„Weerbericht, 3S -ding mit die cijfers?
Dè's niks wèerd. Wé zo nou zonne kraaut-
schrijver van 'b weer afweten. Neeje mèn-
ncko, dan heb ik een buuhske. 't is van
ceno peifester, daor kun de zoo van 't
weer in léze."
„Maar dit is veel beter, vader. De mees
ter
„Zeker (lieje gek mi z'n stukske'.
„Ja vader, die heeft ons geleerd, wat ge
uit het weerbericht kunt leeren."
,,Nou vertel 't dan is gauw."
„Ja veder, maar daar moet ge wat voor
weten van den barometer, den thermome
ter. van isobaren en isothermen."
,,Ja, den barometer die ken ik, daar
kun de op zien of 't buiten regent, dan
hoef do nie te gaan kijko en den thermo
meter, die gebruikt oe moeder as ze bot-
tert, mar die ander dinge, doar hè 'k ze
léve nie van geheurd. Vruger, in mene
jongen tijd zonge me wel is een lieke van
dokter Isenboard, mèr dè zal ie toch wel
nie zijn."
,,Ivijk vader, hier heb ik alles opge
schreven, wat er verteld is."
„Och jonge, doar begrijp ik toch niks
van", zei ie. Dan steekt ie zijn pijp over-
nuwt aan en gaat een pratajo maken bij
Kees-buur. 't Duurt niet lang, of 't weer
bericht is 't onderwerp van gesprek. Kees-
buur een goed ontwikkelde boer, vertelt,
dat hij 't iederen dag nauwkeurig nagaat
en er de werkzaamheden, op den akker en
in de wei naar regelt. Hij houdt er óók
een lei op na, waarin de omtrek van Euro
pa cn de waarnemengsstations gekrast
zijn. De barometerstand, (de cijfers uit de
eerste rij) teekent hij bij de plaatsen aan
en dan verbindt hij do plaatsen met ge
lijken barometerstand. Deze lijnen geven
in hoofdzaak de richting der winden aan.
Do omtrek van de plaats, waar de laag
ste barometerstand zich bevindt, heet ba
rometrisch minimum, die waar de hoogste
stand is waargenomen, barometrisch maxi
mum. De lucht stroomt van het maximum
naar het minimum en wijkt door do draa-
ing der aarde op het N.-lijk halfrond naar
rechts af. Hoe dichter de lucht hij de aar
de is, hoe meer ze afwijkt en hoe verder
ze van deze verwijderd is, hoe meer ze pa
rallel loopt met de isobaren. Vandaar, dat
er onderscheid gemaakt moet worden tus-
schen bovenwind en onderwind. De eerste
voert in de meeste gevallen de wolken mee
heeft dus veel invloed op 't weer. In onze
streken waait de bovenwind gewoonlijk
rechts van den onderwind. Waar de baro
meterstanden weinig verschillen zijn de
winden zwak, waar ze veel velschillen
sterk. Hoe dichter de isobaren bij elkaar
liggen, hoe grooter notuurlijk het verschil
in luchtdruk is. Op de voorzijde van een
voortgaande depressie is het weer regen
achtig, op de rugzijde droog. Voor onze
streken is met het oog op de temperatuur
en de vochtigheid de oorsprong der win
den van de grootste beteekenis. Komen
de winden van den Atlantischen Oceaan,
dan zijn ze met waterdamp beladen, bren
gen in den winter warmte en des zomers
koelte. Ligt hun oorsprong noordelijker,
dan veroorzaken zij in den zomer afkoe
ling bij veranderlijk vochtig weer. Uit het
j oosten komende winden zijn in den zomer
meest warm en droog, in den winter meest
koud en eenigszins vochtig, men dient er
echter op te letten of de oorsprong dezer
winden noordelijker of zuidelijker gelegen
is."
„Zie je", zegt Kees-buur. „zoo weet ik
hoe ongeveer 't weer den volgenden dag
zijn zal en daardoor kan ik 's avonds aan
mijn knechts al zeggen, wat ze den vol
genden dag te doen hebben."
Onze Peer gir.g naar huis en droomde
's nachts van doctor Isenbaard die lijnen
trok door de lucht waarlangs de winden
moesten waaien.
NZE RAADSELWEDSTRIJD
met een woord vooraf.
Inleiding.
I
Mijn Vriendjes!
De vaeantie is uit: het werk is weer be
gonnen. Jullie hebt genoten en ik heb ge
noten. Jullie bent we.er uitgerust van den
zwaren arbeid in school van de Paaschva-
cantie tot aan de groote vaeantie toe; en
ik ben weer öpgefrischt van zooveel weekjes
niet veel doen.
Ons werk is dus weer begonnen. We loo-
pen nu weer in den tredmolen van onzen
dagelijkschen arbeid en dit werk bevalt
ons nu best. Waarom ook niet?
Alleen de luiaard werkt niet graag, maar
flinke, stoere knapen kunnen niet stil zit
ten en willen niet luieren; zij werken met
een lach om den mond en hebben een
broertje dood aan niets-doen en lanterfan
ten en mijn vriendinnetjes, ook zij weten
de hand uit den mouw te steken en vin
den h&t maar wat „zalig" zich verdienste
lijk te maken in huis of haar best te doen
in de school en weten en beseffen dat men
leeren moet, om vooruit te komen in de
wereld en dat he.t schande is te luieren in
plaats van U leeren.
Ja, mijn vriendjes, zoo moet het zijn. En
dan, laten we dankbaar zijn voor het gc-
noten© in de vaeantie. Hoe dikwijls den
ken we nog aan die heerlijke dagen terug?
Wie aan zee geweest is, hoort nog vaak
in zijn verbeelding het klotsen der golven
en het loeien der zee; hij geniet nog van
het strand en het duin met zijn hooge top
pen, waarlangs het zoo lekker af te rollen
i3. Hij ziet nog voor zich het drukke gedoe
op het strand, en-"dat geplas van de vele.
kinderen, die in het zilte nat rondspringen
en dansen en stoeien en gillen en schreeu
wen in dolle, volle vrijheid. De zee is mooi
ca blijft een attractie voor oud en jong en
de zeelucht sterkt de longen en jaagt een
blos van gezondheid op de zoo vaak bleeke
koontjes der stadskinderen.
En dan zij, die in de buurt wonen, en zoo
gemakkelijk strand en duin kunnen berei
ken? Zie ze trekken in lange, lange rijen,
te voet en per fiets; per tram of per auto
bus en zich nestelen in 't lekkere, gestoof
de zand en daar blijven ze den heelen dag
genieten fot de ondergaande zon haar gou
den lichtbundels nog strooit over den ver
ren horizon, waarna ze voldaan huiswaarts
keeren en dit zoo telkens in de vaeantie
herhalen, zoo zich de gelegenheid hiertoe
aanbiedt.
En de andere kinderen, die niet van de
zee cn het strandleven kunnen profiteeren,
gaan elders de vacantia doorbrengen. Zij
trekken naar de dorpen, zoo ze in de stad
wonen en de dorpskinderen gaan omge
keerd naar de stad, waar ze door hun fa
milie of vrienden gastvrij eenige da-gen of
een paar weken worden opgenomen en ge
huisvest.
Wat vindt het kind uit de stad heb dorpa
leven toch „eenig". Het kan er naar vrije
keuze, als een vogeltje in de lucht, zijn
vleugeltjes uitslaan. Het kan er spelen op
veld en wei en akker. Het kan ravotten
straat-op en straat-af. Geen duim gronds
wordt hun 'betwist. Hier is ruimte in over
vloed. Hier kan hij meewerken op het land
en in den tuin. Hij haa.lt de koeien uit de
wei; drijft de varkens naar het hok; voert
het paard het brood uit de hand; zoekt
de versche eieren uit de nesten; begiet de
planten in den tuin en wiedt het onkruid,
dat weliger opgeschoten staat dan de jonge
plantjes en kleine bloempje,s; 'hij doet
boodschappen voor oom en tante en kent
binnen eenige dagen reeds het heele. dorp
en alle menschen, die 's avonds de deur
passeeren. Zoo'n leven van vrijheid moet
bevallen. En als het stadskind dan terug
keert naar zijn ouders en aan het vertellen
gaat, dan komt hij niet ten eind, want tel
kens en telkens weer komen herinneringen
op van die heerlijke, vervlogen dagen, toen
hij vrij was en blij als het dartelend
vischje. in het kabbelend beekje.
En omgekeerd?
Wat vindt het dorpskind het in de stad
niet ..fijn!" Die groote winkels met spie
gelruiten, waarachter alles opgetast ligt
wat het oog bekoort en tob koopen aanzet;
die mooie kerken, zoo rijk beschilderd en
zoo vol pracht en schoonheid; die hooge
gebouwen van drie, vier en meer verdie
pingen soms, waarin haast zooveel men
sehen wonen in één blok als in het heele
dorp te zamen; die mooi-aangelegde par
ken en plantsoenen, waarin villa's en bui
tens ons tot staan dwingen; die grachten
en vaarten en bruggen en dandie
drukte op straat tot laat in den nacht en
nog zooveel te meer om op te noemen, al
les, alles geeft stof voor den kleinen vertel
ler als hij straks weer bij vadertje en moe
dertje thuis is, op zijn klein, goed dorpje.
Zoo heeft ieder onzer in de vaeantie een
plekje gevonden, waar hij eenige dagen of
weken met pleizier heeft vertoeft.
Is dit aan zee of in het bosch; is dit te
land hier of in het buitenland; is dit thuis
bij moeder of in den vreemde, het doet er
niet toe; het is overal goed vaeantie te
houden.
Nietwaar fnijn vriendjes, biecht maar
eens eerlijk op: wie uwer heeft zich in do
vaeantie verveeld? Wie uwer vond de va
eantie niet een heerlijken tijd? En hoe
graag ieder van U ter schole gaat, toch
waren jullie allen onderden indruk,
toen de laatste dag naderde en toen we
weer naar school stapten.
Maar nuzijn we weer ingewerkt en
zeggen nu in plaats van „Leve de vaean
tie!", „leve de school!" Is niet zoo?
En daarom beginnen we nu vrij e.n blij
met onzen raadselwedstrijd, waar ik verle
den week over sprak. Leest, nu met aan
dacht verder!
De strijd.
II
Zoo staan wij dan weer voor dezen wed
strijd. Het zal een strijd worden op leven
en dood, al is het dan ook maar in figuur
lijken zin.
Jullie hebt nu mijn oproep gehoord en,
als,trouwe helpers van mij, staat ge allen
thans klaar om t^ toonen, wat ge kunt.
Jullie zijt uitgerust van de vermoeienissen?
van de vijf weken en misschien meer lange
vaeantie en thans gaat ge weer uw geest
scherpen en u gereedmaken om uw slag te
slaan en mij te toonen, dat ge allen jongens
zijt van Jan de Wit. En ook mijn. lieve
vriendinnetjes zullen ook niet achter blij
ven, maar zullen mede voorwaarts trekken
en niet versagen, al zou ook do strijd hevig
zijn. Denkt er aan mijn vrienden: hoe
grooter strijd, hoe schooner de overwin
ning.
Is het toch geen voldoening te weten, dat
men tot iets in staat is; dat men voor een
klein geruchtje niet vervaard is; dat men
liever de hinderpalen uit den weg ruimt,
dan op den loop te slaan voor de moeilijk-
beden, die wij ontmoeten. Wie aan zioh
zelf twijfelt, is reeds verloren; heeft d© ne
derlaag reeds geleden voor hej; sein tot de£i
aftocht geblazen wordt.
Neen flinke soldaten en dat zijn jullie
allen niet waar! honden vol; zetten door
en strijden tot dó viotorie is bevochten.
En zoo ook u allen. In den geest zie ik
jullie al slaags raken.
Zou 't er van komen.
Als ik u nu tqn huwelijk vroeg,
zoudt u dan ja zeggen?
Als ik u nu zeg dat ik ja zou zeg
gen als u mij ten huwelijk vroeg, zoudt
u mij dan nog vragen?
Lastig zoeken.
De inleider: Mijne hoeren, wij moeten
deze kwestie niet alleen van het stand
punt van het heden beschouwen, maar
wij dienen ze ook te onderzoeken in het
licht eener duistere toekomst.
Modern.
Jantje was voor het eerst naar de Dier
gaarde geweest en deed zijn vader bij
thuiskomst opgetogen verhalen.
En wat vond je wel het aardigste
beest? vroeg z'n vader belangstellend.
0, die olifant, vader, Die heeft een
stofzuiger aan zijn kop!
De beminnelijke buurman.
Handelsreiziger: „Ik kom op aanbeve
ling van uw buurman, of u misschien geen
encyclopaedia wilde aanschaffen?"
„Wat heeft mijn buurman daar voor
belang bij?"
„Hij zou dan af en toe hij u eens wat
kunnen opzoeken."
Resoluut.
Patroon (tot plaatszoekende bediende):
't Spijt me wel, mijnheer, maar ik neem
uit principe alleen getrouwde lui in mijn
dienst..
Bediende: Hebt u bijgeval nog een on
gehuwde dochter?
Vlaamsche humor.
Engel Pladijs had drio jaar bij de sol
daten, vier jaar biji 'de Walen en vijf
jaar in Parijs geweest, en hij is van klare
armoede moeten terugkeeren naar zijn pa
rochie, waar hij bast tegen pastoors, non
nen, kerk cn kluis, tegen mirakel en an
der slecht volk.
„En enfin, zegt Engel ten laatste, ik
zou wel eens willen weten wat dat is,
een mirakel, k Zou 'nen keeréen willen
zien, voelen zelfs.
„Wel Engel" zegt Borlus Godskind,
die onder eenen pijp smoren op dien on-
noozelen zeever stond te luisteren, „me
neer Engel, zijt gij content, ik kan u ge
makkelijk een seffens klaar bescheid ge-
ven over mirakels en geen mirakels".
„Zoo?.... seffens?.... vaagt Engel.
„Zeker, zoo seffens, Engeltje, zegt
Bert; en om zonder uitstel voort te doen,
zie, draai 'nen keer om met uwen rug
naar den spiegel; staat nu in stilte en kijk
recht voor Ti."
En binst dat Ensrel stille staat, Bert
gaat 'nen stap achteruit en geef Engel
op het einde van zijn ruggebcon zulk eeu
geweldigen stamp, dat do tranen uit -zijn
oogen springen.
„Hebt gij het gevoeld, Engel" vraagt
Bert seffens daarop.
„Of ik het gevoeld heb", ^-rolt En
gel, 't draait al. dat ik zie van den pijn."
„Hewel Engel", zegt Bert, „als gij
het gevoeld hebt 't en is geen mirakel,
maar had gij niets gevoeld, dan had het
een mirakel geweest".
Amsterdamsch natuurgevoel
Eerste Amsterdammer, op den op van
een Limburgschen heuvel: Wat 'n mooi
panorama, hier!
Tweede Amsterdammer, verrast: Heb
ben ze dat hier ook? Ik dacht, dat je al
leen in de Plantage Middenlaan hadt.
De schat.
iPietersen geloofde sterk in droomon
hij had al driemaal gedroomd dat in
muur van den huiskamer een schat vei
gen moest zijn, in een geheime kast,
Bij do derde maal beaamde zijn vi
dat zo er naar moesten zoeken.
Pietersen hakte een gat in do mua
tót hun groote vreugde vonden zo
houten schot, ze zaagden het open c,
grooto hoeveelheid zilveren lepels en
keu schitterden voor hun verbaasde oo
Maar juist, toon zo alles naar zich
wilden halen, stormde iemand de trsp
en met een smak werd do dour opei
gooid.
Hijgend van boosheid stond hun b
man Staalman voor hen.
Wat voor don d «chrceuwdo dic,(
ven jullie in mijn buffet in to breken!
Verslroooid
Echtgenoot© van den Hoogleeraar: Bi
de Profe.-nor zijn koffie al gehad, Aal!
D« Keukenmeid: Ik weet het niet,
vrouw.
Eclilgenoote van den Hooglceraar: Vn
het hem dan eens
De Keukenmeid: Dat heb ik ai geda
mevrouw, maar de pref es ter weet het
niet.
Uit visschen!
Die visschers hebben geen gemakkei
leven!
Niet? Ik wou dat ik alle dagen uit
schen kon gaan zonder vrijaf to vragi
Niet erg vleiend!
Jongen, die van school komt: Moedor,
meester vroeg me vandaag of u nog mi
kinderen had zooals ik.
Moeder: En wat heb je gezegd?
Jongen: Ik zei, dat ik heelemaal gt
broertjes of zusjes had en toen eei-ie: Ge
dank! Anders liad-ie verplaatsing will
vragen.
De derde vijand is lang niet min. Hij is
taai en gaat voor jullie niet gauw uit den
weg, maar vreest hem niet, beukt er maar
op los, tot de vesting in elkaar valt en zoo
zal met vereende krachten (ook huurtroe
pen kun je in 't veld halen zooveel als je
wilt) ook deze reus vallen onder de moker
slagen van mijn keurleger, waarin slechts
strijden mijn vrienden en mijn vriendinnen
uit Leiden en omstreken.
En dan? daar heb je 110. 5! Wat zou dit
toch uitrichten tegeji het scherpe vernuft
en vindingrijkheid van mijn kameraden?
Al hult hij zich nog zoo in een waas van
geheimzinnigheid, voor jullie blijft niets
verborgen en zult g6 dien i-aadsclaclitigen
vijand te voorschijn halen in zijn ware en
oorspronkelijke gedaante en danzult
ge met een glimlach om den mond en met
fierheid in het hart dadelijk ons bureau
aan het Rapenburg in kennis stellen van
al den roem'door ,u bevochten en van het
heerlijke gevoel dat u doortintelt, nu de
strijd ten einde is en de overwiningsvlag
wappert op de tinne van de veroverde
burcht. En dan zal er vreugde zijn, want
dan zal ik jullie beloonen, zooals dat een
goed aanvoerder van het leger, dat met
lauweren gekroond, huiswaarts keert, past
en voegt.
En zullen er veel zijn, die aanspraak
mogen maken op de ondcrscheidingsme-
daille, wel, dan zullen w© loten en het lot
zal beslissen, want eerlijk en rechtvaardig
wenschen wij ons van onzen plicht te kwij
ten. Ook dit vinden mijn trouwe soldaten
niet meer dan recht, is niet zoo?
En wat ik nu tot de grooten gesproken
heb, geldt ook voor de kleinen, die pas in
het vuur komen en nog nooit den kruit
damp geroken hebben maar slechts den
strijd van verre hebben meegemaakt. Zij
behoeven ook niet in de voorste gelede
ren te staan en den spits af te hij ten. Oh
neen! Ik heb eenvoudiger doch even ver
dienstelijk werk voor deze jonge strijders
te maken. En dan reken ik weer op de
hulp der grooten. Zij, die het klappen der
zweep kennen erf gewend zijn aan het ge
rommel der kanonnenzij
zijn de aangewezenen om in de bres te
springen en hulp te bieden, waar hulp ge
vraagd woxdt.
Zoo zij het!
Doch ook de kleine en jonge recruutjes
wil ik moed inspreken en het gevaar niet
groot-er stellen dan het is. Gaat kalm ver
der, mijn vriendjes; legt uw oor goed te
luisteren naar wat vader of de omgeving
zegt en danis geen kou aan de lucht
en is de strijd ten einde voor je goed en
wel weet. wat geheurd is.
En dan gaan jullie slapen en droomen
van mooie rijmwoordjes, zooals in no. 5 ge
vraagd wordt en zoo wordt deze groote
wedstrijd als een strijd van stoeiende kin
deren in de wei, die elkander bombardee
ren met handen vol bloemen, die gce.n pijn
doen, maar de feestvreugde slechts ver-
hoogen.
Ja waarlijk mijn vriendjes, deze strijd is
waard gestreden te worden.
De prijzen, die daar voor me liggen en
ook mij vriendelijk toelachen (heusch dat
doen ze) zijn zoo mooi, dat e.en lafaard
slechts cf een nurks of beide ongevoelig
zou kunnen blijven. Leest maar eens meb
aandacht na wat hier onder staat; leest
die lange lijst eens over; mét volle aan
dacht langzaam over en dan?wie ia
hij, die voor zooveel moois geen strijd zou
durven ta wagen? Wie? Heb ware beter
dat ik zoo'n vriend of vriendin niet ont
moette en zoo iemand niet gekend had.
Maar neen! mijn vele vriendjes zijn geen
lafaards en geen onverschillige, lompe strij.
ders; mijn vriendjes zullen ï>p 't appél zijn
en allen zullen toonen, dat „eendracht,
maakt macht."
"Voor 25 September a.s. moet de uitslag
bekend gemaakt zijn aan onB hoofdbureau
Leidsche Courant, Rapenburg, afd.f „Raad
selwedstrijd".
En nu voorwaarts, marschl tob weerziens!
DE RAADSELS.
III
A. Voor de Grooten van 11 tot 17 jaar.
N. 1.
Neem uit. eiken zin een woord, zoadat ge
een bekend spreekwoord krijgt.
Hij liep met haastigen tred voort.
Papa ging met spoed naar don trein.
•Het is vandaag leelijk weer.
Piet komt zelden bij zijn grootmoeder.
Hebt gij uw les goed geleerd?
No. 2.
Zoek de verborgen boomnamen.
O. wat een rommel in de kast.
Ei, ei! Kareltje,.moet dat zoo gaan?
Daar ligt de rasp, Arie.
Alle kopjes zijn vol, moe!
Als moeder wil, gaan we morgen uit.
No. 3.
Plaats in deze vierkantjes de cijfers 2, 3,
4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 zoodanig, dafc de som
der cijfers in de horizontale vakjes, en in
de verticale vakjes en in de diagonale vak
jes altijd 18 is.
No. 4.
Mijn geheel bestaat uit 9 letters en Is
de naam van een plaat3 in Noord-Brabant.
Een 489 is een boom.
Een 513 is een nuttige vogel.
Het brood wordt in een 678—9 ge
bakken.
5l23 is een jongensnaam.
No. 5.
Voeg onderstaande lettergrepen, zm nan
elkaar, dat ze een goed spreekwoord vor
men.
NTE ME KOM VRA.
MET GEN -TUE RO.
B. Voor de Kleinen.
No. 1.
Met k ben ik hoog en machtig.
Met h hen ik zoet, niet krachtig.
Met w herberg ik arm en rijk
Kom, geef nu van uw denken blijk.
No. 2.
Maak van nid1e—o een stad in
Zuid-Holland.
No. 3.
Zoek eens 10 woorden van 4 lettergrepen,
bijv. ooi-e-vaars-nest.
No. 4.
Hoeveel halfjes zijn:
.Vi cent 1 cent 2H cent 1 silver
1 dubbeltje samen?
No. 5.
Maak dit versje eens zelf af.
Jan en zijn Luchtballon.
Al in de warme zomerzon,
Liep Jantje met z'n
Hij was zoo blij, zoo in zijn schik,
Daar dacht hij in een oogen
„Wat zou er in zijn, gas misschien?
Dat moet ik dan toch even1"
Hij nam een naald uit moeders hoed
En stak die in den bal met
Wat zag nu Jantje tot zijn schrik.
En wat zou volgen op dien
Al kleiner en kleiner werd de bal,
Wat of zijn moe nu zeggen
Hij heeft berouw, de kleine guit,
En Jantje barst in tranen
En snikt: „Ik zal het nooit
Ach Maatje! geef me maar tI'"
Oom Wim.
C. Een verhaaltje of vertelseltje
zelf verzonnen en minstens drie bis
lang, of naar keuze een versje ovf
De groote Vaeantie. Aan Zee. Het Naja:
3 October Weer School Een Feestd:
De Prijzen..
IV.
Ie prijs: Klokje met wekker.
2e prijs: Bonbonmandje of Padvindei
mes..
3e prijs: Collier of horlogeketting.
4e prijs: Servetband.
5e prijs: Schilderijtje.
(ie prijs; Hutspotketel.
7oen8e prijs: Boeken (Troostprijzen),
Ziebdaar mijn vriendjes, de prijzen vo:
dezen wedstrijd. Wat dunkt U?
Zijn ze waard genoemd te worden?
waard eveneens om er zich een beetje moe
te om te troosten?
Oh; ik zou die prijzen zoo graag
voor jullie aller oogen uitstallen! Hoe zo
den mijn goede vriondinnetjes der'guitie
oogjes schitterend en verlangend tun
naar die heerlijkheidjes, die binnen ieder
bereik liggen die wil. De prijzen zijn a!
zoovele druiven, die dezen keer nu eens nie
te hoog hangen en bereikbaar zijn voor 1
allen.
En^als mijn vriendjes die zagen? Ho
zouden d0 vingertjes beginnen te jeuke
om aan te vallen en de pen te grijpen
een rustig plekje op te zoeken, om daa
aan het werk te tijgen en met spoed he
resultaat op te sturen aan het heken
adres.
Ja, mijn vriendjes, als ge de prijzen ko
zien, ik wed, dat ik niet 200, maar 2
200 inzendingen zou ontvangen en dat a!
leen voor mij tofc den 25sten een hulp-bod
roodig zou wezen om mij alles stipt en c
tijd te bezorgen. In één woord: de prijzer
zijn jullie zorgen en moeite en strijd waard
Ziet daar!
Slotwoord.
V.
En wat heb ik aan het bovenstaand0 >ioj
toe te voegen? Juist, hoe ik het hebbes
wil, dat zou ik haast nog vergeten, ofsehooc
de ouden, die vaker meededen, dit wel wis
•ten en de nieuwelingen het reeds zullen b»
grepen hebben.
Toch wil ik het nog even zeggen. Luis
tert dan eens even mijn vriendjes ©rf -
handelt overeenkomstig mijn wil, want al
leen dan blijven we goeie maatjes en kun
nen we samen praten.
Nu dan! Ik verlang:
a. Mooi schrift, d. i. duidelijk leesbaar et
regelmatig schrift.
b Een ordelijk vel papier, met dito en
veloppen. Dit .laat; nog wel eens af cn to«
wat te wenschen over en weet. je wat dan
gebeurt?de papiermand staat naasl
me en gaapt, als 'n leeuw, die honger heeft,
begrepen?
c. Wie één of meer raadsels niet kent,
stuurt de gevonden oplossingen toch in....
er blijft voor ieder een kans over.
d. Alles moet op tijd binnen zijn'. Na derf
25sten is Ge deur dicht en wordt niemand
meer toegelaten, tenzij er heele gewichtigf
en geldige redenen to geven zijn. De.nkl
er om!
e. Wedstrijd C is bedoeld voor de groo<
ten. Dc kleintjes moeten zich maar niet op
glad ijs wagen. Zij struikelen zoo licht en
dan zou het broekje maar zeer doen.
De grooten daarentegen moeten nu eent
toonen, wat ze kunnen, en hebben zoodcen«
de twe© kansen.
Fantaseert dan en dicht, dat de heel»
familie en buurtschap versteld staat ovet
zooveel dichterlijke verborgen talenten! en
zooveel meesterschap reeds over de pc.n!
f. En nu ten slotte por all© vrienden
en kennissen en klasgenooten aan om mee
te doen, want allen zijn welkom.
Mijn b.este groetjes en veel succos.
Do Redacteur van dc Kinderrubriek
Lcddsckc Courant, 'Rapenburg.