„Weerbericht, 3S -ding mit die cijfers? Dè's niks wèerd. Wé zo nou zonne kraaut- schrijver van 'b weer afweten. Neeje mèn- ncko, dan heb ik een buuhske. 't is van ceno peifester, daor kun de zoo van 't weer in léze." „Maar dit is veel beter, vader. De mees ter „Zeker (lieje gek mi z'n stukske'. „Ja vader, die heeft ons geleerd, wat ge uit het weerbericht kunt leeren." ,,Nou vertel 't dan is gauw." „Ja veder, maar daar moet ge wat voor weten van den barometer, den thermome ter. van isobaren en isothermen." ,,Ja, den barometer die ken ik, daar kun de op zien of 't buiten regent, dan hoef do nie te gaan kijko en den thermo meter, die gebruikt oe moeder as ze bot- tert, mar die ander dinge, doar hè 'k ze léve nie van geheurd. Vruger, in mene jongen tijd zonge me wel is een lieke van dokter Isenboard, mèr dè zal ie toch wel nie zijn." ,,Ivijk vader, hier heb ik alles opge schreven, wat er verteld is." „Och jonge, doar begrijp ik toch niks van", zei ie. Dan steekt ie zijn pijp over- nuwt aan en gaat een pratajo maken bij Kees-buur. 't Duurt niet lang, of 't weer bericht is 't onderwerp van gesprek. Kees- buur een goed ontwikkelde boer, vertelt, dat hij 't iederen dag nauwkeurig nagaat en er de werkzaamheden, op den akker en in de wei naar regelt. Hij houdt er óók een lei op na, waarin de omtrek van Euro pa cn de waarnemengsstations gekrast zijn. De barometerstand, (de cijfers uit de eerste rij) teekent hij bij de plaatsen aan en dan verbindt hij do plaatsen met ge lijken barometerstand. Deze lijnen geven in hoofdzaak de richting der winden aan. Do omtrek van de plaats, waar de laag ste barometerstand zich bevindt, heet ba rometrisch minimum, die waar de hoogste stand is waargenomen, barometrisch maxi mum. De lucht stroomt van het maximum naar het minimum en wijkt door do draa- ing der aarde op het N.-lijk halfrond naar rechts af. Hoe dichter de lucht hij de aar de is, hoe meer ze afwijkt en hoe verder ze van deze verwijderd is, hoe meer ze pa rallel loopt met de isobaren. Vandaar, dat er onderscheid gemaakt moet worden tus- schen bovenwind en onderwind. De eerste voert in de meeste gevallen de wolken mee heeft dus veel invloed op 't weer. In onze streken waait de bovenwind gewoonlijk rechts van den onderwind. Waar de baro meterstanden weinig verschillen zijn de winden zwak, waar ze veel velschillen sterk. Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe grooter notuurlijk het verschil in luchtdruk is. Op de voorzijde van een voortgaande depressie is het weer regen achtig, op de rugzijde droog. Voor onze streken is met het oog op de temperatuur en de vochtigheid de oorsprong der win den van de grootste beteekenis. Komen de winden van den Atlantischen Oceaan, dan zijn ze met waterdamp beladen, bren gen in den winter warmte en des zomers koelte. Ligt hun oorsprong noordelijker, dan veroorzaken zij in den zomer afkoe ling bij veranderlijk vochtig weer. Uit het j oosten komende winden zijn in den zomer meest warm en droog, in den winter meest koud en eenigszins vochtig, men dient er echter op te letten of de oorsprong dezer winden noordelijker of zuidelijker gelegen is." „Zie je", zegt Kees-buur. „zoo weet ik hoe ongeveer 't weer den volgenden dag zijn zal en daardoor kan ik 's avonds aan mijn knechts al zeggen, wat ze den vol genden dag te doen hebben." Onze Peer gir.g naar huis en droomde 's nachts van doctor Isenbaard die lijnen trok door de lucht waarlangs de winden moesten waaien. NZE RAADSELWEDSTRIJD met een woord vooraf. Inleiding. I Mijn Vriendjes! De vaeantie is uit: het werk is weer be gonnen. Jullie hebt genoten en ik heb ge noten. Jullie bent we.er uitgerust van den zwaren arbeid in school van de Paaschva- cantie tot aan de groote vaeantie toe; en ik ben weer öpgefrischt van zooveel weekjes niet veel doen. Ons werk is dus weer begonnen. We loo- pen nu weer in den tredmolen van onzen dagelijkschen arbeid en dit werk bevalt ons nu best. Waarom ook niet? Alleen de luiaard werkt niet graag, maar flinke, stoere knapen kunnen niet stil zit ten en willen niet luieren; zij werken met een lach om den mond en hebben een broertje dood aan niets-doen en lanterfan ten en mijn vriendinnetjes, ook zij weten de hand uit den mouw te steken en vin den h&t maar wat „zalig" zich verdienste lijk te maken in huis of haar best te doen in de school en weten en beseffen dat men leeren moet, om vooruit te komen in de wereld en dat he.t schande is te luieren in plaats van U leeren. Ja, mijn vriendjes, zoo moet het zijn. En dan, laten we dankbaar zijn voor het gc- noten© in de vaeantie. Hoe dikwijls den ken we nog aan die heerlijke dagen terug? Wie aan zee geweest is, hoort nog vaak in zijn verbeelding het klotsen der golven en het loeien der zee; hij geniet nog van het strand en het duin met zijn hooge top pen, waarlangs het zoo lekker af te rollen i3. Hij ziet nog voor zich het drukke gedoe op het strand, en-"dat geplas van de vele. kinderen, die in het zilte nat rondspringen en dansen en stoeien en gillen en schreeu wen in dolle, volle vrijheid. De zee is mooi ca blijft een attractie voor oud en jong en de zeelucht sterkt de longen en jaagt een blos van gezondheid op de zoo vaak bleeke koontjes der stadskinderen. En dan zij, die in de buurt wonen, en zoo gemakkelijk strand en duin kunnen berei ken? Zie ze trekken in lange, lange rijen, te voet en per fiets; per tram of per auto bus en zich nestelen in 't lekkere, gestoof de zand en daar blijven ze den heelen dag genieten fot de ondergaande zon haar gou den lichtbundels nog strooit over den ver ren horizon, waarna ze voldaan huiswaarts keeren en dit zoo telkens in de vaeantie herhalen, zoo zich de gelegenheid hiertoe aanbiedt. En de andere kinderen, die niet van de zee cn het strandleven kunnen profiteeren, gaan elders de vacantia doorbrengen. Zij trekken naar de dorpen, zoo ze in de stad wonen en de dorpskinderen gaan omge keerd naar de stad, waar ze door hun fa milie of vrienden gastvrij eenige da-gen of een paar weken worden opgenomen en ge huisvest. Wat vindt het kind uit de stad heb dorpa leven toch „eenig". Het kan er naar vrije keuze, als een vogeltje in de lucht, zijn vleugeltjes uitslaan. Het kan er spelen op veld en wei en akker. Het kan ravotten straat-op en straat-af. Geen duim gronds wordt hun 'betwist. Hier is ruimte in over vloed. Hier kan hij meewerken op het land en in den tuin. Hij haa.lt de koeien uit de wei; drijft de varkens naar het hok; voert het paard het brood uit de hand; zoekt de versche eieren uit de nesten; begiet de planten in den tuin en wiedt het onkruid, dat weliger opgeschoten staat dan de jonge plantjes en kleine bloempje,s; 'hij doet boodschappen voor oom en tante en kent binnen eenige dagen reeds het heele. dorp en alle menschen, die 's avonds de deur passeeren. Zoo'n leven van vrijheid moet bevallen. En als het stadskind dan terug keert naar zijn ouders en aan het vertellen gaat, dan komt hij niet ten eind, want tel kens en telkens weer komen herinneringen op van die heerlijke, vervlogen dagen, toen hij vrij was en blij als het dartelend vischje. in het kabbelend beekje. En omgekeerd? Wat vindt het dorpskind het in de stad niet ..fijn!" Die groote winkels met spie gelruiten, waarachter alles opgetast ligt wat het oog bekoort en tob koopen aanzet; die mooie kerken, zoo rijk beschilderd en zoo vol pracht en schoonheid; die hooge gebouwen van drie, vier en meer verdie pingen soms, waarin haast zooveel men sehen wonen in één blok als in het heele dorp te zamen; die mooi-aangelegde par ken en plantsoenen, waarin villa's en bui tens ons tot staan dwingen; die grachten en vaarten en bruggen en dandie drukte op straat tot laat in den nacht en nog zooveel te meer om op te noemen, al les, alles geeft stof voor den kleinen vertel ler als hij straks weer bij vadertje en moe dertje thuis is, op zijn klein, goed dorpje. Zoo heeft ieder onzer in de vaeantie een plekje gevonden, waar hij eenige dagen of weken met pleizier heeft vertoeft. Is dit aan zee of in het bosch; is dit te land hier of in het buitenland; is dit thuis bij moeder of in den vreemde, het doet er niet toe; het is overal goed vaeantie te houden. Nietwaar fnijn vriendjes, biecht maar eens eerlijk op: wie uwer heeft zich in do vaeantie verveeld? Wie uwer vond de va eantie niet een heerlijken tijd? En hoe graag ieder van U ter schole gaat, toch waren jullie allen onderden indruk, toen de laatste dag naderde en toen we weer naar school stapten. Maar nuzijn we weer ingewerkt en zeggen nu in plaats van „Leve de vaean tie!", „leve de school!" Is niet zoo? En daarom beginnen we nu vrij e.n blij met onzen raadselwedstrijd, waar ik verle den week over sprak. Leest, nu met aan dacht verder! De strijd. II Zoo staan wij dan weer voor dezen wed strijd. Het zal een strijd worden op leven en dood, al is het dan ook maar in figuur lijken zin. Jullie hebt nu mijn oproep gehoord en, als,trouwe helpers van mij, staat ge allen thans klaar om t^ toonen, wat ge kunt. Jullie zijt uitgerust van de vermoeienissen? van de vijf weken en misschien meer lange vaeantie en thans gaat ge weer uw geest scherpen en u gereedmaken om uw slag te slaan en mij te toonen, dat ge allen jongens zijt van Jan de Wit. En ook mijn. lieve vriendinnetjes zullen ook niet achter blij ven, maar zullen mede voorwaarts trekken en niet versagen, al zou ook do strijd hevig zijn. Denkt er aan mijn vrienden: hoe grooter strijd, hoe schooner de overwin ning. Is het toch geen voldoening te weten, dat men tot iets in staat is; dat men voor een klein geruchtje niet vervaard is; dat men liever de hinderpalen uit den weg ruimt, dan op den loop te slaan voor de moeilijk- beden, die wij ontmoeten. Wie aan zioh zelf twijfelt, is reeds verloren; heeft d© ne derlaag reeds geleden voor hej; sein tot de£i aftocht geblazen wordt. Neen flinke soldaten en dat zijn jullie allen niet waar! honden vol; zetten door en strijden tot dó viotorie is bevochten. En zoo ook u allen. In den geest zie ik jullie al slaags raken. Zou 't er van komen. Als ik u nu tqn huwelijk vroeg, zoudt u dan ja zeggen? Als ik u nu zeg dat ik ja zou zeg gen als u mij ten huwelijk vroeg, zoudt u mij dan nog vragen? Lastig zoeken. De inleider: Mijne hoeren, wij moeten deze kwestie niet alleen van het stand punt van het heden beschouwen, maar wij dienen ze ook te onderzoeken in het licht eener duistere toekomst. Modern. Jantje was voor het eerst naar de Dier gaarde geweest en deed zijn vader bij thuiskomst opgetogen verhalen. En wat vond je wel het aardigste beest? vroeg z'n vader belangstellend. 0, die olifant, vader, Die heeft een stofzuiger aan zijn kop! De beminnelijke buurman. Handelsreiziger: „Ik kom op aanbeve ling van uw buurman, of u misschien geen encyclopaedia wilde aanschaffen?" „Wat heeft mijn buurman daar voor belang bij?" „Hij zou dan af en toe hij u eens wat kunnen opzoeken." Resoluut. Patroon (tot plaatszoekende bediende): 't Spijt me wel, mijnheer, maar ik neem uit principe alleen getrouwde lui in mijn dienst.. Bediende: Hebt u bijgeval nog een on gehuwde dochter? Vlaamsche humor. Engel Pladijs had drio jaar bij de sol daten, vier jaar biji 'de Walen en vijf jaar in Parijs geweest, en hij is van klare armoede moeten terugkeeren naar zijn pa rochie, waar hij bast tegen pastoors, non nen, kerk cn kluis, tegen mirakel en an der slecht volk. „En enfin, zegt Engel ten laatste, ik zou wel eens willen weten wat dat is, een mirakel, k Zou 'nen keeréen willen zien, voelen zelfs. „Wel Engel" zegt Borlus Godskind, die onder eenen pijp smoren op dien on- noozelen zeever stond te luisteren, „me neer Engel, zijt gij content, ik kan u ge makkelijk een seffens klaar bescheid ge- ven over mirakels en geen mirakels". „Zoo?.... seffens?.... vaagt Engel. „Zeker, zoo seffens, Engeltje, zegt Bert; en om zonder uitstel voort te doen, zie, draai 'nen keer om met uwen rug naar den spiegel; staat nu in stilte en kijk recht voor Ti." En binst dat Ensrel stille staat, Bert gaat 'nen stap achteruit en geef Engel op het einde van zijn ruggebcon zulk eeu geweldigen stamp, dat do tranen uit -zijn oogen springen. „Hebt gij het gevoeld, Engel" vraagt Bert seffens daarop. „Of ik het gevoeld heb", ^-rolt En gel, 't draait al. dat ik zie van den pijn." „Hewel Engel", zegt Bert, „als gij het gevoeld hebt 't en is geen mirakel, maar had gij niets gevoeld, dan had het een mirakel geweest". Amsterdamsch natuurgevoel Eerste Amsterdammer, op den op van een Limburgschen heuvel: Wat 'n mooi panorama, hier! Tweede Amsterdammer, verrast: Heb ben ze dat hier ook? Ik dacht, dat je al leen in de Plantage Middenlaan hadt. De schat. iPietersen geloofde sterk in droomon hij had al driemaal gedroomd dat in muur van den huiskamer een schat vei gen moest zijn, in een geheime kast, Bij do derde maal beaamde zijn vi dat zo er naar moesten zoeken. Pietersen hakte een gat in do mua tót hun groote vreugde vonden zo houten schot, ze zaagden het open c, grooto hoeveelheid zilveren lepels en keu schitterden voor hun verbaasde oo Maar juist, toon zo alles naar zich wilden halen, stormde iemand de trsp en met een smak werd do dour opei gooid. Hijgend van boosheid stond hun b man Staalman voor hen. Wat voor don d «chrceuwdo dic,( ven jullie in mijn buffet in to breken! Verslroooid Echtgenoot© van den Hoogleeraar: Bi de Profe.-nor zijn koffie al gehad, Aal! D« Keukenmeid: Ik weet het niet, vrouw. Eclilgenoote van den Hooglceraar: Vn het hem dan eens De Keukenmeid: Dat heb ik ai geda mevrouw, maar de pref es ter weet het niet. Uit visschen! Die visschers hebben geen gemakkei leven! Niet? Ik wou dat ik alle dagen uit schen kon gaan zonder vrijaf to vragi Niet erg vleiend! Jongen, die van school komt: Moedor, meester vroeg me vandaag of u nog mi kinderen had zooals ik. Moeder: En wat heb je gezegd? Jongen: Ik zei, dat ik heelemaal gt broertjes of zusjes had en toen eei-ie: Ge dank! Anders liad-ie verplaatsing will vragen. De derde vijand is lang niet min. Hij is taai en gaat voor jullie niet gauw uit den weg, maar vreest hem niet, beukt er maar op los, tot de vesting in elkaar valt en zoo zal met vereende krachten (ook huurtroe pen kun je in 't veld halen zooveel als je wilt) ook deze reus vallen onder de moker slagen van mijn keurleger, waarin slechts strijden mijn vrienden en mijn vriendinnen uit Leiden en omstreken. En dan? daar heb je 110. 5! Wat zou dit toch uitrichten tegeji het scherpe vernuft en vindingrijkheid van mijn kameraden? Al hult hij zich nog zoo in een waas van geheimzinnigheid, voor jullie blijft niets verborgen en zult g6 dien i-aadsclaclitigen vijand te voorschijn halen in zijn ware en oorspronkelijke gedaante en danzult ge met een glimlach om den mond en met fierheid in het hart dadelijk ons bureau aan het Rapenburg in kennis stellen van al den roem'door ,u bevochten en van het heerlijke gevoel dat u doortintelt, nu de strijd ten einde is en de overwiningsvlag wappert op de tinne van de veroverde burcht. En dan zal er vreugde zijn, want dan zal ik jullie beloonen, zooals dat een goed aanvoerder van het leger, dat met lauweren gekroond, huiswaarts keert, past en voegt. En zullen er veel zijn, die aanspraak mogen maken op de ondcrscheidingsme- daille, wel, dan zullen w© loten en het lot zal beslissen, want eerlijk en rechtvaardig wenschen wij ons van onzen plicht te kwij ten. Ook dit vinden mijn trouwe soldaten niet meer dan recht, is niet zoo? En wat ik nu tot de grooten gesproken heb, geldt ook voor de kleinen, die pas in het vuur komen en nog nooit den kruit damp geroken hebben maar slechts den strijd van verre hebben meegemaakt. Zij behoeven ook niet in de voorste gelede ren te staan en den spits af te hij ten. Oh neen! Ik heb eenvoudiger doch even ver dienstelijk werk voor deze jonge strijders te maken. En dan reken ik weer op de hulp der grooten. Zij, die het klappen der zweep kennen erf gewend zijn aan het ge rommel der kanonnenzij zijn de aangewezenen om in de bres te springen en hulp te bieden, waar hulp ge vraagd woxdt. Zoo zij het! Doch ook de kleine en jonge recruutjes wil ik moed inspreken en het gevaar niet groot-er stellen dan het is. Gaat kalm ver der, mijn vriendjes; legt uw oor goed te luisteren naar wat vader of de omgeving zegt en danis geen kou aan de lucht en is de strijd ten einde voor je goed en wel weet. wat geheurd is. En dan gaan jullie slapen en droomen van mooie rijmwoordjes, zooals in no. 5 ge vraagd wordt en zoo wordt deze groote wedstrijd als een strijd van stoeiende kin deren in de wei, die elkander bombardee ren met handen vol bloemen, die gce.n pijn doen, maar de feestvreugde slechts ver- hoogen. Ja waarlijk mijn vriendjes, deze strijd is waard gestreden te worden. De prijzen, die daar voor me liggen en ook mij vriendelijk toelachen (heusch dat doen ze) zijn zoo mooi, dat e.en lafaard slechts cf een nurks of beide ongevoelig zou kunnen blijven. Leest maar eens meb aandacht na wat hier onder staat; leest die lange lijst eens over; mét volle aan dacht langzaam over en dan?wie ia hij, die voor zooveel moois geen strijd zou durven ta wagen? Wie? Heb ware beter dat ik zoo'n vriend of vriendin niet ont moette en zoo iemand niet gekend had. Maar neen! mijn vele vriendjes zijn geen lafaards en geen onverschillige, lompe strij. ders; mijn vriendjes zullen ï>p 't appél zijn en allen zullen toonen, dat „eendracht, maakt macht." "Voor 25 September a.s. moet de uitslag bekend gemaakt zijn aan onB hoofdbureau Leidsche Courant, Rapenburg, afd.f „Raad selwedstrijd". En nu voorwaarts, marschl tob weerziens! DE RAADSELS. III A. Voor de Grooten van 11 tot 17 jaar. N. 1. Neem uit. eiken zin een woord, zoadat ge een bekend spreekwoord krijgt. Hij liep met haastigen tred voort. Papa ging met spoed naar don trein. •Het is vandaag leelijk weer. Piet komt zelden bij zijn grootmoeder. Hebt gij uw les goed geleerd? No. 2. Zoek de verborgen boomnamen. O. wat een rommel in de kast. Ei, ei! Kareltje,.moet dat zoo gaan? Daar ligt de rasp, Arie. Alle kopjes zijn vol, moe! Als moeder wil, gaan we morgen uit. No. 3. Plaats in deze vierkantjes de cijfers 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 zoodanig, dafc de som der cijfers in de horizontale vakjes, en in de verticale vakjes en in de diagonale vak jes altijd 18 is. No. 4. Mijn geheel bestaat uit 9 letters en Is de naam van een plaat3 in Noord-Brabant. Een 489 is een boom. Een 513 is een nuttige vogel. Het brood wordt in een 678—9 ge bakken. 5l23 is een jongensnaam. No. 5. Voeg onderstaande lettergrepen, zm nan elkaar, dat ze een goed spreekwoord vor men. NTE ME KOM VRA. MET GEN -TUE RO. B. Voor de Kleinen. No. 1. Met k ben ik hoog en machtig. Met h hen ik zoet, niet krachtig. Met w herberg ik arm en rijk Kom, geef nu van uw denken blijk. No. 2. Maak van nid1e—o een stad in Zuid-Holland. No. 3. Zoek eens 10 woorden van 4 lettergrepen, bijv. ooi-e-vaars-nest. No. 4. Hoeveel halfjes zijn: .Vi cent 1 cent 2H cent 1 silver 1 dubbeltje samen? No. 5. Maak dit versje eens zelf af. Jan en zijn Luchtballon. Al in de warme zomerzon, Liep Jantje met z'n Hij was zoo blij, zoo in zijn schik, Daar dacht hij in een oogen „Wat zou er in zijn, gas misschien? Dat moet ik dan toch even1" Hij nam een naald uit moeders hoed En stak die in den bal met Wat zag nu Jantje tot zijn schrik. En wat zou volgen op dien Al kleiner en kleiner werd de bal, Wat of zijn moe nu zeggen Hij heeft berouw, de kleine guit, En Jantje barst in tranen En snikt: „Ik zal het nooit Ach Maatje! geef me maar tI'" Oom Wim. C. Een verhaaltje of vertelseltje zelf verzonnen en minstens drie bis lang, of naar keuze een versje ovf De groote Vaeantie. Aan Zee. Het Naja: 3 October Weer School Een Feestd: De Prijzen.. IV. Ie prijs: Klokje met wekker. 2e prijs: Bonbonmandje of Padvindei mes.. 3e prijs: Collier of horlogeketting. 4e prijs: Servetband. 5e prijs: Schilderijtje. (ie prijs; Hutspotketel. 7oen8e prijs: Boeken (Troostprijzen), Ziebdaar mijn vriendjes, de prijzen vo: dezen wedstrijd. Wat dunkt U? Zijn ze waard genoemd te worden? waard eveneens om er zich een beetje moe te om te troosten? Oh; ik zou die prijzen zoo graag voor jullie aller oogen uitstallen! Hoe zo den mijn goede vriondinnetjes der'guitie oogjes schitterend en verlangend tun naar die heerlijkheidjes, die binnen ieder bereik liggen die wil. De prijzen zijn a! zoovele druiven, die dezen keer nu eens nie te hoog hangen en bereikbaar zijn voor 1 allen. En^als mijn vriendjes die zagen? Ho zouden d0 vingertjes beginnen te jeuke om aan te vallen en de pen te grijpen een rustig plekje op te zoeken, om daa aan het werk te tijgen en met spoed he resultaat op te sturen aan het heken adres. Ja, mijn vriendjes, als ge de prijzen ko zien, ik wed, dat ik niet 200, maar 2 200 inzendingen zou ontvangen en dat a! leen voor mij tofc den 25sten een hulp-bod roodig zou wezen om mij alles stipt en c tijd te bezorgen. In één woord: de prijzer zijn jullie zorgen en moeite en strijd waard Ziet daar! Slotwoord. V. En wat heb ik aan het bovenstaand0 >ioj toe te voegen? Juist, hoe ik het hebbes wil, dat zou ik haast nog vergeten, ofsehooc de ouden, die vaker meededen, dit wel wis •ten en de nieuwelingen het reeds zullen b» grepen hebben. Toch wil ik het nog even zeggen. Luis tert dan eens even mijn vriendjes ©rf - handelt overeenkomstig mijn wil, want al leen dan blijven we goeie maatjes en kun nen we samen praten. Nu dan! Ik verlang: a. Mooi schrift, d. i. duidelijk leesbaar et regelmatig schrift. b Een ordelijk vel papier, met dito en veloppen. Dit .laat; nog wel eens af cn to« wat te wenschen over en weet. je wat dan gebeurt?de papiermand staat naasl me en gaapt, als 'n leeuw, die honger heeft, begrepen? c. Wie één of meer raadsels niet kent, stuurt de gevonden oplossingen toch in.... er blijft voor ieder een kans over. d. Alles moet op tijd binnen zijn'. Na derf 25sten is Ge deur dicht en wordt niemand meer toegelaten, tenzij er heele gewichtigf en geldige redenen to geven zijn. De.nkl er om! e. Wedstrijd C is bedoeld voor de groo< ten. Dc kleintjes moeten zich maar niet op glad ijs wagen. Zij struikelen zoo licht en dan zou het broekje maar zeer doen. De grooten daarentegen moeten nu eent toonen, wat ze kunnen, en hebben zoodcen« de twe© kansen. Fantaseert dan en dicht, dat de heel» familie en buurtschap versteld staat ovet zooveel dichterlijke verborgen talenten! en zooveel meesterschap reeds over de pc.n! f. En nu ten slotte por all© vrienden en kennissen en klasgenooten aan om mee te doen, want allen zijn welkom. Mijn b.este groetjes en veel succos. Do Redacteur van dc Kinderrubriek Lcddsckc Courant, 'Rapenburg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 14