VOOR DE VROUWEN, j
al teen uezo toren -werd later verwijderd,
terwijl ook enkele verbouwingen hebben
plaats gehad, gelijk nader blijken zal.
Een gedeelte van het Begijnhof is me
de nog aanwezig en handhaaft den ouden
naam, al zijn de huisjes tegenwoordig
alle rijkseigendom natuurlijk wel eens
vernieuwd en van karakter veranderd. Dit
doodloopende Ei gijnhof inwandelend, kan
men de oude kerk zien staan.
Zoodra besloten was in deze kerk (waar
toen nog altijd de'anatomische lessen wer
den gegeven, omdat professor Donelles
prof. Barge's eerste voorganger opzag
'tegen bet trappenklimmen in het Nonnen
klooster) de zich uitbreidende boekerij on
der te brengen, werd ze door een zwaren
binnenmuur, loodrecht op de zijmuren
«taande, in twee stukken verdeeld. Over de
geheele lengde van het'gebouw werd voorts
ter halve hoogte een vloer gelegd, zoodat
men twee verdiepingen kreeg, in verband
waarmede de hooge vensters ook werden
gehalveerd. Het haantje op den toren
moest voorts zijn plaats afstaan aan een
vergulde Pallas.
Het gedeelte ten Noorden van den bin
nenmuur, het vroegere koor der kerk,
diende op beide verdiepingen voor de ana
tomie: de ontleedkundige lessen en het
anatomisch kabinet, zijnde dit laatste een
collectie rariteiten, waarnaar men tegen
woordig niet meer zou omkijken.
Het voorste deel der kerk werd hene
den in een paar "vertrekken verdeeld, waar
wiskunde-les werd gegeven voor a.s. in
genieurs en genie-officieren en waar na
1644 de Engelsche gemeente des Zondags
kerk hield. Dit bleef zoo tot 1807, toen
deze gemeente bij gebrek aan lidmaten op
hield te bestaan; enkele barer leden wer
den er nog begraven; van een hunner,
graaf Jacobus Loudon, is de mooie graf
eteen tot op héden bewaard gebleven.
De bovenverdieping der voorzijde werd
goheel tot bibliotheek ingericht; do ingang
was onder den toren.
De folio-boeken werden gesorteerd
naar hun inhoud in kasten geplaatst,
welke als volgt het lokaal vulden:
Ii I
ii
Blijkens een afbeelding uit 3610,
waren er toen 11 zulke dubbele rijen.
Aan de voorzijde bevatte iedere kast
een lessenaar, waarop het boek kon wor
den gelegd. Dit was noodig, want de folio-
deelen waren met kettinkjes en een ring
verschuifbaar aan ijzeren roeden beves
tigd en konden dus alleen op die lesse
naars worden gebruikt. Slechts quarto's en
kleinere formaten waren los in andere,
gesloten kasten geplaatst en konden dus
ook elders in 't lokaal gelezen worden.
Erg .gerieflijk was <te boekerij overigens
niet, want de ruimte tusschm do kasten
was zóó nauw, dat men de boeken staande
moest raadplegen. En koud was 't er ook,
vooral ua den Universiteitsbrand in 1606,
want toen mocht er vuur nocih licht bran
den. Hoogstens kwam er later een draag
baar comfoor na sluiting ging 't weer
weg om er de handen bij te warmen.
Dat kettinkjes-systeem was een vinding
van Jan van Hout, den Stadssecretaris,
en getuigde wel van de angstvallige zorg,
welke ten opzichte dei* boeken werd aan
den dag gelegd. Dit bleek uit de voorzich
tigheid, waarmede de beele boekerij werd
bewaakt.
Men was begonnen met aan elk profes
sor en enkele andere bevoorrechten o.a.
de leden van 't Hof van Holland en de
Leidsche predikanten een sleutel te ge
ven van de buitendeur en van d.e gesloten
kasten, maar reeds na weinige jaren
heerschte er groote wanorde, daar de pro
fessoren hun sleutels leenden aan de stu
denten, die ze lieten namaken. Men gaf
toen enkel sleutels tegen onderteekening
van een bepaald formulier; maar al heel
spoedig daarna Mei 1597 vroegen
curatoren alle sleutels terug en lieten ze
de sloten veranderen, terwijl zij profes
sor Morula, die op 't Begijnhof woonde,
aanstelden tot bibliothecaris op een wed-
do van aanvankelijk f 100, later wel f200,
zegge twee honderd gulden! Voor dit be
drag moesten bij of een zijner huisge-
nooten steeds bij de band wezen om de
deur voor bezoekers te openen. Professo
ren mochten altijd komen, maar studen
ten slechts "Woensdag- en Zaterdagmiddag
van 2 tot, 4 uur en voor deze twee midda
gen werd een opziener aangesteld. Wat
zou deze wel voor honorarium gehad heb
ben?
Professoren wisten intusschen spoedig
weer te bewerken, dat zij hun sleutels te
rug kregen, echter op voorwaarde, dat op
kosten van hem, die ze uitleende, de slo
ten weer vermaakt zouden worden. En
dit is een paar maal geschied ookl
Jarenlang bleef de toestand zoo. Uitbrei
ding van den boekenschat door schenking
en aankoop maakte in 1679 vertimmering
der kasten noodzakelijk, welke nu allemaal
langs de wanden werden geplaatst la
ter kwam er een middenkast bij met
leesruimte in de zaal, waardoor de ket
tinkjes wel in onbruik zullen zijn geraakt,
wat eindelijk ook nitleenen der boeken
mogelijk maakte. Sinds 1683 mochten
professoren en anderen er meenemen, mits
zij te Leiden woonden en curatoren ver
lof gaven. Dit moest telkens blijken uit.
een acte, waarvan de tegenwoordige uit
leenformulieren, welke men onderteekenen
moet, een overblijfsel zijn.
Volgende maal de lotgevallen der boeke
rij en der Begijnliofskerk tot op onzen
tijd. AJ0.
vleescb, zoodra 'bet van den slager komt,
terwijl! een ander het eerst nog een bad
geeft en fHnk afwascht. „Dat is frisob,
weet jel" Nog een derde duwt bet in een
pot en zet er ge smolte vet twee vinger dik
boven op. „Dat sluit het vleescb luchtdicht
af, weet je!" Wel, well wat een „wijsheid"
allemaal!
Vleescb zouten en het dan laten staan tot
den anderen dag of nog langer maakt het
droog. Al do beste sappen baalt bet zont
er uit, en bet vleescb, doordat bet voort
durend nat is, heeft weinig weerstandsver
mogen tegen bederf. Nog erger is bet, als
het vleescb nog eerst wordt afgewasschen;
het krijgt dan te veel waterdeelen in, en
kan het geen 2 maal 24 uren uithouden
zonder een onaangenamen geur af te ge
ven (beg'n van bedcr In een pot stou
wen en er dan gesmolte vet op gieten, is
heelemaal uit den booze. De lucht wordit
afgesloten, ja! maar de lucht, die tussehen
het vleesch Jjlijft, bederft en steekt het
vleescb snoedig ook aan.
Wat zijn d'e buitenlandse he huismoe
ders toch gchikkig, dat zij daar niets mee
te doen hebben! Die weten wel hoe met
haar vleescb. hetwelk ze een of twee dageu
of langer willen bewaren, om te springen.
Zij zetten of haai.eren het vleesch, zooals
het van den slager kemt, doodgewoon weg,
en kijken er ntet naar om voordat ze het
gaan bereiden. Eu dat is, dames, de beste
methode, om uw vleesch goed te houden.
Zet het op uw koelste pteats in uw huis.
in het donker (in een donkeren kast bij-
voorbeeVn en. a's "ij hot op een bord
hebt liggen, zorgt dan iederen dag voor 'n
schoon bord Dompelt het deu vierden dag
in het gloeiende vet, draalt bet om en om
en zoo kan het weer een naar dagen be
waard worden. Zijn er onder u, die voor
een heele week vleesch moeten inslaan,
dan raad ik hun bovendien aan, het
vleesch in te slaan met been Het is dan
langer bestand tegen inwerking van de
lucht, omdat het gesteten blijft.
Met groote stukken vleescb moet men
het zout aan brengen twee uur voor het
braden, terwijl lappen en biefstuk even
voor het gebru'k kunnen gezouten worden.
Een andere week gaan wij eens vleesch
bereiden. Dat is ook wel eens leuk!
L. G. BOL.
DE HOOGE ROEPING VAN MOEDER.
Op het kerkhof van het Italiaansche
dorp Biesi lezen we op een der zerken
liet volgende grafschriftHier rust
Margaret ha Sanson. Zij wa6 een
voorbeeldige echtgenooto, een onberispe-
lilke vrouw. een onvergetelijke moeder.
Den 4den Mei 1852 verloor zij haar man
Joannes Baptist Sarto. Door smart ter
neergedrukt. maar onverschrokken aan
Gods wil onderworpen, voedde zij haar
kinderen met. mannelijk© wijsheid op tot
de deugd. «Zij stierf een 2e Februari 1894
in. den ouderdom' van 81 jaren en ontviug
bij haar dood. naar wij vertrouwen, de
verdiende kroon voor een leven van arbeid
en offers.'
Hij, dtie deze edele, van dankbare
liefde trillende woorden neerschreef, was
de groote Paus Pius X, wiens zaligver
klaring de Christenheid" vurig verlangt.
.Zij voedde haar kinderen met manne-.
lijk© wijsheid op trt deugd." Ziedaar met
enkele woorden de hoe ge roeping van een
moeder aangegeven. God heeft de moe
der uitverkoren om de kinderen op te voe
den tot de deugd, dus voor God en voor
den hemel.
Die plicht rust zoo zwaar op de ouders,
doch vooral op de moeder. dat de H.
Bernardus durft 'beweren: ,,Die bun kin
deren niet voor God opvoeden zijn geen
ouders, maar moordenaars". Met do ware
opvoeding begint de Christelijke moeder
zoo vroeg mogelijk, ja, zij begint hiermee
reeds voor de geboorte van het kind door
haar welgeordend en stichtend leven.
Schenkt God haar het moederlijk geluk,
dan verdubbelt zij haar gebeden en vroom
heid. Van de moeder van den H. Aloysius
lezen we, dat zij op het voorhoofd van het
kind eerst bet kruisteeken maakte en het
daarna omhelsde. Moeders grootste zorg
is verder dat de pasgeborene zoo spoedig
mogelijk gereinig dwordt door de wateren
van het H. Doopsel. Na het ontvangen van
het H. Sacrament omhelst zij haar kind
met innige vreugde en eerbiedigt zij het
tevens als een levenden tempel van den
H. Geest. Zij bidt en blijft dagelijks voor
baar kleine bidden tot Maria, zijn Engel
bewaarder en heilige Patronen, opdat door
Trim machtige voorbede de zonde nooit of
nimmer het heiligdom van haar lieveling
besmette.
Geen schooner schouwspel, dan een moe
der, vroomgezind, in stilte biddend aan
bet wiegje van haar kind. „Ik wil van mijn
kind ©en heilige maken. O, Heex', schenk
mij daartoe uw genade" sprak de moedor
van den grooten Kerkleeraar, den H. Atha-
nasius.
Loeren. haar kind onderwijzen, liet
spreken over Go<l en godsdienst is een
der hoofdplichten der moederlijke opvoe
ding, Zoodra het begint te stamelen leert
de godvruchtige moeder het de heilige na
men van Jezus en Maria eerbiedig uit
spreken, een kruisteeken maken; zoo
langzamerhand zegt zij baar kleinen en
gel het „Onze Vader" en het „Wees Ge
groet" en de andere gebeden voor en be
gint zoetjes aan met het eigenlijke gods
dienstonderricht. Naarmate het verstandje
opengaat, neemt dit onderricht toe. gelijk
in de artikelen van den zeereerw. lieer v.
d Burg in ons blad is betoogd. Bed. b,
Crt„
Komt de tijd. dat liaar kleine naar
de school en de leering gaat. dan steunt
zij den onderwijzer en den priester en
zorgt er voor. dat de kleine trouw zijn
godsdienstplichten vervult en den kate-
chismus goed leert. Zij overhoort dien
zelf, Eenige dames vroegen den beroem
den Duitsclier Winthorst, hoe zij zich zou
den laten fotografeeren? Hij antwoordde:
„Als gij moeder zijt-, in de houding, alsof
gij uw kind deu katechismus leert en an
ders met den Rozenkrans in de hand."
Een goede moeder stelt zich niet ten-e
den met de oefening van het versta-na; zij
oefent ook of liever vooral den wil
van den kleine, die later een man van ka
rakter moet worden. Die karaktervorming
omvat een dubbelen arbeid: het uitroeien
van het kwade en het inplanten van het
goede. Een ieder zal moeten toegeven, dat
dit deel der moederlijke opvoeding een
laak van groote toewijding, van geduld,
van wijsheid en van voorzichtigheid is. Zij
zal daartoe onpartijdig haar kind tot in
de kleinste, onnoozelste zaken moeten be-
studeeren. Diepe kennis van het kind is
voor haar noodzakelijk. De goede en ver
keerde trekken moet zij kennen, om de
geschikste middelen ter goede opvoeding
te kiezen.
De gehoorzaamheid en de zelfbcheer-
sching vormen de grondslagen der karak
tervorming. Een verstandige moeder weet,
wat zij geboden en verboden heeft en
toont haar sterkte door van haar kind on
verbiddelijk gehoorzaamheid te eischen.
Zij maakt alles niet naar zijn zin. Van
jongsaf leert zij het zich zelf beheerschen.
Mogder zal voortdurend tot God bidden
om zijn zegen want de Christelijke opvoe
ding is een werk der genade. De geest van
gebed en godsvrucht zijn voor een moeder
noodzakelijk. Zij moet voor haar kinderen
•een heiligen-leven zijn en zal zich derhal
ve onverpoosd op zelfopvoeding of zelf-
vervolmaking dienen toe te leggen.
Deze zelf vervol making vraagt een on
uitputtelijk geduld ©n een krachtige zelf-
beheersching. Deze twee zijn de grondpij
lers van de opvoeding en zoo juist is reeds
gezegd, dat het „beheersch u zelf" de
grondslag is der karaktervorming. Wil een
moeder dit in haar kinderen uitgebeeld
zien. dan dient zij in zich zelf eerst naar
dit plan haar ziel te vervolmaken. De H.
Isodorus zegt: „Zooals de zonnebloem ge
keerd is naar de zon, zoo is het kinder
oog gericht naar vader en vooral naar
moeder, leerend in hun voorbeeld hoe 't
zijn eigen levensgedrag zal inrichten."
In onze dagen worden aan de katholie
ke vrouwen veel meer eisckèn gesteld dan
vroeger en derhalve is de taak van de ge-
ziusmceder ook veel grooter geworden.
Een moeder die niet weet, wat zij aan
haar maatschappelijke vrouwenrechten en
vrouwenplichten verschuldigd is, kan haar
zonen en dochters niet voor hun en voor
haar bestemming opleiden en kan ook
niet zijn de goede hulp en gezellin van den
man.
Hieruit volgt, dat een goede moeder
zich meermalen zal afvragen, wat zal het
leven van mijn kind vragen?
En met het oog hierop zal zij liet indi
vidualistische egoisme in de opvoeding
vermijden, en dit egoisme strekt zich uit
op godsdienstig, maatschappelijk en so
ciaal gebied. Zij zal nimmer uit het^ oog
verliezen, dat wij beleven een socialen
tijd met sociale nooden, 'n uiterst gevaar
vollen tijd. te tijd met gevaren, die voort
spruiten uit een ongeregelde zucht naar
vrijheid door 't staan buiten bet ouderlijk
toezicht^ uit een ongeregelde zucht naar
vertoon, opschik, snoepzucht, enz., geva
ren, die voortspruiten uit de omgeving op
politiek-sociaal, op zedelijk en op gods
dienstig gebied.
Tegen al die gevaren moet een goede
opvoeding hulpmiddelen bieden en dit zal
vooral de taak der moeder zijn.
Haar zorg ©n waakzaamheid kan in on
ze dagen nooit groot genoeg zijn. De woor
den van den H. Joannes Chrysostomus
moeten alle opvoeders maar bovenal de
moeder steeds voor den geest 6taan:
„Laat ons de kinderen beschouwen als
kostbare panden en laat ons met alle mo
gelijke zorg ovct hen waken."
Do moeder kan zich zelf haar zwaar
verantwoordelijke taak verlichten door
haar zorg voor een gezellig ouderlijk huis,
vooral weer voor een liefdevol toewijdend
karakter, waardoor de opgroeiende jeugd
zoo innig hartelijk aan haar.en aan huis
verbonden wordt. Zij moet er op de eer
ste plaats voor waken, dat zij heb in bet
ouderiijk huis zonnig en levensblij maakt
door eigen persoon. Het „thuis zijn" moet
voor do kinderen het hoogste genot, de
reinste vreugde zijn. Moeder maakt voor
de kinderen en voor den vader bet
tehuis; zij is voor de kinderen hot tehuis
Op een moeder, die biervoor werkt; is bet-
woord van den H. Hieronymus toepasse
lijk: „Groot zullen bij den Heer dc ver
diensten zijn van de moeder, die leefde
voor de opvoeding van haar kinderen."
Uw taak, ouders, is in deze tijden bui
tengewoon zwaar; gij zult in uw opvoe
dingswerk slagen, indien gij zelf innig
vroom en godsdienstig zijt want de grond
slag der opvoeding is de godsdienst. Uw
godsdienstig voorbeeldig leven zal voor
uw kinderen een licht zijn, een richtsnoer
voor al hun handelingen.
Eens, Ouders, zullen zij, gelijk dc groote
Frederic Ozanam nederknielen, hun han
den vouwen ten gebed, en God met alle
innigheid van een erkentelijk gemoed dan
ken dat dit hun schonk de genade gebo
ren te worden in het ware geloof, dat Hij
hen plaatste op de knieën van een deugd-
zamen Vader en van een heilige Móéder.
St. Gregoriushuis Utrecht.
„Hsgz." J. BERGMANS.
had gered. Sam Tippit was maar een
gewone man. Niets had bij te maken
redden of dooden en als die drie dam
bij elkaar zaten, voelde mrs. Tippit 2j.
verongelijkt, omdat zij niet kon «p^iiijA
over baar man.
Zo wist natuurlijk heel goed, dat ha,
ijverige, flinke man, die een geregeld I
goed werker was, eigenlijk niet kon u
wegen tegen die beide andere echtgen»
ten. Sam Tippit liet zijn vrouw geen av«
alleen; avond aan avond zat bij bij ba,
de krant te lezen en speelde daarna i,
op de fluit. Maar zelfs de piano, die t
haar bad gegeven en bet nieuwe karp.
waren niet in staat haar trolsch op ht
te doen zijn.
We kunnen natuurlijk niet aliens
belden trouwen, d.ie in den strijd voor i
eer van bun land hebben gestreden, t
juéfrouw Thomson. Maar u moet het m
niet kwalijk nemen juffrouw Tippit, 4
een ontwikkelde vrouw als u bent,
heeft laten binden aan zoo'n zachten vei
legen man als Tippit is, dat begrijp ik tod
niet.
En mijn Jan is zeker niet zoo dep
lijk als ik hem wel zou wenschen, zei jol.
frouw Wilkins, en ik weet wel, dat h-
veel van onze verdiensten naar de kro
gaat inplaats van naar een karpetwinj
maar, genadige hemel nog-eens-ai
toe, als een man nu ook zijn beele lev
lang menscben uit brandend® huizen b*
gered en zijn leven voor vreemden kb
gewaagd, dan mag hij toch ook wel ee
een pleiziertje hebben! Wat mij belie
ik zou er niet tegen kunnen dat een m
den heelen avond om het huis hing 1
een huiskat!
En met al die opsnijorige verhal
maakten ze juffrouw Tippit ho® laoj
hoe ontevredener; dat g.ing niet zoo inea
maar zoo bij stukjes en beetjes; «sa tensk
te kon die arme, oude Sam er heele®
niet meer uit wijs worden; het was b
of ze alles in hem afkeurde.
En op een da? zegt ie teren Willi
Wicks:
Ze is niet meer dezelfde tecuw t,
vroeger. Sinds we in de Waterloosta i
zijn komen wonen. Er was vroeger
gelukkiger vrouw dan eij het was e
vreugde haar om me heen te hebben. Me
wat ze nu tegen me heeft? Niets wat
doe, is goed en soms denk ik of ee ere
spijt van beeft, dat ze met mij is getroui
Ben je al eens eerder getrouwd 11
weest? vraagt Willem
Ik? Neen! Ze is mijn eerste.
Ah zegt Willem, die al heel wal nu
ondervinding heeft op dat gebied, 1
dacht ik al. Als je eens getrouwd gew
was, dan zou je wel weten, dat je nu
leen doormaakt wat iedere rnan vroe;
of later krijgt d-oor te maken. Dat m
je, dat er en verkoeling intreedt in 1
wederzijdsch gevoelen van achting en f
negenheid.
Hè, zei Tippit, hoe noem je dat?
Wel, zegt Willem, ik zal 't- je ui
leggen, man. Menscben, die pas getrou
zijn, zijn zoo in elkaar verdiept, dal
als 't ware leven in zoo'n soort droom
vooral de vrouw doet zoo. Het is eet of
hem eindelijk beeft kunnen vangen,
dan komt langzamerhand de tijd, da!
aan ekaar gewend raken. Ze begint i
eigenaardigheden, zijn bepaalde gew«
ten te zien en ze merkt, dat hij volstr
niet zoo'n ideaal van volmaaktheid is
zij dacht dat hij was. En in dis lijn do
denkend, krijgt ze het onzekere gevoel
ze misschien ook een beetje te haast:?
geweest en een betere keuze kon hek
gedaan. Maar als ze beide verstand
menscben zijndeeren ze wel deze klip ki
voorbij te zeilen en ze leeren begrijp!
dat wat niet kan worden hereteïd, daan
toch wel kan worden verdragea en dal
nog een lang teven samen «uilen moei
zijn en er dus het besto van moeten li
te maken. En zoo zal 't bij jon eok'
&aan, als die verkoeling in de verhoui
voorbij is en zij wer tot „wederzijds
achting en genegenheid" is gekomer
Maar, antwoordde Tim-te, ©r is P
sprake van verkoeling,
ik zeggen. Ze is alleen mr'iwk^iekt:
Vanmorgen nog, zegt Ee met tranen b
oogen: Sam, zegt ze, man ik zou zoo gt
trolsch op je zijn en je achten, inaa.'
kan bet niet. Je begrijpt dat zulke
den een man nu niet juist gelukkig 1
ken, vooral niet als alles net zon gaai
altijd.
Heb je haar genoeg kuishoulf
gegeven en meubels, vraagt "Willem
een oogenblik nadenken.
En Sam's antwoord luidde meer c
bevredigend.
Heb je 't al eens met een nieüi
hoed geprobeerd? vroeg Willem. Teel'
welijksoneenigbeid is bijgelegd met 1
kleedingstuk.
Sam's knikje bevestigde dit.
Deze maand heb ik tweemaal
nieuwe hoed voor haar meegebracbi'
naar de laatste mode.
Willem zweeg langen tijd daarop.
Ik geloof, dat ik er een gat ia-
zei bij eindelijk vroolijk. Alleea m<*
mijn studies wel ter plaats® voorts1
alvorens jo een beslissenden revd 'f
ven.
Toen inviteerde hij zich zelf «P L-
verjaardag den volgenden Dinsdag, f>.
hij eens in de gelegenheid s®« z'iD
frouw Tippit gade te slaan in irf
huis. En toen Sam eenig® bedenk»
bad, omdat bij niet wist wat voor fl
op te geven, raadde bij hem «w* k1
gen, dat Willem een vriend uit s*jn !f
jaren was en veel met hem had oo-,
maakt. Dan zou zijn vrouw het gevoeg
gen of ze hem niet heel best k«*deu
bijgaan.
En een goeie avond was k*t 0* 1
lijk ook. Hij was do eenige Ma»3a5
de vrouwelijke gasten hadden a0°v^
vertellen en gebruikten daarbhi
woorden, dat WiUem pas h«®* k»1
het woord kwam.
Eerst sprak juffrouw ,v'
geschiedenis uit deu «©vlag e*
DE VROUW IN DEN KEUKEN.
Het zal geachte lezeressen u allen
wel aangenaam zijn, om nu eens samen
te keuvelen overvleesch en voorname
lijk over rundvleesch.
Als onze Hol&ndsclhe huismoeder groen
ten moet inslaan, nu, laat ze dan imaar
haar gang gaan, want, heuschl de groen-
tenboer moet al een groote handigheid be
zitten, wil hij een m'nderwaardige
groente aan haar kwijt raken. Maar als
er vleescb besle'd -of ingekocht moet wor
den, dan is dat voor vele huismoeders iets,
wat ze maar liefs! aan het oordeel van
de vteeschhooiwers zelf overlaten; want de
meeste Hollandsche huismoeders staan
als bet op het inslaan van vleesch aan
komt voor een groot vraagteeken. Dit is
niet uw schulid, dames. Dit is die 6ohuld
van de gewoonte hier in Holland om het
vleesch allemaal uitgebeend te willen be
trokken van den vleescb houwer. Als een
huismoeder in het buitenland (in Duitsch-
land, Engeland, België of Frankrijk)
vleesch gaat inslaan, weet zij meestal
practisch haar keus te doen, want in den
vleeschwinkel liggen groote en kleine
stukken, alle met de heenen er in, voor
haar om uit te zoeken. De vleeschhouwer
in het buitenland hakt en zaagt de koe in
groote en kleine stukken, zoo maar ruw
weg, met beenen en al, en biedt zoo bet
vleescb te koop aan het publiek. Zoodoende
blijft het vleescb in den vorm en kan een
huismoeder met een beetje opletten al
gauw aan den vorm der heenen zien, van
"welk deel der koe diit of dat stuk is uitge
sneden.
Is het vleesch uitgebeend dan is dit
moeilijker en wordt er kennis vereischt
om dit te constateeren. Weet je wat ik'zou
willen, dames? Ik zou willen dat dfe
vleeschhouwers het hier in Holland eens
allemaal vertikten om een stukje vleesch
ponder been te verkoqpen, net als hij onze
buiten'nndsche huren. En dan ook geen
runderlappen, rollade, gehakt, bitede vin
ken, gespelde en opgenaaide ribben, enz.
enz. meer willen leveren.
Wat zou ik dan een pleizier Webben! Dan
bonden de huisvrouwen dat allemaal zelf
doen, net als hare zusters in het buiten
land. Maar dan hadden zdj ook het voor
deel, dat het vleescb net zoo goedkoop
tfförd als daar.
Maar dat zal wel altijd tot een
mijner stokpaardjes blijven behooren,
welke opgeborgen kunnen worden. Liever
wil ik u maar eens wat wijzer trachten te
ana-ken in het practisch inkoopen van hét
.vleesch.
Een koe komt hij een slager in den
winkel te hangen, gevierendeeld: twee vóór
en twee achtervoeten. Deze doelen hebben
vorschil'ende kwaliteiten van vleesch in
zicli. Bij de voorvoeten is de dikke rib, het
bicfje van den schouder en het muisje van
don schouder 't beste vleesch. He- uiteinde
der r bbon is -dtenetig voor runderlappen,
•u hot verdere, bet buikvleeseh tot aau da
borst- en Eekstuk gebruikt, kan worden
borst- «mneksluk gebruikt kan worden
voor haché-vleeseh en gehakt. Het vleesch
der pooten is alleen dienstig voor soep-
vkevseh. Zoo ook hebben de achtervoeten
verschiBendle kwaliteiten. Daaruit krijgt
men vooreerst de runderhaas; daarachter
zit de dikke lenden of entricot; tegen de
dikke lenden zit bet staartstuk tot aan het
sleutelbeen of bekkeneel. Dan krijgt men
de binnenveer of biefstuk. Dit is allemaal
eerste kwaliteit vleescb. Naast de binnte-
veer zit de zoogenaamde platte bil met
muisje en pezerik, eai dan krijgt men de
poot, waaraan bet schenkelvleesch. En nu,
dames, komen wij tot besluit. Gaat gij naar
uw slager om soepvleesck te koopen, be
stel dan schenkelvleesch. Wil u kac-hé of
gebak maken, bestel dan uw slager vleesch
van de borst of nekvleesch. Heeft u trek in
gebraad, bestel dan 'n dikken rib. Laat uw
runderlappen van den dunnen rib snij
den. Verlangt u een 6tukje roasbief, bestel
dan het buoefje of muisje van de schouder,
een stuk dikke lenden of staartstuk. Ook
kunt u een stuk van de muis of platten bil
of zijstuk daarvoor vragen. Doch in het
gebruik moet ge met deze twee laatste
stukken oppassen, want dit vleesch heeft
de eigenaardigheid van hij verhitting zijn
sappen alle spoediig los te laten, en, als
men het een weinig te lang laat braden,
is het droog en hard.
Biefstuk laat ge van den binnenveer snij
den en fijne baklappen moet ge bestellen
van de buoef en het muisje van den
schouder. Dit laatste laat zich ook heel
goed a's biefstuk gebruiken, evengoed als
voor baklappen, en in bet geheel voor.
roastbief.
Het is in uw eigen belang, dames, dat
u die benamioieen van verschillende stuk
ken vleesch goed onthoudt. En het is ook
gemakkelijk voor den slager omdat, als hij
geeft wat er gevraagd wordt, het altijd ze
ker is, dat het goed is. En niet geschiedt,
wat zoo dikwijls gebeurt: „O, neeh slager,
dat stuk wil ik niet hebben, hoor! breng
mij als het u hl'left ander vleesch!" En dan
weet zoo'n arme slager nog niet wat bij
brengen moet. Maar bij zichzelf denkt bij:
„Dat zal ik dat mevrouwtje laten beta
len!" En hij heeft gelijk ook. Ik zal nu niet
uitweiden over ossen, stieren, vaarzen en
oude koeten. Om dit vleesch te leeren on
derscheiden, zou ik het u persoonlijk moe
ten aanwijzen. Dit laat zich zoo moeilijk
leeren in een schriftelijke uiteenzetting.
Doch ik veronderstel dat uw slager er een
is, die altijd eerste kwaliteit vleesch
slacht.
Maar, dames, er is nog iets wat ik met
u eens wil bespreken, en dat is: het be
handelen van uw ingekocht vleesch.
Wat al zorg en hoofdbreken haten vele
Hollandsche buismoeders zich op de hals,
vooral ra den zomertijd, om 't vleesch een
of twee dag^n goed te houden, zonder het
to braden. Wat al verschillende methoden
zi.cn daarvoor in omloop. De ee no zout be.t
ZIJH REPUTATIE ALS HELD.
Het is alles alleen de schuld van
de buren, zei de huisheer.
De Tippit's waren een gelukkig en rus
tig paar ecb-lgenooten van middelbaren
leeftijd1, tot ize gingen verbuizen naar de
Waterloostrat. Daar is de ellende begon
nen. De Thomson's woonden aan den
eenen kant, de Wilkin's aan den anderen
en daar tusschen heeft zij het niet kun
nen uithouden. De man van mrs. Thom
son had in den oorlog gevochten en zijn
vrouw raakte er nooit over uitgepraat, zoo
veel menschen als hij wel had gedood. De
man van mrs. Wdlkins liad het tegenover
gestelde baantje; hij was bij de brand
weer en zijn vrouw zat er eeuwig en al
tijd op te pochen, hoeveel levens hij wel