DE 3 OCTOBER-FEESTEN. iweede Blad Zaterdag 4 October 1924 DE OPENING DONDERDAGAVOND. 't Wks der stad Donderdagmiddag aan te. zien, dat het grootsche feest een aan vang zou' nemen. De treinen en trains uit diverse richtin gen bracfbten een ontelbare menschenmas- Sa binnen de in feestdos gestoken grijze veste. Van feestgangers uit Utrecht ver namen we, dat het daar zelfs aan het station merkbaar was, dat 1 et in Leiden feest was. Overvolle treinen, als wij nooit gezien hebben, stroomden binnen en vul den de straten met één groote woelende menschenzee, die op en neer golfden door de versierde straten. Het was fraai weer; iets warmer dan we de laa'ste dagen gewend waren Welis waar ging de zon meestal schuil achter de lichte wolkenmassa, die terecht vreezon deed, dat het met zoo veel zorg voorberei de feest door minder gunstig weer, zou bedorven worden. Het was half zevenHet feest ging beginnen. Nauwelijks was het half uur geslagen, of hef klokgelui begon, een algemeen klokgelui zoonis wij tot heden nog niet hoorden. In het meer dan druk ke gewoel verstierven do klanken echter al te veel, maar op sommige oogenblikken klonk het gelui als een machtige jubel, als ware de stad eerst op dat oógenblik ontzet. Het zware gedreun van de Slad- huisklok had daarbij wel een bijzondere klank, omdat deze k'ok n:et óf bijna niet meer wordt geluid). Te zeven uur stierven de klokketonen wegHet feest was be gonnen en reeds stroomde de talrijke menschenmenigte naar de Pieterskerk, al waar te halfacht het feestconcert met Gedachtenisrede door Prof. Dr. P. J. Blok aanving. Nadat het eerste gedeelte van het feest concert was afgewerkt sprak prof. Blok een gedenkwaardige gedachtenisrede uit, waaraan wij het volger do ontleenen. Gedachtenisrede Prof. Dr. P. J. Blok. In de ruimten van dit aloude kerkge bouw, waarheen in den morgen, kort na 8 uur van den 3den October 1574 onze voorzaten samenstroomden, om met de langs de Vliet naar de stad gekomen ver lossers, God aanstonds te danken voor het wonderwerk van het ontzet, zij het mij gegund u aan den vooravond van de 350ste herdenking dier groote gebeurtenissen u toe te spreken, aldus ving de redenaar aan; En evenals toen zie ik thans de Leid- sche burgerij van alle schakeering een drachtig om mij heen geschaard, teneinde gezamenlijk de herinnering te vieren van bet heugelijk ontzet, een der belangrijk ste feiten uit. den langen kamp voor rech ten en vrijheden die onze vaderen tegen Spanje's koning hebben gestreden. Want „Leiden ontzet, Holland gered", mag vol gens het getuigenis van de Staten van Holland zeiven in die dagen, in korte woorden de beteekenis van het ontzet voor dien tachtigjarigen strijd weergeven Wij weten het heel goed zeide spr. - dat or in dien verbitterden strüd te- ?en het Spaansche geweld ook aan onze zijde veel is gebeurd dat dient betreurd te worden en dat het begrip godsdienst vrijheid niet van dien tijd is geweest en dat roomsch en onroomsch beiden niet vrij uit gaan. Wij weten maar al te goed ook in de geschiedenis van ons Va derland menige donkere bladzijde voor komt. Maar wij weten ook, dat aan al het mensohelijke het onvolmaakte van nature eigen is. Wij zijn, naar spr. hoopt, er echter thans van doordrongen, dat wij, alles sa mengenomen, licht en donker nemend voor wat het moet zijn, leven in een ge- meencshappelijk Vaderland, dat wij als zoodanig willen hoog- en onafhankelijk houden. Ook wij zouden de donkere oorlogsjaren hebben dat overtuigend .ge toond wederom, als do vaderen goed en bloed veil hebben voor die edele erfgoe deren van ons volk. De gedachte aan het gemeenschappelijk Vaderland, waarvan ons Vorstenhuis, dat wij morgen in ons midden hopen te zien, als het ware de verpersoonlijking mag heeten, moge ook hedenavond mis bezielen, zeide spr. Door die zoo dierbare gedachte geleid, zal ik 'ot u spreken over het lot van Leiden in den zomer van 1574 en over de mannen toen hun stadgenooten zijn voorge gaan. Het Leiden van 1574 was geenszins oen bloeiende stad, zooals het in de 14de en het grootste deel der 15de eeuw was geweest. Het had zeer zwaar geleden on- |*er don meer dan 50-jarige periode van hinnenlandsche woeling en strijd' van staatkundige-, godsdienstige- en econo mische gisting. De textielnijverheid, ook toen de hoofd bron van het bestaan, verkeerde sedert langen in een toestand van verkwijning en fan langzame uittering. De staatkundige en kerkelijke woelingen van den laatsten bid hadden haar beroofd van een aantal barer overgebleven nijvere burgers, die hun heil hadden gezocht in liet' buitenland °m te ontkotoen aan de geloofsvervolging fan Alva's hand, die ook op hel' achterge bleven min of meer oprecht roomsch deel der burgerij, loodzwaar drukte. 1 Er was in 1570 oogenschijnlijk rust gé- komen door de bloeddorstige onderdruk- yng van alle verzet en de landsregeering jP Brussel bereidde maatregelen voor om "n vrijen Nederlander te maken tot een; ttsohen dienaar van den somberen ge- li-L ?ai> an Spanje in zijn kloos'ter- Jk palels de draden spande van zijn web op zijn wijze streefde naar de wereld- WsohajmLL _j u De oogonschijnlijke rust, waarvan bo ven sprake was, was veeleer onrust te noemen, onrust, aangaande de gevreesde voornemens der landsregeering, onrust ook met betrekking tot de plannen der tienduizenden uitgewekenen, die in groo- ten getale op de Engelsche Oostkust, of over onze eigene Oostelijke grenzen, reik halzend uitzagen naar het vurig begeer de oogenblik van terugkeer naar huis en haard, naar het herstel in have en goed. Die uitgewekenen waren voor verreweg het grootste deel hervormingsgezind en: Calvinisten, Doopsgezinden, enkele Luthe ranen. Zij waren diep teleurgesteld, ten deele ontmoedigd zelfs, door den slechten uitslag der eerste onderneming van hem, die hij vriend en vijand als het hoofd van het verzet in do Nederlanden gold, van Prins "Willem van Oranje. Maar hij, Prins Willem was niet de man om zijn zaak, de zaak der Nederlanders, waarmede hij de zijne ten volle vereenzelvigd had, na welke tegenslagen ook, op te geven. Hij broedde op middelen om den aanval op de Spaansche heerschappij te herstellen. Maar nog waren de tijden niet vervuld. De geheime voorbereidingen van 1570 en 1751 liepen op niets uit. Eerst de onver wachte verovering van den Briel door de Watergeuzen op 1 April 1572, in verband met de nieuwe plannen van Oranje, wekto hier in Holland een nieuwe, thans hoop voller beweging en in den zomer van dat jaar vielen weldra, zij het dan ook aar zelend voor der Geuzen moedwil of vree- zend voor Alva's wraak, de eene Neder- landsche stad na de andere hun hij; ho pend op den Prins van Oranje en het succes van het nieuwe leger dat hij ver zameld had. Nieuwe teleurstelling volgde echter. Ten einde raad kwam de Prins 20 October met weinige volgelingen vluchtend over de Zuiderzee, naar Enklfhizen in Holland, om er, zooals hij zeide, „zijn graf te vin den". Hij heeft er dat graf gevonden, zei de spr., maar niet toen, niet vóór dat hij vier jaren lang den heldenstrijd tegen Al va's overmacht in Holland met onbezwe ken moed en talent zelf had geleid, niet voordat hij de grondslagen had gelegd van het Gemeenehest, waaruit ons Vader land is voortgekomen. En Holland en Zeeland hebben hem daarbij trouw ter zijde gestaan. Als 'hij mpt zijn\klein ge volg begin November 1572 te Haarlem de Statenvergadering van het opgestane Holland ontmoet, zweren de Staten hem geestdriftig, dat zij: alles wat zij ter we reld bezitten, met hem avonturen willen. Leiden heeft dien duren eed trouw ge houden. De stad had zich eind Juni 1572 bij de partij van het verzet aangesloten. Dit was geschied, vooral op krachtigen aandrang der reeds teruggekeerde bal lingen, die, met moedig geleede schutte rij gewapend, voor het Stadhuis waren verschenen en de aazelende Stadsregee- ring hadden gedwongen: Van der Werf, Jan van Hout, de voormalige, voor Alva's bewind gevluchte stadssecretaris en een honderd anderen. Men heeft zich intusschen volstrekt niet voor te stellen, zeide spr., dat de bur gerij van Leiden nu maar dadelijk in massa was overgegaan tot den hervorm den godsdienst. Integendeel, alles ging ook in dit opzicht langzaam en geleidelijk en kort voor het beleg was de groote meer derheid der bevolking ongetwijfeld nog roomsch, al was reeds in de herfst van 1572, de Pieterskerk, zoowel als de Vrou wenkerk in handen der Gereformeerden gesteld, nadat in den zomer van dat jaar alle kerken op bevel der Stadsregeering toegesloten waren geweest om beeldstor men te voorkomen. Dit geschiedde te mid den van de toenemende verwarring, nog vermeerderd door de Tuwheid der hande- looze Geuzenbenden, die op Lumey's be vel in de stad gelegerd waren. Vele RoomscJhen, en in het bijzonder de ver mogenden en vele leden der oude regen tenfamilies hamen op hunne beurt de vlucht en werden door de achtergebleve nen als „glippers" gesmaad. De telkens voorkomende mishandelingen van pries ters vond haar hoogtepunt in den gruwe- lijken moord door Lumey en de zijnen op de Breestraat gepleegd, op den nog wel door den Prins beschermden, braven en geleerden prior, Cornelis Musius. Kerken en kloosters, ook de Pieterskerk werden gebruikt als verblijfplaatsen van door trekkende soldaten. Tegen het einde van het beleg van Haarlem bereidde men zich hier ook voor op een langdurig beleg. Inderdaad is dit beleg, het eerste, in October 1573, onder leiding van Valdez, na de voltooing van een aantal sterke Spaansche scihansen om de stad en over geheel Rijnland heen, be gonnen'. Dank zij de vrij sterke waalsche bezetting, die door den Prins in de stad was gelegd en de aanvankelijk ruime voorziening met leeftocht, slaagde de vij and er gedurende den winter van 1573 op 1574 niet in om haar tot overgave te dwingen. Spr. schetste nu het verloop van het beleg en de vreugde over 's vij- an'ds vermeenden aftocht, henevens de zor geloosheid hunner 'devesting. Maai" 'twee dagen) later verscheen' plot seling weer de geduchte vijand te Leider dorp en elders1, om de stad), en bezette weder de verlaten schansen. Het tweede, het beroemde beleg, was begonnen. Spr. beschrijft nu de gevolgen' van het 'beleg in de stad en noemt de namen van de voornaamste leiders: Dirk van Bronk- horsf, die vijf dagen vóór zijn dood aan de pest nog uitroept zich „alleenlycke up'te genade en de hulpe van den Almo- gfoenden en d'ert machtigen Godt te be- Jlin naast nem staat in onze herinne ring in den cerMen tijd van het beleg, voor ons, burgemeester Pie ter Adriaansz. van der Werf, aan wiens authentieke woorden (opgeschreven door onzen ge schiedschrijver Orlers): „Syt ghy dan met mijn doot beholpen, neemt mijn lichaem, snydet ont stucken en drylt daervan zoovele als bereiken mach, ick hen gehoost". Doch ook hem werd het op den duur te machtig een mensch blijft eenmaal een ihensch ook hij toonde zich ten slotte onder den indruk van de niet lan ger te dragen ellende en van de schoon schijnende beloften der „glippers" en was van 's vijands aanbiedingen voor on derhandeling niet ten eenenmale afkeerig. In een van moedeloosheid getuigende toe spraak op 5 September tot de groote ver gadering der vroedschap, herinnerde hij met nadruk aan den eed van trouw, een maal koning Philips gedaan. Zonder zelfs 's Prinsen naam te „spellen" zegt Van der Does in zijn brief aan den Prins „waarin hij dezen verslag doet van de noodlottige bezetting. Maar na hem spra ken dien dag de grijze Jacob van der Does en Jonker Jan van der Does van Noordwijk, naar do stad gevlucht, man nentaal. Zonder deze mannen en Jan van Hout zou toen de partij der moedeloosr-- heid gewonnen spel hebben gehad. Nog meer dan 14 zware dagen en nach ten na dien heeft de ellende geduurd. Het water, waarop men rekende, wilde maar niet voldoende wassen en de Geuzenvloot kon maar niet verder komen naar de stad. De Prins zelf, nog zwak, na zijn herstel uit een zware ziekte, verscheen op de vloot, om zich van den toestand te overtuigen en werd met geestdrift be groet, maar het water bleef laag. Toen kwam eindelijk de springvloed en de stormwind van den 29 September opzet ten en joeg de Maas- en IJselwateren op naar Leiden. Is het wonder, dat men dui delijk Gcds hulp meende te zien in dien plotselingen ommekeer. In den nacht van den lsten op den 2den October verjoeg de vloot den vijand van den Kerkw£g bij Zoeterwoude, de matrozen sleepten haas tig hun platboomde vaartuigen vol krijgs tuig en proviand naar de Mecrburger wa teren tot hij Zoeterwoude zelf en verder hierheen. Daar lag nog de flink bezette schans van Lammen hij Cronestyn aan de Vliet den Geuzen dwars in don weg, een kwartier van de stad nauwelijks. Zou het toch nog te laat zijn? Inder daad had de hongerende burgerij het geen dag langer kunnen houden. De 2de October ging naar de stadzijde stil voorbij Midden in den nacht verliet de vijand plotseling de Lammerschans; tegelijk viel een deel van den Stadsmuur bij de Koe poort plotseling in de gracht, gelukkig zonder dat de vijand het merkte, dat daardoor een grooten bres in het verdedi gingswerk was gekomen. Wat moet er in dien nacht omgegaan zijn in de gemoederen der thans tot het uiterste gekomen Leidenaars, die, naar mensohelijke berekening, den 3den den strijd hadden moeten opgeven? vroeg spr. zijn gehoor. In den vroegen morgen, omstreeks 6 uur zagen de wachten op den Zuidelijken walmuur bij de Vliet geen beweging meer in en om -den Lammen. De uitgezonden weesjongen naderde voorzichtig de schans zag er, niemand in; klom er op en wuifde met de muts naar de angstig spiedende mannen op den stadswal. Een paar van dezen snelden nog voorzichtig met lange polsstokken, overtuigden zich, dat de Lammen werkelijk door den vijand ont ruimd was en snelden naar de voorste schepen van de Geuzen met het heuglijk bericht, dat de weg naar de stad vrij was. Met de uiterste snelheid werden nu de met voedsel: haring en brood voorziene vaar tuigen naar het Vlietgat gevoerd: Lei den was ontzet. Spr. schetste tenslotte 'hoe de bevolking uit de door ontroering en ellende ge prangde keelen de verlossers toejuichte, God dankend voor de verlossing, eindi gende, zooals hij begon met te wijzen op de buitengewoon groote beteekenis van het onvolprezen ontzet in vier woorden uitgedrukt:, „Le iden ontzet, Hol land gere d". En ook toen hebben te midden van tra nen en "dankgebed geklonken, wat men toen noemde het „liedje van Zijne Excel lentie", ons dierbéter volkslied, „Wilhel mus van Naussauen". "T Concert Pieterskerk. 1 l De welwillende medewerking van een 200-tal Dames en Heer en stelde den beer. Leo Mens in staat een koor saam te stel len vajn superieure kwaliteit. Als wij het ensemble beluisteren, constateer en wij al- ler'eerst de frischheid der, stemmen eoi ko men verder tot d'e (conclusie, diat daar naast, ja, daar boven, uitblinkt een trai ning, die heeft gebracht een uitvoering, Welke op zeer voornaam muzikaal peil stond. Massieve klankvolumen en soepele, aan het meest bereikbare «grenzende dimi nuendo's en piiamssimo's, gaven een rijk dom van klankkleur, die den hoorders het grootste genot bracht. „Wi.lt heden nu tre den" en „o Nederland! let op Uw saeck" zullen nog weinig zulk een vertolking hebben beleefd. De Canon ..Bewaert Heer, HolDandt" van den in de 16e eeuw op kos ten van het Lei'dsche Stadsbestuur naar Italië ter studie getrokken jonge musicus 'Cornelis Schuyt en 'die algemeen een raladselcanoü wordt genoemd, werd met imooie muanceering en devoot uitgevoerd !in de oplossing van den R. K. Geestelijke, Dr. Soiijers, van St. Michielsgestel. Het is Leo Mens bovenmate gehikt van deze ca non een verklanking 'te construeeren, die al 'de schoonheid van deze compositie leven dig ons uitbeeldt. Evenzoo ging het krachtig en gloedvol geschreven „Laat nu met Magt" van 'Sweeliinck in breeden klank door de trot- sche gewelven. Even will'en wij bijzonder stilstaan bij de eigene compositie van Leo Mens, „Mijn taal". Uit dit opus spreekt den knappen musicus, den ernsligen ken-. nor van stem en harmonie, den cmeten enthousiast, die het dicht w,eet te gieten in een muzikalcm' vorm, die den weerklank is, niet alleen van het berijmde woord, 'doch spontane liefde verraadt voor het onver'vreembare eigendom van ons volk, zijn taal. En 't moet gezegd, deze composi tie van Leo Mens is er een, waardig om een goede plaats in te nemen op ons re pertoire van vaderlandsche koren. Waar ■alle koren a cape'la werden gezongen, en dan op zoo superbe wijze, moet men groo te eerbied hebben voor de groote muzikale" gaten den Directeur toebedeeld en tevens do toewijzing prijzen van de, dames en heersn 'die geen offers te groot achtten cm het koorgedeei'te van het) programma zoo bevredigend te doen slagen en hoog op te voeren. Om het vocale eerst <te verslaan, moeten wij de praestalies van Mevr. A. Noor- derwier-Reddingius bespreken. En we moeten dadelijk bekennen, dat wij het te genover deze grootste zangkunstenares van ons vaderland, oneerbiedig Zouden vinden in details te treden. Is er eene die zoo bekend e>n 'zoo gevierd is als deze zan geres en is er nog iemand die niet ként de gratie waarmode zij ,toon en tekst be handelt en met volslagen beheersohing van welke stof dan ook, den hoorder de volle maat toemeet van haar hij de gratie God's toebedeeld talent? Als wij haar Va- lerius-verklanking hooron, dan weiten wij niet wat den voorrang te geven: haar volkomen izangtechnisch meesterschap of wel de groote en verheven zielenadel die uit elk toofo-woord spreekt en in parelen de glans onze ziel beroert. Wij willen ons alleen gelukkig prijzen ons te hebben kun nen laven aan dezen in gouden glans schitterenden kunstbron. Met Dr. Joliaii Wagenaar. die een twee tal solonummers voor orgel gaf, kwam over ons een groot© eerbied voor den kunstenaar, die uit het kon-'nklijk instru ment ons toezong zijn groote muzikale ta lent niet alleen, doch geheel zijn ziel ont plooide in zijn meesterlijk spel, door keu rige registratie, door rijke technische vaardigheid ons wonderen deed genieten van zijn „Fantasie over oud-Nederland- sehe wijzen". Wij wisten dat Wagenaar een talentvol en veelzijdig begaafd kun stenaar is, doch, zooals hij ons dit werk en zijn Fantasie over „Dankt nu allen God" deed toekomen, durven wij vrijmoe dig hem te rangschikken onder de groot ste onzer vaderlandsche organisten. De wijze waarop h:j Mevr. Noorderwier-Red- dingi.us begeleidde was een getuigenis van intens fijne smaak. De 2 trompetten en 3 bazuinen die bij „Dankt nu allen God", medewerking verleenden, gaven aaa het geheel een pompeuse versterking, waar door de machtige indruk van dit nummer enorm taain grandioosheid won. Evenzoo "was oen waard'g slot hef W'Ihelmus. eer ste couplet voor koor, 2e voor solo van Mevr. Noorderwier, terwijl het derde cou plet door de veelhoofdige imasSa werd ge- Zongen, begeleid door orgel en koperin strumenten, wat een overweldigend slot gaf aan dezen ar ond, d.iie is uitgegroeid tot oen van muz:kalen rijkdom overvloeiende inleiding'tot de feestviering van het 350- jar.lg herdenken van Leidens Ontzet. Sp. Hierna volgde liet tweede gedeelte van het programma. Te ruim 9 uur was men weer op straat, waar inmiddels de aandacht weer getrok ken was voor de Taptoe, door de stad, door een vijftal muziekkorpsen, begeleid door flambouwen en Bengaalsch vuur.^De plaats van samenkomst was de Koorn- beursbrug, alwaar gezamenlijk het eerste couplet van het „Wilhelmus" werd ge speeld. Deelnemende vereenigingen. waren, naar het programma meldde: A. Muziekvereeniging „Werkmans Wils kracht"; B. Christelijke Muziekvereeni ging „Athalia"; C. Muziek-Gezelschap „T. en D."; D. Leidsche Accordéon-Vereéni- ging; E. Muziekgezelschap „De Post". De weg, die door de verschillende ver eenigingen gevolgd werd was als volgt: A. Vischmarkt, Hoogstraat, Donkersteeg Haarlemmerstraat, Haven, Kalvermarkt, Heerengracht, Nieuwe Rijn, Rijnstraat, Hoogewoerd, Breestraat, Stadhuis. B. Nieuwe Rijn, Hooigracht, Pelikaan straat, Oude Singel, Lammermarkt, Steen straat, Boerihaavestraat, Morschslraat, Prinsessekade, Breestraat, Stadhuis. C. Koornhrugsteeg, Breestraat, Hooge woerd, Kraaierstraa't, 4e Binnenvest- gracht, Korevaarstraat, Korte Raamsteeg, Garenmarkt (Rechterzijde, Garenraarkt (terug Linkerzijde), Raamsteeg, Doeza- straat, Rapenburg (Vlietzijde), Bree straat, Stadhuis. D. Koornhrugsteeg, Breestraat, Rapen burg (Westz), Doezastraat, Raamsteeg, Garenmarkt, Hoefstraat, Zijdgracht, Kore va a rs ti'a at, Breestraat, Stadhuis. E. Nieuwe Rijn, Aalmarkt, Apothekers dijk, Prinsessekade, Haarlemmerstraat, Janvossensteeg, Oude Vest, Mare, v. d. Werffstraat, Pelikaanstraat, Haarlemmer straat, Prinsessekade, Breestraat, Stad huis. Daar werd afgeblazen, maar de feeste lijkheid was nog niet afgeloopen, want lang bleven velen nog ronddwalen door de versierde en verlichte straten, die vooral in den avond zulk een schitterend effect maakten. HET KONINKLIJK BEZOEK. H M. Koningin Wilbelmina was reeds Donderdagavond in alle stilte met haar gevolg, gezeten in drie auto's van bet Loo de stad binnengekomen en rechtstreeks naar 't Station gereden, alwaar Hare Ma jesteit ging overnachten in den Koninklij ken trein. Tijdens dezen tocht door de stad deed zich een klein incident voor. Toen do Ko ninklijke auto's langs de Beestenmarkt reden was daar juist een oneenigheid tus- schen burgers en miltairen, ten gevolge waarvan een volksoploop was ontstaan. Daardoor moesten de auto's evenals de tram ea een andere auto wachten. Na oenigo minuten wist de chauffeur van de i Koninklijke auto, nadat hij een waarschu wing van de Koningin, had gekregen, door do menigte heen to komen en het sfalion te bereiken. Hoewel op de Koninklijke auto de standaard stond, hadden weinigen onder het publiek bemerkt, dat de Koningin ea haar gevolg in deze auto's gezeten waren. De feestdag begon als gewoonlijk zeer vroeg in den morgen. Kranslegging bij het standbeeld van Pieter Adriaansz. van der Werf. •Nog parelden de herfstbladeren van dea nachtelijken nevel, toen in het vroege morgenuur van den derden Octoberdag een groot gedeelte van Leidens brrgerij naar het v. d. Werfpark samenstroomde, om tegenwoordig te zijn bij de kranslegging, welke aldaar te 7 uur zou plaats hebben. Nadat de drie vereenigingen, welke namens de Nationale Vereeniging „Volks weerbaarheid" deze hulde zouden brengen n.l. de Ghr. Scherpschutfersvereëniging „Willem- van Oranje", de Chr. Gymnas tiek- en Schermvereeniging „Jahn" en de Padvinderstroepen der „C. M. J. V." te Leiden, ter plaatse waren aangekom n, werd een wijden kring gevormd aan dea voet van het standbeeld en onder het ge roffel der trommen een eeresaluut g.o- bracht. Nadat vervolgens een couplet was gezongen van „De Nederlandsche Vlag", plaatste Jhr. E. van Bose zich voor het standbeeld tot het spreken van een toepas selijk woord. Een stuk levende geschiedenis, aldus spr., wijzend op het monument. Wie der talloos vele Nederlanders, die ingedeeld geweest zijn in het leger, hetzij in vredes- of mobilisatietijd, kent niet de tonen der reveille, die aldus in woorden zijn ge bracht: „Op de hei, daar zal ik je krijgen, Op de hei, daar krijg ik jou, Wil je niet opstaan, dan blijf je maar liggen, Maar de gevolgen zijn voor jou. Verder wijst spreker er op. dat niet al leen in tijd van oórlog-de reveille geblazen wordt, doch dat dit ook meermalen ge schiedt, om op te wekken de ziel van een natie, zooals dat thans het geval is. Dit monument en de gebeurten'ssen, daarmee verwant, noemt spr. een stuk ge schiedenis en hij wijst er op, hoe ook voor drie en een halve eeuw geleden de reveillo geblazen werd om aan te kondigen: Bur gers van Leiden, behoudt uw veste ver dedigt haar met al de kracht, die in u is. Dan schetst spr. het groote aandeel, dat v. d. Werf heeft gehad in de gebeurtenis sen van Leidens belegering en ontzet en spreekt de verwachting uit, dat. indien Nederland ooit in gevaar mocht komen, ons volk, evenals toen, pal zal staan, op dat ons Vaderland ongerept blijve in Neer- lands bezit. In de vaste overtuiging, dat dit zal geschieden, legde spr. in naam van „Volksweerbaarheid" en in naam van do drie aanwezige Christelijke Vereenigingen een met Oranje getooide lauwerkrans aan de voeten van het standbeeld .van den .old onzer geschiedenis. Dan werden de overige drie couplotlen van „De Nederlandsche Vlag" door de drie vereenigingen gezongen, waarna do Koraalmuziek onder leiding van den heer G. B. Duvster en begeleid dooriliet Sted. Muziekcorps, een aanvang nam. Nadat te ongeveer 8 uur acht nummers van het programma waren uitgevoerd, werd door alle aanwezigen, waarvan in tusschen het aantal tot een massale menig te was aangegroeid, uit volle borst gezon gen het „Wien Neerlandsbloed", waarna men zich in een opgewekte stemming begaf in de richting Doezastraat rm aldaar te gaan inbaar- den V ;-n met de hutspot. Het duurde niet lang of de tonen der muziek van het Muziekgezelschap T. D. dat den weesjongen, Gijsbrecht Cornelissen Schaek voorafging op zijn zegetocht, dron gen tot ons door. Intusschen groeide do menigte tot steeds dichtere drommen in de rijk versierde Doezastraat, Oud en jong zocht zich een plaats te veroveren tussc'-en de versieringspalen en die niet zoo viug ter been waren, hadden zich aan de ven sters een zetel veroverd. Daar trok de stoet aan ons oog voorbij. De muzikanten in hun oud-Hollandsolie kleedij, bliezen er lustig op los achter het rijtuig, waarin de commissarissen hadden plaats genomen. Dan volgde de Weesjongen te paard met de Hutspot, vervolgens een 40-tal burgers en burgeressen van Leiden, terwijl do stoet wrd gesloten door een Stadsvendcl Vrijbuiters onder commando van Hopman Gerrit v. d. Laan, allen in oud-Holland- sche costumeering. Van de Doezastraat ging het langs Stoenschüur, vervolgens langs Breestraat, Koornhrugsteeg, V ach- markt, Aalmarkt, alwaar men om kwart over negen aan 't Waaggebouw arriveerde De iniocht. De intooht van H.M. de Koningin eing met veel plechtigheid en statie gepaard. Op het Stationsplein stond links van den ingang de Eerewacht der Studenten, in liaar eigenaardig costuum. Daartegen over stond de eerewacht van burgers on der aanvoering van den heer Gh. van SDall. Recht voor den iugang stond bet Leidsch Politie-muziekcorps en buitan het afgezet tq gedeelte stond een talrijke mon-< schenmenigte te wachten op de komst van de Koninklijke Familie. Nadat de burgemeester, jhr. mr. dr. N.: G. do Gij sela ar in officieel burgemeester^ lijk ambtsgewaad de Kon. Familie op het) perron had verwelkomd, trad H.M. ïiaat1 buiten, vergezeld van Haar Gemaal, L. K. H. Pirns Hendrik, die dien morsen per auto gearriveerd was, en haar gevolg, te-1 staande uit de navolgende personen: grootmeesteresso gravin Van Lynden van Sandenburg, 'hofdame baronesse van Heeckeren van Keil, dienstdoend gioo - meester baron Bonlibck, kamerheer etf particulier secretaris baron Van Geen, judant-xitmeo ter jhr. De Jonge van EU

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 13