„aaaggja j KALENDER der week jj.B; Als niet anders wordt aangegeven heeft in deze week iedere H. Mis Gloria, Credo en de gewone Prefatie. ZONDAG, 28 Sept. 16e Zondag na ■pinksteren. Mis: Miserere. 2ege- hpd v. d. H. Wenceslaus, Martelaar. 3e A Cunctis. Pref. v. d. Allerh. Prieëenheid. jileur: Groen. Wij allen worden geroepen tot het brui loftsmaal des hemels. Om daaraan echter kunnen deelnemen, moeten wij den ouden mensch, d.w.z. de zonde, in ons doo- dcn en leven oen nieuw leven, gesierd mat het bruiloftskleed der heiligmakende ge- nade.N (Epistel en Evangelie). Ia de H. Mis prijzen wij vandaag God om onze röeping tot den hemel (Alleluja vers), maar wij bidden Hem ook, dat Hij van ons wegneme alles wat ons een belet sel is voor den hemel (Gebed; Graduale). Wij vragen, dat bet H. Misoffer ons heil zaam moge zijn (Stilgebed) en ons de ge nade verwerve voort te gaan op den weg des Hoeren (Communio) en onze H. Com munie ons de kracht verleene Gods H. Wet aan te hangen (Postcommunio).Want dan zullen wij eenmaal behooren tot de „uitverkorenen" en God zal zijn ons heil, onze Heer in eeuwigheid (Introitus). MAANDAG, 29 Sept. K erk wij di n gs feest v. d. H. Michael, Aartsengel. If isBenedicite. Kleur: Wit. Vandaag is het de herdenkingsdag van een kerk te Rome, toegewijd aan den H. Aartsengel Michaël. DINSDAG, 30 Sept. Mis v. d. H. Hi oronymus, Belijder en Kerkleeraar In medio. Kleur: Wit. De Christelijke ouders van den te Stri- don geboren heiligen Hieronymus gaven hera een godsdienstige en wetenschappe lijke opvoeding. Tijdens zijne studiejaren maakte het slechte voorbeeld zijner mede studenten indruk op hem en ook Hierony mus gaf zich aan de vermaken der wereld over. Spoedig echter tot inkeer gekomen, Éoqlit hij de eenzaamheid en als boetvaar dige vermijdde hij zorgvuldig alles, wat hem vroeger tot val had gebracht. Be stu die der H.H. Boeken was nu zijn voor naamste bezigheid en zoo ervaren is hij daarin geworden, dat hij wordt genoemd: de grootste kenner en uitlegger der H. Schrift. Reeds bij zijn leven als een heilige vereerd, stierf de verstorven kluizenaar in 420 en hij werd hegraven in een grot lyibij iijn klooster le Bethlehem. WOENSDAG, 1 Oct. Feestdag v. d. H. B a v o, titelheilige van de Kathedrale kerk te Haarlem en eerste Patroon van de Bisschopsstad. Mis: Gaudeamus. (Zie in het eigen der Heiligen v. h. Bis dom Haarlem). Kleur: Wit. Na een wereldsch en losbandig leven, waarvan hij zich hekeerde door,het voor beeldig deugdzaam leven zijner dochter, begon de H. Bavo een kluizenaarsleven, in heldhaftigèn graad belevend de Christelij ke leer, waarin de H. Apiandus hom had onderwezen. In de 7e eeuw stierf de heili ge te Gent. In Haarlem wordt hij als schutspatroon vereerd omdat, volgens de overlevering de inwoners van Haarlem, door het aanroepen van den H. Bavo uit een zeer groot gevaar gered zijn. DONDERDAG, 2 Oct. Feestda-g v. d. H. H. Engelbewaarders. Mis: Benedicite. 2e gebed v. h. Octaaf v. d, H. Bavo. Kleur: Wit. Gezegend zij God, dié ons Zijn Engel zond om ons voor te gaan en te bewaren op den weg, ons te leiden naar de plaats, ons bereid. Slaan wij acht op hem en luis teren wij naar zijne inspraken. (Vrij naar de Kerk. Getjiden). VRIJDAG, 3 Oct. Mis v. d. H. H. Ew a 1 d e n, Gebroeders; Martelaren. In- tret. (Zie in het Eigen der Heiligen v. b. Bisdom Haarlem), 2e gebed v. b. Octaaf v tl. H. Bavo. Kleur: Rood. De beide broeders van denzelfden naam on (er onderscheiding naai" de kleur hun- ner haren genoemd Ewald de Zwarte en Ewald. de Blonde, waren Angelsaksische priesters. Om bun ijv'er in bet verkondi gen van het H. Geloof, ook in onze streken, zijn zij gemarteld (7e eeuw). ZATERDAG, 4 Oct. Mis v. d. H. F r a n s i s c u s v. A s s i s i Belijder Mibi antem. 2e gebed v. b. Oct. v. d. H. Bavo. 3e voor den Paus. Kleur: W it. Fransiscns in 1182 te Assisië in Italië geboren, was de zoon van een rijke laken koopman. Ook Fransdscus was voor den lakenhandel bestemd. Was hij tot aan zijn jongelingsjaren een gewone godsdienstige jongen, hoewel een weinig lichtzinnig, bij zonder straalde in hem uit zijn milddadig heid jegens de armen. Een ziekte brengt oom tot dieper nadenken maar bij een tost, waarop bij als tafelkoning optrad, toft Gods genade hem ten volle. Geen smaak meer vindende in aardsche goede ren trekt bij zich terug en begint zijn le- ton van onthechting en armoede. Hij slichtte de Orde der Fransiscanen, waar- 111 hij zijn geest van armoede beeft vaslge- Lisse. 1 "!- r" ALB.VM. KOK, Pr. freest. Daarna bad hij nog in bet hartje ton het Walenland zijn ambacht geleerd en daar is veel te leeren. Hij had medege bracht een hoop Franscli, dat hij beter sprak dan de onderwijzer. Wekelijks kreng oon Franscli blad om zijn Franscli te onderhouden en om bij de menschen dóór gaan voor een ontwikkeld man. In het 'f' der blinden is eenoog koning, Ms de boeren soms zijn breedsprakige toal in twijfel trokken, dan doorspekte hij rjn gepraat met Fransche gezegden, die .on zoo gewichtig in de ooren der. dorpe- |f®|6n klonken als de Latijnse'he teksten zondags op den kansel. n e enige jaren was hij populair gewor- ZM11 waro plaats was hij in de her- rg- De leegte, die door zijn gepraat onfc- werd met bier aangevuld, Zijn jonge* vrouw was van. oordeel, dat hij beter zoop dan haar kalveren. Die moesten nogal eens den ikvinger hebben. Frans behoefde dien niet. Door veel beloften in drank en anders zins was hij met een overgroote meerder heid van stemmen tot lid van den gemeen-" teraad verkozen. Ook bier deed bij zich spoedig opmer ken en gelden. Frans bracht den secretaris, die jaren de raadsleden 'gemuilband had, tot zwijgen, en dit was de allergrootste voldoening voor de goedwillige inwoners. Door bet manhaftig optreden van den kloeken smicl gingen het gezag en de in vloed van den dorpsdwingeland spoedig te loor. Zoetjesaan werd Frans de man der toe komst, het toekomend hoofd der gemeente. In dezen gelukkigen droom wiegde hij zich zelf het meest. Als de oude burgemeester zijn óogen zou toeknippen, dan zqü hij de aangewezen op volger zijn. In zijn hart lag de zucht om iets groots, iets wonderbaars te doen. Maar op een klein dorpje zijn groote gebeurtenissen een zeldzaamheid. En bij deze gedachte leken hem de grenzen van zijn geboortedorp veel te eng. Was hij "maar eens in wat grooter plaats, dan zou hij nog iets tot stand kunnen brengen. Bij dit overwegen kwam hem zijn stand te. nietig voor; kon hij nog maar eens van voor af beginnnnMaar hij raakte eraan gewend en troostte zich met de gedachte van Cesar. „Liever de eerste op een klein dorp dan de tweede in Rome". Burgemeester zou bij in alle geval wor den. Ondertusschen loerde hij op een gele,- genheid om zich te onderscheiden. Meer dan eens las hij in zijn weekbla den, dat mannen, die door moed en zelfop offering uitgeblonken hadden, met 1 een eerekruis vereerd werden, dat de ministers, de koning zelf bij de plechtige uitreiking van deze belooningen tegenwoordig waren en den dappere de band drukten. Zoo ontwaakte in hem de vurige be geerte om zoo'n lintje in zijn knoopsgat te strikken of een kruisje op zijn besten frak te doen schitteren. Hij dacht er des daags aan. 5s Nachts droomde bij ervan. Een heldendaad zou en moest, bij voor het oog der wereld kunnen verrichten. Een drenkeling moest hij zoo uit het water kunnen redden, me.t gevaar voor zijn leven, maar er vloeide door zijn dorp enkel de ellendige Molenbeek, met drie' voet diepte. Langs den waterweg zou bij dus zijn doel niet treffen. Wou het maar eens branden, dan liad hij wellicht de gelegenheid een teer kindje of een stokoud- wijfje van een ge wissen dood te redden, 't Wilde echter niet goed branden. Als er een begin van vernielend vuur was, dan was de veldwachter daar met. het bluschspuitje. Andere paden moesten hem leiden na,ar den grooten weg van eer en roem. Hij peinsde er dag en nacht over. Zoo eens een paard op hol ging en hij dit in zijn dolle vaart kon stuiten Maar de zware trekbonken gingen niet loopen. De -weelde plaagde noch je.ukte hen. Er waren veel knollen maar weinig dravers. Nergens vond de arme smid een. gepast middel om zijn dorst te voldoen, zijn brandendeai roemdorst te lesschen aan de krib met-eere-medailles, zijn honger te stil len aan de staatsruif, die ruig was van lintjes. In de bladen las hij niet. meer belang stelling de rubriek van gebroken ribben en beene.n, dan wel de hoofdartikels over po litiek, waarin hij vroeger zoo gretig hapte. Mogelijk vond hij hier een vingerwijzing, die hem den rechten weg naar een gouden eerekruis zou aanduiden. En zij bood zich aan zonder dat hij er op voorbereid was. Op een zonnigen voormiddag kwam een herbergierster hem roepen of hij eèns. bij haar wou komen; daar zaten drie vreemde landloopers, die goed gegeten en gedron ken hadden en niet wilden betalen. Ze verstond hen niet en zij kon hen ook niet kwijt raken. Bij den vefsukkelenden bur gervader was zij reeds geweest maar deze had haar naar den smid gezonden, die de gevreesde mannen met hulp van den veld wachter wel liet dorp uit zou duivelen. Daar was het lang verwachte eerekruis. Jubelend en met .blinkend aangezicht, stel de hij het beangstigd wijfje gerust. Hij zou er korte metten mee zingen. Snel smeet hij het zwart bevlekt, vaal-bruine schootsvel ter zijde en ging ter herberg, waar de drie vreemde gasten kermis vierden. Bij het zien van de drie stevige kerels, ging een huive ring over zijn leden. Maar de gedachte aan een decoratie gaf hem nieuwen moed. Als een hits bevelend- generaal, trad Frans vooruit en vroeg op last van den burge meester en uit naam der wet naar hun pa pieren en hun reis. Zij stoorden ziclï geens zins aan hem, dronken smakelijk aan hun glas maar bleven het antwoord schuldig. Hij trip-trapte ongeduldig, stampte zoo geweldig op den planken vloer, dat de pintjes op de schcnkbank rinkelden en zwaaide dreigend met zijn lange armen. Maar de drie mannen verroerden, geen vin. Nu dacht hij dat zij zijn Nederlandsch niet verstonden en sprak hen in ?t Franscli aan. Even stom hieven zij zitten, hekeken elkander eens en lachten mompelend. Woedend liep de smid op en neder door de kamer, zwaaiend met de handen en stampend met de voeten. Bewust dat hij ditmaal een grootsche daad moest volvoeren, waarvan de oEficieele belooning niet zou uitblijven, begon hij te- denken hoe hij deze mannen, zou meester worden. Het beetje Duitsch, dat hij op de college banken opgeraapt had, riep hij ter hulp. maar dit liet hern in den steek. Minder woordenrijk werd hij en al richtte hij ook eenige Duitsche uitgangen achter Neder- landsche woorden, het echte kwam er niet uit. Hij kon de noodige kracht aan den woordenvloed die uit zijn verbolgen hart opwelde, niet geven. Op hoog© en lage toonen schreeuwde hij uit, dat deze drie onbeschofte bandieten doof hieven op zijn vragen, in drie talen ge steld. Maar hij, Frans, de smid, lid van den gemeenteraad, zou hun de rol van den stom men koning anders leeren spelen. Intus-schen hadden eenige menschen, die op zijn lawaaiende woorden en felle vuist slagen op tafels en stoelen, afgekomen wa ren, post gevat om de herherg. Dit volkje sterkte en sta.aldei.zijn moed. Ook bleef door deze belangstelling zijn eigen rug ge spaard. Hoe dapper en gespierd hij ook was. deze lui leken ook voor geen klein onweer bevreesd. Mochten ze eens met scherpe messen en geladen revolvers ge wapend zijn! Aan zijn dorpslieden vertelde hij met welke mannen hij te doen had. In alle mo gelijke talen had hij met hen willen onder handelen en ze waren niet eens zoo be leefd geweest hem te antwoorden. Welke taal zij spraken kon hij niet gissen, noch minder het land hunner herkomst. Maar uit het dorp moesten zij weg, deze gevaar lijke nietsdoeners,'tot moorden, plunderen en branden in staat. De boerenmenschén, die de kranige houding van den smid be wonderden. beloofden met riek en gaffei af te komen, zoo 't nood deed, alhoewel ze liever op afstand bleven en ook volle ver trouwen hadden in de sterke armen van den smid, die man genoeg was orn ze te brengen naar de plaats waar ze thuis hoor- de.n. Ter verdediging kwam nog de oude veld wachter, die op heel versleten onderdanen voortsukkelde. Mét afgehakte, diep-uit-de horst opkomende woordjes vroeg hij aan de in 't geniep lachende nieuwsgierigen wat er gaande was. 't Zal er om levén' én dood gaan, zei den spottend eenige snaken. Maar geloo- vend aan en hopend in den eerbied voor zijn gebiesde pet en gewapende broek, trok hij strompelend binnen en kreeg het al op de zenuwen toen hij de drie flinke kerels uitdagend zag zitten. Frans beval hem niet gevelden sabel de wacht te houden, onderwijl dat hij zich snel wat verkleedde om de gevaarlijke mannen naar de kant on gendarmerie te brangen. Nu begonnen de beenen van den dienaar der wet ïiog meer te knikken en mefc benauwde stem stotterde hij: Moet ik hem trekkendan zal ik hemtrekken.... Hij trok, dat het hem groen en blauw voor de* oogen- werd, doch- het beroeste zwaard wilde maar niet uit de schimmelige scheede; Een klaterhui van gelach deed het drietal dreunen. Maar Frans deed nog eens een geweldigen uitval tegen hen, kalmeer de den suffenden veldwachter en ging heen Aan iedereen deelde hij het gebeurde mede. Hij zou toonen, wie hii was en wat hij kon. Aan zijn vrouw vertelde hii ziin helden daad, die door den Staat riikelijk zou be loond -worden.' Toen deze-'-zei dat hi j zich maar niet belachelijk moest 'aanstellen, maakte hij-zich nog eenige druppels kwaad bloed. Wijven moeten hun neus in alles steken, waarvan ze geen benul hebben. Hij wist wat hij deed 'en waarom hij handelde. Wat Frans binnenkort op zijn borst zou vastspelden, dat hacPnog nleinanïT in dén" omtrek, En als de vrouw beweerde, dat hij beter deed in zijn smidse te blijven om het liggende werk af te piaken, hield hij kwaadweg staande dat hij met deze aan houding meer zóu verdienen dan met een hêele week op het dom-liarde ijzer te ha meren. De vreemdelingen"), die Poolsche arbei ders waren en na-ar Antwerpen werk'gingen zoeken, verstonden wel niets van hetgee.n gezegd werd, maarbegrepen toch uit al het geduivel en gedoe, dat ze in dit dorpje als een hond .in een kegelspel terecht kwa men. Zij spraken niet veel en wachtten met Engelsche koelbloedigheid het verloop der dinge.n af. In het aanhoudingshevel begonnen de dorpslui erg veel lof en pret te krijgen en riepen allerlei -tergende woordjes op den dorpsveldwachter, die op een lijdensstoel zat en dacht dat zijn, dorps,genooten veel beter deden hem niet in levensgevaar te laten, in plaats van hem nog voor het lapje te houden. Na enkele oogenblikken, die hem uren schenen, kwam zijn redder terug. Hagelwit gewasschen en netjes gekleed, trad de smid fier en koen binnen. Om in de oogen de.r dorpers eens den Jan uit te hangen, om meer indruk op de gevangenen te maken, sprak hij Franscli. Maar ook deze woor- dem, die weergalmden door de straat, had den het verwachte uitwerksel niet. Met sprekende gebaren als doofstom men gaf Frans te kennen dat de mannen moesten betalen en verder reizen. Hij zou hun uitgeleide doen. Na veel geharrewar, armbewegend gehas pel en vreemd woordengewissel en vinge rende teekens, betaalden zij hun gelag en gingen den weg naiar het naburige stadje op, De smid franschte dat. het een liefheb berij was. Uit den mannelijk gebiedenden toon, leidden de hoeren af dat Frans zijn jongens drilde als een mopperende korpo raal zijn soldaten. De veldwachter mocht thuis blijven, die bij deze tijding een vroolijker gezicht op zette en steviger op zijn beenen ging. Uit sluitend wilde de tijdelijke politieman de eer voor zich hebben. Luid en luider klonken de kriaclitige he velen van den smid over het dorpsplein', langg de huizen en de hoofden der nieuws gierigen, die. in bewondering stonden voor deze heldendaad. Op twintig meter volgde Frans de vreem delingen, duldde niet dat zij hun koppen noch links noch rechts draaiden „ni a droite ni a gauche, le chemin direct". En de kloeke venten beenden, snel voor waarts onder zijn streng hevel. Fier als een pronkende pauw, trotscli trotsch over zijn vangst, stapte de smid achter de mannen, die gedwee, als lammeren zich ter slachtbank, lieten leiden. Hoog-op droeg hij het hoofd, dat peins de op de spoedige verwezenlijking van zijn levensdroom; moedig stak hij de« hreede horst -vooruit, die weldra met een lintje zou versierd worden. Zijne koene daad zou in al de bladen vermeld worden, heel het, stadje zou in rep en roer zijn als hij ze gevierend met deze mannen zijn intrede zou doen; rechter eh politiebeambten zou den hem geluk wenshhen en loon naai' werken geven. Hij vond genot in het snel voorwaarts stappen van. de gevangenen, die over een half uurtje op het ware kantoor zouden aanlanden. Doph bij de kromming van den rijksweg begonnen de koppen eens naar links en rechts te draaien. Frans schreeuwde luid „noch rechts noch links, maar door, maar recht door." Zijn bevelen werden nu zoo goed niet meer opgevolgd en nog eens riep hij don derend ,.niet links, noch rechts, toujours en avant!" Ee,n beetje argwaan begon hij te voelen als een der mannen zich geheel omdraaide, den weg verkende, naar links en rechts keek of er nog inenschelijke wezens in de nabijheid huisden en stoorde zich geens zins meer aan de commando's. Nu voerden de mannen een levendiger gesprek; zij schenen iets op 't oog te heb ben. De smid vond deze manier van doen erg zonderling. Een begin van angst huiverde, over zijn gansche lichaamOok hij keek eens om, naar den dorpskant. Geen mensch of huis meer te zien. En strakker hield hij de booze venten in het oog. Bij een tweede kromming doorsneed de baan een donker mastboschje. Hier spook te het. 's avonds dikwijls "en meer dan een uit zijn dorp was hier door struikroovers overvallen, geranseld en bestolen. Het werd den smid ijskoud om het lijf. Een vage angst bekroop hem. Tegen deze drie was hij niet opgewassen als zij hem werkelijk te lijf wilden. Dat ze iets kwaads wilden, dit meende hij uit heel hun houding,- hun opgewekte gesprekken, hun levendige ge.baren te moe ten afleidden. Het alleen-zijn en de ruischende dennen versterkten zijn vermoeden. Maar de gedachte, dat hij hier de- schoonste gelegenheid had om zich op het veld van e.er en roem te onderscheiden, gaf hem weder eenige druppels frisschen moed en luide riep hij, harder dan hij zelf meen de: „noch links, noch rechts! Maar op zijn roepen draaiden zich de drie kerels om, zoo snel en gelijkmatig als de best geoefende soldaten. Doodsche stilte Het drietal zag geen levfende ziel meer op den weg."Uitdagend en vastberaden om Frans den oorlog te verklaren en' «lag te leveren, bleven de kloekgespierde. mannen staan. o Wat, wat-te? „En avant marcheriep de bevreesde smid en wees nog met hand en voet immer weiter". Maar de kerels bleven paalvast staan. Wat begonnen? Hij had erg spijt alleen te zijn, zonder voorhamer in het strijdperk te staan. 't Eerelintje zou hem ontsnappen ofwel er moest een kamp op leven en dood ge voerd worden. Hij dacht aan vrouw en kin deren, ttiaar "meer aan zijn eigen huid. Nog eens waagde bij „en avant". Maar nu stormden de drie mannen woe dend op hem af, met vuisten dreigend. En Frans smeerde 'm.... Als een bliksem zoo snel schoot hij over de baan!Doods- angsfcige hulpkreten, slaakte hij langs den eenzamen weg. Hoe harder dat de drio achtervolgens hun zware voetstappen op den weg deden dreunen, hoe. sneller en wilder de smid zijn beenen oplichtte en te grabbelen smeet. Loopen deed hij als een hazewind „noch links, noch rechts, en avant." niet meer naar de stad, maar naar de heimat" kraaide het in zijn ooren. En 't volk, dat. -nog altijd in kleine groep jes over het aanhoudingszaakje druk in ge sprek was, zag van verre den smid komen aangedraafd. Dat hij zoo kaal van de' reis zou terug komen, hadden velen gedacht. Een uitjou wende lachbui brak los. De kloeksten ver stoutten zich en ijlen den vluchtenden smid te gemoet. Op dit gezicht maakten de mannen spoe. dig rechtsom e.n ijlden stadswaarts. Frans liep nog maar altijd door, huilend en tie rend. Zwoegend en hijgend, doornat van het zweet, met kop als een ondergaande zori, kwam hij bij de eerste groep a-anviel bijna dood in de armen van zijn redde.rs.. De menschen lawaaiden en keken hem aan. Wat. is er! Wat wilden zij? Na korten tijd kwam hij tot 'bezinning,, piepte schuchter rond naar de hem omrin gende menigte en sprak weer de taal der levenden: die zijner dorpsgenooten. Scherpe messen had hij zwaaiend zien flikkeren. Aan een afgrijsclijken dood was hij ontsnapt. En hij had niets te zijner verdediging, noch mes, noch stok. Langzaam kwam hij meer en meer tot zelfbewustzijn. De krisis ging zachtjes voorbij. Over den laaghartigen aanval werden hem talrijke vragen - gesteld, die hij nu breedvoerig beantwoordde. Vrij spel liet hij aan zijn rijke verbeelding, die zorgen moest dat hij voor geen lafaard uitgekre ten werd. De meesten geloofden hem, velen echter twijfelden; andere begonnen er duchtig mede te spotten en te gekken. De vlucht van den smid deed snel de ronde door het heele dorp, ja door heel den omtrek. Zijn vrouw lachte het meest. Hij inte gendeel zou van spijt geweend hebben om hetvoor altijd verloren eerekruis. Dit wrokte en neep hem diep. 's Nachts droom de hij van de vervloekte bandieten, die e.en stuk van zijn leven doorgehakt hadden. De menschen zijn wreed en ondankbaar. Hij had eerlijk en oprecht gemeend een heidendaad te verrichten en daarmede een staatsonderscheiding te verdienen. Volkskommentariën hieven niet uit, en, dagelijks werd gelachen met den vluch tenden smid, zoo erg, dat hij aan alle eeve- lintjes en eerepostjps voor goed verzaakte en tot het heldhaftig besluit kwam:' geen eerelintje meer, gc-cn gemeen Lorna •!-' meer, geen burgemeester, ma-ar eenvou- smid. Alles ijdelheid Gffl LEVEN EN EER. Het hotel Royaal brandtHet zo- verdiepingen hooge renzongebouw is ir zwarte, walmende rookwolken gehuld. Ze omringen het dak, stijgen als phantasti sclie schrikgestalten in de donkere iueii! en slaan uit dakvensters en gebroken ra men. Altijd woester, dichter, donkerder word! de jagende rookmassa. Daar kleurt een vlammentong rood in 't zwartbrandende dak, als zocht zij naar nieuw voedsel. Zij rekt en buigt zicht, trekt zich dan weer te rug als een slang, die loert op haar buit. Andere vlammentongen volgen, likken zoekend langs het dak, breiden zich voort durend uit, jagen door elkaar en kronke len samen in gloeiende omarming. Vlam men na vlammen volgen elkaar en jagen voort. Een suizend gehuil doorsiddert dn lucht. Altijd woester breiden de vuurton gen zich uit. Boven de geweldige rookgol- ven rijst een ontzaglijke vuurzuil met gie rend geluid in de lucht. ,,Wij zijn sterk als reuzen", brullen de vlammen, „wie waagt het ons te bekampen, wij zijn machtig en onoverwinnelijk". Zij vermeesteren alles, brullend van woeste verdelgingslust. Het dakgeraamte steekt als een zwart, half vergaan skelet hoven de vlammen uit „Gedaan, gedaan, ons werk is geëindigd", brullen de vlammen. En zij lekken en kron kelen naar nieuw voedsel en breken dol van ver woes tingslustdoor de bovenste vensters Hebben de bewoners van hm bedreigde huis tijd gehad om zich te redden? Groote God, neen! Daar op de vijfde verdie ping aap het zevende venster, ontwaart men een doodsbleek meisjesgezicht „De gang brandt! Help, help!" gilt een stem, maar zij gaat verloren onder het hu' len der vlammen en het aanhoudende pompgcluid der brandweermannen. Maar honderden blikken hebben de wit te gestalte voor het venster gezien en haar nood begrepen. Sissend richt zich een wa terstraal op het venster. In razende haast worden de vuurladders aan elkaar gebon- den. Tevergeefs, de ladders reiken slechts tot de vierde verdieping en uit de vensters dei- zesde slaan reeds vlammen naar omlaag en gieren tot het meisje.: reddeloos verlo ren zijt gij. De voorkant van het huis is nog vrij en daar aan het halkon is een tweede vuur- ladder vastgemaakt; maar ook deze reikt niet lot de vijfde verdieping. Op het grooto plein voor het huis staat een dichte me nigte. Duizend oogen richten zich op 'nel witgekleede meisje, prijsgegeven aan den dood: duizend harten sidderen in angstig meevoelen. Daar trekt zich het meisje van het venster terug. „Voorbij!gestikt!" roept een ,stem uit de menigte. Dq angstige spanning uit zich in bange zuchten. Het leedgevoel uit zich in c-en stpm-mengedruisch van smartwoorden. Een aardig blond meisje met hleeke, vermoeide trekken grijpt krampachtig den arm van haar metgezel, een zonderling mi- ziend man, die geruststellend zijn arm om haar heen legt. Haar horst hijgt van- angstige spanning, Smartgeluiden ont snappen de heftig trillende lippen, haar oogen. onafgewend gericht naar do plaats der blanke gestalte, staren in angst-waan- - zin. Wees bedaard, Flora", zegt haar gezel, ,,'t is nu toch voorbij." Doch wat was dat? Weer verschijnt de witte gestalte voor 't venster, waaruit reeds groote rookwolken naar buiten drin gen. Zij staat daar, als gereed om den dooclelijken sprong te wagen Ze helt haar armen en laat ze weer vallen. .Adem loos staren de mensdien in stom verhe den. Nu nu omvat hét meisje het venster- kruis, zij slaat de eené vensterhelft toe en wendt zich voorzichtig tastend zijwaarts langs den voorsprong van den muur. Als een zwaluw houdt zic.lj de gestalte aan den muur. Zij heeft de armen wi'd uitgebreid en schuift zich, terwijl zij als een zwaluw zich vasthoudt, on naakte voe len langzaam, langzaam verder. De stilte des avonds hecrscht onder de ademlooz© menigte. Een zucht verlicht ue angstig wachtende duizenden.... de wit te gestalte heeft het naaste venster bereikt Een vonkenregen daalt uit het andere, dat zij zoo pas heeft verlaten „Nog zes vensters! nog zes!" klagen de duizendstgmmen. En weder begint hel dappere kind haar weg naar den dood. Langzaam, langzaam, de armen uitgestrekt, glijdt ze voort mei kleine, zoekende schreden. „Of zij gekruisigd is" ontsnapt bet aan do blonde, sidderende Flora. De schemering is intusschen gevallen. Een vok en regen daalt van bet dak op de witte gestalte. Rookwolken omhullen ze Toch glijdt zij voort op de nauwelijks an derhalve hand hreede sierlijst van don muur. Weder is oen venster bereikt. God zij geloofd", zucht Flora. „Bravo! bravo!" roept een nieuwe stem. Een vuist stoot treft den schreeuwer. „Wil je wel stil zijn, kerel En de weg der verschrikking begun weer opnieuw. Van venster tot venster schuift het meisje zonder houvast, zender steunpunt, slechts met de uitgebreide ur men aan don muur "zich hechtend als war zij er aan vastgezogen. Heeft ze weer oen venster bereikt, dau gaat oen zucht van verlichting op uit de m Thans is hot vierde venster horoïkt Po witte gestalte wankelt een oogenbhk. nis had zij'hare krachten verloren JVic» zij herstelt zich en weer gaal het voor war,vis. De toeschouwers drukken elkaar de hand. wanneer weer oen venster o- reilt is. De Mondo Flora meent do harten te h noren Moppen. „Nog twecl" steunen zij-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 15