„aaaggja
j KALENDER der week
jj.B; Als niet anders wordt aangegeven
heeft in deze week iedere H. Mis Gloria,
Credo en de gewone Prefatie.
ZONDAG, 28 Sept. 16e Zondag na
■pinksteren. Mis: Miserere. 2ege-
hpd v. d. H. Wenceslaus, Martelaar. 3e
A Cunctis. Pref. v. d. Allerh. Prieëenheid.
jileur: Groen.
Wij allen worden geroepen tot het brui
loftsmaal des hemels. Om daaraan echter
kunnen deelnemen, moeten wij den
ouden mensch, d.w.z. de zonde, in ons doo-
dcn en leven oen nieuw leven, gesierd mat
het bruiloftskleed der heiligmakende ge-
nade.N (Epistel en Evangelie).
Ia de H. Mis prijzen wij vandaag God
om onze röeping tot den hemel (Alleluja
vers), maar wij bidden Hem ook, dat Hij
van ons wegneme alles wat ons een belet
sel is voor den hemel (Gebed; Graduale).
Wij vragen, dat bet H. Misoffer ons heil
zaam moge zijn (Stilgebed) en ons de ge
nade verwerve voort te gaan op den weg
des Hoeren (Communio) en onze H. Com
munie ons de kracht verleene Gods H.
Wet aan te hangen (Postcommunio).Want
dan zullen wij eenmaal behooren tot de
„uitverkorenen" en God zal zijn ons heil,
onze Heer in eeuwigheid (Introitus).
MAANDAG, 29 Sept. K erk wij di n gs
feest v. d. H. Michael, Aartsengel.
If isBenedicite. Kleur: Wit.
Vandaag is het de herdenkingsdag van
een kerk te Rome, toegewijd aan den H.
Aartsengel Michaël.
DINSDAG, 30 Sept. Mis v. d. H.
Hi oronymus, Belijder en Kerkleeraar
In medio. Kleur: Wit.
De Christelijke ouders van den te Stri-
don geboren heiligen Hieronymus gaven
hera een godsdienstige en wetenschappe
lijke opvoeding. Tijdens zijne studiejaren
maakte het slechte voorbeeld zijner mede
studenten indruk op hem en ook Hierony
mus gaf zich aan de vermaken der wereld
over. Spoedig echter tot inkeer gekomen,
Éoqlit hij de eenzaamheid en als boetvaar
dige vermijdde hij zorgvuldig alles, wat
hem vroeger tot val had gebracht. Be stu
die der H.H. Boeken was nu zijn voor
naamste bezigheid en zoo ervaren is hij
daarin geworden, dat hij wordt genoemd:
de grootste kenner en uitlegger der H.
Schrift. Reeds bij zijn leven als een heilige
vereerd, stierf de verstorven kluizenaar in
420 en hij werd hegraven in een grot lyibij
iijn klooster le Bethlehem.
WOENSDAG, 1 Oct. Feestdag v. d.
H. B a v o, titelheilige van de Kathedrale
kerk te Haarlem en eerste Patroon van de
Bisschopsstad. Mis: Gaudeamus.
(Zie in het eigen der Heiligen v. h. Bis
dom Haarlem). Kleur: Wit.
Na een wereldsch en losbandig leven,
waarvan hij zich hekeerde door,het voor
beeldig deugdzaam leven zijner dochter,
begon de H. Bavo een kluizenaarsleven, in
heldhaftigèn graad belevend de Christelij
ke leer, waarin de H. Apiandus hom had
onderwezen. In de 7e eeuw stierf de heili
ge te Gent. In Haarlem wordt hij als
schutspatroon vereerd omdat, volgens de
overlevering de inwoners van Haarlem,
door het aanroepen van den H. Bavo uit
een zeer groot gevaar gered zijn.
DONDERDAG, 2 Oct. Feestda-g v. d.
H. H. Engelbewaarders. Mis:
Benedicite. 2e gebed v. h. Octaaf v.
d, H. Bavo. Kleur: Wit.
Gezegend zij God, dié ons Zijn Engel
zond om ons voor te gaan en te bewaren
op den weg, ons te leiden naar de plaats,
ons bereid. Slaan wij acht op hem en luis
teren wij naar zijne inspraken. (Vrij naar
de Kerk. Getjiden).
VRIJDAG, 3 Oct. Mis v. d. H. H.
Ew a 1 d e n, Gebroeders; Martelaren. In-
tret. (Zie in het Eigen der Heiligen v. b.
Bisdom Haarlem), 2e gebed v. b. Octaaf
v tl. H. Bavo. Kleur: Rood.
De beide broeders van denzelfden naam
on (er onderscheiding naai" de kleur hun-
ner haren genoemd Ewald de Zwarte en
Ewald. de Blonde, waren Angelsaksische
priesters. Om bun ijv'er in bet verkondi
gen van het H. Geloof, ook in onze streken,
zijn zij gemarteld (7e eeuw).
ZATERDAG, 4 Oct. Mis v. d. H. F r a n
s i s c u s v. A s s i s i Belijder Mibi
antem. 2e gebed v. b. Oct. v. d. H. Bavo.
3e voor den Paus. Kleur: W it.
Fransiscns in 1182 te Assisië in Italië
geboren, was de zoon van een rijke laken
koopman. Ook Fransdscus was voor den
lakenhandel bestemd. Was hij tot aan zijn
jongelingsjaren een gewone godsdienstige
jongen, hoewel een weinig lichtzinnig, bij
zonder straalde in hem uit zijn milddadig
heid jegens de armen. Een ziekte brengt
oom tot dieper nadenken maar bij een
tost, waarop bij als tafelkoning optrad,
toft Gods genade hem ten volle. Geen
smaak meer vindende in aardsche goede
ren trekt bij zich terug en begint zijn le-
ton van onthechting en armoede. Hij
slichtte de Orde der Fransiscanen, waar-
111 hij zijn geest van armoede beeft vaslge-
Lisse. 1 "!- r" ALB.VM. KOK, Pr.
freest. Daarna bad hij nog in bet hartje
ton het Walenland zijn ambacht geleerd
en daar is veel te leeren. Hij had medege
bracht een hoop Franscli, dat hij beter
sprak dan de onderwijzer. Wekelijks kreng
oon Franscli blad om zijn Franscli te
onderhouden en om bij de menschen dóór
gaan voor een ontwikkeld man. In het
'f' der blinden is eenoog koning,
Ms de boeren soms zijn breedsprakige
toal in twijfel trokken, dan doorspekte hij
rjn gepraat met Fransche gezegden, die
.on zoo gewichtig in de ooren der. dorpe-
|f®|6n klonken als de Latijnse'he teksten
zondags op den kansel.
n e enige jaren was hij populair gewor-
ZM11 waro plaats was hij in de her-
rg- De leegte, die door zijn gepraat onfc-
werd met bier aangevuld,
Zijn jonge* vrouw was van. oordeel, dat
hij beter zoop dan haar kalveren. Die
moesten nogal eens den ikvinger hebben.
Frans behoefde dien niet.
Door veel beloften in drank en anders
zins was hij met een overgroote meerder
heid van stemmen tot lid van den gemeen-"
teraad verkozen.
Ook bier deed bij zich spoedig opmer
ken en gelden. Frans bracht den secretaris,
die jaren de raadsleden 'gemuilband had,
tot zwijgen, en dit was de allergrootste
voldoening voor de goedwillige inwoners.
Door bet manhaftig optreden van den
kloeken smicl gingen het gezag en de in
vloed van den dorpsdwingeland spoedig te
loor.
Zoetjesaan werd Frans de man der toe
komst, het toekomend hoofd der gemeente.
In dezen gelukkigen droom wiegde hij
zich zelf het meest.
Als de oude burgemeester zijn óogen zou
toeknippen, dan zqü hij de aangewezen op
volger zijn.
In zijn hart lag de zucht om iets groots,
iets wonderbaars te doen. Maar op een
klein dorpje zijn groote gebeurtenissen een
zeldzaamheid. En bij deze gedachte leken
hem de grenzen van zijn geboortedorp veel
te eng.
Was hij "maar eens in wat grooter plaats,
dan zou hij nog iets tot stand kunnen
brengen. Bij dit overwegen kwam hem
zijn stand te. nietig voor; kon hij nog
maar eens van voor af beginnnnMaar hij
raakte eraan gewend en troostte zich met
de gedachte van Cesar. „Liever de eerste
op een klein dorp dan de tweede in Rome".
Burgemeester zou bij in alle geval wor
den. Ondertusschen loerde hij op een gele,-
genheid om zich te onderscheiden.
Meer dan eens las hij in zijn weekbla
den, dat mannen, die door moed en zelfop
offering uitgeblonken hadden, met 1 een
eerekruis vereerd werden, dat de ministers,
de koning zelf bij de plechtige uitreiking
van deze belooningen tegenwoordig waren
en den dappere de band drukten.
Zoo ontwaakte in hem de vurige be
geerte om zoo'n lintje in zijn knoopsgat te
strikken of een kruisje op zijn besten frak
te doen schitteren. Hij dacht er des daags
aan. 5s Nachts droomde bij ervan.
Een heldendaad zou en moest, bij voor
het oog der wereld kunnen verrichten.
Een drenkeling moest hij zoo uit het
water kunnen redden, me.t gevaar voor zijn
leven, maar er vloeide door zijn dorp enkel
de ellendige Molenbeek, met drie' voet
diepte. Langs den waterweg zou bij dus
zijn doel niet treffen.
Wou het maar eens branden, dan liad
hij wellicht de gelegenheid een teer kindje
of een stokoud- wijfje van een ge wissen
dood te redden, 't Wilde echter niet goed
branden. Als er een begin van vernielend
vuur was, dan was de veldwachter daar
met. het bluschspuitje.
Andere paden moesten hem leiden na,ar
den grooten weg van eer en roem. Hij
peinsde er dag en nacht over.
Zoo eens een paard op hol ging en hij dit
in zijn dolle vaart kon stuiten Maar de
zware trekbonken gingen niet loopen. De
-weelde plaagde noch je.ukte hen. Er waren
veel knollen maar weinig dravers.
Nergens vond de arme smid een. gepast
middel om zijn dorst te voldoen, zijn
brandendeai roemdorst te lesschen aan de
krib met-eere-medailles, zijn honger te stil
len aan de staatsruif, die ruig was van
lintjes.
In de bladen las hij niet. meer belang
stelling de rubriek van gebroken ribben en
beene.n, dan wel de hoofdartikels over po
litiek, waarin hij vroeger zoo gretig hapte.
Mogelijk vond hij hier een vingerwijzing,
die hem den rechten weg naar een gouden
eerekruis zou aanduiden.
En zij bood zich aan zonder dat hij er
op voorbereid was.
Op een zonnigen voormiddag kwam een
herbergierster hem roepen of hij eèns. bij
haar wou komen; daar zaten drie vreemde
landloopers, die goed gegeten en gedron
ken hadden en niet wilden betalen. Ze
verstond hen niet en zij kon hen ook niet
kwijt raken. Bij den vefsukkelenden bur
gervader was zij reeds geweest maar deze
had haar naar den smid gezonden, die de
gevreesde mannen met hulp van den veld
wachter wel liet dorp uit zou duivelen.
Daar was het lang verwachte eerekruis.
Jubelend en met .blinkend aangezicht, stel
de hij het beangstigd wijfje gerust. Hij zou
er korte metten mee zingen. Snel smeet hij
het zwart bevlekt, vaal-bruine schootsvel
ter zijde en ging ter herberg, waar de drie
vreemde gasten kermis vierden. Bij het zien
van de drie stevige kerels, ging een huive
ring over zijn leden. Maar de gedachte aan
een decoratie gaf hem nieuwen moed. Als
een hits bevelend- generaal, trad Frans
vooruit en vroeg op last van den burge
meester en uit naam der wet naar hun pa
pieren en hun reis. Zij stoorden ziclï geens
zins aan hem, dronken smakelijk aan hun
glas maar bleven het antwoord schuldig.
Hij trip-trapte ongeduldig, stampte zoo
geweldig op den planken vloer, dat de
pintjes op de schcnkbank rinkelden en
zwaaide dreigend met zijn lange armen.
Maar de drie mannen verroerden, geen vin.
Nu dacht hij dat zij zijn Nederlandsch
niet verstonden en sprak hen in ?t Franscli
aan. Even stom hieven zij zitten, hekeken
elkander eens en lachten mompelend.
Woedend liep de smid op en neder door
de kamer, zwaaiend met de handen en
stampend met de voeten.
Bewust dat hij ditmaal een grootsche
daad moest volvoeren, waarvan de oEficieele
belooning niet zou uitblijven, begon hij te-
denken hoe hij deze mannen, zou meester
worden.
Het beetje Duitsch, dat hij op de college
banken opgeraapt had, riep hij ter hulp.
maar dit liet hern in den steek. Minder
woordenrijk werd hij en al richtte hij ook
eenige Duitsche uitgangen achter Neder-
landsche woorden, het echte kwam er niet
uit. Hij kon de noodige kracht aan den
woordenvloed die uit zijn verbolgen hart
opwelde, niet geven.
Op hoog© en lage toonen schreeuwde hij
uit, dat deze drie onbeschofte bandieten
doof hieven op zijn vragen, in drie talen ge
steld. Maar hij, Frans, de smid, lid van den
gemeenteraad, zou hun de rol van den stom
men koning anders leeren spelen.
Intus-schen hadden eenige menschen, die
op zijn lawaaiende woorden en felle vuist
slagen op tafels en stoelen, afgekomen wa
ren, post gevat om de herherg. Dit volkje
sterkte en sta.aldei.zijn moed. Ook bleef
door deze belangstelling zijn eigen rug ge
spaard. Hoe dapper en gespierd hij ook
was. deze lui leken ook voor geen klein
onweer bevreesd. Mochten ze eens met
scherpe messen en geladen revolvers ge
wapend zijn!
Aan zijn dorpslieden vertelde hij met
welke mannen hij te doen had. In alle mo
gelijke talen had hij met hen willen onder
handelen en ze waren niet eens zoo be
leefd geweest hem te antwoorden. Welke
taal zij spraken kon hij niet gissen, noch
minder het land hunner herkomst. Maar
uit het dorp moesten zij weg, deze gevaar
lijke nietsdoeners,'tot moorden, plunderen
en branden in staat. De boerenmenschén,
die de kranige houding van den smid be
wonderden. beloofden met riek en gaffei
af te komen, zoo 't nood deed, alhoewel ze
liever op afstand bleven en ook volle ver
trouwen hadden in de sterke armen van
den smid, die man genoeg was orn ze te
brengen naar de plaats waar ze thuis hoor-
de.n.
Ter verdediging kwam nog de oude veld
wachter, die op heel versleten onderdanen
voortsukkelde. Mét afgehakte, diep-uit-de
horst opkomende woordjes vroeg hij aan de
in 't geniep lachende nieuwsgierigen wat
er gaande was.
't Zal er om levén' én dood gaan, zei
den spottend eenige snaken. Maar geloo-
vend aan en hopend in den eerbied voor
zijn gebiesde pet en gewapende broek,
trok hij strompelend binnen en kreeg het
al op de zenuwen toen hij de drie flinke
kerels uitdagend zag zitten.
Frans beval hem niet gevelden sabel de
wacht te houden, onderwijl dat hij zich
snel wat verkleedde om de gevaarlijke
mannen naar de kant on gendarmerie te
brangen. Nu begonnen de beenen van den
dienaar der wet ïiog meer te knikken en
mefc benauwde stem stotterde hij:
Moet ik hem trekkendan zal ik
hemtrekken....
Hij trok, dat het hem groen en blauw
voor de* oogen- werd, doch- het beroeste
zwaard wilde maar niet uit de schimmelige
scheede; Een klaterhui van gelach deed het
drietal dreunen. Maar Frans deed nog eens
een geweldigen uitval tegen hen, kalmeer
de den suffenden veldwachter en ging heen
Aan iedereen deelde hij het gebeurde mede.
Hij zou toonen, wie hii was en wat hij kon.
Aan zijn vrouw vertelde hii ziin helden
daad, die door den Staat riikelijk zou be
loond -worden.' Toen deze-'-zei dat hi j zich
maar niet belachelijk moest 'aanstellen,
maakte hij-zich nog eenige druppels kwaad
bloed. Wijven moeten hun neus in alles
steken, waarvan ze geen benul hebben. Hij
wist wat hij deed 'en waarom hij handelde.
Wat Frans binnenkort op zijn borst zou
vastspelden, dat hacPnog nleinanïT in dén"
omtrek, En als de vrouw beweerde, dat
hij beter deed in zijn smidse te blijven om
het liggende werk af te piaken, hield hij
kwaadweg staande dat hij met deze aan
houding meer zóu verdienen dan met een
hêele week op het dom-liarde ijzer te ha
meren.
De vreemdelingen"), die Poolsche arbei
ders waren en na-ar Antwerpen werk'gingen
zoeken, verstonden wel niets van hetgee.n
gezegd werd, maarbegrepen toch uit al
het geduivel en gedoe, dat ze in dit dorpje
als een hond .in een kegelspel terecht kwa
men. Zij spraken niet veel en wachtten met
Engelsche koelbloedigheid het verloop der
dinge.n af.
In het aanhoudingshevel begonnen de
dorpslui erg veel lof en pret te krijgen en
riepen allerlei -tergende woordjes op den
dorpsveldwachter, die op een lijdensstoel
zat en dacht dat zijn, dorps,genooten veel
beter deden hem niet in levensgevaar te
laten, in plaats van hem nog voor het
lapje te houden.
Na enkele oogenblikken, die hem uren
schenen, kwam zijn redder terug. Hagelwit
gewasschen en netjes gekleed, trad de smid
fier en koen binnen. Om in de oogen de.r
dorpers eens den Jan uit te hangen, om
meer indruk op de gevangenen te maken,
sprak hij Franscli. Maar ook deze woor-
dem, die weergalmden door de straat, had
den het verwachte uitwerksel niet.
Met sprekende gebaren als doofstom
men gaf Frans te kennen dat de mannen
moesten betalen en verder reizen. Hij zou
hun uitgeleide doen.
Na veel geharrewar, armbewegend gehas
pel en vreemd woordengewissel en vinge
rende teekens, betaalden zij hun gelag en
gingen den weg naiar het naburige stadje
op,
De smid franschte dat. het een liefheb
berij was. Uit den mannelijk gebiedenden
toon, leidden de hoeren af dat Frans zijn
jongens drilde als een mopperende korpo
raal zijn soldaten.
De veldwachter mocht thuis blijven, die
bij deze tijding een vroolijker gezicht op
zette en steviger op zijn beenen ging. Uit
sluitend wilde de tijdelijke politieman de
eer voor zich hebben.
Luid en luider klonken de kriaclitige he
velen van den smid over het dorpsplein',
langg de huizen en de hoofden der nieuws
gierigen, die. in bewondering stonden voor
deze heldendaad.
Op twintig meter volgde Frans de vreem
delingen, duldde niet dat zij hun koppen
noch links noch rechts draaiden „ni a droite
ni a gauche, le chemin direct".
En de kloeke venten beenden, snel voor
waarts onder zijn streng hevel.
Fier als een pronkende pauw, trotscli
trotsch over zijn vangst, stapte de smid
achter de mannen, die gedwee, als lammeren
zich ter slachtbank, lieten leiden.
Hoog-op droeg hij het hoofd, dat peins
de op de spoedige verwezenlijking van zijn
levensdroom; moedig stak hij de« hreede
horst -vooruit, die weldra met een lintje
zou versierd worden. Zijne koene daad zou
in al de bladen vermeld worden, heel het,
stadje zou in rep en roer zijn als hij ze
gevierend met deze mannen zijn intrede
zou doen; rechter eh politiebeambten zou
den hem geluk wenshhen en loon naai'
werken geven.
Hij vond genot in het snel voorwaarts
stappen van. de gevangenen, die over een
half uurtje op het ware kantoor zouden
aanlanden.
Doph bij de kromming van den rijksweg
begonnen de koppen eens naar links en
rechts te draaien. Frans schreeuwde luid
„noch rechts noch links, maar door, maar
recht door."
Zijn bevelen werden nu zoo goed niet
meer opgevolgd en nog eens riep hij don
derend ,.niet links, noch rechts, toujours
en avant!"
Ee,n beetje argwaan begon hij te voelen
als een der mannen zich geheel omdraaide,
den weg verkende, naar links en rechts
keek of er nog inenschelijke wezens in de
nabijheid huisden en stoorde zich geens
zins meer aan de commando's.
Nu voerden de mannen een levendiger
gesprek; zij schenen iets op 't oog te heb
ben.
De smid vond deze manier van doen erg
zonderling. Een begin van angst huiverde,
over zijn gansche lichaamOok hij keek
eens om, naar den dorpskant. Geen mensch
of huis meer te zien. En strakker hield hij
de booze venten in het oog.
Bij een tweede kromming doorsneed de
baan een donker mastboschje. Hier spook
te het. 's avonds dikwijls "en meer dan een
uit zijn dorp was hier door struikroovers
overvallen, geranseld en bestolen.
Het werd den smid ijskoud om het lijf.
Een vage angst bekroop hem. Tegen deze
drie was hij niet opgewassen als zij hem
werkelijk te lijf wilden.
Dat ze iets kwaads wilden, dit meende
hij uit heel hun houding,- hun opgewekte
gesprekken, hun levendige ge.baren te moe
ten afleidden.
Het alleen-zijn en de ruischende dennen
versterkten zijn vermoeden.
Maar de gedachte, dat hij hier de-
schoonste gelegenheid had om zich op het
veld van e.er en roem te onderscheiden, gaf
hem weder eenige druppels frisschen moed
en luide riep hij, harder dan hij zelf meen
de: „noch links, noch rechts!
Maar op zijn roepen draaiden zich de
drie kerels om, zoo snel en gelijkmatig als
de best geoefende soldaten. Doodsche stilte
Het drietal zag geen levfende ziel meer
op den weg."Uitdagend en vastberaden om
Frans den oorlog te verklaren en' «lag te
leveren, bleven de kloekgespierde. mannen
staan. o
Wat, wat-te? „En avant marcheriep
de bevreesde smid en wees nog met hand
en voet immer weiter". Maar de kerels
bleven paalvast staan.
Wat begonnen? Hij had erg spijt alleen
te zijn, zonder voorhamer in het strijdperk
te staan.
't Eerelintje zou hem ontsnappen ofwel
er moest een kamp op leven en dood ge
voerd worden. Hij dacht aan vrouw en kin
deren, ttiaar "meer aan zijn eigen huid.
Nog eens waagde bij „en avant".
Maar nu stormden de drie mannen woe
dend op hem af, met vuisten dreigend. En
Frans smeerde 'm.... Als een bliksem zoo
snel schoot hij over de baan!Doods-
angsfcige hulpkreten, slaakte hij langs den
eenzamen weg.
Hoe harder dat de drio achtervolgens
hun zware voetstappen op den weg deden
dreunen, hoe. sneller en wilder de smid zijn
beenen oplichtte en te grabbelen smeet.
Loopen deed hij als een hazewind „noch
links, noch rechts, en avant." niet meer naar
de stad, maar naar de heimat" kraaide het
in zijn ooren.
En 't volk, dat. -nog altijd in kleine groep
jes over het aanhoudingszaakje druk in ge
sprek was, zag van verre den smid komen
aangedraafd.
Dat hij zoo kaal van de' reis zou terug
komen, hadden velen gedacht. Een uitjou
wende lachbui brak los. De kloeksten ver
stoutten zich en ijlen den vluchtenden smid
te gemoet.
Op dit gezicht maakten de mannen spoe.
dig rechtsom e.n ijlden stadswaarts. Frans
liep nog maar altijd door, huilend en tie
rend.
Zwoegend en hijgend, doornat van het
zweet, met kop als een ondergaande zori,
kwam hij bij de eerste groep a-anviel
bijna dood in de armen van zijn redde.rs..
De menschen lawaaiden en keken hem aan.
Wat. is er! Wat wilden zij?
Na korten tijd kwam hij tot 'bezinning,,
piepte schuchter rond naar de hem omrin
gende menigte en sprak weer de taal der
levenden: die zijner dorpsgenooten.
Scherpe messen had hij zwaaiend zien
flikkeren. Aan een afgrijsclijken dood was
hij ontsnapt. En hij had niets te zijner
verdediging, noch mes, noch stok.
Langzaam kwam hij meer en meer tot
zelfbewustzijn. De krisis ging zachtjes
voorbij.
Over den laaghartigen aanval werden
hem talrijke vragen - gesteld, die hij nu
breedvoerig beantwoordde. Vrij spel liet
hij aan zijn rijke verbeelding, die zorgen
moest dat hij voor geen lafaard uitgekre
ten werd.
De meesten geloofden hem, velen echter
twijfelden; andere begonnen er duchtig
mede te spotten en te gekken.
De vlucht van den smid deed snel de
ronde door het heele dorp, ja door heel den
omtrek.
Zijn vrouw lachte het meest. Hij inte
gendeel zou van spijt geweend hebben om
hetvoor altijd verloren eerekruis. Dit
wrokte en neep hem diep. 's Nachts droom
de hij van de vervloekte bandieten, die e.en
stuk van zijn leven doorgehakt hadden.
De menschen zijn wreed en ondankbaar.
Hij had eerlijk en oprecht gemeend een
heidendaad te verrichten en daarmede een
staatsonderscheiding te verdienen.
Volkskommentariën hieven niet uit, en,
dagelijks werd gelachen met den vluch
tenden smid, zoo erg, dat hij aan alle eeve-
lintjes en eerepostjps voor goed verzaakte
en tot het heldhaftig besluit kwam:' geen
eerelintje meer, gc-cn gemeen Lorna •!-'
meer, geen burgemeester, ma-ar eenvou-
smid. Alles ijdelheid
Gffl LEVEN EN EER.
Het hotel Royaal brandtHet zo-
verdiepingen hooge renzongebouw is ir
zwarte, walmende rookwolken gehuld. Ze
omringen het dak, stijgen als phantasti
sclie schrikgestalten in de donkere iueii!
en slaan uit dakvensters en gebroken ra
men.
Altijd woester, dichter, donkerder word!
de jagende rookmassa. Daar kleurt een
vlammentong rood in 't zwartbrandende
dak, als zocht zij naar nieuw voedsel. Zij
rekt en buigt zicht, trekt zich dan weer te
rug als een slang, die loert op haar buit.
Andere vlammentongen volgen, likken
zoekend langs het dak, breiden zich voort
durend uit, jagen door elkaar en kronke
len samen in gloeiende omarming. Vlam
men na vlammen volgen elkaar en jagen
voort. Een suizend gehuil doorsiddert dn
lucht. Altijd woester breiden de vuurton
gen zich uit. Boven de geweldige rookgol-
ven rijst een ontzaglijke vuurzuil met gie
rend geluid in de lucht. ,,Wij zijn sterk als
reuzen", brullen de vlammen, „wie waagt
het ons te bekampen, wij zijn machtig en
onoverwinnelijk". Zij vermeesteren alles,
brullend van woeste verdelgingslust.
Het dakgeraamte steekt als een zwart,
half vergaan skelet hoven de vlammen uit
„Gedaan, gedaan, ons werk is geëindigd",
brullen de vlammen. En zij lekken en kron
kelen naar nieuw voedsel en breken dol
van ver woes tingslustdoor de bovenste
vensters
Hebben de bewoners van hm bedreigde
huis tijd gehad om zich te redden? Groote
God, neen! Daar op de vijfde verdie
ping aap het zevende venster, ontwaart
men een doodsbleek meisjesgezicht
„De gang brandt! Help, help!" gilt een
stem, maar zij gaat verloren onder het hu'
len der vlammen en het aanhoudende
pompgcluid der brandweermannen.
Maar honderden blikken hebben de wit
te gestalte voor het venster gezien en haar
nood begrepen. Sissend richt zich een wa
terstraal op het venster. In razende haast
worden de vuurladders aan elkaar gebon-
den.
Tevergeefs, de ladders reiken slechts tot
de vierde verdieping en uit de vensters dei-
zesde slaan reeds vlammen naar omlaag
en gieren tot het meisje.: reddeloos verlo
ren zijt gij.
De voorkant van het huis is nog vrij en
daar aan het halkon is een tweede vuur-
ladder vastgemaakt; maar ook deze reikt
niet lot de vijfde verdieping. Op het grooto
plein voor het huis staat een dichte me
nigte. Duizend oogen richten zich op 'nel
witgekleede meisje, prijsgegeven aan den
dood: duizend harten sidderen in angstig
meevoelen. Daar trekt zich het meisje van
het venster terug.
„Voorbij!gestikt!" roept een ,stem
uit de menigte.
Dq angstige spanning uit zich in bange
zuchten. Het leedgevoel uit zich in c-en
stpm-mengedruisch van smartwoorden.
Een aardig blond meisje met hleeke,
vermoeide trekken grijpt krampachtig den
arm van haar metgezel, een zonderling mi-
ziend man, die geruststellend zijn arm
om haar heen legt. Haar horst hijgt van-
angstige spanning, Smartgeluiden ont
snappen de heftig trillende lippen, haar
oogen. onafgewend gericht naar do plaats
der blanke gestalte, staren in angst-waan- -
zin.
Wees bedaard, Flora", zegt haar gezel,
,,'t is nu toch voorbij."
Doch wat was dat? Weer verschijnt de
witte gestalte voor 't venster, waaruit
reeds groote rookwolken naar buiten drin
gen. Zij staat daar, als gereed om den
dooclelijken sprong te wagen Ze helt
haar armen en laat ze weer vallen. .Adem
loos staren de mensdien in stom verhe
den.
Nu nu omvat hét meisje het venster-
kruis, zij slaat de eené vensterhelft toe en
wendt zich voorzichtig tastend zijwaarts
langs den voorsprong van den muur.
Als een zwaluw houdt zic.lj de gestalte
aan den muur. Zij heeft de armen wi'd
uitgebreid en schuift zich, terwijl zij als
een zwaluw zich vasthoudt, on naakte voe
len langzaam, langzaam verder.
De stilte des avonds hecrscht onder de
ademlooz© menigte. Een zucht verlicht ue
angstig wachtende duizenden.... de wit
te gestalte heeft het naaste venster bereikt
Een vonkenregen daalt uit het andere,
dat zij zoo pas heeft verlaten
„Nog zes vensters! nog zes!" klagen de
duizendstgmmen.
En weder begint hel dappere kind haar
weg naar den dood. Langzaam, langzaam,
de armen uitgestrekt, glijdt ze voort mei
kleine, zoekende schreden.
„Of zij gekruisigd is" ontsnapt bet aan
do blonde, sidderende Flora.
De schemering is intusschen gevallen.
Een vok en regen daalt van bet dak op de
witte gestalte. Rookwolken omhullen ze
Toch glijdt zij voort op de nauwelijks an
derhalve hand hreede sierlijst van don
muur.
Weder is oen venster bereikt.
God zij geloofd", zucht Flora.
„Bravo! bravo!" roept een nieuwe stem.
Een vuist stoot treft den schreeuwer.
„Wil je wel stil zijn, kerel
En de weg der verschrikking begun
weer opnieuw. Van venster tot venster
schuift het meisje zonder houvast, zender
steunpunt, slechts met de uitgebreide ur
men aan don muur "zich hechtend als war
zij er aan vastgezogen.
Heeft ze weer oen venster bereikt, dau
gaat oen zucht van verlichting op uit de
m Thans is hot vierde venster horoïkt Po
witte gestalte wankelt een oogenbhk. nis
had zij'hare krachten verloren JVic»
zij herstelt zich en weer gaal het voor
war,vis. De toeschouwers drukken elkaar
de hand. wanneer weer oen venster o-
reilt is. De Mondo Flora meent do harten
te h noren Moppen.
„Nog twecl" steunen zij-