, too.r. reed's droomer:g en pass'of, scheen nog lijdzamer en matter; de kinderen waren mager, zeer lang voor bun leeftijd, met groote. holle, scherp rondkijkende oogen. Dora merkte al'es op, terwijl ze allen hun plaats aanwees, de kinderen stree'de en de ouders toelachte. Moeder had geen tijd tot oordee'eu, ze juichte i* stilte en vror,g zich af, of het geen droom was, dat ze hen terug had. Do bou'lüon werd rondgediend door Liesje. De kinderen vielen nan, hongerig, hegeerig. Moeder begon te b'dden, maar de gasten brokkelden reeds bun beschuit de tassen: aan een kruisje maken dachten ze niet Er was zooveel ie praten, vragen en te vertellen; de kinderen mengden zich in de gesprekken, heel vrjs zelfs opdringen'1?, de groote menichen tot antwoord dwingend Anton zette zijn be ginselen over kinderopvoeding met veel klem uiteen, maar zo werden lastiger, begonnen te doemen en verlangden naar bed. Lottie vroeg: Za! ik ze naar boven brengen? Vindt u goed, dat ik er meteen blijf? Ik moot nog uitpakken. Ja, maar straks komt Heerbroer Jan l Zal een teleurste'l'ng voor hem zijn je niet meer te z'en vanavond, zei Dora. Nu ja, morgen is nog een dag en zoo'n hei fig man s aan teleurstellingen gewoon, spotto Anton. Moeder zag bon opstaan zonder danken, schold zichzelf voor laf, dat ze bot se'ii niet gaf. maar een vage onrust hield haar ierug Dora droog Miosjo, dis **g geen trappen kon klimmen, de trap Zoo'n groote meid nag gedragen worden, bromde vader. Broer keek in de slaapkamer met de. groote oogen rond. terwijl tante druk met zij ouders sprak, cn toen vroeg Bij plots met een hoog stommetje: Waarom hangt die ma* daar? Jak kes, broer vindt akelig. Wio is lat? Lottie lachte verlegen, Dora we'd bleek Maar jongen, dat is O. L. Heer aan het Kru's, weet je dat niet? H k je nooit een kruisbeeld gezien? Anton keelc nu ook rond. naar hel bee'd van- 0. L. Vrouw van Lonrdos in een hoek der kamer, door kunstbloeme* •mringd, en de andere vrome voorstefTmgen. Toen zei de hij gewild joviaal: Nu zus, 't is m'sschien heter, dat wc mekaar dadelijk verstaan. Waarheid bo venal, vooral tusschen familie, hi Indië krijg je over heel vele dingen andere be grippen. Wij denken over Ge# cn gods dienst tegenwoordig niet meer zooaU vroeger en hoe minder we er pralen hoe beter. Maar die Teelijke bee'den er. prenten kwetsen het scbornrfreidsgevoe' van de kinderen. Ze moeten ra* jongsa» bet moo'o- leeren zien en ondersebeiden. Jo zult ons dus plezier doen morgen die pop- penkasterij maar op le ruimen. Wij voe len er niets voor. We zullen je gevoelens niet froisseeren, maar verwachten ook hetzelfde, anders wordt ons prettig samen zijn gestoord. Lottie, over de koffer gebogen, rommel de in de bagage; do kinderen fluisterden druk over dc bee'djes; Dora antwoordde niet en wens oh te koel: Wal te rusten! In de huiskamer zag moeder verschrik* naar haar bleek gelaat en bevende lippen. 0 moeder, viel ze uit, is maai ge' lulekig voor vader Een donkere schaduw was geval'en ovei hun groot geluk. Heerbroer belde (Nïv. Ned.) M i S.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 15