van Ïfoopïanïfc! Weriï
ceerd.
Dat was een belangrijk besluit waarover
de Nederlander onder bovenstaand
opschrift o.m. het volgende opmerkt:
v Do lezer gelieve do verzekering to aan
vaarden, dat wij ons bewust zijn in boven-
staanden titel lichtelijk te overdrijven
want dat heel Rotterdam te hoop zou
loopen voor het verhoogd invoerrecht, zóó
is het nog niet. Maar dat het verslag der
behandeling van het ontwerp-tarief, in de
Rotterdamscho Kamer van Koophandel,
voor menig vurig tariefbestrijder was, als
een emmer frisch water over eeni rood-ge-;
blakerd hoofd, dat kan niet worden
ontkend.
Rotterdam, de bedrijvige kandelsslad aan
de Maas met zijn druk transito-verkeer
Rotterdam, waar een koopman dubbel zoo
hard loopt als zijn Amsterdamsche collega,
zelfs als hij slechis de helft kan maken
van dé Winst, die den begunstigden IJ-
bewoner toevloeit Rotterdam, waar een
ijverig makelaar, met bet monster in de
band, struikelt over de eigen beenen. om
zijn ambtgenoot, die de zelfde partij komt
aanbieden', twee minnten vóór te zijn
Rotterdam,'het drievoudig "versterkt bol
werk van den vrijhandel Rotterdam
zou zeker in slagorde staan tegen het pro
tectionistisch gewrocht van Colijn.
En ziet, daar vergadert in hoogst vrede
lievende stemming Rotterdam's Kamer van
Koophandel. Aan de orde is het zenden
van een adres aan den Minister van Fi
nanciën. in antwoord op diens verzoek
hom in kennis te willen stellen met de op
merkingen. waartoe het ontwerptarief de
Kamer aanleiding mocht geven.
Tal van firma's hadden eigener bewe
ging of op verzoek van het bureau der
Kamer, hare meening over het ontwerp
aan de Kamer kenbaar gemaakt.
Voorgelicht, door deze adviezen en voorts
lettend op eigen inzicht, had het bureau
'der Kamer ■•gemoedelijk en practisch, ais
Rotterdamscho kooplui steeds zijn) een
drietal concept-adressen gereed gemaakt.
De Kamer van Koophandel had dan keuze.
•Concept A verzet zich scherp tegen het
ontwerp; Concept B is in kalmer toon ge
steld, maar acht toch het nieuwe tarief
onaannemelijk: Concept-C noemt verschil
lende bezwaren, maar eindigt toch met een
conclusie ten gunste van het voorstel
De discussie droeg het kenmerk van
prettige zomorkalmte; de scherpte van
concept A was met deze gemoedelijke stem
ming te eenen male in strijd, en vond dan
ook geen verdediger.
Nadat de voorzitter tenslotte had gewe
zen op het zuiver zakelijk karakter der
gevoerde discussies, wordt tot stemming
overgegaan.
Gekozen zal worden fuschen de concep
ten B. en C. A ch t leden verklaren
zich vóór B, t w aalf leden echter
kiezen concept C.zoodat de Kamer
van Koophandel van Rotterdam tenslotte
verklaarde. ,.dat zij zich na drukkelijk
Gemeubileerd wonen.
(Speelt in 1908).
I.
hi Mensch heeft van nature aanleg tot
vasthouden, aan oude gewoontetjes, tot
liefde voor dingen, waaraan hij zich ge
wend gemaakt heeft. Hij gaat hechten
aan een stoel, waarop hij langen tijd zijn
rustpunt-zoekende partes posteriores heeft
neergeplakt; aan oen ledikant, waarin hij
gewend is izijn verpoozing van en, krach
ten voor welbestede dagen op te doen; aan
een lepel, waarmee hij geregeld eet, een
lcopjo waaruit 'hij gewoon is te drinken;
aan een jas, die hij lang gedragen heeft;
aan een krant, waarop hij lang geabon
neerd was, aan een kerkboek, dat-ie gere
geld gebruikt. Hij gaat hechten aan die
dingen zoo goed als aan oude honden en
katten, die, met sufferige druiloogen in
een hoekje hun hulpbehoevende levensrest
tê vervelen liggend, voor beide partijen
gevoeglijker opgeruimd werden, maar ge
spaard blijven omdat de liefde voor het
dier, dat men al zoolang gehad heeft,
sterker blijkt dan 't nuchter verstand, dat
voor dergelijke invaliden den honden- en
kaden hemel de aangewezen ^plaats vindt.
Met deze voorbeelden zijn de bewijzen
voor mijn opzet nog niet Uitgeput, 'k Zou
er nog vele kunnen aanhalen, als ik niet
te vreezen had, dat m'n schets vandaag op
't verkooplokaal van een vendumeester
zou gaan lijken, waar niets dan oude meu
belen en familiestukken links en rechts
door en op elkaar gestapeld zijn; als or
geen gevaar bestond, dat men oven ge
voegelijk en onderhouden als deze opsom
ming do boelhuisaclvertenties der April
nummers eener Hollandscbe dorpskrant
lezen kon. Iedere lezer en lezeres zal trou
wens uit eigen ervaring tot opluistering
nog wel een voorbceldjo te cliepen weten,
velen met een streelenden blik op een of
ander meubel of versierseltje het hoofd
neigen en beamen, dat ik gelijk heb.
En dezulken vooral zullen beseffen
mijn gewaarwording, mijn gemoedstoe
stand, toen op een middag, 't was de eer
ste van de maand, waarop -ik altijd een
ietwat officieele visite van mijn hospita
kreeg, mij mjin kamer werd opgezegd, 'k
Zal over do reden niet in bijzonderheden
trc-den, wil alleen dat feit constateeren,
.voeg er bij, dat ik er vijf van mijn jong
gezellen-jaren gesleten had.
'k Had die kamer betrokken, toen de
eerste haartjes, week en bleek als molsla-
sprietjes onder mijn neus een raadsel te
voorschijn riepen, waarvan de mensehen
j mij sarrend de oplossing vroegen en me
razend maakten telkens als ze infonneer-
den of 't haar of veeren worden zou, en
nu het mannelijk tooisel mooi donker-
blond bolde onder mijn neus, tot sierlijken
bocht opkrulde aan weerskanten met a-la-
iWilhelmschen zwaai, woonde ik er nog.
De tij d, waarin de knevel tot wasdom
-komt, is voor den man een gewichtige
periode van zijn leven. En die had ik daar
doorleefd en ddaroni was ieder meubeltje
iran dat kamertje me lief geworden, was
fcgen het ontwerptarief verzet, onder de
stólige voorwaarde, dat aan de verhooging
van het invoerrecht een tijdelijk karakter
zal worden gegeven, en voorts omdat de
Kamer overtuigd is, dat bet zeer gering-
heschermendo element, dat reeds in het
bestaande tarief ligt, in het nieuwe ta
rief wel een factor van ©enigszins
grooter beteekenis za.l zijn, maar dat
het ontwerp toch nog als van fiscale
strekking kan wonden beschouwd."
"Wij zien geenszins over het hoofd, de
inlas soiling der voorwaarde van het tijde
lijk karakter der verhooging.
.Wij verzwijgen evenmin, dat het adres
elke neiging tot protectionistische
maatregelen nadrukkelijk bestrijdt en dat
het op onderdeden van het ontwerp be
langrijke critische opmerkingen bevat:
maar dit alles neemt niet weg de groote
beteekenis van het feit, dat de Kamer
vanKoophandelvanNeorlards
tweede handelsstad, met drie
vijfden der u i t g b r a ch t e stem
men, het nieuwe ontwerp-tarief
heeft aanvaard.
nderwijS^
Rector St. Wilübrordus-Gollege ta
Katwijk a.d. Rijn.
Tot Rector van het St. Willibrordus-
College. to Katwijk a. d. Rijn is benoemd
de ZeerEerw. Pater J. H. Keysers, als op
volger van den ZeerEerw. Pater M. A. van
Everdingen. „Tijd."
BURCERLIJKE STAMP
HSLLEGOM.
Ondertrouwd: A. Groene veld cn
J. van Tilborg K. Redekei? en H. Freij-
link.
Getrouwd Ph. J. Salman en W.
Kraak.
Geboren: dochter van G. Gerritsen
Van Sens el aar zoon van Th. Fransen
Flipphi dochter van C. M. van Kuiten
Teeuw dochter van E. J. van Stedjn—
Van Strien.
Overleden: W. J. van der Lelie, m.
80 jaar G. A. van de SeepCastten vr.
80 jaar.
NIEUWKOOP.
Geboren Elizabeth Maria, dochter
van P. Huisman en M. A. Plomp Antoon
zoon vtn P. G. Verhago en J. M. Kooy-
man.
Overleden Willem Boef. S5 jaar.
Ondertrouwd: II. P. Vermeij te
Vinkeveen en W.averveen, 32 jaar en P. M. 3
Blom, 27 jaar.
DE ONTVREEMDE T1TIAAN.
Midden in den zomer was het en 't ge
beurde in een der grootste schilderijen-
ik gaan houden van het gele behang met
z'n akelig-roo.de bloemen van een onmoge
lijk soort, dat ik, toen ik er pas kwam, zoo
intens leelijk vond; zag ik niet moer, dat
de schoorsteen zeker wel drio centimeter
uit het lood stond, dat de schilderijtjes
aan den wand hun oorspronkelijke kleur
en frisckkeid al lang hadden ingeboet.
Al die dingen waren er getuigen van
geweest als ik me gelukkig voelde, dat ik
eens een vreugdigen dag beleven mocht;
hadden me beschermend in hun midden
opgenomen als ik neergeslagen doorhaar
brutale negatie of snoodo ondankbaarheid,
de wereld ontvluchtte, die zich de welda
den van m'n gauw-minnend hart niet
waard toonde.
Nu ik ze verlaten moest vooral voelde
ik, dat ik hield van die dingen. Toen ik op
die kamer woonde, aan geen opgezegd-
worden dacht, rees bijwijle in mij de ge
dacht©, dat 't eigenlijk van groote inschik
kelijkheid van mijn kant getuigde, dat ik
er nog bleef. De kamer was, vond ik, on
ooglijk en ldein, de ramen en deuren slo
ten niet goed, de verf was verschoten en
haveloos, het behang en de meubelen
ouderwetsch en ondoelmatig. En clat alles
vond ik in mijn veeleischendmakende on
bekendheid met de dingen, die. men voor
vijf-en-dertig gulden in de maand ver
wachten mag, nog niets in vergelijking
van de bediening en de bost.
Gek, dat ik nu een gevoel kreeg ineens,
nu ik wist dat 't nog maar voor een poosje
was, of 't. me moeilijk zou vallen om or
van te scheiden.
Dat 't moeilijker nog zou vallen iets
goeds er voor in de plaats te krijgen, zou
'k spoedig ondervinden.
Met schade en schande wordt men wijs,
met van de eene jonggezellen-narigheid in
de andere te vallen, leert men de wijsheid
waardeeren, die er geborgen ligt in dat
andere spreekwoord: dat iedere verande
ring geen verbetering is. Voor wie 't niet
als ik aan de lijve ondervonden hebben,
mogen de volgende regels een leering en
een waarschuwing zijn.
Toen 't dan vaststond, dat ik over een
maand mijn penaten ergens anders onder
dak te brengen had, kwam de eerste moei
lijkheid, waar ik heen zou gaan.
Den eerstvolgenden Zondag nam ik 't
mooie weer waar om straat1 in straat uit,
overal waar ik maar meende dat iets te
vinden kon zijn, rond te wandelen en uit
te zien, of er ieds leeg stond, 't Succes-
was ontmoedigend. Hier vond ik het te
deftig, durfde ik niet aankloppen üitjvrees
dat nien miij meer dan wat ik missen kon
vragen zou; daar vond ik 't te gewoon; op
een andere plaats stond de buurt me niet
aan, of meende ik a ah hot buis te zien,
dat de bewoners niet netjes waren. Èn
toen ik na den vrucliteloozen tocht door de
•stad weer thuis kwam, droeg ik iu mij de
stellige overtuiging de trap op, dat er
toch eigenlijk geen' beter en geschikter
gelegenheid voor iemand als ik/-te vinden
was dan deze, waarvan ik over een maand
beroofd zou worden.
Ik besloot 't eens op een andere manier
te probeeren en den volgenden dag an
nonceerde ik in het plaatselijk blad, dat
muséa vafi Italië, ïtf cf« Htèfa van Milaan.
De hitte op 't Domplein was ondraag
lijk en door nauwe straatjes en slobjes
bad -hij 'n toevlucht gezocht in de koelere
zalen, waar de eene schilderij naast de
andei'o hangt, enorm-groote, middelsoort en
heel© kleine, zoo klein, dat men ze gemak
kelijk in den zak zou kunnen steken.
En hij slenterde van 't. eene doek langs
't hndere, de eene zaal in, de andere uit.
De bewakers waren moe. De zonnegloed
van buiten drukto zwaar op hun oogleden;
zij kampten met slaap; bet museum was
nagenoeg verlaten.
In de groote zaal, die aan de „•Sposa-Ii-
zio" van 'Rapbaël was_ afgestaan, waren
alleen nog enkele menschen, vacajitiereizi-
gers en kunsttoégewijden, die 's meesters
jeugdwerk van allo zijden bestudeerden.
Seeds vele malen was hij aan de deur
van deze zaal verschenen, maar was op
den drempel steeds weer omgekeerd en ver
dwénen in een der zijkabinetten, waar dat
hing, wat hem sedert maanden, misschien
wel sedert jaren, geboeid had en waarheen
hij telkens opnieuw terugkeerde.
Het was maar 'n heel klein schilderijtje
van Titiaan'n portret. Het steldo voor
den kop van den Italiaansclien graaf. Om
het wonder-groote talent, waarmee de mees
ter de heerlijke lijnen van dit gezicht bad
ge'teekend, werd hij er door bekoord, werd
hij eigenlijk zelfs verliefd op dit schilderij.
Sedert maanden, ach sedert jaren, liet
't hem niet los. Door iets als zieleverwant-
schap werd hij telkens naar 't werk terug
gevoerd. Want uit die mooie trekken van
dezen graaf kwam tot hem de kracht, die
hij in zichzelf miste. Ook bij was immers
artiest, ook hun kunstenaar. Hij zou een
van dezèii geworden zijn, zeker en stellig,
als deze groote Titiaan, als hem niet
j. steeds die zwakte overvallen was
maar tegenover dit werk nu, met den blik
gericht, op de heerscbzuchtige trekken van
dezen edelmanvoelde hij zich sterk!
O, als hij dit portret mocht bezitten, als
hij dit-meesterwerk van Titiaan als zijn
eigendom mocht weten, als 'fc steeds rustig
bij hem thuis ware geweest, in zijn triest
en leeg atelier, waarin hij steeds werken
wilde, waar hij nooit en nimmer het groo
te, 'b ©enige, 'b bewonderenswaardige
scheppen kon, ja dandan
Als 'n idee fixe beheorschte hem nu
sedert maanden deze eene, deze gruwelijke
gedachte: „het bezit van dezen Titiaan is
het eenige heilmiddel voor mij. Het is de
bron, waaruit ik d© kracht, de hooge kracht
voor mijn schepping kan drinken!"
Gestreden, gevochten, had hij maanden
lang!
Onder de copiisten van de Brera had
men hem waargenomen. Met penseel en
palet was hij verschenen en had het. won-
derportret, waarvan hij wist, dab het. hem
d© vurig -begeerde verlossing zou brengen,
op 't eigen do-ek, waaraan de laatste pen
ningen geofferd werden, vastgelegd.
Maar wat was qu deze copie? in Arm
een netto burgerheer -z. b. b. li. bij nette
Irargerniensehen naar een kamer met
pension zocht tegen 35 gulden per maand
Dan wist ik ten minste, dat degenen, met
wÏ9 dk in relatie kwam, mijn financieel©
'krachten niet zouden overschatten
't Begin was heel bemoedigend. Ik
kreeg vijftien brieven op mijn annonce.
Do lectuur, die me daarin geboden werd,
de talrijke voorheelen, lioo men Holland
scbe woorden niet schrijven en hoe men
Hollandse h zinnen niet houwen moet, de
kijk, dio me daarin op de ellende en het
wreed van vete op 't oog heel gewone inten
se hen levens gegeven werd, de ontzettende
tragiek, die je tegenbonkte uit sommige
van dio brieven, dat alles was 't dubbele
van de advertentickosten reeds waard
Een der reflectanten '.t waren meest
dames schreef me, dat ze een „freie zit-
on slaapkamer en een dogter van een en
twintich jaar had"; een andor bood me
een 'kamer aan met een „riant uitzicht"
op den tuin van 't gasthuis. Tragisch voor
al was (de brief van een daim©, die me tij
delijk haar kamer aanbood, omdat haar
man twee jaar moest, zitten wegens belee-
diging en mishandeling van een deitrwaar
der, die hem kwam „lastig vallen". Tref
fend van moederliefde was een uitvoerige
en van groote openbaarheid getuigende
brief, waarin me een dame meedeelde, dat
ze heel graag haar kamer aan mij zou ver
huren „mis kondisie" ik met October een
week uit logeeren ging, want dan had ze
de kamer noodig voor haar zoon, die in 't
buitenland was en dan een weekje over
kwam.
Aanlokkelijker zeker, was het van prac-
■tischen zin en opvoedende bedoelingen ge
tuigende briefje van een „mevrouw',' die
me schreef, dat ze 'zeer gaarne eens met
mij in kennis wilde komen, om na weder-
zijdsch goedvinden en kamer voor mij be
schikbaar te stellen. Ik ,zou het, schreef
ze verder, hqel ,goed bij baar hebben, want
in vertrouwen gezegd, dml ze het niot om
er wat aan te verdienlen, maar om haar
twee dochtertjes aangename en nuttige
huiselijke bezigheden te bezorgen. Het P.
S„ dat baar brief van alle andere distin-
geerd, omdat dat nu eenmaal niet in den
brief van een da-me gemist wordt, bracht
mij het vertrouwelijk verzoek over, dat
ik de „meisjes daarvan vooral niet laten
merken zou, want ik begreep natuurlijk
wel, dat ze dat niet prettig zouden vin
den".
Viel uit dezen brief op te maken, klaar#
en duidelijk, dat niet alleen materieel e be
langen op den voorgrond stonden, een an
der schrijven bewees mij, jdat ook niet
allen zich tot het aanbieden van louter
stoffelijke zorgen bepaalden. Een brief
toch begon aldus:
„Daat uit uwes advertensie valt op te
maken, dat uwes noch eeni jong mensch
bent en uwes ouw'ers of voogden misschien,
heel ver wonen en niet in de gelegenheid
bennen om /uwes af en loo ©ens te waar
schouwen en de gevaren voor oogen te
hooiden die jonge menschen als uwes nog
bent in een groote stad hebben, wil ik mij
zelve ook heel graag heiasten, als uwes
dat hebben wil en kan ik als 't noodig is
zalige e oumpórachtigh'eld, Sen medelijden-
weideend eurogaat, dat hem nimmer da
lcracht zou kunnen geven, dio van het
meesterstuk uitging.
In d© uren, waarin hij zich bevond te
genover het portret van den graaf, voelde
hij zich groot, voelde hij zich gelukkig; de
energie uit de heorschzuchtige trekken van
den graaf decide zich aan hein mee.
Maar wat had dit voor nut voor hom?
Tehuis in zijn atelier, week alles van hom
en 'n hevig verlangen bleef hem slechts
over, 'n groot, onweerstaanbaar verlangen
om, 't kostte wat 'fc wilde, zich het bezit te
verzekeren van dit portret, van waaruit alle
scheppingskrachten alle leven in hem zelve
overvloeide.
En vanzelf werd hij een dagelijksehe gast
van het museum.
De 'bewakers kenden hem alten. Met den
ouden, slappen hood on do versleten, vale
jas, was hij voor allen e.cn welbekend type
geworden.
En ieder der beambten zou zich bepaald
verwonderd hebben als de „pittore", die
steels dien ee.nen Titiaan bestudeerde, op
zekeren dag ontbroken had. Bijna allen
telden hem reeds onder de hunnen. Zij be
schouwden-hem niet meer als een bezoeker
of als een vreemdeling.
Öp liet uur van sluiting zat de welbe
kende man eiken da-g in het kleine kabi
net tegen den beroemdon Titiaan. Zij
moesten hem aansporen eindelijk te schei
den van het schilderstuk cn één keer was
een der saaibewakers zelfs bijna- in de
verzoeking gekomen om dezen kenner en
vriend van Titiaan de sleutels toe te ver
trouwen. In 't laatste oogenblik was hij
nog op betere gedachten gekomen, was het
woord der plichtverzaking, op zijn lippen
verstard, want dit waren geen gewone
oogen, die dezen Titiaan bekeken; begee-
rig en verterend was hun uitdrukking.
De beambte, herinnerde zich plotseling
een voorval, dab hij gedurende een werk
staking had meegemaakt in één der oudste
doppen van Napels. Do bakkers waren toon
in opstand gekomen; brood was een zeld
zaam artikel to Napels geworden en een
hoop hongerige bedelaars hadden voor .z'n
oogen csn kleinen winkel niet versehgabak-
ken waar bestormd. En op eens zag hij nu
gelijkenis tussehen die. „lazzaroni" niet de-
zon „pittore" in den blik der oogen, welke
hem toen met afschuw vervuld had. In
deze oogen ,nu brandde eveneens zulk een
verterend en be.geerend vuur!
Hij had. zich io-en wel bezonnen de sleu
tels af te geven, of hem alleen bij de,n Ti
tiaan to laten. Doch in den loop der maan
den en der werken had hij langzamerhand
dit voorval vergeten.
Het middaguur is nu aangebroken; om
twee muf wordt heb museum gesloten.
Maar thans, om dezen smoorheete.n zomer
dag, is het aantel bezoekers zeer gedund.
Ook zijn de enkele bewonderaars der
„Sposalizio" heengegaan, de een na den
ande.r en alleen de slaperige zaalbewakers
ook er voor zorgen, dat u linnengoed op
tijd schoon is en versteld wordt."
De enkele voorbeelden, die jk aanhaalde,
zulten voldoende zijn om te doen. zien,
dat 't me een moeilijk werk was, uit die
vijftien brieven oen keuze te doen, of lie
ver uit acht ervan, omdat zeven niet in
aanmerking kwamen om het adres, dat er
in opgegeven werd. Uit dit achttal koos ik
■er voorloopig vier uit, drie er van boden
me zoo op 't oog de meeste kans op suc
ces, terwijl de vierde van die balanglooze
„mevrouw" was, wier dochters ik aange
name en nuttige bezigheden verschaffen
moeist. Die practische dame wilde ik be
paald leercn kennen.
Ik noteerde de adressen en ging den
volgenden dag op verkenning uit.
'n Mensch is afhankelijk van de indruk
ken van het oogenblik. Dat ondervinden
wo dagelijks. Een lekker helder zonnetje
broeit optimistische plannen in ons uit als
struisvogeleieren in het woestijnzand; 'n
triestige, regendag verptenst ons denkver
mogen tot een modderiger). - polderweg,
waardoor de knol van ons pessimisme 't
karretje onzer gemaakte plannen niet naar
't verlangde einde trekken wil.
(Ware 't mooi weer geweest dien och
tend, dat ik niet do adressen in m'n zak
op kamer-verkenning .uitging, dan had ik
misschien mot hetere verwachting van 't
resultaat den tocht begonnen, maar nu
oen fijne mol regen me als een grijs-grau
we lucht du 't gezicht poeierde, voor-voel
de ik 't vruchtc-looze er van, kreeg 'k een
zekeren tegenzin om er een begin aan te
maken, begon aarzeling iu mo stoken of
ik maar niet liever terug zou keeren.
Maar de 'zekerheid, dat 't er dan later
toch van komen moest, hield den gang er
in, overwon ten slotte mijn aarzeling.
't Was Brandersgracht no._ 17 tweemaal
bellen, 'k Stond nu voor het aangegeven
pand. Met achterdochtige twijfeloogen be
staarde ik 't huis, dat er uitzag als alle
ahdere in die huurt, mij geen enkel- ant
woord gaf op de vragen, die spookten in
m'n hoofd.
Ik helde; mij ,werd opengodaan; ik stond
op een versleten slikmat tussehen twee
pokdalige geel-ptekkerige muren, dit was
de eerste indruk, hij aandachtiger bezich
tigen zag ik er ook zwarte strepen op,
die hier en daar naar 't grijze tintten.
Voor me lag oen verveloozo trap met uit-
gëloopen treden. Koperen pogje3 in do
stoolborden juist op do tree herinnerden
opdringerig dat er iets ontbrak: do lo:oper.
Bemoedigend was het entree niet, ik
begon... toen plots 'n scherpe, niet meer
jeugdige vrouwenstem schril me in de
ooren kraste: i
„Wie is daar?" 1
„Ben ik hier bij juffrouw Ja nes ens?"
wedervroeg ik, trachtend de vraagster ho
ven aan de trap te ziien.
„Jawel, wat is er van uwes verlangen?"
„Do juffrouw schreef me, dat zo een ge
meubileerde kamer
„Wilt uwes maar boven komen," onder
brak de slem van boven, die plots op
merkelijk zachter lclonk, mijn verdere toe-
lich ting.
,k Pionderde naar boven, do haVeloozo
Knikkebollen op hun stoelen en banken'.
Da-ar klinkt een zachfc» nauwelijks waa*l
neembaar geluid uit het kleine zij-kabinet^
waarin het portret van den Italiaanscheiiï
graaf van Titiaan hangt. Do beambten had 1
den -het moeten hooren ten minste éé«d
clezer menschen, di© zich immers zoo goed
nog do .scène uit Napels herinnerde.' Maar J
door de vreeselijke hitte, de slaap en
macht der gewoonte, de zoo afschuwelijk''
lam slaande gewoonte van dag op dag uren/
on uren to zitten, te staan, rond te slente
ren on op te letten, ontsnapt lnm dat eener
dat zeldzame, misdadig© geluid.
Het is een schcrp-fijn, een zagend en te-'
gelijk een uiterst zacht geluid! Een zeer!
schedp mesje gaat over oud, oer-cud- hout
met doek bespannen, één keertwee' i
keerdrie keer.vier keer
en dan^opeensknakknak!..'"!
Eindelijk kraakt er iets, schijnt iets to i
vallen, als uit bevend© handen!
Maar d© bewakers drinken uit Mor-
rpheus' beker en de hoofden bungelen log 1
omlaag.
Geluidloos, zooals hij steeds kwam en
•ging. verwijdert zich deze bewonderaar
van Titiaan.
Eerst den volgenden morgen wordt - de
diefstal ontdekt.
De Titiaan is verdwenen. Aan den mmir
hangt de leeg© lijst, waaruit men het por
tret. dat. niet te schatten was, met groots
handigheid heeft wegg&snedcn.
De pers bemoeit zich met de zaak. Da
stad, he,el Italië, de halve wereld geraakt
in opwinding. De verdenking der bewakers
valt op den dagclijkschen bezoeker van het
museum, dio zich steeds den grooten be
wonderaar van dezen ©enigen Titiaan ge
toond heeft. Vooral één beambte geeft zijn'
bezwarende indrukken weer. De politie
tracht op het spoor to komen van dien zoo-,
gonaamden „schilder", dien cüe.f, zoc-als. nu
wel duidelijk blijkt.
Maar nog voor dat de politie tot eeuig
resultaat is gekomen, wordt er bij de di
rectie van het muso.um een pak bezorgd,
zonder ©enig© bijvooging van naam van
den afzender.
Hét bevat de gestoten Titiaan, ongedeerd
alleen zijn de randen daar, waar het- ach er-
pe pennemes door het doek sneed, ©enigs
zins geschonden. Er is een briefje ingeslo-
ten, dat het volgende bevat:
„Ik geef het. museum zijn eigendom te
rug, waarom ik hot maanden en maanden
zoo benijd heb, dat- ik het niet gunnen Icon
en in een oogenblik ten krankzinnigheid
eindelijk liet toch heb afgerukt.
Het bezit van het kunststuk geeft de
kracht niet. Ik be.n maar een arme dwaas,
geen_ groot kunstenaar ©n geen. Titiaan.
„Mijn weg leidt naar onbekende landen.
,,'n Ongelukkige".
Van den „pittore" heeft men in Milaan
nooit iets meer vernomen. Geld."
trap zonder looper op, die hol honkte
onder m'n stap.
Een ©nfrisscho geur walmde mo tegen,
toen ik liooger kwam. Terwijl ik deze ge
waarwording te analyseoren liep, of 't de
reuk van aangebrande melk of wat au-,.'!
eters was, begon de juffrouw weer:
„Zoo, bent uwes die meneer van dat.
advertentie; jammer dat meneer 't niet
erg treft, kasulvcöl dat je dat altijd zjo
treffen moet, we benno juist vandaag do
kamers eens aan 't uithalen, 'k Hou van
zindelijk, zindelijk is maar alles, 't is 'n
mensch z'n lialve leven, zeg ik altijd logen
Daatje. D's m'n dochter, weet u. Daal je,
D-a-a-t-j-e! kom eens even hier, daar is
do nieuwe meneer voor de voorkamer."
krasstemde de juffrouw nu door togen een
meisje van een twintig jaar, dat op haar
roepen te voorschijn kwam.
."Wanneer ik versterkt had moeien wor
den in mijn reeds tot rijpheid komende
meening, dat ik hier niet w?zen moest,-
li ad de juffrouw geen beter middel kun-
nen uitdenken, dan dit meisje» te roepen.
Met brutaal onder de ordeloos om d'r"
gezicht sluitende haren uitkijkende oogen
stond ze me een poosje zonder een woord
te zeggen zoo opnemend te bekijken, dat
ik een gevoel kreeg of ik getaxeerd werd.
Toen streek zo met d'r rechterhand de lui- -
ren wat uit haar gezicht en zei, doodge
woon over me heen, mot een négeeren van
m'n persoontje, dat ik er verlogen van.
werd: „heeft-ie de kamer al gezien?"
Ik had de kamer nog niet gezien, voelde
ook geen lust ze te zien, wal ik al gezien
had weklo geen groot idee" van do res".
Uit beleefdheid meer dan uit belangstel
ling dus volgde ik liet meisje, dat mo
op een paar neergetrapte roodo pantoffels-
voor ging de gang op, ze wierp een deur
open. „Hier is het
Ik ging binnen, zag m'n meeniug be- i
vestigd.
i I
Een gevoel - van oplichting kwam over 1
me, toen ik den motregen een kwartiertje
later weer tegen m'n gezicht voelde poeie
ren.
Dat was nummer een. Wat Viu nu weer
volgen.
Ik raadpleegde m'n lijstje, 't Dichtst in
do huurt was nu do mevrouw, die af lei-
ding zocht voor d'r dochtertjes. j
Zou daar dan maar ©ems heengaan.
Toen ik een beetje buiten was begon da J
onaangename stemming, waarin ik door j
dat eerste bezoek geraakt was, wat te
verglijden. -•!
W]at 't eigenlijk, bedacht ik, niet mal,
dat ik me door zooiets van .cte wijs liet
brengen; verbeeld je, wat had 't (o bedui
den, 't was veeteer leuk zoo iets.,, je zag
nog eens wat, deed eens nieuwo indruk
ken op. Anders hield ik altijd zoo van
wat nieuws. En me zelf wijsmakend, dat
't heel leuk was, me opstangend tot
nieuwsgierigheid, wat dit weer geven zou»
belde ik aan adres no. 2.
(Wordt vervolg"3