necdoten,
glijden, eer ik liet gewe°r aangelegd had,
was het dier zeker dertig meter van mij
verwijderd, en bleef snel loopen onder het
uitstooten van 'n sissend geluid. En nu
zullen velen mij wellicht kinderachtig vin
den, als zij vernemen, dat ik, toen ik over
mijn geweerloop heen de fladderende ha
ren zag, niet afgetrokken heb. Ik kreeg
plotseling het gevoel of ik een moord zou
begaan. Ik legde nog een keer aan, maar
ook toen ontbrak me de moed. Ik kreeg
wel den indruk, dat de voet breed en kort
■was. maar dat de scdapa met de hielen
naar voren gericht zou loopen, is beslist
onwaar."
JAPANSCHE F.N CNJNEESCHE
MATTEN.
Deze zijn tegenwoordig in elk huis te
vinden, bij arm en rijk. Men heeft ze ,in
de s'aapkamer voor hetl of vrasehtafel lig
gen, of de keuken heeft een vloerbedekking
van dit materiaal; of achter don kapstok
om den witge kalk tón muur te bedek
ken pr'jkt een Japansche of Chineosche
mat.
Frisch staat het cl't rietwerk, niet kost
baar en gemakkelijk schoon te houden.
Maar a's het niet voorzichtig wordt be
handeld, kan het niet bogen op groote
duurzaamheid. Zoo is het glad verkeerd
om matten met sterke krachtige hand uit
te slaan en dan bij die bewerking ze lvj
de uiterste hoeken vast te houden Zelfs
een maf al is ze ook van de beste kwal:-
tcit. kan zoo'u hardhandige mun:or van
rein:gon niet lang uithouden. De hoeken
o- anten la»<m los, de draden, die bij liet
vVch'en frebrir'kt zijn, hangen we1 dra
ieder afzonderlijk en het ooglijke van de
mat is er af. Waar de stofzuiger gebruikt
wordt, komt dit v'echlwerk :n de eerste
p'aals in aanm°rk:ne. Rustig op zijn
plaats liggende" wordt al het stof er dan
uitgezogen". Maar niet ieder is in het
bezit van zoo'n werktuig. Om de matten
schoon te maken, worden ze over een stok
of lijn gehangeD, de irtemden saam ge
nomen en met een mattenklopper luchtig
jes bewerkt, opdat het stof kan wegvlie
gen maar het weefsel n et wordt .bcscha-
d;-:d. S'a rieten matten zoo weinig moge
lijk met de hand u:t. Dan kunnen de mat
ten zoo jarenlang m^e. Zijn de matten vuil
en hebben ze een opfrischertje noodïg, dan
worden ze met een lauwzeepsopje afgeno
men. nagespoe1d met schoon water en
wanneer ze goed droog z:jn, met witte was
gewreven. Of men kan de matten na. ze
eerst goed stofvrij te hebben gemaakt be
strijken met een oplossing van schellak,
waarh'j men een scheutje azijn heeft ge
voegd.
Natuurlijk komt er op den duur slijtage
aan de matten, maar de hand'ge huis
vrouw weet ook hier raad op. Gaan ran
den of hoeken los dan stopt men met ste
vige draden in de gewenschte k'eur in écne
richting heen en weer. Door deze evenwij
dig loopende draden wordt -dan' riet of
raffia gevlochten, in elke mandenwinkel-
verkrijgbaar. Dunne plekken kunnen hier
ook mee bijgewerkt worden.
Ook gaan zoo d'kwijls hij rieten vloerbe
dekking de hoeken omkrullen. Men kan dit
voorkomen door gelijk en gelijkvormige
driehoekjes van leer aan den onderkant te
naafen. Zoo ge het krijgen kunt, n^era
dan leer en garen van precies dezc'fde
któur a's de mat. Z:.jn de hoeken echter
zoo gesleten, dat repareeren niet moer
mo^el'jk -is, dan worden dergelijke lecen
hoekslukjes aan onder- en bovenzijde be
vestigd. zoodat het kapotte gedee'te lus-
schen de leeren driehoekjes komt te zitten.
Om het 'eer gemakkelijk te kunnen bewer
ken worden er van te voren kie ne gaatjes
ingeboord.
Vrouwenlogica.
Hij: Honderd gulden meer dan ver
leden jaar voor je toilet en ik dacht,
dat alles goe^kooper was geworden?
Zij: Ja, juist manneke, daarom koopt
men nu ook veel gemakkelijker.
Snelle oplossing
Professor tot student in de scheikunde.
Zegt u mij eens in welke verbinding
lost het goud het snelste op.
Student: In het huweljk.
Onvervalscht.
Gast (bij een glas wijn): Ik moet zeg
gen dat wijntje is onversneden. Ik kan het
bcoordeelen, want ik ben man van 't vak.
Logementhouder (gevleid): Is meneer
wijnhandelaar I
Gast: Neen, azijnfabrikanfc.
Verschil van Appreciatie.
Jong Matroos; ,.'t Schijnt dat we Ve
netië aandoen, 't Fijne stad hè?"
Oude zeebonk: ,,'n Rotgat; 'k begrijp
niet waaraan dat d:ng zijn reputatie Ie
danken liét.... je krijert er de gemeenste
borrel van heel de Middellandsche Zcc."
Dat was wel aan te nemen
Wat' Is je geld alweer op? Als ik
geweten, had, dat het studeeren zooveel
geld kostte.
Ja oom, en dan moet u weten, dat
ik nog niet eens veel studeer.
In zijn stand.
Parvenu (tot zijn onhandigen zoon):
Jongen, je staat, cr weer bij, of je geen
milioen kunt tellen.
Onnoodig
Mijnheer, zei de colporteur, nu heb
ik een reuzencombinatie voor u; oen
spreekmachine, klcedenklopper en een
briefopener in één apparaat vereenigd.
Heb ik al, zei de chef droog. Ik ben
getrouwd.
Hij wist het
Drie Duitschers wilden oen partijtje
doen en noodigden als vierde man een
Hollander, die daaraan gevolg gaf.
I)e Duitschers hadden reeds gelapt,
doch kiescliheidshalve wilden zij den Hol
lander er niet op wijzen, dat deze ook
nog aan dien plicht had te voldoen, waar
om zij elkaar aanspraken: „Maar jij
moet nog lappen". „Neen, jij"! enz., totdat
de Hollander droog opmerkte: „Zeg! als
jelui nu al ruzie 'begint te maken, haal
ik mijn geld er uit, hoor!"
Niet vergeten
Jan: Hé, zeg! Ben je vergeten, dat ik
no"- ('en ruiden van je krijg?
Piet: Warempel niet!. Heb je niet opge
merkt hoe ik m'n best deed om je te ont-'
loopen?
Dat hielp
De man-met-ne;;otie verkocht alarmtoe
stellen tegen inbrekers. Mar bij juffrouw
A. kon hij er geen kwijt worden.
Zeur niet, man; ik heb geen alarm
toestel tegen inbrekers noodig.
De koopman pakte zijn zaakjes in.
Ik had het kunnen weten, zeide hij:
De juffrouw van hiernaast had me al ge
zegd, dat ik hier niet naar toe hoefde te
gaan.
Wat? Heeft ze dat gezegd? Waarom
niet?
Nou, d'r was voor een inbreker bij
u toch niets te halen, zei ze.
Do juffrouw werd wit en rood.
Geef me drie stukszeido ze vinnig.
Het geschikte oogcnblik.
„Jan. je kunt nu gerust tegen moeder
zeggen, dat je een gat in je broek bent ge
vallen."
Waarom?"
„Ik heb haar juist tegen de buurvrouw
hooren zeggen dat ze zoo moe was, dab ze
geen hand meer kon vi
Toch non gebeft.
Parvenu (die met zijn automobiel veron
gelukt): „Enfin. het komt ten minste in de
krant, dat ik 'n auto heb!"
Een slimmerd.
Is het drankje op, vrouwtje?
Op, dokter? Noen. Wo zijn d'r heele-
maal niet aan geweest.
Wat is dat nou? Heb je het niet ge
bruikt?
Neen, dokter. Dat kon niet. D'r staat
op liet etiketje: houd de flesch voortdu
rend goed gesloten. Nou, dat hebben we
gedaan.
De eerlijke melkboer.
Gij hebt water bij de melk gedaan?
Waarchlig niet, meneer, zoo waar als
ik hier voor u sta!
Hoe komt dat water er dan in?
Wij gieten altijd de melk in het wa
ter, meneer!
Van twee kwalen het rrirst.
„Willen we Ans vragen om iels te reci-
teeren?"
„Dank je. Ik moet niets van haar .reci-
leeuen hebben."
,.Ik ook niet. Maar als we haar niet vxa'-
geii om te recitc'eren gaat ze zingen en dan
zijn we nog verder van-huis."
De jonge mevrouw.
De koukermeid is naar haar zieke zus
ter, het sehellemeisjc draait de koffiemolen
mevrouw zal keken. Juist wil zij de an
dijvie in de pan doen, teen het sclielle-
meisje reept:
Gunst, mevrouw, ik heb vergeten haar
te wasschen."
;,Dat is niets, Jetje, ik zal liet zelf wel
deen."
Waar laat Betje gewoonlijk de zeep?
Hij won het.
Pa ging na het eten in z'n makkelijken
steel ziltcn, met het avondblad.
Pa. zcide Willie, mag ik twee kwar
tjes hebben voor de bioscoop?
Zeker niet, m'n jongen! antwoordde
Pa. Je bént van de week al eens geweest.
Blijf thuis, lees wat en tracht je te ont
wikkelen.
Wilie zuchtte.
Pa? vroeg hij even later.
Wat is er?
Kent u Einstein?
Ja.
Wat is dat voor 'n man?
Een geleerde.
Hoe heet die theorie ook weer, die
hij u i gevonden heeft
De relirelativiteits theorie.
Wat is dat voor 'n theorie, Pa?
O, die houdt verband met de vierde
dimensie.
Pa, wat is de vierde di
Hier heb je twee kwartjes en nu,
verdwijn
w.
kn
Van je kinderen moet je 't hebben
„Vader wat zijn voorvaders?"
„Wel beste jongen, ik ben een va
voorvaders, opa is een van je voorvac
„Maar, waarom schcpjien de mens
dan zoo op over hun voorvaders?"
De rede van z'n droefheid.
Oude dame: „Wa-aroin buil je zoo. b
jongen V'
Jongen: ,.Pa is van de trappen gt
len."
Nou, huil maar niet, hij zal spoi
weer beier ziin."
„Ja. dat zal wel; maar mijn zusje
hem vallen, en ik heb er niets van gezi
In de lijn gebleven.
,.Ik kan "eterson niet uitstaan,
spreekt alti-i over de meest on- en
ressante enderv e-pen. Waarover had
het nu b.v. weer?"
Zij: ,,Over jon."
Cp de Zondagsschool
Wat moeten wij doen, om in
hemel te komen, Wt'lie?
Dood gaan, mijnheer.
Altijd handelsman.
een praciïtigen avond Di
en k-jk eens wat een mooie volle maan!
Hij (worstfabrikant): Als we daar
een advertertie 00 konden zetten
onze cervelaatworst
Voor de rechtbank.
President: Wat btn je?
Beklaagde: Een psychologisch raads
edelachtbare..
Niet kieskeurig.
Me ar Bet. wat is dat nu! Daar vin
m inheer een haarsoeld in het vleesch.
O mevrouw, neem mij niet kwalijk. To
ik in het vleesch prikte om te zien of h
gaar was, heb ik vergeten dat ding er we
uit te halen.
Practisch.
Mevrouw, wier man lid der Tweede K
uier is. tot haar vriendin: Mijn rekenh 1
Yan de modiste geef ik mijn man altijd a
in de Tweede Kamer de begrooting b
handeld wwd1: -'s pj; aan Zl,ike groo
somrrm- gewoon, r t ij norit) annmerkii
flMkakt.
Jong auH'r- Hou jij ook cooiée
van je manuscrio en?
Ander jong auteur: Nr<m Ik krij
de origineele copie altijd termt
CORRESPONDENTIE.
Lieve Vriendjes,
De stroom van brieven met oplossingen
houdt aan. Ook veel verhaaltjes en versjes
zijn al binnen. Alles wat goed wordt ge
keurd door de Jury wordt successievelijk
geplaatst. Ik spreek daar van Jury. Ik heb
een commissie benoemd, die zeer onpartij
dig is en uw werk controleert en naziet en
daarvoor natuurlijk uw aller dank
verdient.
Denkt er om, dat den 25sten dezer, dus
a.s. Dinsdag, de laatste dag is, dat we op
lossingen verwachten. Wie dan nog niet
klaar is. komt: niet klaar. En het is typisch,
het ziin altijd dezelfden, die tclaat komen.
Er zijn van die kinderen, die altijd op het
ninnertje moeten komen. Te laat iö school,
te laat. in de kerk dus ook te laat bij het
sluiten van de deur bij onzen wedstrijd-
Denkt er dus cm en stuurt zoo gauw moge-
li iV uw oplossingen in.
De raadsels waren zeer gemakkelijk. Al
leen no. 3 sn no. 5 voor de grooten waren
nu juist niet voor de poes. Voor de kleinen
waren ze in verband met den leeftijd al-
tüd eigenlijk moeilijker, dan voor de
grooten. Maar allez, ik zal na de Kerstva-
cantie hieraan denken en mijn groove
vriendjes dan eenige raadseltjes voor den
neus zotten, waaraan ze heel wat te klui
ven zullen vinden.
Tk geloof wel dat ik a. s. Zaterdag alle
Bisten klaar heb met alle namen der kinde
ren die meededen en met de namen dpr ge
lukkigen die de prijsjes dezen keer in de
w° "ht sleepten.
F,n nu lieve kinderen, wenseh ik jullie
veel succes. Neust de volgende week eens,
nrsschien?
De Redacteur.
P.S. Zooals jullie wel gezien zult hebben
en de goede oplossingen die binnen zijn.
zijn als zoovele getuigen, dat jullie het ge
zien hebt was in no. 5 een foutje: een
drukfout je zal ik maar zeggen. We moeten
dan no. 0 lezen als volgt:
..Voeg onderstaande lettergrepen zoo aan
elkaar, dat ze een goed spreekwoord wor-
m° XTE ME KOM VB A
MET GEN TME RO.
De Redacteur.
DE GESCHIEDENIS VAN
HET SCHOOIERTJE.
XIII
Een uurtje later zaten wij d. w. z. de
grootvader van Elsje <?n ik, in een gemak-
kelijken stoel op het kantoortje en nadat 1
de oude heer zijn pijpje had opgestoken en
een paar flinke rookwolken had uitgebla
zen. begon hij zijn gesprek en trachtte ik
200 goed mogelijk hem in zijn vlucht te
volgen. Hij vertelde me, hoe hij de man
•ras geworden, die hij was; hoe hij door
hard werken, dat keurig huisje had kunnen
koopen en wat meer zei hoe hij door
eigen vinding en jaren lang geduld 't mid
del had gevonden om er een klank in te
brengen, zoo schoon en zoo zuiver en zoo
gevoelvol, dat hij erom door zijn collega's
benijd werd. Maar. zei hij, wat mij het
meest leed doet en mij het meest griefr.
is, dat ik ouder word; dat mijn krachten
verminderen; dat miin uithoudingsvermo
gen verslapt; dat mijn werklust en ijver
zachtjes aan vermindert en danzal
miin werkplaats leeg staan; mijn klanten
zullen elders bestellen en danheb ik
tevergeefs gewerkt. Mij on'breekt een op
volger. Hier is werk in overvloed. Hier is
een toekomst in zich en een naam te ma
ken. En het is daarom jonge vriend, dat
ik met jou een ernstig woord wil spreken."
Zou jij, Aimarcl, bij mij willen blijven?
Ja, heel graag!
Zou jij vioclmaker willen worden?
Ja. heel graag!
Jou je dat werk niet vervelen?
Neen mijnheer! Onder uw leiding zou
ik het best willen probeeren.
Dat is goed geantwoord. Jij bevalt
me! Jij bent me bevallen, van het eerste
cogenblik af, dat ik je zag. Daarbij heb
je op mijn vrouw ook een goeden indruk ge.
maakt en met Elsje zul je het wel kunnen
vinden. Zij is een goed, braaf, lief kind, dat
ons den avond des levens veraangenaamt.
Zij speelt ook heel aardig en ik twijfel er
niet aan, of ook zij zal het van grootvader
heel aardig vinden, wanneer ik jou als mijn
zoon aanneem en je het vak zal leeren zoo,
dat je mij kunt opvolgen niet alleeri, maar
dat je in staat bent door eigen werklust
cn vlijt en energie, dit eenvoudig werk
plaatsje om te tooveren in een fabriek
voor .snaarinstrumenten" van zulke afme
ting. dat alle collega's uit den lande vast
en zeker je zullen gelukwenschen of benij
den. Dit was altijd mijn ideaal maar dit
ideaal kon ik niet verwezenlijken, omdat
het doel me ontbrak en wel gen opvolger,
die me inspirceren zou tot grooter daden.
Hoe vind je dat voorstel Aimard
Het is te mooi, mijnheer, te mooi!
Kon ik dat nog eens beleven mijn jon
gen Hoe zou ik den Hemel danken.
Ik hoop. dat ik in staat zal zijn, uw
wenseh te vervullen.
Ik hoop het ook mijn vriend. En als
mijn voorgevoel, mij niet bedriegt, dan zal
hier op deze plaats nog eens een fabriek
verrijzen en zal mijn naam blijven voortle
ven tot ver over mijn graf.
Dat zal gebeuren, zoo de goede God
mij de kracht tn het. verstand geeft en mij
de gezondheid schenkt, zonder welke bests
voornemens schipbreuk lijden moeten.
Dat is goed gesproken, mijn jongen
Kom hier, geef mij de hand, ten fe'eken, dat
je toestemt in mijn woorden.
En ik gaf dien braven man de hand en
ik voelde iets in mij dat sluimerde op" den 1
bodem van mrn ziel en mij sprak var. .wil
len is kunnen';' en „waar een wil is. is een
weg" enik zou willen en ik zou
het doel bereiken, waarna dien ouden man
tevergeefs gestreefd had
En nu beste jongen hoop ik dat wij
beieren het goed samen kunnen vinden.
Dat bcop ik ook en dat zullen we. U
zult zien dat ik uwer waardig zal blijven,
Ik zal mijn best doen en gehoorzaam en
dankbaar zijn.
Goed gespreken, kleine vriend! Denk
aan dit woord, dat voor mij rust betee
ken t en geluk.
Dat zal ik!
E'n dan zal ik je lij! neven em te wer
ken, maar ook tijd laten om te leeren en
tijd cm te spelen.
Tk dank V Maar hoe kan ik U mrn
dank brengen? Wat is God toch goed. die
mij bij bij U bracht. Nu zou ik den boer
kunnen zegenen voor ziin daad van geweld
en hardvochtigheid Onmogelijk kan hij be.
seffen, welk een grooten dienst hij mij be
wezen heeft. Wat ben ik nu blij, dat hij de
viool stuk trapte en ik den moed had er
vandoor te gaan.
..Wonderbaar zijn Gods wegen!" zei va
der zoo vaak, air#bij teruglacht aan het
schoone leven da., achter hem lag en ik
zeg hem dat na. nu ik sta aan het schoone
leven, dat voor me ligt".
Juist, mijn jongen, zoo is het! Teder
is de maker van zijn eigen geluk. De heele
wereld ligt nu voor ,je epen.
Werk en bid en hierin ligt de sleu
tel voor je geluk in ie verdere leven!
De Redacteur.
Doe wsl en zie niet om.
IT.
Het was reeds laat in den avond gewor
den en nog steeds zat vader Van Harmen
met de handen onder het hoofd aan de ta
fel. Hij schee.n in gedachten over zijn som
ber leven verdiept te zijn. Want zeker, hij
wist wel dat hij verkeerd had gedaan. Ja
ren achtereen had hij een losbandig leven
geleid en nu, ja. zou hij nu tot. bete-r inzicht
zijn gekomen? Neen, nog niet. er moest
eerst iets vreeselijkcr voor hem gebeuren.
Wel zat hij nu in gedachten over zijn los
bandig leven verdiept, maar morgen zag
men hem weer in de kroeg.
Hoe kwam het nu eigenlijk, dat Van
Harmen zoo arm was? Was hij misschien
van arme ouders gcbore.n? O neen, wane
wie Fan Harmen in zijn jeugd had gekend,
zag hem voor een flinken, netten jongen
aan. Maar wat was dan de reden, waarom
Van Harmen zoo arm was? Wel. toen hij
zijn vijf-en-twintigste jaar bereikt. had,
trouwde hij met een heel net meisje. Doch
na zes jaar stierf deze en daar stond nu
Van Harmen met twee kinderen. Zijn
ouders waren dood. zijn familie was te arm
om hem bij zich te huisvesten, er schoot
dus niets anders over dan weer te trouwen.
En zoo trad hij in het huwelijk met een
tweede vrouw. Deze was zeer slecht en het
liefst zat zij in de kroeg, ge kunt dus wel
bgrijpen, dat het fortuintje, dat Van Har
men had opgespaard, gauw verteerd was.
Ja, op 't laatst kwam het zoover, dat hij
niet eens de huur meer kon betalen. Na
tuurlijk werd hun na drie weken de huur
opgezegd, en zoo kwam het, dat zij in de
achterbuurten van de stad. moesten gaan
wonen. Hier haalden spoedig eenige dronk
aards Van Harmen over «ook eens mee naar
de kroeg te gaan, en zoo kwam het dat hij
ook spoedig aan de groote bras-partij deel
nam.
Eindelijk stand Van Harmen op.en begaf
zich naar bed. Zijn kinderen hadden zich
al reeds lang te lied beseven en sliepen als
rozen. Spoed;g lag ook Van Harmen in bed
en Keen vel ui d was meer hoorbaar.
Daar sloeg de kiek twaalf uur. Ben
kwam daardoor wakker pn richtte zich half
slapend op. Hij wreef zijn oneen uit en
dacht e°n.s na waarover hij zoo al ge
droomd had. Ja, hij had gedroomd, dat hij
vluchtte heel, heel ver weg.
Da-t hij op 't laatst in ee.n rijk huis te
recht kwam en alles maar kreeg wat hij
begeerde. Plotseling schoot de gedachte
d'^or zijn hoofd om zelf wez.enliik te vluch
ten. Doch waar moest hij he-en?
Zcu hij, zooals ie gedroomd had. altiid
maar deer vluchten? Zoo vroeg hij zichzelf
af en kon maar niet tot een besluit komen.
Eindelijk daar had hij het gevonden, hij
zou zijn zusje om raad vragen. Deze zou
zeker weten wat zij zouden moeten doen-
Zachtjes stootte hij zijn zusje wakken er
zei wat hij van plan was. Deze, hoewel met
een beetje tegenzin, stemde tenslotte toe
maar uit de stad vluchten, dat deed ze
niet. Want wat zcu e- dan misschien van
hen terecht komen? Wie weef kwamen zij
van honger om. En in de greote stad
Parijs zou hun vader hun toch niet vinden.
Dat was d'-s afgesproken en den volgenden
avond zouden zii niet meer naar huis te-
rugkeeren. Spoedig waren zij weer ingesla
pen en droomden reeds van hun toekom
stig leven.
Eindelijk was de dag aangebroken en
NeJlie en Ben stapten hun bed uit. Die
laatste morgen was voor hen zeer druk
kend. Zou het wel wezenlijk de-n laatsten
morgen zijn?
Spoedig~waren zij aangekleed er. stapten
de deur uit met een stuk zwart brood in
de hand. Gulzig aten zij het op daar zij
sinds gisterenmiddag niets hadden gegeten.
Eindelijk waren zij in de. groote binnenstad
gekomen en hielden stil voor een groot ge
bouw, hier zouden zij elkaar vanavond te
rugvinden. Een ieder ging zijn weg, in af
wachting wat de nieuw begonrien'dae voor
nieuws zou opbrengen. Kees.
(Wordt vervolgd).
Moederliefde.
door oen Oostenriiksch kindje.
Het was een avonderschoone en rijke
koningin die leefde met haar eenigen zoon.
een zes-jarig prinsje. Moeder cn kind had
den elkander erg lief. Op een keer werd
het prinsje erg ziek. De eene dokter kwam,
de andere ging. ze hadden niets voor hem,
om hem weer gezond te maken.
De koningin huilde den heelen dag. De
knechts lieden overal heen in al'e landen
of ze niemand vonden die den kleinen prins
kon genezen. De koningin kon het ook niet
meer in het Paleis uithouden; ze ging ook
zoeken. Ze liep door de straten; overal
tevergeefs. De koningin was radeloos en ze
liep maar door*, totdat ze in een. klein don
ker straatje niet meer kon. Ze was op
straat neergezonken. Maar geen mensch was
te vinden, die de koningin helpen kon. Ze
verder te gaan. Ze stond op en keek vond
ze stond voor een klein huisje; nou ging
lag zoolang, totdat ze kracht voelde om
de deur open van het huisje en daar Blond
een oude man.
,,Koin binnen, gij zijt vermoeid", sprak
■i'l
di
1
op
Ni
dii
hij. De koningin gii^g niet hem mee in es
kleine kamer, die stond vol met alle
flesschen met medicijnen.
De koningin dacht aan haar zoon
die man niets voor haar zoon hebben?
vraagt er om. „Ja" antwoordde de m:
,,Ik heb wel v at voor hem, maar
medicijn is erg duur."
„O, ik geef mijn fceele rijk als mijn
weer gezond wordt", zei de koningin,
„Neen dat is niet- genoeg. U moet TT'
wonderbare schoonheid opofferen en
moet veel lijden".
„Tk geef alles en :k lijd graag voor hem
als het moet; laat-mij dan dadelijk gaan
dat ik gauw thuis ben", zei ze smeekend
„TJ kunt dadelijk gaan koningin, maa
dat zal niet meevallen." Dan ging hij naa
een deur en zei: .Hier meet U heen, maa
alles kan met U gebeuren. U mag nic
spreken en LT loopt maar door."
De koningin liep met vreugde door, haa
zoon zou genezen. Teen ze in de dei
kamer was, was het.lieelemaal donker;
eens voelde ze dat twee groote beesten, dat
leeuwen waren, op haar sprongen en haai
gooiden tegen den zolder en toen viel
naar benedenze was blauw en rood
paarsch toen ze uit de kamer rolde,
was ze in een andere groote zaal. daar
het niet meer zoo donker en ze zag
drie groote katten haar tegenkwamen
haar begonnen te krabben en te bijten
haar gezicht en der heele lichaam,
scheelde maar een haar dal ze het niet uit
gilde van pijn. Ze was vol met wonden
Hen ze in een andere zaal kwam en daal
was het niet meer zoo donker en ze zag
dat in het midden van de kamer, van den
eenen kant tot den anderen, een heel diep
put was. Het was een klein trapje naar
rieden en ze ging daarop, maar ineei
waren de trappen weg en zc viel naar
neden; daar waren allemaal slangen er
beten en likten haar en op't laatst had een
haar een oog uitgebeten. Nu was ze daar
uit. en in de volgende kamer wachtte
oude man op haar met het* medicijn;
had haar wonden verbonden en hij zei:
„Zoo lang moet U leelijk blijven toiuat
iemand tegen U zegt, dat U de nic
vrouw van de wereld bent".
De koningin liep z°° t^rd. alb
naar huis.
Ze ging hel pale s niemand
thuis, zc waren neg allemaal weg. Ze liep
naar de kamer van haar zoon. Hij lag pre
cies zooals toen ze wegging. Ze gaf hem
van het medicijn en het prinsje was dade
lijk gezond.
Hij sprong uit zijn bed en ging op <W
schoot zjjner moeder zitten.
„O" zei de koningin, "wat ben ik blij
dat je mij nog liefheb, ik dacht cat ja
mij niet meer lief hadt, omdat ik zoo leelijk
ben."
,,0 mijn lieföle moedertje, jij bent het
mooiste vrouwtje van do heele wereld", zd
de kleine prins.
Nu was de koningin weer net zoo mooi
als ze was. Ze'waren allebei erg blij en jo
leefden nog erg lang. De menschen, die dat
verhaal hoorden, zeiden allemaal, dat niw
mand dan een moeder zoo zou kunnen
lijden om haar zoon.
1 Daarom heet mijn verhaalt je ..Moedcw
liefde".
MAJA- 1
Het
1 )C-