ga-ando artikelen te hebben duidelijk" ge maakt. Die uitwendige genaden zeid© ik terloops, deen zich in groot© verscheiden heid voor. Mij is een geval bekend' van een Roomscho tennisclub, die een meisje te weinig had. Een der Roomscho meisjes kendo een protestantsch vriendinnetje of liever kennisje. Na ©enig beraad werd besloten de ouders te raadplegen, of men dit meisje, van heel onbesproken gedrag en verdraagzaam karakter, niet zou uitnoo digen. daar anders de club in het ongeree- de geraakte. Zo werd van de partij. In het tentje viel zekeren dag heb tasclije van haar vriendin open en een kerkboekje cr uit. In den rusttijd blikte het protestantje eens in het kerkboekje en haar oog viel op het gebed: „Voor de keuzo van een le vensstaat." Dat begreep zo heeleniaal niet, dat je daarvoor gaat bidden. „Bid jij daar ook voor?" vroeg ze later haar vriendin. ,,Wel, natuurlijk, jo weet het immers niet, als je achttien bent." Dat trof haar. Ze dacht na, zeido niets meer en ging ook eens voor bidden in oen katholieke kerk; en ze bezocht een priester met dogemoe delijke vraag: Eerwaarde, mag ik u eens vragen, kan ik ook een levensstaat heb ben?" Aan de benaming „Eerwaarde" en de zonderlingheid van de vraag herkende de priester de niet-Roonischo. Hij antwoord de: „Wel, alle menschon moeten immers in den hemel komen," Do logica van dit woord ontsnapte het meisje, doch ze ging in heb debat op. Ik ook? Natuurlijk u ook. Waarom niet? Ik ben Protestant. Dat. weet ik al lang, juffrouw. U.. weet., dat., lang., lang? Hoe dat, Eerwaarde? Maak nu maar. dat u in den hemel komt. En volg uw levensstaat. Bid er maar voor. En wat is dan mijn levensstaat?. Wat G-od van u wil. En wat is dat? Ik bid nooit. Dan wordt het hoog tijd. Wat moet ik dan bidden? Wat uw hart u ingeeft. Maar hoe komt u op die vragen? Hebt u er iets over gelezen? Ja, Eerwaarde. En ze verhaalde het .voorgevallene. Kind, sprak nu de priester, gebruik die genaden Gods. Doe nu niet anders dan al maar bidden voor uw levensstaat. Dan zal alles wel terecht komen. God geleid u langs dien weg, volg Hem dus; dat is .verreweg het beste. -Ze ging. Na een maand kwam ze terug. Eerwaarde, hoe kan God iets van me willeri bemoeit Hij "zich" dan met mij?" De genade had doorgewerkt, dab was duidelijk; de genade had heb meisje reeds zacht geleid naar het groote algemeen© vraagstuk der Providentie. De priester verklaarde 'b haar, bewees uit het Gods bestaan en de Schepping, de noodzakelijk heid der Providentie en ontroerd sprak het meisje ten laatste: Wat is dat mooi! Waarom hebben ze me dat nooit geleerd? Nu verliepen drie maanden. Op zekeren dag kwam ze Weer aangestapt. Ik kan niet meer bidden, ik ben ge loof ik, uitgebid. Dat is heel goed te begrijpen, lachte de priester. U moet niet lachen, want ik ben heel akélig. Dat begrijp ik en da>t voel ik met u mee. Ik lachte ook enkel om een uitdrukking, want men is nooit uitgebid, evenmin als een visch ooit uitgezwommen is. O. L. Heer heeft gezegd, dat wij altijd moecen bidden. Wat moet ik er van denken. Dat O. L. Heer niet tevreden óver u is. Waarom bent u zoo lang weggebleven? Ik durfde niet. Durft u nu wel? Maar half, glimlachte ze, doch ik voelde, dat ik niet langer mocht wachten- Waarmee? Ze verschoof eens op haar stoel. Met het u te zeggen. Wat?.... Kom en durf nu.... Mijn levensstaat iNu? Wat'is er met dien levensstaat? Ik heb er veel over nagedacht. En ja, o ja< ik ben God dankbaar, maar het is toch wel erg. Het zal me heel veel moeite geven. Dat moet u voor Hem over hebben. Ze knikte. U zult andrs toch geen rust hebben. Dat heb ik geprobeerd. Daarom bleef ik weg. Ik dacht het zal we-1 overgaan. Én ging het over? Ze knikte neen. Het werd hoe langer hoe erger? glim lachte .de priester. Ja, fluisterde ze. Wat gaat u nu doen? De Provident© volgen of niet? Het zal wel moetenIk zit er aar dig tussehen, glimlachte ze weer. De priester sprak nog meer dan een uur met baar. Het gebedje voor den levensstaat uit het ta-schjo van haar vriendin was de eer ste aanleiding voor dit kind, om een vu rige Katholieke te worden tot haar dood, die nu voor anderhalf jaar haar naar den hemel kwam halen. (Nieuw Nederland.) Hoe men vroeger aï. n Men al vroeger beslist niet zoo als tegen woordig, doch verorberde groo tere mas sa's. Als er van een feestmaal in den ouden tijd sprake is, dan verneemt men met groote verbazing, dat daarvoor geheele ossen noodig waren en een groote hoeveel heid gevogelte er het leven hij moest laten, dat er kolossale hoeveelheden zoete spij zen verzwolgen werden, dio thans voor een heel bataljon soldaten voldoende zou den zijn. Bruiloften duurden meestal verschei dene dagen en daarbij kwamen er zoo veel gerechten op tafel, dat een bruidspaar van thans, als het gelijk destijds ge bruikelijk was van alles wat moest eten liever van 't hruilofsmaal zou afzien, in elk geval genoeg gegeten zou hebben voor den duur der geheele huwelijksreis. Van het afschrikwekkend aantal gerech ten gebruikte ook bijna iedereen iets. Men 'at met de bandon, die, vóór men den maal tijd begon, gowasschen werden en daarna •eveneens, meestal in warm water, doch ook wel in wijn. Drinkglazen had men niet, of in elk geval hoogstens een drinkhoorn, die gewoonlijk plechtig van mond tot mond ging. De borden, die men in de 15e eeuw begon to gebruiken, werden bedekt (van daar de naam couvert) geserveerd. De oppcrtafeldicuaar verwijderde, staande bij den gast, het deksel en proefde van de spijs, om te doen zien dat zij met vergif tigd was, of wel h'j raakte ze met een staf aan, aan welken staf men een bijzondere kracht toeschreef. De vork is een uitvinding van den nieuweren tijd, of tenminste het gebrnik er van; in de middeleeuwen bezaten slechts koningen enkele exemplaren. Karei V mocht zich o.a. beroemen op bet. bezit van vijf vorken. Op den huiselijken disch is dit nuttige instrument eerst, in de 18c eeuw verschenen. Brood werd' in reusachtige hoeveelheden gegeten, echter niet dat mooie, losgebakken goed verteerbare brood van thans, maar zwaar, zwart brood, dat 'des!ijls in groote, ronlo plakken g?snedcn werd. waarop men andere spijzen servporde. Men noemde ze „sneden", welke benaming trouwens ook nu nog voorkomt, en at ze als de gerechten die er op lagen, verorberd waren. Salade werd aan tafel aangemaakt" en door de handen van een d°r cenoodigde damesgasten omgeroerd; het gold voor de dame, die mot dozo manipulatie wc-rd be last. voor ccn groote eer. Vloeibare spijzen worden in een groote terrine of pot geserveerd, waaruit men, als hij midden op de tafel stond, om beur ten in rythmische beweging den inhoud lepelde. B:j het aanvatten der gerechten met do vingers gokl het voor bijzonder elegant, als men dat sleolïls met drie vin gers deed. Groenten en vruchten werden doer de rijken slechts weinig gegeten, men liet ze aan de armen over. Vleeschvoeding daarentegen wa3 het voorrecht der bezittende klasse. Het vege tarisme was destijds, als leer althans, nog niet hekend en werd slechts gehuldigd als de nood daartoe dwong; evenmin wist men af van de matigheids of geheelonthouders beweging. Men dronk aan tafel overmatig veel: de wijnen waren nog onvervalscht en een uit stekende keel te hebben, d. w. z. anderen onder tafel te drinken, gold als een bijzon dere heldendaad, waarmee men roem oogstte. Dan werd men voor een flinken man aangezien, waaruit volgt. dat. men hem als een held beschouwde, die aan god Bacchus rijkelijk hulde kon brengen, zon der dat deze hem bedwingen kon. Kazerne-humor. Korporaal Pel zat in geldnood en ver kocht zijn sabel. Hij nam ©en houten sa bel in de plaats. Onverwachts werd er ©en groot© revue-inspectie gehouden. Op het paradeveld komt de kolonel met de order, dat de generaal van elk© sectie één man wil laten voorkomen. Prat werd gekozen. „Wel Prat", zegt de generaal, 'als - d© nood aan den man komt. zou je dan met het scherp van je sabel weten om te gaan?" Zeker, generaal", antwoordt Prat., be angst. „Trek dan van leer", commandeert de generaal. Prat herkrijgt zijn tegenwoordigheid van gee'st. en reept: „Als ik moet docden, mag ik lijden dat mijn sabel in hout ver anderd." En meteen trok hij zijn zwaard.: Algemeen© verbazing! Do generaal reed verder met dc c-pmerking dab korporaal Prat behekst was. De Gids. En thans, dames en heeren, komen wij in de- zaal, genaamd naar Ferdinand den Vrijgevige, die beroemd was wegens zijn groote- vrijgevigheid tegenover gidsen en ander© ondergeschikten! Een liefhebbende echtgenoote. Gids: Hier moet u voorzichtig zijn. Ver scheidene toeristen hebben hier hun nek ge broken." Echtgenoote: Zeg "Willem, zou jij dan maar niet het eerst gaan? £en idéeï l—J Die arm© kindertjes-hiernaast b| geen vader en moeder meer, Jantje! niefc treurig? Moeder, laten we ze Tante (V cadeau doën; die kunnen we besfc Uit een roman. „Gij zijt de zonneschijn van mijnj. Uw glimlach verlicht mijn ziel als bliksem. Met u kan ik alle stormen e- genwinden I3 dit een huwelijksaanzoek mij-5 of een weerbericht? Bezuiniging. Jantje: Pa, ik kan een gulden best, Vindt u dat leuk? Pa: Ja nogal. Jantje: U had me een gulden beloof! ik een mooi rapport mee naar huis t- en die gulden kan u nu in uwes zal den. Handig. Een bedelaar komt in een hoeden?; om te bedelen, ma-ar ziet tot zijn een politieagent staan. Hij is echter; dig weer op zijn gemak, neemt- zijn! versleten hoed af en vraagt aan den keiier: „Kan die hoed nog gerepareerd den?" Hij waagt te veel. Dokter: Ik vrees, dat het gedaan is. juffrouw Smit. Smit (plotseling oplevend): Niet, Juffrouw Smit: Wat beteckent Willem? Denk je. dat je het beter v de dokter? Een verschil! De dokter: Kom, kom, hou jegos heb precies hetzelfde gehad. De patiënt: Ja. maar u hadfc et deren dokter. In den winkel. Een halven liter hennepzaad ai blieft. Is dat voor je moeder, ventje' Neen, juffrouw, voor onze vogel; O.W'er. Dus u wilt gaarne mijn ondste i hebben? Wanneer ze zin in U heeft 1 er niets tegen. Ik behoef U niet te n of U een gezin kunt onderhouden, 5 Onderhoudf n, meneer, ik kan hn mesten. Gerustgss'e'd. Zij: Verbeeld jc, beste man. vrcuw Van Hatelijk heeft verteld, d geen tanden heb. 0, ik ben er m over. Hij: Nu, houd je bedaard, kit en zend haar de rekening van jo'lai Lieve kinderen, Vandaag wil ik nog even terugkomen op onzen grootsn raadselwedstrijd van verle den week. Ik ben tevreden geweest. Mijn vriendjes zijn van heinde en verre komen opdagen om mee te dingen naar een prijs, die waard was wat moeite en inspanning. Over het algemeen is heel goed werk gele verd. Er zijn er geweest, die zelfs met heel wat zorg de raadseltjes hebben opgelost, die net werk leverden en toonden ordelijke cn nette kinderen te zijn. Het is typisch, maar over het algemeen leverden de meis jes hot netste werk. Zij schreven het beste, zorgden voor een mooi vel papier en enve loppe en uit alles bleek, da.t mijn vrien dinnetjes zich inspanden om het mooi te maken. Dat vind ik flink! Zoo hoort het ook. Slordigheid past allerminst voor meis jes. Dat is voor jongens niet zoo het hoort, maar voor meisjes is slordigheid een dub bele fout. Ik zei reeds, dat er zooveel van buiten de stad hebben meegedaan. Dat ver heugt me. Daar wordt ons blad algemeen gelezen. In alle plaatsen om Leiden, komt in alle Roomseh© gezinnen d© Leidsche Cou rant. Ik verwachtte dan ook uit alle plaat sen eenig© vrienden die onze gelederen kwamen, vullen. En ik heb goed gedacht. Zie de lange- lijsten maar na; er is geen dorp in do buurt,, of er zijn deelnemers ge veest. Als we met Nieuwjaar weer met prijs-, raadsels komen, zullen we met het getal van nu rekening houden en als de directie het goed vindt, zullen we het aantal prijzen verhoogen. W© klemmen nu reeds tot acht prijzen, laten we dus zien of we er geen tien van maken kunnen.. Als ik de lijsten doorzie en de namen der deelnemers de revue laat passeeren, dan mis ik nog oude bekenden; vooral van de meisjesschool uit de Haarlemmerstraat zijn eenig© vriendinnetjes, die niet opkwa men en niet me hebben verrast met een verhaaltje of versje, zooals bij vroegere ge legenheden dit het geval was. Over het al gemeen echter heb ik oud© vrienden terug gezien en nieuwe zijn mede opgekomen om een kansje te wagen. De vorige week wees ik er reeds op, dat cr waren, die onvoldoende onderteekenden; hun voornaam opgaven met 'n enkele letter en straat en huisnummer vergaten,. Dat hoort niet zoo! Wanneer gevi'aagd wordt diet volledig adres op te geven, dan moet 'dat ook gebeuren. Laten we daar nu eens in het vervolg aan denken. Aardige briefjes ontving ik heel weinig, zoodat ik met het beantwoorden heel gauw zal klaar zijn. Die een briefje aan mij per soonlijk bijvoegden, krijgen natuurlijk een antwoord terug. R u wil ik neg een enkel woord zeggen can dc deelnemers van afdeeling C. Er ia over het algemeen goed en aardig werk ge le, crd. Allo .verhaaltjes Iaat ik plaatsen. D© versjes hier en daar een beetje ge schrapt en verbeterd kernen er ook in. Maar ik zei het Teeds bij vroegere gele genheden waarom nu niet ieder velletje papier aan.één kant slechts vol geschre ven? Is dat nu zooveel moeite meer? Of is het zond© van zooveel ongebruikt pa pier? Let nu eens goed op en onthoudt dat voor later; wat. voor de drukkerij be stemd is, besohrijve men slechts aan één kant. Dat is oen gemak voor den zetter, en dan men plaatse op elk velletje I. II, III enz. zoodat d© zeter niet in de war raken kan. Zullen wo dat nu eens goed onthou den? En nu mijn vriendjes, groet ik jullie al len zoer; ik dank U allen nogmaals voor de genomen moeite en voor de mij toege zonden verhaaltjes en opstelletjes en vers jes en houd mij aanbevolen voor veel, veel meer, "terwijl ik U nu alvast een hartelijk welkom toeroep voor den cerstvolgenden wedstrijd met Nieuwjaar. De Redacteur. Beantwoording der brieven. Magda C o 11 a-, Ma re Leiden, Wel mijn kind, wa.t heb jij me verrast met het keurig© verhaaltje. Ik laat het plaat sen. Neus maar eens vandaag. En ik maak je mijn compliment met het mooie schrift. Jij schrijft als een professor! Zijn er in jouw klas nog meer, die zoo mooi schrijven kunnen? Dag Magda. Groet je ouders van me! Anna van Wissen. Zoo Anna, bob ben jullie zoo hard moeten werken om die raadseltjes bij elkaar te krijgen? En je nichtje ook al! Wel. wel! En dan geen prijs te winnen. Het is toch te gek! Toeh niet den moed opgeven Anna! Den volgen den keer weer mee doen hoorIk reken weer vast op jullie tweetjes. Beste groet jes! .Gerard Gründe mann, Wit te Singel, Stad. Zoo mijn'vriendje heb jij bij do raadseltjes nog een vriende lijk briefje gedaan. Dat vind ik heel lief van je. Do raadseltjes waren allen goed en oen prijsje had je ook verdiend. Maar zoo als je gezien hebt, ben je dezen keer niet bij do gélukkigen geweest. Een volgenden keer beter. Veel grootjes wederkeerig aan vader en moeder. Dag Gérard! Piet van Ommen, Kaiser- s t r a at, Stad. Ik ben heel blij mijn vriendje, dat jij een boek gewonnen hebt. Jij hebt keurig geschreven en zoo jo best gedaan dat ik je heusch een pluimpje moet geven. En dat-je broertje een beetje gehol pen hebt, vind ik niet meer dan plicht. Jij bent al zoo groot en zoo knap cn Winke, komt pas kijken. Dag Piet! Groet vader en! moeder en zeg aan broertje, dat ik over hem ook zeer goed tevreden ben. Wil je? Ellen Boerteé. Ik dank je wel Ellen voor de .oplosingen in! versvorm en zooals jo gezien hebt, heb ik er een dankbaar, ge bruik van gemaakt. „Een onw'cer" wordt vast cn zeker, geplaatst. Kijk vandaag maar eens! Heb je me ook nog niet een versje beloofd? Ik wacht af Fortuna schijnt niet veel met. jo op te hebben. Toch volhouden! Grootjes aan allo huisgencotcn en aan Oma. Annie God ij n. Y oorstraat, Katwijk a. d. B ij n. Zeker mijn vrien dinnetje. doe je ruc ccn "groot plezier met mee te reen. Je bent hartelijk welkom. An nie en ik reken voortaan trouw op je. En., ik ben heel bost over jc tevreden.. Dc raad seltjes waren goed en het schrift was keu rig. Nu Annie tot later! Dag! Jan van Klink, Roelofarends- veen. Heb jij nu dat versje heusch zelf gemaakt, ldeine baas? Of heb je dat zoo heel, heel stiekempjes ergens afgeschre ven? Hoe het ook zij: ik vind het een aar dig versje en ik laat het plaatsen. Dag vriendje! Ik houd ine aanbevolen voor meer. Goud-Elsje. En wanneer word ilc nu weer eens verrast met een „Dickie" of een ander bloempje uit je poëtischen tuin? Of heeft mijn klein dichteresje het zoo druk, dat cr nu heelemaal geen tijd meer over schiet om onze lezeresjes en kleine lezers en mij een aangenaam uurtje te bezorgen? Wij wachten af! Dag Goud-Éls je! De volgende week ga ik door met het beantwoorden der brieven en met d e G e- schiedenis van het Schooiertje. Do Red. Een onweer. 'b Was den heelen dag heet geweest eigenlijk te heet, 's avonds werd het druk kend en zwoel. De lucht was koperkleurig en kleine wolkjes die niets goeds voorspel den vertoonden zich aan' den horizon. Er komt zeker een onweer, zei Jantjes moeder en ze ging gauw naar boven cm allo ramen te sluiten. Op de slaapkamer gekomen zag ze hoe Jantje, die al een 'half uurtje in 't drocmenland was, onrustig lag te woelen en zijn deken weg wilde trappen. „Als hij maar niet wakker wordt", dacht z& „hij is toch zoo bang!" Moeder was nog niet in de huiskamer terug of de eerste groote re gendruppels kletterden: reeds tegen do ra men en in de verte rommelde de donder. Wies, Els en Kees zaten om de tafel. Wie3 en Els die bang waren krepen dicht tegen moeder aan, maar Kees verklaarde dat hij "volstrekt niet bang was. Dat was goed voor -meisjes, zei hij en keek uit de hoogte op zijn bange zusjes neer. ..Nu", zei moeder, „als gij niet bang bent ga dan eens even in den tuin en haal de poes binnen, het •beest wordt anders zoo nat", vervolgde zij tegen 'Wies knipocge.nd. Met hangende pootjes ging onze held. maar halverwege ■den gang doorkliefde juist een groote blik semstraal de lucht en Keeslief, die heele maal niet bang was, vloog terug, de kamer in, cru kroop onder de tafel. „Hé Kees waar is Mimi nu"? „,Ja ziet u moeder ikik.. ■En ik dacht dat je niet bang was lachte moeder „"Wat een held't Onweer .werd in- ■tusschen al heviger, bliksemde onophou delijk en aanhoudend, klonk het gerommel van den donder. De regen plaste in stroo men' neer. Opeens dacht moeder aan Jan- neman. Zou hij wakker geworden zijn? Ze holde naar boven, bij 'het bedje gekomen izag ze eerst niets als een stapel deken3 en kussens. „Maar Jan, wat lieb jij gedaan" vroeg Moeder verwonderd! Town verscheen een vuurrood gezichtje onder de dekens vandaan. „He.... ik.... wou die. nare blik sem niet zien," stotterde onze kleuter, en toen heb ik al die kussens op mijn hoofd gegooid." Lachend nam Moederhem uit bed-, veegde zijn bezweet gezichtje af en drceg hem naar beneden. Daar wachtten ze het -onweer af. Vader was nog niet thuis die was zeker bij oom gaan schuilen. Lang zaam dreef het onweer af. Moeder stopte Jantje, die op haar arm was ingeslapen, weer onder dc wel. Daarop liet zc de poes binnen, die druipnat den gang insprong. Toen v-ader thuis kwam en de natte pres zag meest hij hartelijk lachen en moeder vertelde hem van Kees die zoo dapper was en van Jantje die zich voor den bliksem verstopt had. Ellen. Samen deelen, „Jan", zei moeder op zekeren morgen, „je meet. een boodschap voor mij doen". „Mag ik die alleen doen, moe,?" vroeg |Jan met een blij géwicht, want Jan was pas zes jaar en het gebeurde dus niet dikwijls, dat hij alleen uit mocht. „Ja", zei moeder, die boodschap mag jij nu eens heel alleen doen. Hier is een brief, je cn dat moet je brengen naar den koek bakker. die in d© vcl'gende straat woont. Maar je past goed op, dat je het neet ver liest." ..Dat beloof ik u. moe", zei Jan en hij stapte met het briefje in de hand de deur uit. Nu, Jan hield zich goed. Hij bleef trouw op de kleine steentjes zooals moeder hem gezegd had.. Eu dat was maar goed ook, want toen bij in dp andere st.aat was, kwam juist een rijtuig hard aanrijden, maar dat. bleef op de groot© steen-en en Jan op de kleine, dus dat hinderde hem niet, Jan kwam goed en wel bij den koekbakker, dien hij het briefje netjes overgaf, terwijl hij heel beleefd zij pet afnam e,n zei: „Mijnheer, compliment van moe." „Zoo, zoo, kleintje", zei de bakker ter wijl, hij het. briefje doorlas, .kan jij al zoo alleen een boodschap doen?" Jan werd ren beetjê boos en hij zei: ..Tk ben niet klein, ik ben groot, ik ga alleen uit". De koekbakker lachte eens en zei: .,.Ta- dat merk ik nu toch ook. Zeg 11: dan eens, hoe jo heet." Ik heet Jan Smid." ,.Nu Jan", zei de bakker ,,zeg dan aai moe, dat ik er goed voor zorge-n zaL Kan jo dat nu onthouden?" ..Ja zeker", zei Jan en hij wilde den win kel weer uitgaan. „Wacht even" zei de bakker. ..houdt een grocte jongen wel van koekjes?" 'Daar hic-ld Jan toch wel van en nu gaf de koekbakker Jan twee heerlijke weesper monpen. „Dank u wel", zei Jan en wilde heengaan. „Nu Jau. je mag ze wel eerst opeten." „Neen" paf Jan Jen antwoord, „dat doe ik liever thuis dan krijgb zusje or cok een van." „Kijk Jan". zei do koekbakker „nu zie ik toch wezenlijk, da't- je een groote jongen bent. Maar dan zal ik zo in een zakj© doen, anders kon de hond van den slager de koek jes wel eens uit je hand' halen. Dis lust- ze ook wel en daft zou toch jammer wezen." 'Dat vond Jan ook ©n hij bracht de koekjes dan ook 'behouden thuis. Zusje was ©r wat blij mee en ik geloof vast, dat Jan het eene koekje nu nog beter smaakte dan de twee in den winkel zouden gedaan hebben, want dan had hij het blijde gezichtje vaai niet gezien. Magda Colla, Mare 23, b 3 October. 3 October Leid ons Ontzet Op dien dag heeft ieder pret, Groot on klein Ieder vindt 't fijn. 's Morgens vroeg opgestaan Naar 't kennisland gegaan, O! daar heb je toch zoo'n lol 't Heele veld is overvol. Ook de poffers kraam is cl ruk bi Waarom ook daar niet gekocht Dan weer naar huis en naar 'I 't Eten gaat verbazend sneL Is dat ook weer gedaan Dan wordt 't tijd om naar 'U werk to! Dat is 't slot van 't feest Dat na-ar ieders zin is geweest Een 'goede bedoeling, die een ktë einde nam. Al snoepend liep Ons Roosje klein Door 't park en zag Een vogelijn. Dat naar haar keek En zitten bleef.... „Wie weet, als ik 't- Een snoepje geef!" Gezegd gedaan Klein Roosje nam Gauw een bonbon En zoetjes kwam ze nader ,,'k Krijg hem zeker, hoor Maar 't muschje ging Er gauw vandoor. Hoe jammer toch! Maar zusje gaf don hoop pi Want niet ver af vloog op Haar muschje l:ef. En zong voor Roos Zijn ,,'sjièf sjief! sjicf!" Roes gauw cr heen „Mu'sch, da's voor jou Zoet vogeltje, too kom je B Het muschje nikte Eu keek haar aan Of 't zeggen 'wou: „Nou, 'k zal maar gaan. ..Kcm muschje-lief", Zoo vleide zus „hier da's vei Maar wat do musch Teen deed,'dat was Niet netjes hoor! Ze vloog er ook Maar gauw vandoor. „Jij leelijk beest!" Riep kleine Roos „Vlieg nou maar weg!" keek heel boos [aar iels, dat ik niet HO» let. bove •jo leg Jan van Koeloiatf»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 16