VOOR DE VROUWEN, j al teen uezo toren -werd later verwijderd, terwijl ook enkele verbouwingen hebben plaats gehad, gelijk nader blijken zal. Een gedeelte van het Begijnhof is me de nog aanwezig en handhaaft den ouden naam, al zijn de huisjes tegenwoordig alle rijkseigendom natuurlijk wel eens vernieuwd en van karakter veranderd. Dit doodloopende Ei gijnhof inwandelend, kan men de oude kerk zien staan. Zoodra besloten was in deze kerk (waar toen nog altijd de'anatomische lessen wer den gegeven, omdat professor Donelles prof. Barge's eerste voorganger opzag 'tegen bet trappenklimmen in het Nonnen klooster) de zich uitbreidende boekerij on der te brengen, werd ze door een zwaren binnenmuur, loodrecht op de zijmuren «taande, in twee stukken verdeeld. Over de geheele lengde van het'gebouw werd voorts ter halve hoogte een vloer gelegd, zoodat men twee verdiepingen kreeg, in verband waarmede de hooge vensters ook werden gehalveerd. Het haantje op den toren moest voorts zijn plaats afstaan aan een vergulde Pallas. Het gedeelte ten Noorden van den bin nenmuur, het vroegere koor der kerk, diende op beide verdiepingen voor de ana tomie: de ontleedkundige lessen en het anatomisch kabinet, zijnde dit laatste een collectie rariteiten, waarnaar men tegen woordig niet meer zou omkijken. Het voorste deel der kerk werd hene den in een paar "vertrekken verdeeld, waar wiskunde-les werd gegeven voor a.s. in genieurs en genie-officieren en waar na 1644 de Engelsche gemeente des Zondags kerk hield. Dit bleef zoo tot 1807, toen deze gemeente bij gebrek aan lidmaten op hield te bestaan; enkele barer leden wer den er nog begraven; van een hunner, graaf Jacobus Loudon, is de mooie graf eteen tot op héden bewaard gebleven. De bovenverdieping der voorzijde werd goheel tot bibliotheek ingericht; do ingang was onder den toren. De folio-boeken werden gesorteerd naar hun inhoud in kasten geplaatst, welke als volgt het lokaal vulden: Ii I ii Blijkens een afbeelding uit 3610, waren er toen 11 zulke dubbele rijen. Aan de voorzijde bevatte iedere kast een lessenaar, waarop het boek kon wor den gelegd. Dit was noodig, want de folio- deelen waren met kettinkjes en een ring verschuifbaar aan ijzeren roeden beves tigd en konden dus alleen op die lesse naars worden gebruikt. Slechts quarto's en kleinere formaten waren los in andere, gesloten kasten geplaatst en konden dus ook elders in 't lokaal gelezen worden. Erg .gerieflijk was <te boekerij overigens niet, want de ruimte tusschm do kasten was zóó nauw, dat men de boeken staande moest raadplegen. En koud was 't er ook, vooral ua den Universiteitsbrand in 1606, want toen mocht er vuur nocih licht bran den. Hoogstens kwam er later een draag baar comfoor na sluiting ging 't weer weg om er de handen bij te warmen. Dat kettinkjes-systeem was een vinding van Jan van Hout, den Stadssecretaris, en getuigde wel van de angstvallige zorg, welke ten opzichte dei* boeken werd aan den dag gelegd. Dit bleek uit de voorzich tigheid, waarmede de beele boekerij werd bewaakt. Men was begonnen met aan elk profes sor en enkele andere bevoorrechten o.a. de leden van 't Hof van Holland en de Leidsche predikanten een sleutel te ge ven van de buitendeur en van d.e gesloten kasten, maar reeds na weinige jaren heerschte er groote wanorde, daar de pro fessoren hun sleutels leenden aan de stu denten, die ze lieten namaken. Men gaf toen enkel sleutels tegen onderteekening van een bepaald formulier; maar al heel spoedig daarna Mei 1597 vroegen curatoren alle sleutels terug en lieten ze de sloten veranderen, terwijl zij profes sor Morula, die op 't Begijnhof woonde, aanstelden tot bibliothecaris op een wed- do van aanvankelijk f 100, later wel f200, zegge twee honderd gulden! Voor dit be drag moesten bij of een zijner huisge- nooten steeds bij de band wezen om de deur voor bezoekers te openen. Professo ren mochten altijd komen, maar studen ten slechts "Woensdag- en Zaterdagmiddag van 2 tot, 4 uur en voor deze twee midda gen werd een opziener aangesteld. Wat zou deze wel voor honorarium gehad heb ben? Professoren wisten intusschen spoedig weer te bewerken, dat zij hun sleutels te rug kregen, echter op voorwaarde, dat op kosten van hem, die ze uitleende, de slo ten weer vermaakt zouden worden. En dit is een paar maal geschied ookl Jarenlang bleef de toestand zoo. Uitbrei ding van den boekenschat door schenking en aankoop maakte in 1679 vertimmering der kasten noodzakelijk, welke nu allemaal langs de wanden werden geplaatst la ter kwam er een middenkast bij met leesruimte in de zaal, waardoor de ket tinkjes wel in onbruik zullen zijn geraakt, wat eindelijk ook nitleenen der boeken mogelijk maakte. Sinds 1683 mochten professoren en anderen er meenemen, mits zij te Leiden woonden en curatoren ver lof gaven. Dit moest telkens blijken uit. een acte, waarvan de tegenwoordige uit leenformulieren, welke men onderteekenen moet, een overblijfsel zijn. Volgende maal de lotgevallen der boeke rij en der Begijnliofskerk tot op onzen tijd. AJ0. vleescb, zoodra 'bet van den slager komt, terwijl! een ander het eerst nog een bad geeft en fHnk afwascht. „Dat is frisob, weet jel" Nog een derde duwt bet in een pot en zet er ge smolte vet twee vinger dik boven op. „Dat sluit het vleescb luchtdicht af, weet je!" Wel, well wat een „wijsheid" allemaal! Vleescb zouten en het dan laten staan tot den anderen dag of nog langer maakt het droog. Al do beste sappen baalt bet zont er uit, en bet vleescb, doordat bet voort durend nat is, heeft weinig weerstandsver mogen tegen bederf. Nog erger is bet, als het vleescb nog eerst wordt afgewasschen; het krijgt dan te veel waterdeelen in, en kan het geen 2 maal 24 uren uithouden zonder een onaangenamen geur af te ge ven (beg'n van bedcr In een pot stou wen en er dan gesmolte vet op gieten, is heelemaal uit den booze. De lucht wordit afgesloten, ja! maar de lucht, die tussehen het vleesch Jjlijft, bederft en steekt het vleescb snoedig ook aan. Wat zijn d'e buitenlandse he huismoe ders toch gchikkig, dat zij daar niets mee te doen hebben! Die weten wel hoe met haar vleescb. hetwelk ze een of twee dageu of langer willen bewaren, om te springen. Zij zetten of haai.eren het vleesch, zooals het van den slager kemt, doodgewoon weg, en kijken er ntet naar om voordat ze het gaan bereiden. Eu dat is, dames, de beste methode, om uw vleesch goed te houden. Zet het op uw koelste pteats in uw huis. in het donker (in een donkeren kast bij- voorbeeVn en. a's "ij hot op een bord hebt liggen, zorgt dan iederen dag voor 'n schoon bord Dompelt het deu vierden dag in het gloeiende vet, draalt bet om en om en zoo kan het weer een naar dagen be waard worden. Zijn er onder u, die voor een heele week vleesch moeten inslaan, dan raad ik hun bovendien aan, het vleesch in te slaan met been Het is dan langer bestand tegen inwerking van de lucht, omdat het gesteten blijft. Met groote stukken vleescb moet men het zout aan brengen twee uur voor het braden, terwijl lappen en biefstuk even voor het gebru'k kunnen gezouten worden. Een andere week gaan wij eens vleesch bereiden. Dat is ook wel eens leuk! L. G. BOL. DE HOOGE ROEPING VAN MOEDER. Op het kerkhof van het Italiaansche dorp Biesi lezen we op een der zerken liet volgende grafschriftHier rust Margaret ha Sanson. Zij wa6 een voorbeeldige echtgenooto, een onberispe- lilke vrouw. een onvergetelijke moeder. Den 4den Mei 1852 verloor zij haar man Joannes Baptist Sarto. Door smart ter neergedrukt. maar onverschrokken aan Gods wil onderworpen, voedde zij haar kinderen met. mannelijk© wijsheid op tot de deugd. «Zij stierf een 2e Februari 1894 in. den ouderdom' van 81 jaren en ontviug bij haar dood. naar wij vertrouwen, de verdiende kroon voor een leven van arbeid en offers.' Hij, dtie deze edele, van dankbare liefde trillende woorden neerschreef, was de groote Paus Pius X, wiens zaligver klaring de Christenheid" vurig verlangt. .Zij voedde haar kinderen met manne-. lijk© wijsheid op trt deugd." Ziedaar met enkele woorden de hoe ge roeping van een moeder aangegeven. God heeft de moe der uitverkoren om de kinderen op te voe den tot de deugd, dus voor God en voor den hemel. Die plicht rust zoo zwaar op de ouders, doch vooral op de moeder. dat de H. Bernardus durft 'beweren: ,,Die bun kin deren niet voor God opvoeden zijn geen ouders, maar moordenaars". Met do ware opvoeding begint de Christelijke moeder zoo vroeg mogelijk, ja, zij begint hiermee reeds voor de geboorte van het kind door haar welgeordend en stichtend leven. Schenkt God haar het moederlijk geluk, dan verdubbelt zij haar gebeden en vroom heid. Van de moeder van den H. Aloysius lezen we, dat zij op het voorhoofd van het kind eerst bet kruisteeken maakte en het daarna omhelsde. Moeders grootste zorg is verder dat de pasgeborene zoo spoedig mogelijk gereinig dwordt door de wateren van het H. Doopsel. Na het ontvangen van het H. Sacrament omhelst zij haar kind met innige vreugde en eerbiedigt zij het tevens als een levenden tempel van den H. Geest. Zij bidt en blijft dagelijks voor baar kleine bidden tot Maria, zijn Engel bewaarder en heilige Patronen, opdat door Trim machtige voorbede de zonde nooit of nimmer het heiligdom van haar lieveling besmette. Geen schooner schouwspel, dan een moe der, vroomgezind, in stilte biddend aan bet wiegje van haar kind. „Ik wil van mijn kind ©en heilige maken. O, Heex', schenk mij daartoe uw genade" sprak de moedor van den grooten Kerkleeraar, den H. Atha- nasius. Loeren. haar kind onderwijzen, liet spreken over Go<l en godsdienst is een der hoofdplichten der moederlijke opvoe ding, Zoodra het begint te stamelen leert de godvruchtige moeder het de heilige na men van Jezus en Maria eerbiedig uit spreken, een kruisteeken maken; zoo langzamerhand zegt zij baar kleinen en gel het „Onze Vader" en het „Wees Ge groet" en de andere gebeden voor en be gint zoetjes aan met het eigenlijke gods dienstonderricht. Naarmate het verstandje opengaat, neemt dit onderricht toe. gelijk in de artikelen van den zeereerw. lieer v. d Burg in ons blad is betoogd. Bed. b, Crt„ Komt de tijd. dat liaar kleine naar de school en de leering gaat. dan steunt zij den onderwijzer en den priester en zorgt er voor. dat de kleine trouw zijn godsdienstplichten vervult en den kate- chismus goed leert. Zij overhoort dien zelf, Eenige dames vroegen den beroem den Duitsclier Winthorst, hoe zij zich zou den laten fotografeeren? Hij antwoordde: „Als gij moeder zijt-, in de houding, alsof gij uw kind deu katechismus leert en an ders met den Rozenkrans in de hand." Een goede moeder stelt zich niet ten-e den met de oefening van het versta-na; zij oefent ook of liever vooral den wil van den kleine, die later een man van ka rakter moet worden. Die karaktervorming omvat een dubbelen arbeid: het uitroeien van het kwade en het inplanten van het goede. Een ieder zal moeten toegeven, dat dit deel der moederlijke opvoeding een laak van groote toewijding, van geduld, van wijsheid en van voorzichtigheid is. Zij zal daartoe onpartijdig haar kind tot in de kleinste, onnoozelste zaken moeten be- studeeren. Diepe kennis van het kind is voor haar noodzakelijk. De goede en ver keerde trekken moet zij kennen, om de geschikste middelen ter goede opvoeding te kiezen. De gehoorzaamheid en de zelfbcheer- sching vormen de grondslagen der karak tervorming. Een verstandige moeder weet, wat zij geboden en verboden heeft en toont haar sterkte door van haar kind on verbiddelijk gehoorzaamheid te eischen. Zij maakt alles niet naar zijn zin. Van jongsaf leert zij het zich zelf beheerschen. Mogder zal voortdurend tot God bidden om zijn zegen want de Christelijke opvoe ding is een werk der genade. De geest van gebed en godsvrucht zijn voor een moeder noodzakelijk. Zij moet voor haar kinderen •een heiligen-leven zijn en zal zich derhal ve onverpoosd op zelfopvoeding of zelf- vervolmaking dienen toe te leggen. Deze zelf vervol making vraagt een on uitputtelijk geduld ©n een krachtige zelf- beheersching. Deze twee zijn de grondpij lers van de opvoeding en zoo juist is reeds gezegd, dat het „beheersch u zelf" de grondslag is der karaktervorming. Wil een moeder dit in haar kinderen uitgebeeld zien. dan dient zij in zich zelf eerst naar dit plan haar ziel te vervolmaken. De H. Isodorus zegt: „Zooals de zonnebloem ge keerd is naar de zon, zoo is het kinder oog gericht naar vader en vooral naar moeder, leerend in hun voorbeeld hoe 't zijn eigen levensgedrag zal inrichten." In onze dagen worden aan de katholie ke vrouwen veel meer eisckèn gesteld dan vroeger en derhalve is de taak van de ge- ziusmceder ook veel grooter geworden. Een moeder die niet weet, wat zij aan haar maatschappelijke vrouwenrechten en vrouwenplichten verschuldigd is, kan haar zonen en dochters niet voor hun en voor haar bestemming opleiden en kan ook niet zijn de goede hulp en gezellin van den man. Hieruit volgt, dat een goede moeder zich meermalen zal afvragen, wat zal het leven van mijn kind vragen? En met het oog hierop zal zij liet indi vidualistische egoisme in de opvoeding vermijden, en dit egoisme strekt zich uit op godsdienstig, maatschappelijk en so ciaal gebied. Zij zal nimmer uit het^ oog verliezen, dat wij beleven een socialen tijd met sociale nooden, 'n uiterst gevaar vollen tijd. te tijd met gevaren, die voort spruiten uit een ongeregelde zucht naar vrijheid door 't staan buiten bet ouderlijk toezicht^ uit een ongeregelde zucht naar vertoon, opschik, snoepzucht, enz., geva ren, die voortspruiten uit de omgeving op politiek-sociaal, op zedelijk en op gods dienstig gebied. Tegen al die gevaren moet een goede opvoeding hulpmiddelen bieden en dit zal vooral de taak der moeder zijn. Haar zorg ©n waakzaamheid kan in on ze dagen nooit groot genoeg zijn. De woor den van den H. Joannes Chrysostomus moeten alle opvoeders maar bovenal de moeder steeds voor den geest 6taan: „Laat ons de kinderen beschouwen als kostbare panden en laat ons met alle mo gelijke zorg ovct hen waken." Do moeder kan zich zelf haar zwaar verantwoordelijke taak verlichten door haar zorg voor een gezellig ouderlijk huis, vooral weer voor een liefdevol toewijdend karakter, waardoor de opgroeiende jeugd zoo innig hartelijk aan haar.en aan huis verbonden wordt. Zij moet er op de eer ste plaats voor waken, dat zij heb in bet ouderiijk huis zonnig en levensblij maakt door eigen persoon. Het „thuis zijn" moet voor do kinderen het hoogste genot, de reinste vreugde zijn. Moeder maakt voor de kinderen en voor den vader bet tehuis; zij is voor de kinderen hot tehuis Op een moeder, die biervoor werkt; is bet- woord van den H. Hieronymus toepasse lijk: „Groot zullen bij den Heer dc ver diensten zijn van de moeder, die leefde voor de opvoeding van haar kinderen." Uw taak, ouders, is in deze tijden bui tengewoon zwaar; gij zult in uw opvoe dingswerk slagen, indien gij zelf innig vroom en godsdienstig zijt want de grond slag der opvoeding is de godsdienst. Uw godsdienstig voorbeeldig leven zal voor uw kinderen een licht zijn, een richtsnoer voor al hun handelingen. Eens, Ouders, zullen zij, gelijk dc groote Frederic Ozanam nederknielen, hun han den vouwen ten gebed, en God met alle innigheid van een erkentelijk gemoed dan ken dat dit hun schonk de genade gebo ren te worden in het ware geloof, dat Hij hen plaatste op de knieën van een deugd- zamen Vader en van een heilige Móéder. St. Gregoriushuis Utrecht. „Hsgz." J. BERGMANS. had gered. Sam Tippit was maar een gewone man. Niets had bij te maken redden of dooden en als die drie dam bij elkaar zaten, voelde mrs. Tippit 2j. verongelijkt, omdat zij niet kon «p^iiijA over baar man. Zo wist natuurlijk heel goed, dat ha, ijverige, flinke man, die een geregeld I goed werker was, eigenlijk niet kon u wegen tegen die beide andere echtgen» ten. Sam Tippit liet zijn vrouw geen av« alleen; avond aan avond zat bij bij ba, de krant te lezen en speelde daarna i, op de fluit. Maar zelfs de piano, die t haar bad gegeven en bet nieuwe karp. waren niet in staat haar trolsch op ht te doen zijn. We kunnen natuurlijk niet aliens belden trouwen, d.ie in den strijd voor i eer van bun land hebben gestreden, t juéfrouw Thomson. Maar u moet het m niet kwalijk nemen juffrouw Tippit, 4 een ontwikkelde vrouw als u bent, heeft laten binden aan zoo'n zachten vei legen man als Tippit is, dat begrijp ik tod niet. En mijn Jan is zeker niet zoo dep lijk als ik hem wel zou wenschen, zei jol. frouw Wilkins, en ik weet wel, dat h- veel van onze verdiensten naar de kro gaat inplaats van naar een karpetwinj maar, genadige hemel nog-eens-ai toe, als een man nu ook zijn beele lev lang menscben uit brandend® huizen b* gered en zijn leven voor vreemden kb gewaagd, dan mag hij toch ook wel ee een pleiziertje hebben! Wat mij belie ik zou er niet tegen kunnen dat een m den heelen avond om het huis hing 1 een huiskat! En met al die opsnijorige verhal maakten ze juffrouw Tippit ho® laoj hoe ontevredener; dat g.ing niet zoo inea maar zoo bij stukjes en beetjes; «sa tensk te kon die arme, oude Sam er heele® niet meer uit wijs worden; het was b of ze alles in hem afkeurde. En op een da? zegt ie teren Willi Wicks: Ze is niet meer dezelfde tecuw t, vroeger. Sinds we in de Waterloosta i zijn komen wonen. Er was vroeger gelukkiger vrouw dan eij het was e vreugde haar om me heen te hebben. Me wat ze nu tegen me heeft? Niets wat doe, is goed en soms denk ik of ee ere spijt van beeft, dat ze met mij is getroui Ben je al eens eerder getrouwd 11 weest? vraagt Willem Ik? Neen! Ze is mijn eerste. Ah zegt Willem, die al heel wal nu ondervinding heeft op dat gebied, 1 dacht ik al. Als je eens getrouwd gew was, dan zou je wel weten, dat je nu leen doormaakt wat iedere rnan vroe; of later krijgt d-oor te maken. Dat m je, dat er en verkoeling intreedt in 1 wederzijdsch gevoelen van achting en f negenheid. Hè, zei Tippit, hoe noem je dat? Wel, zegt Willem, ik zal 't- je ui leggen, man. Menscben, die pas getrou zijn, zijn zoo in elkaar verdiept, dal als 't ware leven in zoo'n soort droom vooral de vrouw doet zoo. Het is eet of hem eindelijk beeft kunnen vangen, dan komt langzamerhand de tijd, da! aan ekaar gewend raken. Ze begint i eigenaardigheden, zijn bepaalde gew« ten te zien en ze merkt, dat hij volstr niet zoo'n ideaal van volmaaktheid is zij dacht dat hij was. En in dis lijn do denkend, krijgt ze het onzekere gevoel ze misschien ook een beetje te haast:? geweest en een betere keuze kon hek gedaan. Maar als ze beide verstand menscben zijndeeren ze wel deze klip ki voorbij te zeilen en ze leeren begrijp! dat wat niet kan worden hereteïd, daan toch wel kan worden verdragea en dal nog een lang teven samen «uilen moei zijn en er dus het besto van moeten li te maken. En zoo zal 't bij jon eok' &aan, als die verkoeling in de verhoui voorbij is en zij wer tot „wederzijds achting en genegenheid" is gekomer Maar, antwoordde Tim-te, ©r is P sprake van verkoeling, ik zeggen. Ze is alleen mr'iwk^iekt: Vanmorgen nog, zegt Ee met tranen b oogen: Sam, zegt ze, man ik zou zoo gt trolsch op je zijn en je achten, inaa.' kan bet niet. Je begrijpt dat zulke den een man nu niet juist gelukkig 1 ken, vooral niet als alles net zon gaai altijd. Heb je haar genoeg kuishoulf gegeven en meubels, vraagt "Willem een oogenblik nadenken. En Sam's antwoord luidde meer c bevredigend. Heb je 't al eens met een nieüi hoed geprobeerd? vroeg Willem. Teel' welijksoneenigbeid is bijgelegd met 1 kleedingstuk. Sam's knikje bevestigde dit. Deze maand heb ik tweemaal nieuwe hoed voor haar meegebracbi' naar de laatste mode. Willem zweeg langen tijd daarop. Ik geloof, dat ik er een gat ia- zei bij eindelijk vroolijk. Alleea m<* mijn studies wel ter plaats® voorts1 alvorens jo een beslissenden revd 'f ven. Toen inviteerde hij zich zelf «P L- verjaardag den volgenden Dinsdag, f>. hij eens in de gelegenheid s®« z'iD frouw Tippit gade te slaan in irf huis. En toen Sam eenig® bedenk» bad, omdat bij niet wist wat voor fl op te geven, raadde bij hem «w* k1 gen, dat Willem een vriend uit s*jn !f jaren was en veel met hem had oo-, maakt. Dan zou zijn vrouw het gevoeg gen of ze hem niet heel best k«*deu bijgaan. En een goeie avond was k*t 0* 1 lijk ook. Hij was do eenige Ma»3a5 de vrouwelijke gasten hadden a0°v^ vertellen en gebruikten daarbhi woorden, dat WiUem pas h«®* k»1 het woord kwam. Eerst sprak juffrouw ,v' geschiedenis uit deu «©vlag e* DE VROUW IN DEN KEUKEN. Het zal geachte lezeressen u allen wel aangenaam zijn, om nu eens samen te keuvelen overvleesch en voorname lijk over rundvleesch. Als onze Hol&ndsclhe huismoeder groen ten moet inslaan, nu, laat ze dan imaar haar gang gaan, want, heuschl de groen- tenboer moet al een groote handigheid be zitten, wil hij een m'nderwaardige groente aan haar kwijt raken. Maar als er vleescb besle'd -of ingekocht moet wor den, dan is dat voor vele huismoeders iets, wat ze maar liefs! aan het oordeel van de vteeschhooiwers zelf overlaten; want de meeste Hollandsche huismoeders staan als bet op het inslaan van vleesch aan komt voor een groot vraagteeken. Dit is niet uw schulid, dames. Dit is die 6ohuld van de gewoonte hier in Holland om het vleesch allemaal uitgebeend te willen be trokken van den vleescb houwer. Als een huismoeder in het buitenland (in Duitsch- land, Engeland, België of Frankrijk) vleesch gaat inslaan, weet zij meestal practisch haar keus te doen, want in den vleeschwinkel liggen groote en kleine stukken, alle met de heenen er in, voor haar om uit te zoeken. De vleeschhouwer in het buitenland hakt en zaagt de koe in groote en kleine stukken, zoo maar ruw weg, met beenen en al, en biedt zoo bet vleescb te koop aan het publiek. Zoodoende blijft het vleescb in den vorm en kan een huismoeder met een beetje opletten al gauw aan den vorm der heenen zien, van "welk deel der koe diit of dat stuk is uitge sneden. Is het vleesch uitgebeend dan is dit moeilijker en wordt er kennis vereischt om dit te constateeren. Weet je wat ik'zou willen, dames? Ik zou willen dat dfe vleeschhouwers het hier in Holland eens allemaal vertikten om een stukje vleesch ponder been te verkoqpen, net als hij onze buiten'nndsche huren. En dan ook geen runderlappen, rollade, gehakt, bitede vin ken, gespelde en opgenaaide ribben, enz. enz. meer willen leveren. Wat zou ik dan een pleizier Webben! Dan bonden de huisvrouwen dat allemaal zelf doen, net als hare zusters in het buiten land. Maar dan hadden zdj ook het voor deel, dat het vleescb net zoo goedkoop tfförd als daar. Maar dat zal wel altijd tot een mijner stokpaardjes blijven behooren, welke opgeborgen kunnen worden. Liever wil ik u maar eens wat wijzer trachten te ana-ken in het practisch inkoopen van hét .vleesch. Een koe komt hij een slager in den winkel te hangen, gevierendeeld: twee vóór en twee achtervoeten. Deze doelen hebben vorschil'ende kwaliteiten van vleesch in zicli. Bij de voorvoeten is de dikke rib, het bicfje van den schouder en het muisje van don schouder 't beste vleesch. He- uiteinde der r bbon is -dtenetig voor runderlappen, •u hot verdere, bet buikvleeseh tot aau da borst- en Eekstuk gebruikt, kan worden borst- «mneksluk gebruikt kan worden voor haché-vleeseh en gehakt. Het vleesch der pooten is alleen dienstig voor soep- vkevseh. Zoo ook hebben de achtervoeten verschiBendle kwaliteiten. Daaruit krijgt men vooreerst de runderhaas; daarachter zit de dikke lenden of entricot; tegen de dikke lenden zit bet staartstuk tot aan het sleutelbeen of bekkeneel. Dan krijgt men de binnenveer of biefstuk. Dit is allemaal eerste kwaliteit vleescb. Naast de binnte- veer zit de zoogenaamde platte bil met muisje en pezerik, eai dan krijgt men de poot, waaraan bet schenkelvleesch. En nu, dames, komen wij tot besluit. Gaat gij naar uw slager om soepvleesck te koopen, be stel dan schenkelvleesch. Wil u kac-hé of gebak maken, bestel dan uw slager vleesch van de borst of nekvleesch. Heeft u trek in gebraad, bestel dan 'n dikken rib. Laat uw runderlappen van den dunnen rib snij den. Verlangt u een 6tukje roasbief, bestel dan het buoefje of muisje van de schouder, een stuk dikke lenden of staartstuk. Ook kunt u een stuk van de muis of platten bil of zijstuk daarvoor vragen. Doch in het gebruik moet ge met deze twee laatste stukken oppassen, want dit vleesch heeft de eigenaardigheid van hij verhitting zijn sappen alle spoediig los te laten, en, als men het een weinig te lang laat braden, is het droog en hard. Biefstuk laat ge van den binnenveer snij den en fijne baklappen moet ge bestellen van de buoef en het muisje van den schouder. Dit laatste laat zich ook heel goed a's biefstuk gebruiken, evengoed als voor baklappen, en in bet geheel voor. roastbief. Het is in uw eigen belang, dames, dat u die benamioieen van verschillende stuk ken vleesch goed onthoudt. En het is ook gemakkelijk voor den slager omdat, als hij geeft wat er gevraagd wordt, het altijd ze ker is, dat het goed is. En niet geschiedt, wat zoo dikwijls gebeurt: „O, neeh slager, dat stuk wil ik niet hebben, hoor! breng mij als het u hl'left ander vleesch!" En dan weet zoo'n arme slager nog niet wat bij brengen moet. Maar bij zichzelf denkt bij: „Dat zal ik dat mevrouwtje laten beta len!" En hij heeft gelijk ook. Ik zal nu niet uitweiden over ossen, stieren, vaarzen en oude koeten. Om dit vleesch te leeren on derscheiden, zou ik het u persoonlijk moe ten aanwijzen. Dit laat zich zoo moeilijk leeren in een schriftelijke uiteenzetting. Doch ik veronderstel dat uw slager er een is, die altijd eerste kwaliteit vleesch slacht. Maar, dames, er is nog iets wat ik met u eens wil bespreken, en dat is: het be handelen van uw ingekocht vleesch. Wat al zorg en hoofdbreken haten vele Hollandsche buismoeders zich op de hals, vooral ra den zomertijd, om 't vleesch een of twee dag^n goed te houden, zonder het to braden. Wat al verschillende methoden zi.cn daarvoor in omloop. De ee no zout be.t ZIJH REPUTATIE ALS HELD. Het is alles alleen de schuld van de buren, zei de huisheer. De Tippit's waren een gelukkig en rus tig paar ecb-lgenooten van middelbaren leeftijd1, tot ize gingen verbuizen naar de Waterloostrat. Daar is de ellende begon nen. De Thomson's woonden aan den eenen kant, de Wilkin's aan den anderen en daar tusschen heeft zij het niet kun nen uithouden. De man van mrs. Thom son had in den oorlog gevochten en zijn vrouw raakte er nooit over uitgepraat, zoo veel menschen als hij wel had gedood. De man van mrs. Wdlkins liad het tegenover gestelde baantje; hij was bij de brand weer en zijn vrouw zat er eeuwig en al tijd op te pochen, hoeveel levens hij wel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 14