DE 3 OCTOBER-FEESTEN.
iweede Blad
Zaterdag 4 October 1924
DE OPENING DONDERDAGAVOND.
't Wks der stad Donderdagmiddag aan
te. zien, dat het grootsche feest een aan
vang zou' nemen.
De treinen en trains uit diverse richtin
gen bracfbten een ontelbare menschenmas-
Sa binnen de in feestdos gestoken grijze
veste. Van feestgangers uit Utrecht ver
namen we, dat het daar zelfs aan het
station merkbaar was, dat 1 et in Leiden
feest was. Overvolle treinen, als wij nooit
gezien hebben, stroomden binnen en vul
den de straten met één groote woelende
menschenzee, die op en neer golfden door
de versierde straten.
Het was fraai weer; iets warmer dan we
de laa'ste dagen gewend waren Welis
waar ging de zon meestal schuil achter
de lichte wolkenmassa, die terecht vreezon
deed, dat het met zoo veel zorg voorberei
de feest door minder gunstig weer, zou
bedorven worden.
Het was half zevenHet feest ging
beginnen. Nauwelijks was het half uur
geslagen, of hef klokgelui begon, een
algemeen klokgelui zoonis wij tot heden
nog niet hoorden. In het meer dan druk
ke gewoel verstierven do klanken echter
al te veel, maar op sommige oogenblikken
klonk het gelui als een machtige jubel,
als ware de stad eerst op dat oógenblik
ontzet. Het zware gedreun van de Slad-
huisklok had daarbij wel een bijzondere
klank, omdat deze k'ok n:et óf bijna niet
meer wordt geluid). Te zeven uur stierven
de klokketonen wegHet feest was be
gonnen en reeds stroomde de talrijke
menschenmenigte naar de Pieterskerk, al
waar te halfacht het feestconcert
met Gedachtenisrede door Prof.
Dr. P. J. Blok aanving.
Nadat het eerste gedeelte van het feest
concert was afgewerkt sprak prof. Blok
een gedenkwaardige gedachtenisrede uit,
waaraan wij het volger do ontleenen.
Gedachtenisrede Prof. Dr. P. J. Blok.
In de ruimten van dit aloude kerkge
bouw, waarheen in den morgen, kort na
8 uur van den 3den October 1574 onze
voorzaten samenstroomden, om met de
langs de Vliet naar de stad gekomen ver
lossers, God aanstonds te danken voor het
wonderwerk van het ontzet, zij het mij
gegund u aan den vooravond van de 350ste
herdenking dier groote gebeurtenissen u
toe te spreken, aldus ving de redenaar
aan;
En evenals toen zie ik thans de Leid-
sche burgerij van alle schakeering een
drachtig om mij heen geschaard, teneinde
gezamenlijk de herinnering te vieren van
bet heugelijk ontzet, een der belangrijk
ste feiten uit. den langen kamp voor rech
ten en vrijheden die onze vaderen tegen
Spanje's koning hebben gestreden. Want
„Leiden ontzet, Holland gered", mag vol
gens het getuigenis van de Staten van
Holland zeiven in die dagen, in korte
woorden de beteekenis van het ontzet
voor dien tachtigjarigen strijd weergeven
Wij weten het heel goed zeide spr.
- dat or in dien verbitterden strüd te-
?en het Spaansche geweld ook aan onze
zijde veel is gebeurd dat dient betreurd
te worden en dat het begrip godsdienst
vrijheid niet van dien tijd is geweest en
dat roomsch en onroomsch beiden niet
vrij uit gaan. Wij weten maar al te goed
ook in de geschiedenis van ons Va
derland menige donkere bladzijde voor
komt. Maar wij weten ook, dat aan al het
mensohelijke het onvolmaakte van nature
eigen is.
Wij zijn, naar spr. hoopt, er echter
thans van doordrongen, dat wij, alles sa
mengenomen, licht en donker nemend
voor wat het moet zijn, leven in een ge-
meencshappelijk Vaderland, dat wij als
zoodanig willen hoog- en onafhankelijk
houden. Ook wij zouden de donkere
oorlogsjaren hebben dat overtuigend .ge
toond wederom, als do vaderen goed en
bloed veil hebben voor die edele erfgoe
deren van ons volk. De gedachte aan het
gemeenschappelijk Vaderland, waarvan
ons Vorstenhuis, dat wij morgen in ons
midden hopen te zien, als het ware de
verpersoonlijking mag heeten, moge ook
hedenavond mis bezielen, zeide spr. Door
die zoo dierbare gedachte geleid, zal ik
'ot u spreken over het lot van Leiden in
den zomer van 1574 en over de mannen
toen hun stadgenooten zijn voorge
gaan.
Het Leiden van 1574 was geenszins
oen bloeiende stad, zooals het in de 14de
en het grootste deel der 15de eeuw was
geweest. Het had zeer zwaar geleden on-
|*er don meer dan 50-jarige periode van
hinnenlandsche woeling en strijd' van
staatkundige-, godsdienstige- en econo
mische gisting.
De textielnijverheid, ook toen de hoofd
bron van het bestaan, verkeerde sedert
langen in een toestand van verkwijning en
fan langzame uittering. De staatkundige
en kerkelijke woelingen van den laatsten
bid hadden haar beroofd van een aantal
barer overgebleven nijvere burgers, die
hun heil hadden gezocht in liet' buitenland
°m te ontkotoen aan de geloofsvervolging
fan Alva's hand, die ook op hel' achterge
bleven min of meer oprecht roomsch deel
der burgerij, loodzwaar drukte. 1
Er was in 1570 oogenschijnlijk rust gé-
komen door de bloeddorstige onderdruk-
yng van alle verzet en de landsregeering
jP Brussel bereidde maatregelen voor om
"n vrijen Nederlander te maken tot een;
ttsohen dienaar van den somberen ge-
li-L ?ai> an Spanje in zijn kloos'ter-
Jk palels de draden spande van zijn web
op zijn wijze streefde naar de wereld-
WsohajmLL _j u
De oogonschijnlijke rust, waarvan bo
ven sprake was, was veeleer onrust te
noemen, onrust, aangaande de gevreesde
voornemens der landsregeering, onrust
ook met betrekking tot de plannen der
tienduizenden uitgewekenen, die in groo-
ten getale op de Engelsche Oostkust, of
over onze eigene Oostelijke grenzen, reik
halzend uitzagen naar het vurig begeer
de oogenblik van terugkeer naar huis en
haard, naar het herstel in have en goed.
Die uitgewekenen waren voor verreweg
het grootste deel hervormingsgezind en:
Calvinisten, Doopsgezinden, enkele Luthe
ranen. Zij waren diep teleurgesteld, ten
deele ontmoedigd zelfs, door den slechten
uitslag der eerste onderneming van hem,
die hij vriend en vijand als het hoofd van
het verzet in do Nederlanden gold, van
Prins "Willem van Oranje. Maar hij, Prins
Willem was niet de man om zijn zaak, de
zaak der Nederlanders, waarmede hij de
zijne ten volle vereenzelvigd had, na
welke tegenslagen ook, op te geven. Hij
broedde op middelen om den aanval op
de Spaansche heerschappij te herstellen.
Maar nog waren de tijden niet vervuld.
De geheime voorbereidingen van 1570 en
1751 liepen op niets uit. Eerst de onver
wachte verovering van den Briel door de
Watergeuzen op 1 April 1572, in verband
met de nieuwe plannen van Oranje, wekto
hier in Holland een nieuwe, thans hoop
voller beweging en in den zomer van dat
jaar vielen weldra, zij het dan ook aar
zelend voor der Geuzen moedwil of vree-
zend voor Alva's wraak, de eene Neder-
landsche stad na de andere hun hij; ho
pend op den Prins van Oranje en het
succes van het nieuwe leger dat hij ver
zameld had.
Nieuwe teleurstelling volgde echter. Ten
einde raad kwam de Prins 20 October met
weinige volgelingen vluchtend over de
Zuiderzee, naar Enklfhizen in Holland,
om er, zooals hij zeide, „zijn graf te vin
den". Hij heeft er dat graf gevonden, zei
de spr., maar niet toen, niet vóór dat hij
vier jaren lang den heldenstrijd tegen Al
va's overmacht in Holland met onbezwe
ken moed en talent zelf had geleid, niet
voordat hij de grondslagen had gelegd
van het Gemeenehest, waaruit ons Vader
land is voortgekomen. En Holland en
Zeeland hebben hem daarbij trouw ter
zijde gestaan. Als 'hij mpt zijn\klein ge
volg begin November 1572 te Haarlem
de Statenvergadering van het opgestane
Holland ontmoet, zweren de Staten hem
geestdriftig, dat zij: alles wat zij ter we
reld bezitten, met hem avonturen willen.
Leiden heeft dien duren eed trouw ge
houden. De stad had zich eind Juni 1572
bij de partij van het verzet aangesloten.
Dit was geschied, vooral op krachtigen
aandrang der reeds teruggekeerde bal
lingen, die, met moedig geleede schutte
rij gewapend, voor het Stadhuis waren
verschenen en de aazelende Stadsregee-
ring hadden gedwongen: Van der Werf,
Jan van Hout, de voormalige, voor Alva's
bewind gevluchte stadssecretaris en een
honderd anderen.
Men heeft zich intusschen volstrekt
niet voor te stellen, zeide spr., dat de bur
gerij van Leiden nu maar dadelijk in
massa was overgegaan tot den hervorm
den godsdienst. Integendeel, alles ging ook
in dit opzicht langzaam en geleidelijk en
kort voor het beleg was de groote meer
derheid der bevolking ongetwijfeld nog
roomsch, al was reeds in de herfst van
1572, de Pieterskerk, zoowel als de Vrou
wenkerk in handen der Gereformeerden
gesteld, nadat in den zomer van dat jaar
alle kerken op bevel der Stadsregeering
toegesloten waren geweest om beeldstor
men te voorkomen. Dit geschiedde te mid
den van de toenemende verwarring, nog
vermeerderd door de Tuwheid der hande-
looze Geuzenbenden, die op Lumey's be
vel in de stad gelegerd waren. Vele
RoomscJhen, en in het bijzonder de ver
mogenden en vele leden der oude regen
tenfamilies hamen op hunne beurt de
vlucht en werden door de achtergebleve
nen als „glippers" gesmaad. De telkens
voorkomende mishandelingen van pries
ters vond haar hoogtepunt in den gruwe-
lijken moord door Lumey en de zijnen op
de Breestraat gepleegd, op den nog wel
door den Prins beschermden, braven en
geleerden prior, Cornelis Musius. Kerken
en kloosters, ook de Pieterskerk werden
gebruikt als verblijfplaatsen van door
trekkende soldaten.
Tegen het einde van het beleg van
Haarlem bereidde men zich hier ook voor
op een langdurig beleg. Inderdaad is dit
beleg, het eerste, in October 1573, onder
leiding van Valdez, na de voltooing van
een aantal sterke Spaansche scihansen om
de stad en over geheel Rijnland heen, be
gonnen'. Dank zij de vrij sterke waalsche
bezetting, die door den Prins in de stad
was gelegd en de aanvankelijk ruime
voorziening met leeftocht, slaagde de vij
and er gedurende den winter van 1573 op
1574 niet in om haar tot overgave te
dwingen. Spr. schetste nu het verloop
van het beleg en de vreugde over 's vij-
an'ds vermeenden aftocht, henevens de zor
geloosheid hunner 'devesting.
Maai" 'twee dagen) later verscheen' plot
seling weer de geduchte vijand te Leider
dorp en elders1, om de stad), en bezette
weder de verlaten schansen. Het tweede,
het beroemde beleg, was begonnen.
Spr. beschrijft nu de gevolgen' van het
'beleg in de stad en noemt de namen van
de voornaamste leiders: Dirk van Bronk-
horsf, die vijf dagen vóór zijn dood aan
de pest nog uitroept zich „alleenlycke
up'te genade en de hulpe van den Almo-
gfoenden en d'ert machtigen Godt te be-
Jlin naast nem staat in onze herinne
ring in den cerMen tijd van het beleg,
voor ons, burgemeester Pie ter Adriaansz.
van der Werf, aan wiens authentieke
woorden (opgeschreven door onzen ge
schiedschrijver Orlers): „Syt ghy dan
met mijn doot beholpen, neemt mijn
lichaem, snydet ont stucken en drylt
daervan zoovele als bereiken mach, ick
hen gehoost".
Doch ook hem werd het op den duur
te machtig een mensch blijft eenmaal
een ihensch ook hij toonde zich ten
slotte onder den indruk van de niet lan
ger te dragen ellende en van de schoon
schijnende beloften der „glippers" en
was van 's vijands aanbiedingen voor on
derhandeling niet ten eenenmale afkeerig.
In een van moedeloosheid getuigende toe
spraak op 5 September tot de groote ver
gadering der vroedschap, herinnerde hij
met nadruk aan den eed van trouw, een
maal koning Philips gedaan. Zonder zelfs
's Prinsen naam te „spellen" zegt Van
der Does in zijn brief aan den Prins
„waarin hij dezen verslag doet van de
noodlottige bezetting. Maar na hem spra
ken dien dag de grijze Jacob van der
Does en Jonker Jan van der Does van
Noordwijk, naar do stad gevlucht, man
nentaal. Zonder deze mannen en Jan van
Hout zou toen de partij der moedeloosr--
heid gewonnen spel hebben gehad.
Nog meer dan 14 zware dagen en nach
ten na dien heeft de ellende geduurd. Het
water, waarop men rekende, wilde maar
niet voldoende wassen en de Geuzenvloot
kon maar niet verder komen naar de
stad. De Prins zelf, nog zwak, na zijn
herstel uit een zware ziekte, verscheen
op de vloot, om zich van den toestand
te overtuigen en werd met geestdrift be
groet, maar het water bleef laag. Toen
kwam eindelijk de springvloed en de
stormwind van den 29 September opzet
ten en joeg de Maas- en IJselwateren op
naar Leiden. Is het wonder, dat men dui
delijk Gcds hulp meende te zien in dien
plotselingen ommekeer. In den nacht van
den lsten op den 2den October verjoeg
de vloot den vijand van den Kerkw£g bij
Zoeterwoude, de matrozen sleepten haas
tig hun platboomde vaartuigen vol krijgs
tuig en proviand naar de Mecrburger wa
teren tot hij Zoeterwoude zelf en verder
hierheen. Daar lag nog de flink bezette
schans van Lammen hij Cronestyn aan
de Vliet den Geuzen dwars in don weg,
een kwartier van de stad nauwelijks.
Zou het toch nog te laat zijn? Inder
daad had de hongerende burgerij het
geen dag langer kunnen houden. De 2de
October ging naar de stadzijde stil voorbij
Midden in den nacht verliet de vijand
plotseling de Lammerschans; tegelijk viel
een deel van den Stadsmuur bij de Koe
poort plotseling in de gracht, gelukkig
zonder dat de vijand het merkte, dat
daardoor een grooten bres in het verdedi
gingswerk was gekomen.
Wat moet er in dien nacht omgegaan
zijn in de gemoederen der thans tot het
uiterste gekomen Leidenaars, die, naar
mensohelijke berekening, den 3den den
strijd hadden moeten opgeven? vroeg spr.
zijn gehoor.
In den vroegen morgen, omstreeks 6
uur zagen de wachten op den Zuidelijken
walmuur bij de Vliet geen beweging meer
in en om -den Lammen. De uitgezonden
weesjongen naderde voorzichtig de schans
zag er, niemand in; klom er op en wuifde
met de muts naar de angstig spiedende
mannen op den stadswal. Een paar van
dezen snelden nog voorzichtig met lange
polsstokken, overtuigden zich, dat de
Lammen werkelijk door den vijand ont
ruimd was en snelden naar de voorste
schepen van de Geuzen met het heuglijk
bericht, dat de weg naar de stad vrij was.
Met de uiterste snelheid werden nu de met
voedsel: haring en brood voorziene vaar
tuigen naar het Vlietgat gevoerd: Lei
den was ontzet.
Spr. schetste tenslotte 'hoe de bevolking
uit de door ontroering en ellende ge
prangde keelen de verlossers toejuichte,
God dankend voor de verlossing, eindi
gende, zooals hij begon met te wijzen op
de buitengewoon groote beteekenis van
het onvolprezen ontzet in vier woorden
uitgedrukt:, „Le iden ontzet, Hol
land gere d".
En ook toen hebben te midden van tra
nen en "dankgebed geklonken, wat men
toen noemde het „liedje van Zijne Excel
lentie", ons dierbéter volkslied, „Wilhel
mus van Naussauen".
"T Concert Pieterskerk. 1 l
De welwillende medewerking van een
200-tal Dames en Heer en stelde den beer.
Leo Mens in staat een koor saam te stel
len vajn superieure kwaliteit. Als wij het
ensemble beluisteren, constateer en wij al-
ler'eerst de frischheid der, stemmen eoi ko
men verder tot d'e (conclusie, diat daar
naast, ja, daar boven, uitblinkt een trai
ning, die heeft gebracht een uitvoering,
Welke op zeer voornaam muzikaal peil
stond. Massieve klankvolumen en soepele,
aan het meest bereikbare «grenzende dimi
nuendo's en piiamssimo's, gaven een rijk
dom van klankkleur, die den hoorders het
grootste genot bracht. „Wi.lt heden nu tre
den" en „o Nederland! let op Uw saeck"
zullen nog weinig zulk een vertolking
hebben beleefd. De Canon ..Bewaert Heer,
HolDandt" van den in de 16e eeuw op kos
ten van het Lei'dsche Stadsbestuur naar
Italië ter studie getrokken jonge musicus
'Cornelis Schuyt en 'die algemeen een
raladselcanoü wordt genoemd, werd met
imooie muanceering en devoot uitgevoerd
!in de oplossing van den R. K. Geestelijke,
Dr. Soiijers, van St. Michielsgestel. Het is
Leo Mens bovenmate gehikt van deze ca
non een verklanking 'te construeeren, die al
'de schoonheid van deze compositie leven
dig ons uitbeeldt.
Evenzoo ging het krachtig en gloedvol
geschreven „Laat nu met Magt" van
'Sweeliinck in breeden klank door de trot-
sche gewelven. Even will'en wij bijzonder
stilstaan bij de eigene compositie van Leo
Mens, „Mijn taal". Uit dit opus spreekt
den knappen musicus, den ernsligen ken-.
nor van stem en harmonie, den cmeten
enthousiast, die het dicht w,eet te gieten
in een muzikalcm' vorm, die den weerklank
is, niet alleen van het berijmde woord,
'doch spontane liefde verraadt voor het
onver'vreembare eigendom van ons volk,
zijn taal. En 't moet gezegd, deze composi
tie van Leo Mens is er een, waardig om
een goede plaats in te nemen op ons re
pertoire van vaderlandsche koren. Waar
■alle koren a cape'la werden gezongen, en
dan op zoo superbe wijze, moet men groo
te eerbied hebben voor de groote muzikale"
gaten den Directeur toebedeeld en tevens
do toewijzing prijzen van de, dames en
heersn 'die geen offers te groot achtten cm
het koorgedeei'te van het) programma zoo
bevredigend te doen slagen en hoog op te
voeren.
Om het vocale eerst <te verslaan, moeten
wij de praestalies van Mevr. A. Noor-
derwier-Reddingius bespreken. En we
moeten dadelijk bekennen, dat wij het te
genover deze grootste zangkunstenares
van ons vaderland, oneerbiedig Zouden
vinden in details te treden. Is er eene die
zoo bekend e>n 'zoo gevierd is als deze zan
geres en is er nog iemand die niet ként
de gratie waarmode zij ,toon en tekst be
handelt en met volslagen beheersohing
van welke stof dan ook, den hoorder de
volle maat toemeet van haar hij de gratie
God's toebedeeld talent? Als wij haar Va-
lerius-verklanking hooron, dan weiten
wij niet wat den voorrang te geven: haar
volkomen izangtechnisch meesterschap of
wel de groote en verheven zielenadel die
uit elk toofo-woord spreekt en in parelen
de glans onze ziel beroert. Wij willen ons
alleen gelukkig prijzen ons te hebben kun
nen laven aan dezen in gouden glans
schitterenden kunstbron.
Met Dr. Joliaii Wagenaar. die een twee
tal solonummers voor orgel gaf, kwam
over ons een groot© eerbied voor den
kunstenaar, die uit het kon-'nklijk instru
ment ons toezong zijn groote muzikale ta
lent niet alleen, doch geheel zijn ziel ont
plooide in zijn meesterlijk spel, door keu
rige registratie, door rijke technische
vaardigheid ons wonderen deed genieten
van zijn „Fantasie over oud-Nederland-
sehe wijzen". Wij wisten dat Wagenaar
een talentvol en veelzijdig begaafd kun
stenaar is, doch, zooals hij ons dit werk
en zijn Fantasie over „Dankt nu allen
God" deed toekomen, durven wij vrijmoe
dig hem te rangschikken onder de groot
ste onzer vaderlandsche organisten. De
wijze waarop h:j Mevr. Noorderwier-Red-
dingi.us begeleidde was een getuigenis van
intens fijne smaak. De 2 trompetten en 3
bazuinen die bij „Dankt nu allen God",
medewerking verleenden, gaven aaa het
geheel een pompeuse versterking, waar
door de machtige indruk van dit nummer
enorm taain grandioosheid won. Evenzoo
"was oen waard'g slot hef W'Ihelmus. eer
ste couplet voor koor, 2e voor solo van
Mevr. Noorderwier, terwijl het derde cou
plet door de veelhoofdige imasSa werd ge-
Zongen, begeleid door orgel en koperin
strumenten, wat een overweldigend slot
gaf aan dezen ar ond, d.iie is uitgegroeid tot
oen van muz:kalen rijkdom overvloeiende
inleiding'tot de feestviering van het 350-
jar.lg herdenken van Leidens Ontzet.
Sp.
Hierna volgde liet tweede gedeelte van
het programma.
Te ruim 9 uur was men weer op straat,
waar inmiddels de aandacht weer getrok
ken was voor de Taptoe, door de stad,
door een vijftal muziekkorpsen, begeleid
door flambouwen en Bengaalsch vuur.^De
plaats van samenkomst was de Koorn-
beursbrug, alwaar gezamenlijk het eerste
couplet van het „Wilhelmus" werd ge
speeld.
Deelnemende vereenigingen. waren,
naar het programma meldde:
A. Muziekvereeniging „Werkmans Wils
kracht"; B. Christelijke Muziekvereeni
ging „Athalia"; C. Muziek-Gezelschap „T.
en D."; D. Leidsche Accordéon-Vereéni-
ging; E. Muziekgezelschap „De Post".
De weg, die door de verschillende ver
eenigingen gevolgd werd was als volgt:
A. Vischmarkt, Hoogstraat, Donkersteeg
Haarlemmerstraat, Haven, Kalvermarkt,
Heerengracht, Nieuwe Rijn, Rijnstraat,
Hoogewoerd, Breestraat, Stadhuis.
B. Nieuwe Rijn, Hooigracht, Pelikaan
straat, Oude Singel, Lammermarkt, Steen
straat, Boerihaavestraat, Morschslraat,
Prinsessekade, Breestraat, Stadhuis.
C. Koornhrugsteeg, Breestraat, Hooge
woerd, Kraaierstraa't, 4e Binnenvest-
gracht, Korevaarstraat, Korte Raamsteeg,
Garenmarkt (Rechterzijde, Garenraarkt
(terug Linkerzijde), Raamsteeg, Doeza-
straat, Rapenburg (Vlietzijde), Bree
straat, Stadhuis.
D. Koornhrugsteeg, Breestraat, Rapen
burg (Westz), Doezastraat, Raamsteeg,
Garenmarkt, Hoefstraat, Zijdgracht, Kore
va a rs ti'a at, Breestraat, Stadhuis.
E. Nieuwe Rijn, Aalmarkt, Apothekers
dijk, Prinsessekade, Haarlemmerstraat,
Janvossensteeg, Oude Vest, Mare, v. d.
Werffstraat, Pelikaanstraat, Haarlemmer
straat, Prinsessekade, Breestraat, Stad
huis.
Daar werd afgeblazen, maar de feeste
lijkheid was nog niet afgeloopen, want
lang bleven velen nog ronddwalen door de
versierde en verlichte straten, die vooral
in den avond zulk een schitterend effect
maakten.
HET KONINKLIJK BEZOEK.
H M. Koningin Wilbelmina was reeds
Donderdagavond in alle stilte met haar
gevolg, gezeten in drie auto's van bet Loo
de stad binnengekomen en rechtstreeks
naar 't Station gereden, alwaar Hare Ma
jesteit ging overnachten in den Koninklij
ken trein.
Tijdens dezen tocht door de stad deed
zich een klein incident voor. Toen do Ko
ninklijke auto's langs de Beestenmarkt
reden was daar juist een oneenigheid tus-
schen burgers en miltairen, ten gevolge
waarvan een volksoploop was ontstaan.
Daardoor moesten de auto's evenals de
tram ea een andere auto wachten. Na
oenigo minuten wist de chauffeur van de
i Koninklijke auto, nadat hij een waarschu
wing van de Koningin, had gekregen, door
do menigte heen to komen en het sfalion
te bereiken.
Hoewel op de Koninklijke auto de
standaard stond, hadden weinigen onder
het publiek bemerkt, dat de Koningin ea
haar gevolg in deze auto's gezeten waren.
De feestdag begon als gewoonlijk zeer
vroeg in den morgen.
Kranslegging bij het standbeeld van
Pieter Adriaansz. van der Werf.
•Nog parelden de herfstbladeren van dea
nachtelijken nevel, toen in het vroege
morgenuur van den derden Octoberdag een
groot gedeelte van Leidens brrgerij naar
het v. d. Werfpark samenstroomde, om
tegenwoordig te zijn bij de kranslegging,
welke aldaar te 7 uur zou plaats hebben.
Nadat de drie vereenigingen, welke
namens de Nationale Vereeniging „Volks
weerbaarheid" deze hulde zouden brengen
n.l. de Ghr. Scherpschutfersvereëniging
„Willem- van Oranje", de Chr. Gymnas
tiek- en Schermvereeniging „Jahn" en de
Padvinderstroepen der „C. M. J. V." te
Leiden, ter plaatse waren aangekom n,
werd een wijden kring gevormd aan dea
voet van het standbeeld en onder het ge
roffel der trommen een eeresaluut g.o-
bracht. Nadat vervolgens een couplet was
gezongen van „De Nederlandsche Vlag",
plaatste Jhr. E. van Bose zich voor het
standbeeld tot het spreken van een toepas
selijk woord.
Een stuk levende geschiedenis, aldus
spr., wijzend op het monument. Wie der
talloos vele Nederlanders, die ingedeeld
geweest zijn in het leger, hetzij in vredes-
of mobilisatietijd, kent niet de tonen der
reveille, die aldus in woorden zijn ge
bracht:
„Op de hei, daar zal ik je krijgen,
Op de hei, daar krijg ik jou,
Wil je niet opstaan, dan blijf je
maar liggen,
Maar de gevolgen zijn voor jou.
Verder wijst spreker er op. dat niet al
leen in tijd van oórlog-de reveille geblazen
wordt, doch dat dit ook meermalen ge
schiedt, om op te wekken de ziel van een
natie, zooals dat thans het geval is.
Dit monument en de gebeurten'ssen,
daarmee verwant, noemt spr. een stuk ge
schiedenis en hij wijst er op, hoe ook voor
drie en een halve eeuw geleden de reveillo
geblazen werd om aan te kondigen: Bur
gers van Leiden, behoudt uw veste ver
dedigt haar met al de kracht, die in u is.
Dan schetst spr. het groote aandeel, dat
v. d. Werf heeft gehad in de gebeurtenis
sen van Leidens belegering en ontzet en
spreekt de verwachting uit, dat. indien
Nederland ooit in gevaar mocht komen,
ons volk, evenals toen, pal zal staan, op
dat ons Vaderland ongerept blijve in Neer-
lands bezit. In de vaste overtuiging, dat
dit zal geschieden, legde spr. in naam van
„Volksweerbaarheid" en in naam van do
drie aanwezige Christelijke Vereenigingen
een met Oranje getooide lauwerkrans aan
de voeten van het standbeeld .van den .old
onzer geschiedenis.
Dan werden de overige drie couplotlen
van „De Nederlandsche Vlag" door de drie
vereenigingen gezongen, waarna do
Koraalmuziek onder leiding van den heer
G. B. Duvster en begeleid dooriliet Sted.
Muziekcorps, een aanvang nam.
Nadat te ongeveer 8 uur acht nummers
van het programma waren uitgevoerd,
werd door alle aanwezigen, waarvan in
tusschen het aantal tot een massale menig
te was aangegroeid, uit volle borst gezon
gen het „Wien Neerlandsbloed", waarna
men zich in een opgewekte stemming begaf
in de richting Doezastraat rm aldaar te
gaan inbaar-
den V ;-n met de hutspot.
Het duurde niet lang of de tonen der
muziek van het Muziekgezelschap T. D.
dat den weesjongen, Gijsbrecht Cornelissen
Schaek voorafging op zijn zegetocht, dron
gen tot ons door. Intusschen groeide do
menigte tot steeds dichtere drommen in
de rijk versierde Doezastraat, Oud en jong
zocht zich een plaats te veroveren tussc'-en
de versieringspalen en die niet zoo viug
ter been waren, hadden zich aan de ven
sters een zetel veroverd. Daar trok de
stoet aan ons oog voorbij. De muzikanten
in hun oud-Hollandsolie kleedij, bliezen er
lustig op los achter het rijtuig, waarin de
commissarissen hadden plaats genomen.
Dan volgde de Weesjongen te paard met
de Hutspot, vervolgens een 40-tal burgers
en burgeressen van Leiden, terwijl do
stoet wrd gesloten door een Stadsvendcl
Vrijbuiters onder commando van Hopman
Gerrit v. d. Laan, allen in oud-Holland-
sche costumeering. Van de Doezastraat
ging het langs Stoenschüur, vervolgens
langs Breestraat, Koornhrugsteeg, V ach-
markt, Aalmarkt, alwaar men om kwart
over negen aan 't Waaggebouw arriveerde
De iniocht.
De intooht van H.M. de Koningin eing
met veel plechtigheid en statie gepaard.
Op het Stationsplein stond links van
den ingang de Eerewacht der Studenten,
in liaar eigenaardig costuum. Daartegen
over stond de eerewacht van burgers on
der aanvoering van den heer Gh. van
SDall. Recht voor den iugang stond bet
Leidsch Politie-muziekcorps en buitan het
afgezet tq gedeelte stond een talrijke mon-<
schenmenigte te wachten op de komst van
de Koninklijke Familie.
Nadat de burgemeester, jhr. mr. dr. N.:
G. do Gij sela ar in officieel burgemeester^
lijk ambtsgewaad de Kon. Familie op het)
perron had verwelkomd, trad H.M. ïiaat1
buiten, vergezeld van Haar Gemaal, L.
K. H. Pirns Hendrik, die dien morsen per
auto gearriveerd was, en haar gevolg, te-1
staande uit de navolgende personen:
grootmeesteresso gravin Van Lynden van
Sandenburg, 'hofdame baronesse van
Heeckeren van Keil, dienstdoend gioo -
meester baron Bonlibck, kamerheer etf
particulier secretaris baron Van Geen,
judant-xitmeo ter jhr. De Jonge van EU