VOOR DE VROUWEN .gedurende eenige jaren directeur „van Let kabinet van pleisterbeelden en van de prentenverzameling van wijlen den heer Royer'', welke beide collecties jpas veel la ter in 1893 werden gescheiden en on derdak gebracht op de wijze zooals nu nog hot geval is. Hij schonk 4720 prenten, 754 teekeningen en 888 boeken. Vele van de beste en zeldzaamste prenten en teekenin gen van het huidige kabinet zijn door de erop gestempelde initialen NG geken merkt als een geschenk van De Gijselaar, die „plaatsnijder was in zijn hart". Door aankoopen o a. in 1874 van 8500 gegraveerde portretten en 59 teeke ningen is later de verzameling nog aanzienlijk uitgebreid, maar.ze heeft ook wel eens paar veren moeten laten. Dit geschiedde, toen van 1882 tot 1896 het directeurschap werd waargenomen door den heer J. Ph. van der Keilen, die eigen lijk directeur was van het Amsterdam- sche Prenten'., .binet en uiteraard voor dit laatste meer voelde. Menige „ruil" werd gedaan, welke voor Leiden niet voordeelig was en ook eigenlijk niet door den beugel ton indien van hier stukken verhuisden, tot een der beide schenkingen behoorende; deze waren immers speciaal voor Leiden bestemd. Enfin, laten we verheugd wezen, dat een heilloos plan, om onze prentenver- izameling met die van de hoofdstad te veiv eenigen, niet is doorgegaan. Erkend wordt voorts door den heer De Gelder in zijn meergemeld werk, dat „ook de Leidsche collectie met menig interessant blaadje vermeerderd werd, dat Van der Keilen door zijn buitengewone kennis der oude Hollandscbe prenten het beste wist te vin den". Bovendien werden hier in 1901 nog 14 portefeuilles met 4135 dubbelen uit het Amsterdamsehe kabinet ontvangen. Te klagen hebben we dus niet. Te bejammeren valt eigenlijk alleen de gebrekkige behuizing. Er bestaan natuur lijk al lang, Keel lang plannen tot verbe tering, maar wanneer zullen die verwe zenlijkt worden! Misschien als de Univer siteitsbibliotheek wordt uitgebreid, waar voor immers het oude Begijnhof het veld zal moeten iruimen (waaraan trouwens niets verloren wordt). Maar ook dit hangt nog hoog in de lucht. Laten we intussohen verheugd wezen, dat het prentenkabinet als studie-inrich ting druk wordt gebruikt en goed voldoet. AJO. WAT IEDERE MAAND TE DOEN GEEFT (le helft November) Alle bens is op 'it dek. Ik bedoel: bij goed weer zijn alle werkkrachten op den akker druk bezig met het oogsten van de suiker 7 en voederbieten. In onze streek val len ze zeer mee,'zoodat na het gebruik der knollen, die er niet veel zijn, de vee houder straks nieit verlegen zit. In deze maand wordt het oogsten voortgezet en ko men ook de knolrapen aan de beurt; na do bieten en de wortelen, omdat ze beter tegen de vorst kunnen. Met het oog op dit laatste, en dewijl zij licht verbroeien, moet de bewaarplaats luchtig en koel zijn. Gaat men tot inkuilen over, dan geschied de dit in smalle hoopen. welke gedekt worden met stroo, waarover een dunne laag aarde. Knolrapen laten zich in 't voorjaar niet zoo lang bewaren als de bieten; men zorge voor doelmatige lucht- verversching. Zoowel voor bieten als voor knolrapen geldt, dat ze des te duurzamer zijn naarmate 'het gehalte aan droge stof, grooter is. De eene soort duurt dus langer dan de andere, en hiermee houde men re kening met het voederen. De minst duur zame, dus de waterrijkste, vervoedere^ men eerst en houde men het dichtst bij de band. Ook wortels, die nn nog in den grond zitten, moeten er uit. Men kan ze inkuilen als knolrapen: ook hier zorge men voor een goede ventilatie, want wor tels rotten licht. Luchtig en koel bewa ren is daarom ook een vereischte. Heeft men in schuren of kelders ruimte rrennee. dan kan men ze daar in dunne lagen uit spreiden, liefst met droog zand eT tus- schen. Op gelijke wijze kan de huismoe der doen. welke daartoe ook een kist of diepen bak kan gebruiken. Ook het wortel loof is als veevoeder geschikt, mits niet te veel per dag; ook dit kan worden inge kuild. Hoeveel men van genoemde wortel en knolgewassen ma er voederen? Van wor telen welke in 't bijzonder voor venlens en paarden zijn aan te bevelen: tot 10 kilo per dag per paard, en tot 30 kilo voor melkvee. Van knolrapen aan melkvee niet meer dan 10 kilo per dag, omdat anders melk en boter licht den onaange- namen knollensmaak kunnen krijgen. Van voederbieten tot ongeveer 20 kilo per dag en per dier; bij grootere hoeveel heden zou de voedering minder voordeelig kunnen zijn. Met mangels kan men gaan tot 30 Kilo, van suikerbieten geve men evenwel hoogstens 12 15 K.G. Mest- koeien mogen wat meer hebben; paarden daarentegen diene men matige hoeveelhe den toe; voor deze zijn wortelen beter, o.a. om hun hooger eiwitgehalte. Mangels en bieten zijn te verkiezen hoven knollen; ontvangen de dieren bij de knollen niet vrij wat krachtvoer (eiwitrijk voer) dan vermageren ze sterk; ook worden melk en boter door den knollensmaak minderwaar dig. In den tuin: Nu het blad valt, yerzarnelo men dit voor de broeierij en de bakken; eikenloof is het beste, het geeft de meeste warmte en later, als het verteerd is, de 'beste aarde. Hark hot zooveel mo gelijk bij droog weer. anders rol; het spoe dig en geeft ook, minder warmte. Dun uw wortelen, welke in den bak boven den grond komen. Haal uw Brusselsche Witlof en Cichoreiwortelen uit den grond, voor deze hard wordt van de vorst; snijd bet loof hoven den grond af cn kuil ze in op rijtjes, met aar do op elke rij. Bij sterko vorst met wat loof dekken! Be waar uw appels en peren op droge, vorstvrije zolders; de kelder is meestal niet droog genoeg en te warm. Zoo mo gelijk breng uw Coloussen in de warme kas tcit het voorjaar Uw Fuchsia kunt ge als ge geen hak of kas hebt, in een vorstvrijen kelder bewaren; eerst het jon ge lot, dat den laatst en zomer gegroeid is, op twee leden na insnijden, in den winter geen water geven. Mest nu uw gazon of grasveld; koe- en paardenmest door elkaar gewerkt, regelmatig uitstrooien, zoodat heit gras ongeveer bedekt is. Dit werkt beschermend tegen de vorst, en is ook goed voor den grond. Dek uw rozen; knip eerst bladeren en bloemknopjes weg, maak den stam los en buig hem tot den grond; graaf daar een kuiltje, diep en groot genoeg om de kroon er in te ber gen. Dek deze toe met de uitgeworpen aarde. Sfruikrozen aanhoogen met blad of turfstrooisel. C. B. HOE DE PLANTEN ZICHZELF BESCHERMEN TEGEN AANVALLEN VAN DIEREN. Het geheele leven is, zoowel dierkundig als plantkundig gesproken. e«en groote strijd en als gevolg daarvan heeft ieder* organisme z'n eigen karakteristieke aan- vals- of verdedigingsmiddelen. Ieder zal begrijpen, dat die middelen slechts relatief zijn, en ook, dat men de middelen, om aan te vallen meer moet zoeken in de dierenwereld, en de verdedi gingsmiddelen hoofdzakelijk in het plan tenrijk, aangezien de planten gebonden zijn aan de plaats, waar ze zich bevinden en de diereu, als regel, meer bewegings vrijheid bezitten. - Hoewel de strijdmiddelen der dieren, over 't algemeen, beter bekend zullen zijn; dan die van de planten zullen we ze toch ter vergelijking even memoreeren. Als we dicht bij buis beginnen, zien we, de bonden bijten, de katten krabben, de vogels pikken en met hunne vleugels slaan, de bunsings stinken, bazen, marters en wezels de kleur aannemen van de om geving, waarin ze verkeeren, d. i. de kleur van den bodem of van de sneeuw enz. Gaan we wat verder van huis, dan zien we in de zee inktvisschen en dergelijke hun aftocht dekken met het moderne strijd middel gift gas of rookgas, en in dit ge val inkt(gas-) In de tropen (en ook hier) treft men vele dieren aan, die zooveel lijken op het ge was (de boom of plant) waarop of wa&r- tusschen ze zich bevinden, dab ze bijna niet opgemerkt worden, zoo b.v. vele slan gen, vlinders en spanrupsen. Bij eenig na denken zal ieder dit lijstje met nog vele voorbeelden kunnen aanvullen. De beschermingsmiddelen, die men bij de planten aantreft, zijn misschien nog on- gelijksoortiger, maar meestal niet zoo voor de hand. liggend omdat wij men- scben ze van een anderen kant bezien. Vandaar dat we deze middelen slechts betrekkelijk hebben genoemd. W ij vinden reuk en smaak van peper munt (Mentha aquatioa), selderie, peterse lie, salie, lavendel, thijm, venkel en al dergelijke bekende specerijplan ten aange naam, maar door de in ons klimaat voor komende dieren worden ze meestal niet aangevreten aangezien al de etherische oliën die ze bevatten een stank in hun neusgaten zijn. Lavendel wordt •zelis veel aangewend, om muggen en vliegen, te ver jagen en 't zelfde is verteld (zelf hebben wij er nooit op gelet) van de heerlijk rie kende pronkerwt (Lathyrus odoratus.) Omgekeerd worden de voor ons onaan genaam riekende of smakende en de gif tige planten soms met graagte gegeten door de dieren, zoo b.v. de alkaloïde bevat tende Petunia en tabak, die graag door slakken gegeten, worden, en de giftige bes sen van dolle kervel en de zwarte nacht schade (Solanum nigrum), die met graag te gegeten worden door resp. de merels en de spreeuwen en de laatste ock door kip pen b.v. Dit zijn in 't algemeen dus chemische middelen, die betrekking hebben op reuk en (of) smaak. Er zijn echter ook vele mechanische middelen; denken we slechts aan het be kende Kruidje-roer-mij-niet (Mimosa pudi- ca), dat bij de aanraking of zelfs bij de nadering van een dier ineens alle bladeren slap laat hangen. Deze plant houdt" zich dus dood bij de nadering van het dier (er zijn ook vele dieren die zich dood hou den" kunnen, stekelvarken, pissebed e. a.) De brandnetel steekt en vergiftigt tege lijk (met mierenzuur) en de ,,doove netel' mimicreerde dat en ziet er nu precies een der uit, maar steekt niet en vergiftigt niet. De doove netel" is wel eenigszins te ver gelijken met een heldhaftig uitzienden jon gen, met een klappertjes pistool. De stekels en doorns van rozen, kruis bessen wilde peren, meidoorns, accacia's zijn bekend genoeg. Minder bekend is misschien, dat de jongste^deelen, die het meest bescherming behoeven, de meeste en de grootste doorns of, stekels hebben. De oudere takken, die buiten het bereik van de viervoeters e„ d. zijn, hebben ze niet of bijna niet meer. Zeer mooi zijn vooral de stekels van de cactussen gerangschikt, nl. zoo. dat het niet mogelijk is zulk een plant aan te pak ken zonder er mede in aanraking te ko men. Do steppenpaarden in Zuid-Amerika slaan de cactussen eerst met hun achter poot/en kapot en zuigen er dan het over vloedige vocht uit om hun dorst te ies- ecben. Sommige planten bereiden in hun lichaam haaldvormige kristallen (Baphi- den) van exaalzuro kalk, die zoo scherp zijn, dat ze de slijmhuid en het darmka naal van het dier (of den mensch) kunnen doen ontsteken na het nuttigen er van. Zoo tTv. het bekende en bij de landbou wers beruchte heremoes of paardenstaart (Equisetum) en het sneeuwklokje en de Asperge. (Verleden jaar is in ons land nog een dame gestorven na het o v e r ATb 7. Tniletkussen in appel vorm. Afb 2. Costuum met inzetstuk en bubï kraag. Afb 3. Overhemd voor jonge dames.» Afb. 4. Mantel met ronde pas sn bontgarueering. Afb. 7. Toiletkussen in appel vorm. Ons plaatje geeft een kussen in appelvorm dat heel goed als toilet- ot spcldekussen dienst kan doen. Men maalt de vorm van watte, die eerst gevoerd wordt om makkelijk de vorm te kunnen houden. Dan over trekt men het geheel met een of andere vaste stof. katoenfluweel is zeer aan te bevelen en geeft het door eenige aardig-aangebrachte s:eken een smaak vol cachet. Men naait dan de appel op een kleedje van witte stof in stervorm en omgeeft hem met spansteken in donkeren tint Afb- 8 en 9. Handschoenen zakdoekenetui met borduurwerk. Om aan dit etui ook weer het echte Kerstmis-idee te geven overtrekt men den grond vorm met helgroene zijde of satijn. Voor het over trek neemt men het fijnste batist en borduurt hierop de sterren in goudkleur, en de takken in helgroen met doffe zijde. Langs de buitenrand loopt een smalle plissee, gemaakt van de zelfde stof als de binnenbekleeding, die al bij het maken van den grondvorm aangebracht kan worden. Helgroene of witte lintlussen vormen de afwerking. Afb. 5. Breede bladwijzer met borduurwerk. 0 0 0 MODEPRAATJE 0 0 0 De mode voor onze jonge dames. Afb. 1. Blouse met gespleten kraag. Als tegenstelling verlangen bontgekleurde stoffen eenvoudige modellen om niet te opzichtig te werken. Evenzoo kunnen effen stoffen een meer gecompliceerd model best verdragen om niet al te een tonig te worden. Ons voorbeeld geeft een glad jumpermodel met aangeknipte halflange mouwen. De onderste blousèrand is aan beide zijden iets ingehaald en in een band gevat van dubbele of gevoerde stof. Aan de sluiting links is een uit springend gedeelte onder een roset aangebracht. Langs den ronden hals loopt een meermalen gespleten kraag van een mooi afstekende stof, die met de mouwopslagen overeenstemt. Dit model is ook voor fluweel geschikt. Afb. 2. Costuum met ingezet gedeelte en bubi-kraag. Dit model is bijzonder geschikt om een te klein geworden costuumpje te moderniseeren. Het voorgedeelte wordt ge completeerd door zijbaantjes, die evenals de mouwen uit stof van contrasteerende kleur bestaan. De mouwrand is iets omgeslagen en afgemaakt door een heel smal boordje van dubbele stof welks uiteinden in elkaar grijpen. Het inzetstuk dat naar links onder de stof vastgehaakt wordt bestaat evenals de kraag uit wit batist. Aan de rok wordt midden voor een geplooid gedeelte ingevoegd. De aanzetnaad van rok en taille wordt gedekt door een smalle stofceintuur met siergesp. Afb. 3. Eenvoudig overhemd. Naast de robe-chemise en alle andere smalle modellen kan men zijn toilet eigjelijk niet compleet hebben zonder het eenvoudige overhemd, dat zoowel in huis als op school- of op kantoor zóón prettige afwisseling voor onze japonnen is. Gemaakt van effen stoffen als flanel zefjr of laken staat het altijd goed, mits het op de juiste manier gedragen wordt. Op ons plaatje zijn rug en voorpand door een schouderstuk verbonden, dat van voren Iets ingehaald is De uit dubbele stof gemaakte sluitrand wordt gecompleteerd door een open en gesloten te dragen kraag. De gladde ingezette mouw heeft een manchet met een gebogen opslag-rand. In de taille een schuifzcom. Afb. 4. Mantel met ronde pas en bontgarneering. Deze rechte eenvoudige mantel van donkerbruine velours-de- laine vertoont een breede ronde pas die over de mouwen valt. De breede kraag, die ook open gedragen kan worden is met bont bezet. Bont garneert ook de mouwrand Afb. 1. Blouse met gespleten kraag. en heel smal de bovenkant van de opgezette zakken.Knoc-pen vormen, als op ons plaatje is aangegeven, de sluiting. Afb. 5. Breede bladwijzer met borduurwerk Onze dames, die gewend zip*. om hare huisgenooten op kerstmis geschenken te geven, door haar zeil vervaardigd, doen verstandig om hiermede vroeg te beginnen, willen zij niet op het laatste moment naar het eers-e het beste moeten grijpen. Wij hebben hier eenige voorbeelden gegeven waarvan de patronen een echt Kerst-idee geven. De bladwijzer heeft een mooi dennenmotief, hetwelk gecompleteerd wordt door verscheidene sterretjes. Op een donkeren grond zou het heel mooi zijn de dennen en stenen in wit te borduren, terwijl op lichten grond de dennen in donkergroen of zwart de sterren in goud heel mooi doen. De dennen werkt men in losse ongelijke spansteken. Donkergroene of zwarte chenille A sb. e. Borstelhanger met eenvoudig borduurwerk. wordt aan den onderrand in gebogen lijn aangezet. Afb. 6. Borstelhan ger met borduurwerk. Dennentakken vormen het patroon varï het borduur werk, dat met groen pare'garen op naturel- linnen gewerkt wordt. De hanger, waarvan de grootte zich richt naar het aantal borstels dat bij bevatten moet, wordt op gevoerd karton geplakt. Langs de kanten loopt een gedraaid koordje dat ook de onderste ge bogen rand begrensd. Aan den onderrand worden als versiering drie denap peltjes aangebracht. Deze maakt men in de ge- wenschte grootte van wat- te met donkerbruine stof overtrokken, ongeveer 0 te 8 c. M. lang, en ver siert de stof, waarvoor men zijde satijn of fluweel kan nemen, met steekjes van gouddraad. U.J Afb. 11. Groot tafelkleed met borduurwerk voor den Kersttafel. Afb. 8 en 9, Handschoenen zakdoeketui met borduurwerk. Afb. 10. Tafellooper met eenvoudig borduurwerk. Afb. 10. Tafellooper met eenvoundig borduur werk. Deze voor de kerst tafel bestemden looperwordt geborduurd met een patroon van dennentakjes, die hier en daar aangebracht worden. Deze motiefjes zijn ook zeer geschikt om kleine kleedjes voor lage tafeltjes of pronk- kleedjes te versieren Afb. 11. Groot tafel kleed met borduurwerk voor den Kersttafel. Dit kiec-d, bestemd voor een ronden tafel vertoont in het midden een krans van gevlochten dennenlakjes. Het zelfde motief begrenst den rand, terwijl aan iedere hoek twee, aan takjes hangende klokjes aangebracht zijn. Op een wit kleed, borduurt men de takjes in donkergroen. De klokjes zijn dan grijs si: de strikjes helgroen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 10