ga-ando artikelen te hebben duidelijk" ge
maakt. Die uitwendige genaden zeid© ik
terloops, deen zich in groot© verscheiden
heid voor. Mij is een geval bekend' van een
Roomscho tennisclub, die een meisje te
weinig had. Een der Roomscho meisjes
kendo een protestantsch vriendinnetje of
liever kennisje. Na ©enig beraad werd
besloten de ouders te raadplegen, of men
dit meisje, van heel onbesproken gedrag
en verdraagzaam karakter, niet zou uitnoo
digen. daar anders de club in het ongeree-
de geraakte.
Zo werd van de partij. In het tentje
viel zekeren dag heb tasclije van haar
vriendin open en een kerkboekje cr uit.
In den rusttijd blikte het protestantje
eens in het kerkboekje en haar oog viel
op het gebed: „Voor de keuzo van een le
vensstaat." Dat begreep zo heeleniaal niet,
dat je daarvoor gaat bidden. „Bid jij daar
ook voor?" vroeg ze later haar vriendin.
,,Wel, natuurlijk, jo weet het immers niet,
als je achttien bent." Dat trof haar. Ze
dacht na, zeido niets meer en ging ook
eens voor bidden in oen katholieke kerk;
en ze bezocht een priester met dogemoe
delijke vraag: Eerwaarde, mag ik u eens
vragen, kan ik ook een levensstaat heb
ben?"
Aan de benaming „Eerwaarde" en de
zonderlingheid van de vraag herkende de
priester de niet-Roonischo. Hij antwoord
de: „Wel, alle menschon moeten immers in
den hemel komen,"
Do logica van dit woord ontsnapte het
meisje, doch ze ging in heb debat op.
Ik ook?
Natuurlijk u ook. Waarom niet?
Ik ben Protestant.
Dat. weet ik al lang, juffrouw.
U.. weet., dat., lang., lang? Hoe
dat, Eerwaarde?
Maak nu maar. dat u in den hemel
komt. En volg uw levensstaat. Bid er
maar voor.
En wat is dan mijn levensstaat?.
Wat G-od van u wil.
En wat is dat? Ik bid nooit.
Dan wordt het hoog tijd.
Wat moet ik dan bidden?
Wat uw hart u ingeeft. Maar hoe
komt u op die vragen? Hebt u er iets
over gelezen?
Ja, Eerwaarde. En ze verhaalde het
.voorgevallene.
Kind, sprak nu de priester, gebruik
die genaden Gods. Doe nu niet anders dan
al maar bidden voor uw levensstaat. Dan
zal alles wel terecht komen. God geleid u
langs dien weg, volg Hem dus; dat is
.verreweg het beste.
-Ze ging. Na een maand kwam ze terug.
Eerwaarde, hoe kan God iets van me
willeri bemoeit Hij "zich" dan met mij?"
De genade had doorgewerkt, dab was
duidelijk; de genade had heb meisje reeds
zacht geleid naar het groote algemeen©
vraagstuk der Providentie. De priester
verklaarde 'b haar, bewees uit het Gods
bestaan en de Schepping, de noodzakelijk
heid der Providentie en ontroerd sprak
het meisje ten laatste:
Wat is dat mooi! Waarom hebben ze
me dat nooit geleerd?
Nu verliepen drie maanden. Op zekeren
dag kwam ze Weer aangestapt.
Ik kan niet meer bidden, ik ben ge
loof ik, uitgebid.
Dat is heel goed te begrijpen, lachte
de priester.
U moet niet lachen, want ik ben
heel akélig.
Dat begrijp ik en da>t voel ik met u mee.
Ik lachte ook enkel om een uitdrukking,
want men is nooit uitgebid, evenmin als
een visch ooit uitgezwommen is. O. L.
Heer heeft gezegd, dat wij altijd moecen
bidden.
Wat moet ik er van denken.
Dat O. L. Heer niet tevreden óver u
is. Waarom bent u zoo lang weggebleven?
Ik durfde niet.
Durft u nu wel?
Maar half, glimlachte ze, doch ik
voelde, dat ik niet langer mocht wachten-
Waarmee?
Ze verschoof eens op haar stoel.
Met het u te zeggen.
Wat?.... Kom en durf nu....
Mijn levensstaat
iNu? Wat'is er met dien levensstaat?
Ik heb er veel over nagedacht. En
ja, o ja< ik ben God dankbaar, maar het
is toch wel erg. Het zal me heel veel
moeite geven.
Dat moet u voor Hem over hebben.
Ze knikte.
U zult andrs toch geen rust hebben.
Dat heb ik geprobeerd. Daarom bleef
ik weg. Ik dacht het zal we-1 overgaan.
Én ging het over?
Ze knikte neen.
Het werd hoe langer hoe erger? glim
lachte .de priester.
Ja, fluisterde ze.
Wat gaat u nu doen? De Provident©
volgen of niet?
Het zal wel moetenIk zit er aar
dig tussehen, glimlachte ze weer.
De priester sprak nog meer dan een uur
met baar.
Het gebedje voor den levensstaat uit
het ta-schjo van haar vriendin was de eer
ste aanleiding voor dit kind, om een vu
rige Katholieke te worden tot haar dood,
die nu voor anderhalf jaar haar naar den
hemel kwam halen. (Nieuw Nederland.)
Hoe men vroeger aï. n
Men al vroeger beslist niet zoo als tegen
woordig, doch verorberde groo tere mas
sa's. Als er van een feestmaal in den
ouden tijd sprake is, dan verneemt men
met groote verbazing, dat daarvoor geheele
ossen noodig waren en een groote hoeveel
heid gevogelte er het leven hij moest laten,
dat er kolossale hoeveelheden zoete spij
zen verzwolgen werden, dio thans voor
een heel bataljon soldaten voldoende zou
den zijn.
Bruiloften duurden meestal verschei
dene dagen en daarbij kwamen er zoo
veel gerechten op tafel, dat een bruidspaar
van thans, als het gelijk destijds ge
bruikelijk was van alles wat moest eten
liever van 't hruilofsmaal zou afzien, in
elk geval genoeg gegeten zou hebben voor
den duur der geheele huwelijksreis.
Van het afschrikwekkend aantal gerech
ten gebruikte ook bijna iedereen iets. Men
'at met de bandon, die, vóór men den maal
tijd begon, gowasschen werden en daarna
•eveneens, meestal in warm water, doch ook
wel in wijn. Drinkglazen had men niet, of
in elk geval hoogstens een drinkhoorn, die
gewoonlijk plechtig van mond tot mond
ging.
De borden, die men in de 15e eeuw
begon to gebruiken, werden bedekt (van
daar de naam couvert) geserveerd. De
oppcrtafeldicuaar verwijderde, staande bij
den gast, het deksel en proefde van de
spijs, om te doen zien dat zij met vergif
tigd was, of wel h'j raakte ze met een staf
aan, aan welken staf men een bijzondere
kracht toeschreef.
De vork is een uitvinding van den
nieuweren tijd, of tenminste het gebrnik
er van; in de middeleeuwen bezaten slechts
koningen enkele exemplaren. Karei V
mocht zich o.a. beroemen op bet. bezit van
vijf vorken. Op den huiselijken disch is
dit nuttige instrument eerst, in de 18c eeuw
verschenen.
Brood werd' in reusachtige hoeveelheden
gegeten, echter niet dat mooie, losgebakken
goed verteerbare brood van thans, maar
zwaar, zwart brood, dat 'des!ijls in groote,
ronlo plakken g?snedcn werd. waarop men
andere spijzen servporde. Men noemde ze
„sneden", welke benaming trouwens ook
nu nog voorkomt, en at ze als de gerechten
die er op lagen, verorberd waren.
Salade werd aan tafel aangemaakt" en
door de handen van een d°r cenoodigde
damesgasten omgeroerd; het gold voor de
dame, die mot dozo manipulatie wc-rd be
last. voor ccn groote eer.
Vloeibare spijzen worden in een groote
terrine of pot geserveerd, waaruit men,
als hij midden op de tafel stond, om beur
ten in rythmische beweging den inhoud
lepelde. B:j het aanvatten der gerechten
met do vingers gokl het voor bijzonder
elegant, als men dat sleolïls met drie vin
gers deed.
Groenten en vruchten werden doer de
rijken slechts weinig gegeten, men liet ze
aan de armen over.
Vleeschvoeding daarentegen wa3 het
voorrecht der bezittende klasse. Het vege
tarisme was destijds, als leer althans, nog
niet hekend en werd slechts gehuldigd als
de nood daartoe dwong; evenmin wist men
af van de matigheids of geheelonthouders
beweging.
Men dronk aan tafel overmatig veel: de
wijnen waren nog onvervalscht en een uit
stekende keel te hebben, d. w. z. anderen
onder tafel te drinken, gold als een bijzon
dere heldendaad, waarmee men roem
oogstte. Dan werd men voor een flinken
man aangezien, waaruit volgt. dat. men
hem als een held beschouwde, die aan god
Bacchus rijkelijk hulde kon brengen, zon
der dat deze hem bedwingen kon.
Kazerne-humor.
Korporaal Pel zat in geldnood en ver
kocht zijn sabel. Hij nam ©en houten sa
bel in de plaats. Onverwachts werd er ©en
groot© revue-inspectie gehouden.
Op het paradeveld komt de kolonel met
de order, dat de generaal van elk© sectie
één man wil laten voorkomen. Prat werd
gekozen. „Wel Prat", zegt de generaal,
'als - d© nood aan den man komt. zou je
dan met het scherp van je sabel weten om
te gaan?"
Zeker, generaal", antwoordt Prat., be
angst.
„Trek dan van leer", commandeert de
generaal.
Prat herkrijgt zijn tegenwoordigheid
van gee'st. en reept: „Als ik moet docden,
mag ik lijden dat mijn sabel in hout ver
anderd." En meteen trok hij zijn zwaard.:
Algemeen© verbazing! Do generaal reed
verder met dc c-pmerking dab korporaal
Prat behekst was.
De Gids.
En thans, dames en heeren, komen wij
in de- zaal, genaamd naar Ferdinand den
Vrijgevige, die beroemd was wegens zijn
groote- vrijgevigheid tegenover gidsen en
ander© ondergeschikten!
Een liefhebbende echtgenoote.
Gids: Hier moet u voorzichtig zijn. Ver
scheidene toeristen hebben hier hun nek ge
broken."
Echtgenoote: Zeg "Willem, zou jij dan
maar niet het eerst gaan?
£en idéeï
l—J Die arm© kindertjes-hiernaast b|
geen vader en moeder meer, Jantje!
niefc treurig?
Moeder, laten we ze Tante (V
cadeau doën; die kunnen we besfc
Uit een roman.
„Gij zijt de zonneschijn van mijnj.
Uw glimlach verlicht mijn ziel als
bliksem. Met u kan ik alle stormen e-
genwinden
I3 dit een huwelijksaanzoek mij-5
of een weerbericht?
Bezuiniging.
Jantje: Pa, ik kan een gulden best,
Vindt u dat leuk?
Pa: Ja nogal.
Jantje: U had me een gulden beloof!
ik een mooi rapport mee naar huis t-
en die gulden kan u nu in uwes zal
den.
Handig.
Een bedelaar komt in een hoeden?;
om te bedelen, ma-ar ziet tot zijn
een politieagent staan. Hij is echter;
dig weer op zijn gemak, neemt- zijn!
versleten hoed af en vraagt aan den
keiier: „Kan die hoed nog gerepareerd
den?"
Hij waagt te veel.
Dokter: Ik vrees, dat het
gedaan is. juffrouw Smit.
Smit (plotseling oplevend): Niet,
Juffrouw Smit: Wat beteckent
Willem? Denk je. dat je het beter v
de dokter?
Een verschil!
De dokter: Kom, kom, hou jegos
heb precies hetzelfde gehad.
De patiënt: Ja. maar u hadfc et
deren dokter.
In den winkel.
Een halven liter hennepzaad ai
blieft.
Is dat voor je moeder, ventje'
Neen, juffrouw, voor onze vogel;
O.W'er.
Dus u wilt gaarne mijn ondste i
hebben? Wanneer ze zin in U heeft 1
er niets tegen. Ik behoef U niet te n
of U een gezin kunt onderhouden, 5
Onderhoudf n, meneer, ik kan hn
mesten.
Gerustgss'e'd.
Zij: Verbeeld jc, beste man.
vrcuw Van Hatelijk heeft verteld, d
geen tanden heb. 0, ik ben er m
over.
Hij: Nu, houd je bedaard, kit
en zend haar de rekening van jo'lai
Lieve kinderen,
Vandaag wil ik nog even terugkomen op
onzen grootsn raadselwedstrijd van verle
den week. Ik ben tevreden geweest. Mijn
vriendjes zijn van heinde en verre komen
opdagen om mee te dingen naar een prijs,
die waard was wat moeite en inspanning.
Over het algemeen is heel goed werk gele
verd. Er zijn er geweest, die zelfs met heel
wat zorg de raadseltjes hebben opgelost,
die net werk leverden en toonden ordelijke
cn nette kinderen te zijn. Het is typisch,
maar over het algemeen leverden de meis
jes hot netste werk. Zij schreven het beste,
zorgden voor een mooi vel papier en enve
loppe en uit alles bleek, da.t mijn vrien
dinnetjes zich inspanden om het mooi te
maken. Dat vind ik flink! Zoo hoort het
ook. Slordigheid past allerminst voor meis
jes. Dat is voor jongens niet zoo het hoort,
maar voor meisjes is slordigheid een dub
bele fout. Ik zei reeds, dat er zooveel van
buiten de stad hebben meegedaan. Dat ver
heugt me. Daar wordt ons blad algemeen
gelezen. In alle plaatsen om Leiden, komt
in alle Roomseh© gezinnen d© Leidsche Cou
rant. Ik verwachtte dan ook uit alle plaat
sen eenig© vrienden die onze gelederen
kwamen, vullen. En ik heb goed gedacht.
Zie de lange- lijsten maar na; er is geen
dorp in do buurt,, of er zijn deelnemers ge
veest.
Als we met Nieuwjaar weer met prijs-,
raadsels komen, zullen we met het getal
van nu rekening houden en als de directie
het goed vindt, zullen we het aantal prijzen
verhoogen. W© klemmen nu reeds tot acht
prijzen, laten we dus zien of we er geen
tien van maken kunnen..
Als ik de lijsten doorzie en de namen
der deelnemers de revue laat passeeren,
dan mis ik nog oude bekenden; vooral van
de meisjesschool uit de Haarlemmerstraat
zijn eenig© vriendinnetjes, die niet opkwa
men en niet me hebben verrast met een
verhaaltje of versje, zooals bij vroegere ge
legenheden dit het geval was. Over het al
gemeen echter heb ik oud© vrienden terug
gezien en nieuwe zijn mede opgekomen om
een kansje te wagen.
De vorige week wees ik er reeds op, dat
cr waren, die onvoldoende onderteekenden;
hun voornaam opgaven met 'n enkele letter
en straat en huisnummer vergaten,. Dat
hoort niet zoo! Wanneer gevi'aagd wordt
diet volledig adres op te geven, dan moet
'dat ook gebeuren. Laten we daar nu eens
in het vervolg aan denken.
Aardige briefjes ontving ik heel weinig,
zoodat ik met het beantwoorden heel gauw
zal klaar zijn. Die een briefje aan mij per
soonlijk bijvoegden, krijgen natuurlijk een
antwoord terug.
R u wil ik neg een enkel woord zeggen
can dc deelnemers van afdeeling C. Er ia
over het algemeen goed en aardig werk ge
le, crd. Allo .verhaaltjes Iaat ik plaatsen.
D© versjes hier en daar een beetje ge
schrapt en verbeterd kernen er ook in.
Maar ik zei het Teeds bij vroegere gele
genheden waarom nu niet ieder velletje
papier aan.één kant slechts vol geschre
ven? Is dat nu zooveel moeite meer? Of is
het zond© van zooveel ongebruikt pa
pier? Let nu eens goed op en onthoudt
dat voor later; wat. voor de drukkerij be
stemd is, besohrijve men slechts aan één
kant. Dat is oen gemak voor den zetter, en
dan men plaatse op elk velletje I. II, III
enz. zoodat d© zeter niet in de war raken
kan. Zullen wo dat nu eens goed onthou
den?
En nu mijn vriendjes, groet ik jullie al
len zoer; ik dank U allen nogmaals voor
de genomen moeite en voor de mij toege
zonden verhaaltjes en opstelletjes en vers
jes en houd mij aanbevolen voor veel, veel
meer, "terwijl ik U nu alvast een hartelijk
welkom toeroep voor den cerstvolgenden
wedstrijd met Nieuwjaar.
De Redacteur.
Beantwoording der brieven.
Magda C o 11 a-, Ma re Leiden,
Wel mijn kind, wa.t heb jij me verrast met
het keurig© verhaaltje. Ik laat het plaat
sen. Neus maar eens vandaag. En ik maak
je mijn compliment met het mooie schrift.
Jij schrijft als een professor! Zijn er in
jouw klas nog meer, die zoo mooi schrijven
kunnen? Dag Magda. Groet je ouders van
me!
Anna van Wissen. Zoo Anna, bob
ben jullie zoo hard moeten werken om
die raadseltjes bij elkaar te krijgen? En je
nichtje ook al! Wel. wel! En dan geen
prijs te winnen. Het is toch te gek! Toeh
niet den moed opgeven Anna! Den volgen
den keer weer mee doen hoorIk reken
weer vast op jullie tweetjes. Beste groet
jes!
.Gerard Gründe mann, Wit
te Singel, Stad. Zoo mijn'vriendje
heb jij bij do raadseltjes nog een vriende
lijk briefje gedaan. Dat vind ik heel lief
van je. Do raadseltjes waren allen goed en
oen prijsje had je ook verdiend. Maar zoo
als je gezien hebt, ben je dezen keer niet
bij do gélukkigen geweest. Een volgenden
keer beter. Veel grootjes wederkeerig aan
vader en moeder. Dag Gérard!
Piet van Ommen, Kaiser-
s t r a at, Stad. Ik ben heel blij mijn
vriendje, dat jij een boek gewonnen hebt.
Jij hebt keurig geschreven en zoo jo best
gedaan dat ik je heusch een pluimpje moet
geven. En dat-je broertje een beetje gehol
pen hebt, vind ik niet meer dan plicht. Jij
bent al zoo groot en zoo knap cn Winke,
komt pas kijken. Dag Piet! Groet vader
en! moeder en zeg aan broertje, dat ik over
hem ook zeer goed tevreden ben. Wil je?
Ellen Boerteé. Ik dank je wel Ellen
voor de .oplosingen in! versvorm en zooals jo
gezien hebt, heb ik er een dankbaar, ge
bruik van gemaakt. „Een onw'cer" wordt
vast cn zeker, geplaatst. Kijk vandaag
maar eens! Heb je me ook nog niet een
versje beloofd? Ik wacht af Fortuna
schijnt niet veel met. jo op te hebben. Toch
volhouden! Grootjes aan allo huisgencotcn
en aan Oma.
Annie God ij n. Y oorstraat,
Katwijk a. d. B ij n. Zeker mijn vrien
dinnetje. doe je ruc ccn "groot plezier met
mee te reen. Je bent hartelijk welkom. An
nie en ik reken voortaan trouw op je. En.,
ik ben heel bost over jc tevreden.. Dc raad
seltjes waren goed en het schrift was keu
rig. Nu Annie tot later! Dag!
Jan van Klink, Roelofarends-
veen. Heb jij nu dat versje heusch zelf
gemaakt, ldeine baas? Of heb je dat zoo
heel, heel stiekempjes ergens afgeschre
ven? Hoe het ook zij: ik vind het een aar
dig versje en ik laat het plaatsen. Dag
vriendje! Ik houd ine aanbevolen voor
meer.
Goud-Elsje. En wanneer word ilc nu
weer eens verrast met een „Dickie" of een
ander bloempje uit je poëtischen tuin? Of
heeft mijn klein dichteresje het zoo druk,
dat cr nu heelemaal geen tijd meer over
schiet om onze lezeresjes en kleine lezers
en mij een aangenaam uurtje te bezorgen?
Wij wachten af! Dag Goud-Éls je!
De volgende week ga ik door met het
beantwoorden der brieven en met d e G e-
schiedenis van het Schooiertje.
Do Red.
Een onweer.
'b Was den heelen dag heet geweest
eigenlijk te heet, 's avonds werd het druk
kend en zwoel. De lucht was koperkleurig
en kleine wolkjes die niets goeds voorspel
den vertoonden zich aan' den horizon. Er
komt zeker een onweer, zei Jantjes moeder
en ze ging gauw naar boven cm allo ramen
te sluiten. Op de slaapkamer gekomen zag
ze hoe Jantje, die al een 'half uurtje in 't
drocmenland was, onrustig lag te woelen
en zijn deken weg wilde trappen. „Als hij
maar niet wakker wordt", dacht z& „hij
is toch zoo bang!" Moeder was nog niet in
de huiskamer terug of de eerste groote re
gendruppels kletterden: reeds tegen do ra
men en in de verte rommelde de donder.
Wies, Els en Kees zaten om de tafel. Wie3
en Els die bang waren krepen dicht tegen
moeder aan, maar Kees verklaarde dat hij
"volstrekt niet bang was. Dat was goed voor
-meisjes, zei hij en keek uit de hoogte op
zijn bange zusjes neer. ..Nu", zei moeder,
„als gij niet bang bent ga dan eens even
in den tuin en haal de poes binnen, het
•beest wordt anders zoo nat", vervolgde zij
tegen 'Wies knipocge.nd. Met hangende
pootjes ging onze held. maar halverwege
■den gang doorkliefde juist een groote blik
semstraal de lucht en Keeslief, die heele
maal niet bang was, vloog terug, de kamer
in, cru kroop onder de tafel. „Hé Kees waar
is Mimi nu"? „,Ja ziet u moeder ikik..
■En ik dacht dat je niet bang was lachte
moeder „"Wat een held't Onweer .werd in-
■tusschen al heviger, bliksemde onophou
delijk en aanhoudend, klonk het gerommel
van den donder. De regen plaste in stroo
men' neer. Opeens dacht moeder aan Jan-
neman. Zou hij wakker geworden zijn? Ze
holde naar boven, bij 'het bedje gekomen
izag ze eerst niets als een stapel deken3
en kussens. „Maar Jan, wat lieb jij gedaan"
vroeg Moeder verwonderd! Town verscheen
een vuurrood gezichtje onder de dekens
vandaan. „He.... ik.... wou die. nare blik
sem niet zien," stotterde onze kleuter, en
toen heb ik al die kussens op mijn hoofd
gegooid." Lachend nam Moederhem uit
bed-, veegde zijn bezweet gezichtje af en
drceg hem naar beneden. Daar wachtten ze
het -onweer af. Vader was nog niet thuis
die was zeker bij oom gaan schuilen. Lang
zaam dreef het onweer af. Moeder stopte
Jantje, die op haar arm was ingeslapen,
weer onder dc wel. Daarop liet zc de poes
binnen, die druipnat den gang insprong.
Toen v-ader thuis kwam en de natte pres
zag meest hij hartelijk lachen en moeder
vertelde hem van Kees die zoo dapper was
en van Jantje die zich voor den bliksem
verstopt had.
Ellen.
Samen deelen,
„Jan", zei moeder op zekeren morgen,
„je meet. een boodschap voor mij doen".
„Mag ik die alleen doen, moe,?" vroeg |Jan
met een blij géwicht, want Jan was pas zes
jaar en het gebeurde dus niet dikwijls, dat
hij alleen uit mocht.
„Ja", zei moeder, die boodschap mag jij
nu eens heel alleen doen. Hier is een brief,
je cn dat moet je brengen naar den koek
bakker. die in d© vcl'gende straat woont.
Maar je past goed op, dat je het neet ver
liest."
..Dat beloof ik u. moe", zei Jan en hij
stapte met het briefje in de hand de deur
uit.
Nu, Jan hield zich goed. Hij bleef trouw
op de kleine steentjes zooals moeder hem
gezegd had.. Eu dat was maar goed ook,
want toen bij in dp andere st.aat was,
kwam juist een rijtuig hard aanrijden,
maar dat. bleef op de groot© steen-en en Jan
op de kleine, dus dat hinderde hem niet,
Jan kwam goed en wel bij den koekbakker,
dien hij het briefje netjes overgaf, terwijl
hij heel beleefd zij pet afnam e,n zei:
„Mijnheer, compliment van moe."
„Zoo, zoo, kleintje", zei de bakker ter
wijl, hij het. briefje doorlas, .kan jij al zoo
alleen een boodschap doen?"
Jan werd ren beetjê boos en hij zei: ..Tk
ben niet klein, ik ben groot, ik ga alleen
uit".
De koekbakker lachte eens en zei:
.,.Ta- dat merk ik nu toch ook. Zeg 11: dan
eens, hoe jo heet."
Ik heet Jan Smid."
,.Nu Jan", zei de bakker ,,zeg dan aai
moe, dat ik er goed voor zorge-n zaL Kan
jo dat nu onthouden?"
..Ja zeker", zei Jan en hij wilde den win
kel weer uitgaan.
„Wacht even" zei de bakker. ..houdt een
grocte jongen wel van koekjes?"
'Daar hic-ld Jan toch wel van en nu gaf
de koekbakker Jan twee heerlijke weesper
monpen.
„Dank u wel", zei Jan en wilde heengaan.
„Nu Jau. je mag ze wel eerst opeten."
„Neen" paf Jan Jen antwoord, „dat doe
ik liever thuis dan krijgb zusje or cok een
van."
„Kijk Jan". zei do koekbakker „nu zie ik
toch wezenlijk, da't- je een groote jongen
bent. Maar dan zal ik zo in een zakj© doen,
anders kon de hond van den slager de koek
jes wel eens uit je hand' halen. Dis lust- ze
ook wel en daft zou toch jammer wezen."
'Dat vond Jan ook ©n hij bracht de koekjes
dan ook 'behouden thuis. Zusje was ©r wat
blij mee en ik geloof vast, dat Jan het eene
koekje nu nog beter smaakte dan de twee
in den winkel zouden gedaan hebben, want
dan had hij het blijde gezichtje vaai
niet gezien.
Magda Colla, Mare 23, b
3 October.
3 October Leid ons Ontzet
Op dien dag heeft ieder pret,
Groot on klein
Ieder vindt 't fijn.
's Morgens vroeg opgestaan
Naar 't kennisland gegaan,
O! daar heb je toch zoo'n lol
't Heele veld is overvol.
Ook de poffers kraam is cl ruk bi
Waarom ook daar niet gekocht
Dan weer naar huis en naar 'I
't Eten gaat verbazend sneL
Is dat ook weer gedaan
Dan wordt 't tijd om naar 'U
werk to!
Dat is 't slot van 't feest
Dat na-ar ieders zin is geweest
Een 'goede bedoeling, die een ktë
einde nam.
Al snoepend liep
Ons Roosje klein
Door 't park en zag
Een vogelijn.
Dat naar haar keek
En zitten bleef....
„Wie weet, als ik
't- Een snoepje geef!"
Gezegd gedaan
Klein Roosje nam
Gauw een bonbon
En zoetjes kwam ze nader
,,'k Krijg hem zeker, hoor
Maar 't muschje ging
Er gauw vandoor.
Hoe jammer toch!
Maar zusje gaf don hoop pi
Want niet ver af vloog op
Haar muschje l:ef.
En zong voor Roos
Zijn ,,'sjièf sjief! sjicf!"
Roes gauw cr heen
„Mu'sch, da's voor jou
Zoet vogeltje, too kom je B
Het muschje nikte
Eu keek haar aan
Of 't zeggen 'wou:
„Nou, 'k zal maar gaan.
..Kcm muschje-lief",
Zoo vleide zus „hier da's vei
Maar wat do musch
Teen deed,'dat was
Niet netjes hoor!
Ze vloog er ook
Maar gauw vandoor.
„Jij leelijk beest!"
Riep kleine Roos
„Vlieg nou maar weg!"
keek heel boos
[aar iels, dat ik niet HO»
let. bove
•jo leg
Jan van
Koeloiatf»