van Ïfoopïanïfc! Weriï ceerd. Dat was een belangrijk besluit waarover de Nederlander onder bovenstaand opschrift o.m. het volgende opmerkt: v Do lezer gelieve do verzekering to aan vaarden, dat wij ons bewust zijn in boven- staanden titel lichtelijk te overdrijven want dat heel Rotterdam te hoop zou loopen voor het verhoogd invoerrecht, zóó is het nog niet. Maar dat het verslag der behandeling van het ontwerp-tarief, in de Rotterdamscho Kamer van Koophandel, voor menig vurig tariefbestrijder was, als een emmer frisch water over eeni rood-ge-; blakerd hoofd, dat kan niet worden ontkend. Rotterdam, de bedrijvige kandelsslad aan de Maas met zijn druk transito-verkeer Rotterdam, waar een koopman dubbel zoo hard loopt als zijn Amsterdamsche collega, zelfs als hij slechis de helft kan maken van dé Winst, die den begunstigden IJ- bewoner toevloeit Rotterdam, waar een ijverig makelaar, met bet monster in de band, struikelt over de eigen beenen. om zijn ambtgenoot, die de zelfde partij komt aanbieden', twee minnten vóór te zijn Rotterdam,'het drievoudig "versterkt bol werk van den vrijhandel Rotterdam zou zeker in slagorde staan tegen het pro tectionistisch gewrocht van Colijn. En ziet, daar vergadert in hoogst vrede lievende stemming Rotterdam's Kamer van Koophandel. Aan de orde is het zenden van een adres aan den Minister van Fi nanciën. in antwoord op diens verzoek hom in kennis te willen stellen met de op merkingen. waartoe het ontwerptarief de Kamer aanleiding mocht geven. Tal van firma's hadden eigener bewe ging of op verzoek van het bureau der Kamer, hare meening over het ontwerp aan de Kamer kenbaar gemaakt. Voorgelicht, door deze adviezen en voorts lettend op eigen inzicht, had het bureau 'der Kamer ■•gemoedelijk en practisch, ais Rotterdamscho kooplui steeds zijn) een drietal concept-adressen gereed gemaakt. De Kamer van Koophandel had dan keuze. •Concept A verzet zich scherp tegen het ontwerp; Concept B is in kalmer toon ge steld, maar acht toch het nieuwe tarief onaannemelijk: Concept-C noemt verschil lende bezwaren, maar eindigt toch met een conclusie ten gunste van het voorstel De discussie droeg het kenmerk van prettige zomorkalmte; de scherpte van concept A was met deze gemoedelijke stem ming te eenen male in strijd, en vond dan ook geen verdediger. Nadat de voorzitter tenslotte had gewe zen op het zuiver zakelijk karakter der gevoerde discussies, wordt tot stemming overgegaan. Gekozen zal worden fuschen de concep ten B. en C. A ch t leden verklaren zich vóór B, t w aalf leden echter kiezen concept C.zoodat de Kamer van Koophandel van Rotterdam tenslotte verklaarde. ,.dat zij zich na drukkelijk Gemeubileerd wonen. (Speelt in 1908). I. hi Mensch heeft van nature aanleg tot vasthouden, aan oude gewoontetjes, tot liefde voor dingen, waaraan hij zich ge wend gemaakt heeft. Hij gaat hechten aan een stoel, waarop hij langen tijd zijn rustpunt-zoekende partes posteriores heeft neergeplakt; aan oen ledikant, waarin hij gewend is izijn verpoozing van en, krach ten voor welbestede dagen op te doen; aan een lepel, waarmee hij geregeld eet, een lcopjo waaruit 'hij gewoon is te drinken; aan een jas, die hij lang gedragen heeft; aan een krant, waarop hij lang geabon neerd was, aan een kerkboek, dat-ie gere geld gebruikt. Hij gaat hechten aan die dingen zoo goed als aan oude honden en katten, die, met sufferige druiloogen in een hoekje hun hulpbehoevende levensrest tê vervelen liggend, voor beide partijen gevoeglijker opgeruimd werden, maar ge spaard blijven omdat de liefde voor het dier, dat men al zoolang gehad heeft, sterker blijkt dan 't nuchter verstand, dat voor dergelijke invaliden den honden- en kaden hemel de aangewezen ^plaats vindt. Met deze voorbeelden zijn de bewijzen voor mijn opzet nog niet Uitgeput, 'k Zou er nog vele kunnen aanhalen, als ik niet te vreezen had, dat m'n schets vandaag op 't verkooplokaal van een vendumeester zou gaan lijken, waar niets dan oude meu belen en familiestukken links en rechts door en op elkaar gestapeld zijn; als or geen gevaar bestond, dat men oven ge voegelijk en onderhouden als deze opsom ming do boelhuisaclvertenties der April nummers eener Hollandscbe dorpskrant lezen kon. Iedere lezer en lezeres zal trou wens uit eigen ervaring tot opluistering nog wel een voorbceldjo te cliepen weten, velen met een streelenden blik op een of ander meubel of versierseltje het hoofd neigen en beamen, dat ik gelijk heb. En dezulken vooral zullen beseffen mijn gewaarwording, mijn gemoedstoe stand, toen op een middag, 't was de eer ste van de maand, waarop -ik altijd een ietwat officieele visite van mijn hospita kreeg, mij mjin kamer werd opgezegd, 'k Zal over do reden niet in bijzonderheden trc-den, wil alleen dat feit constateeren, .voeg er bij, dat ik er vijf van mijn jong gezellen-jaren gesleten had. 'k Had die kamer betrokken, toen de eerste haartjes, week en bleek als molsla- sprietjes onder mijn neus een raadsel te voorschijn riepen, waarvan de mensehen j mij sarrend de oplossing vroegen en me razend maakten telkens als ze infonneer- den of 't haar of veeren worden zou, en nu het mannelijk tooisel mooi donker- blond bolde onder mijn neus, tot sierlijken bocht opkrulde aan weerskanten met a-la- iWilhelmschen zwaai, woonde ik er nog. De tij d, waarin de knevel tot wasdom -komt, is voor den man een gewichtige periode van zijn leven. En die had ik daar doorleefd en ddaroni was ieder meubeltje iran dat kamertje me lief geworden, was fcgen het ontwerptarief verzet, onder de stólige voorwaarde, dat aan de verhooging van het invoerrecht een tijdelijk karakter zal worden gegeven, en voorts omdat de Kamer overtuigd is, dat bet zeer gering- heschermendo element, dat reeds in het bestaande tarief ligt, in het nieuwe ta rief wel een factor van ©enigszins grooter beteekenis za.l zijn, maar dat het ontwerp toch nog als van fiscale strekking kan wonden beschouwd." "Wij zien geenszins over het hoofd, de inlas soiling der voorwaarde van het tijde lijk karakter der verhooging. .Wij verzwijgen evenmin, dat het adres elke neiging tot protectionistische maatregelen nadrukkelijk bestrijdt en dat het op onderdeden van het ontwerp be langrijke critische opmerkingen bevat: maar dit alles neemt niet weg de groote beteekenis van het feit, dat de Kamer vanKoophandelvanNeorlards tweede handelsstad, met drie vijfden der u i t g b r a ch t e stem men, het nieuwe ontwerp-tarief heeft aanvaard. nderwijS^ Rector St. Wilübrordus-Gollege ta Katwijk a.d. Rijn. Tot Rector van het St. Willibrordus- College. to Katwijk a. d. Rijn is benoemd de ZeerEerw. Pater J. H. Keysers, als op volger van den ZeerEerw. Pater M. A. van Everdingen. „Tijd." BURCERLIJKE STAMP HSLLEGOM. Ondertrouwd: A. Groene veld cn J. van Tilborg K. Redekei? en H. Freij- link. Getrouwd Ph. J. Salman en W. Kraak. Geboren: dochter van G. Gerritsen Van Sens el aar zoon van Th. Fransen Flipphi dochter van C. M. van Kuiten Teeuw dochter van E. J. van Stedjn— Van Strien. Overleden: W. J. van der Lelie, m. 80 jaar G. A. van de SeepCastten vr. 80 jaar. NIEUWKOOP. Geboren Elizabeth Maria, dochter van P. Huisman en M. A. Plomp Antoon zoon vtn P. G. Verhago en J. M. Kooy- man. Overleden Willem Boef. S5 jaar. Ondertrouwd: II. P. Vermeij te Vinkeveen en W.averveen, 32 jaar en P. M. 3 Blom, 27 jaar. DE ONTVREEMDE T1TIAAN. Midden in den zomer was het en 't ge beurde in een der grootste schilderijen- ik gaan houden van het gele behang met z'n akelig-roo.de bloemen van een onmoge lijk soort, dat ik, toen ik er pas kwam, zoo intens leelijk vond; zag ik niet moer, dat de schoorsteen zeker wel drio centimeter uit het lood stond, dat de schilderijtjes aan den wand hun oorspronkelijke kleur en frisckkeid al lang hadden ingeboet. Al die dingen waren er getuigen van geweest als ik me gelukkig voelde, dat ik eens een vreugdigen dag beleven mocht; hadden me beschermend in hun midden opgenomen als ik neergeslagen doorhaar brutale negatie of snoodo ondankbaarheid, de wereld ontvluchtte, die zich de welda den van m'n gauw-minnend hart niet waard toonde. Nu ik ze verlaten moest vooral voelde ik, dat ik hield van die dingen. Toen ik op die kamer woonde, aan geen opgezegd- worden dacht, rees bijwijle in mij de ge dacht©, dat 't eigenlijk van groote inschik kelijkheid van mijn kant getuigde, dat ik er nog bleef. De kamer was, vond ik, on ooglijk en ldein, de ramen en deuren slo ten niet goed, de verf was verschoten en haveloos, het behang en de meubelen ouderwetsch en ondoelmatig. En clat alles vond ik in mijn veeleischendmakende on bekendheid met de dingen, die. men voor vijf-en-dertig gulden in de maand ver wachten mag, nog niets in vergelijking van de bediening en de bost. Gek, dat ik nu een gevoel kreeg ineens, nu ik wist dat 't nog maar voor een poosje was, of 't. me moeilijk zou vallen om or van te scheiden. Dat 't moeilijker nog zou vallen iets goeds er voor in de plaats te krijgen, zou 'k spoedig ondervinden. Met schade en schande wordt men wijs, met van de eene jonggezellen-narigheid in de andere te vallen, leert men de wijsheid waardeeren, die er geborgen ligt in dat andere spreekwoord: dat iedere verande ring geen verbetering is. Voor wie 't niet als ik aan de lijve ondervonden hebben, mogen de volgende regels een leering en een waarschuwing zijn. Toen 't dan vaststond, dat ik over een maand mijn penaten ergens anders onder dak te brengen had, kwam de eerste moei lijkheid, waar ik heen zou gaan. Den eerstvolgenden Zondag nam ik 't mooie weer waar om straat1 in straat uit, overal waar ik maar meende dat iets te vinden kon zijn, rond te wandelen en uit te zien, of er ieds leeg stond, 't Succes- was ontmoedigend. Hier vond ik het te deftig, durfde ik niet aankloppen üitjvrees dat nien miij meer dan wat ik missen kon vragen zou; daar vond ik 't te gewoon; op een andere plaats stond de buurt me niet aan, of meende ik a ah hot buis te zien, dat de bewoners niet netjes waren. Èn toen ik na den vrucliteloozen tocht door de •stad weer thuis kwam, droeg ik iu mij de stellige overtuiging de trap op, dat er toch eigenlijk geen' beter en geschikter gelegenheid voor iemand als ik/-te vinden was dan deze, waarvan ik over een maand beroofd zou worden. Ik besloot 't eens op een andere manier te probeeren en den volgenden dag an nonceerde ik in het plaatselijk blad, dat muséa vafi Italië, ïtf cf« Htèfa van Milaan. De hitte op 't Domplein was ondraag lijk en door nauwe straatjes en slobjes bad -hij 'n toevlucht gezocht in de koelere zalen, waar de eene schilderij naast de andei'o hangt, enorm-groote, middelsoort en heel© kleine, zoo klein, dat men ze gemak kelijk in den zak zou kunnen steken. En hij slenterde van 't. eene doek langs 't hndere, de eene zaal in, de andere uit. De bewakers waren moe. De zonnegloed van buiten drukto zwaar op hun oogleden; zij kampten met slaap; bet museum was nagenoeg verlaten. In de groote zaal, die aan de „•Sposa-Ii- zio" van 'Rapbaël was_ afgestaan, waren alleen nog enkele menschen, vacajitiereizi- gers en kunsttoégewijden, die 's meesters jeugdwerk van allo zijden bestudeerden. Seeds vele malen was hij aan de deur van deze zaal verschenen, maar was op den drempel steeds weer omgekeerd en ver dwénen in een der zijkabinetten, waar dat hing, wat hem sedert maanden, misschien wel sedert jaren, geboeid had en waarheen hij telkens opnieuw terugkeerde. Het was maar 'n heel klein schilderijtje van Titiaan'n portret. Het steldo voor den kop van den Italiaansclien graaf. Om het wonder-groote talent, waarmee de mees ter de heerlijke lijnen van dit gezicht bad ge'teekend, werd hij er door bekoord, werd hij eigenlijk zelfs verliefd op dit schilderij. Sedert maanden, ach sedert jaren, liet 't hem niet los. Door iets als zieleverwant- schap werd hij telkens naar 't werk terug gevoerd. Want uit die mooie trekken van dezen graaf kwam tot hem de kracht, die hij in zichzelf miste. Ook bij was immers artiest, ook hun kunstenaar. Hij zou een van dezèii geworden zijn, zeker en stellig, als deze groote Titiaan, als hem niet j. steeds die zwakte overvallen was maar tegenover dit werk nu, met den blik gericht, op de heerscbzuchtige trekken van dezen edelmanvoelde hij zich sterk! O, als hij dit portret mocht bezitten, als hij dit-meesterwerk van Titiaan als zijn eigendom mocht weten, als 'fc steeds rustig bij hem thuis ware geweest, in zijn triest en leeg atelier, waarin hij steeds werken wilde, waar hij nooit en nimmer het groo te, 'b ©enige, 'b bewonderenswaardige scheppen kon, ja dandan Als 'n idee fixe beheorschte hem nu sedert maanden deze eene, deze gruwelijke gedachte: „het bezit van dezen Titiaan is het eenige heilmiddel voor mij. Het is de bron, waaruit ik d© kracht, de hooge kracht voor mijn schepping kan drinken!" Gestreden, gevochten, had hij maanden lang! Onder de copiisten van de Brera had men hem waargenomen. Met penseel en palet was hij verschenen en had het. won- derportret, waarvan hij wist, dab het. hem d© vurig -begeerde verlossing zou brengen, op 't eigen do-ek, waaraan de laatste pen ningen geofferd werden, vastgelegd. Maar wat was qu deze copie? in Arm een netto burgerheer -z. b. b. li. bij nette Irargerniensehen naar een kamer met pension zocht tegen 35 gulden per maand Dan wist ik ten minste, dat degenen, met wÏ9 dk in relatie kwam, mijn financieel© 'krachten niet zouden overschatten 't Begin was heel bemoedigend. Ik kreeg vijftien brieven op mijn annonce. Do lectuur, die me daarin geboden werd, de talrijke voorheelen, lioo men Holland scbe woorden niet schrijven en hoe men Hollandse h zinnen niet houwen moet, de kijk, dio me daarin op de ellende en het wreed van vete op 't oog heel gewone inten se hen levens gegeven werd, de ontzettende tragiek, die je tegenbonkte uit sommige van dio brieven, dat alles was 't dubbele van de advertentickosten reeds waard Een der reflectanten '.t waren meest dames schreef me, dat ze een „freie zit- on slaapkamer en een dogter van een en twintich jaar had"; een andor bood me een 'kamer aan met een „riant uitzicht" op den tuin van 't gasthuis. Tragisch voor al was (de brief van een daim©, die me tij delijk haar kamer aanbood, omdat haar man twee jaar moest, zitten wegens belee- diging en mishandeling van een deitrwaar der, die hem kwam „lastig vallen". Tref fend van moederliefde was een uitvoerige en van groote openbaarheid getuigende brief, waarin me een dame meedeelde, dat ze heel graag haar kamer aan mij zou ver huren „mis kondisie" ik met October een week uit logeeren ging, want dan had ze de kamer noodig voor haar zoon, die in 't buitenland was en dan een weekje over kwam. Aanlokkelijker zeker, was het van prac- ■tischen zin en opvoedende bedoelingen ge tuigende briefje van een „mevrouw',' die me schreef, dat ze 'zeer gaarne eens met mij in kennis wilde komen, om na weder- zijdsch goedvinden en kamer voor mij be schikbaar te stellen. Ik ,zou het, schreef ze verder, hqel ,goed bij baar hebben, want in vertrouwen gezegd, dml ze het niot om er wat aan te verdienlen, maar om haar twee dochtertjes aangename en nuttige huiselijke bezigheden te bezorgen. Het P. S„ dat baar brief van alle andere distin- geerd, omdat dat nu eenmaal niet in den brief van een da-me gemist wordt, bracht mij het vertrouwelijk verzoek over, dat ik de „meisjes daarvan vooral niet laten merken zou, want ik begreep natuurlijk wel, dat ze dat niet prettig zouden vin den". Viel uit dezen brief op te maken, klaar# en duidelijk, dat niet alleen materieel e be langen op den voorgrond stonden, een an der schrijven bewees mij, jdat ook niet allen zich tot het aanbieden van louter stoffelijke zorgen bepaalden. Een brief toch begon aldus: „Daat uit uwes advertensie valt op te maken, dat uwes noch eeni jong mensch bent en uwes ouw'ers of voogden misschien, heel ver wonen en niet in de gelegenheid bennen om /uwes af en loo ©ens te waar schouwen en de gevaren voor oogen te hooiden die jonge menschen als uwes nog bent in een groote stad hebben, wil ik mij zelve ook heel graag heiasten, als uwes dat hebben wil en kan ik als 't noodig is zalige e oumpórachtigh'eld, Sen medelijden- weideend eurogaat, dat hem nimmer da lcracht zou kunnen geven, dio van het meesterstuk uitging. In d© uren, waarin hij zich bevond te genover het portret van den graaf, voelde hij zich groot, voelde hij zich gelukkig; de energie uit de heorschzuchtige trekken van den graaf decide zich aan hein mee. Maar wat had dit voor nut voor hom? Tehuis in zijn atelier, week alles van hom en 'n hevig verlangen bleef hem slechts over, 'n groot, onweerstaanbaar verlangen om, 't kostte wat 'fc wilde, zich het bezit te verzekeren van dit portret, van waaruit alle scheppingskrachten alle leven in hem zelve overvloeide. En vanzelf werd hij een dagelijksehe gast van het museum. De 'bewakers kenden hem alten. Met den ouden, slappen hood on do versleten, vale jas, was hij voor allen e.cn welbekend type geworden. En ieder der beambten zou zich bepaald verwonderd hebben als de „pittore", die steels dien ee.nen Titiaan bestudeerde, op zekeren dag ontbroken had. Bijna allen telden hem reeds onder de hunnen. Zij be schouwden-hem niet meer als een bezoeker of als een vreemdeling. Öp liet uur van sluiting zat de welbe kende man eiken da-g in het kleine kabi net tegen den beroemdon Titiaan. Zij moesten hem aansporen eindelijk te schei den van het schilderstuk cn één keer was een der saaibewakers zelfs bijna- in de verzoeking gekomen om dezen kenner en vriend van Titiaan de sleutels toe te ver trouwen. In 't laatste oogenblik was hij nog op betere gedachten gekomen, was het woord der plichtverzaking, op zijn lippen verstard, want dit waren geen gewone oogen, die dezen Titiaan bekeken; begee- rig en verterend was hun uitdrukking. De beambte, herinnerde zich plotseling een voorval, dab hij gedurende een werk staking had meegemaakt in één der oudste doppen van Napels. Do bakkers waren toon in opstand gekomen; brood was een zeld zaam artikel to Napels geworden en een hoop hongerige bedelaars hadden voor .z'n oogen csn kleinen winkel niet versehgabak- ken waar bestormd. En op eens zag hij nu gelijkenis tussehen die. „lazzaroni" niet de- zon „pittore" in den blik der oogen, welke hem toen met afschuw vervuld had. In deze oogen ,nu brandde eveneens zulk een verterend en be.geerend vuur! Hij had. zich io-en wel bezonnen de sleu tels af te geven, of hem alleen bij de,n Ti tiaan to laten. Doch in den loop der maan den en der werken had hij langzamerhand dit voorval vergeten. Het middaguur is nu aangebroken; om twee muf wordt heb museum gesloten. Maar thans, om dezen smoorheete.n zomer dag, is het aantel bezoekers zeer gedund. Ook zijn de enkele bewonderaars der „Sposalizio" heengegaan, de een na den ande.r en alleen de slaperige zaalbewakers ook er voor zorgen, dat u linnengoed op tijd schoon is en versteld wordt." De enkele voorbeelden, die jk aanhaalde, zulten voldoende zijn om te doen. zien, dat 't me een moeilijk werk was, uit die vijftien brieven oen keuze te doen, of lie ver uit acht ervan, omdat zeven niet in aanmerking kwamen om het adres, dat er in opgegeven werd. Uit dit achttal koos ik ■er voorloopig vier uit, drie er van boden me zoo op 't oog de meeste kans op suc ces, terwijl de vierde van die balanglooze „mevrouw" was, wier dochters ik aange name en nuttige bezigheden verschaffen moeist. Die practische dame wilde ik be paald leercn kennen. Ik noteerde de adressen en ging den volgenden dag op verkenning uit. 'n Mensch is afhankelijk van de indruk ken van het oogenblik. Dat ondervinden wo dagelijks. Een lekker helder zonnetje broeit optimistische plannen in ons uit als struisvogeleieren in het woestijnzand; 'n triestige, regendag verptenst ons denkver mogen tot een modderiger). - polderweg, waardoor de knol van ons pessimisme 't karretje onzer gemaakte plannen niet naar 't verlangde einde trekken wil. (Ware 't mooi weer geweest dien och tend, dat ik niet do adressen in m'n zak op kamer-verkenning .uitging, dan had ik misschien mot hetere verwachting van 't resultaat den tocht begonnen, maar nu oen fijne mol regen me als een grijs-grau we lucht du 't gezicht poeierde, voor-voel de ik 't vruchtc-looze er van, kreeg 'k een zekeren tegenzin om er een begin aan te maken, begon aarzeling iu mo stoken of ik maar niet liever terug zou keeren. Maar de 'zekerheid, dat 't er dan later toch van komen moest, hield den gang er in, overwon ten slotte mijn aarzeling. 't Was Brandersgracht no._ 17 tweemaal bellen, 'k Stond nu voor het aangegeven pand. Met achterdochtige twijfeloogen be staarde ik 't huis, dat er uitzag als alle ahdere in die huurt, mij geen enkel- ant woord gaf op de vragen, die spookten in m'n hoofd. Ik helde; mij ,werd opengodaan; ik stond op een versleten slikmat tussehen twee pokdalige geel-ptekkerige muren, dit was de eerste indruk, hij aandachtiger bezich tigen zag ik er ook zwarte strepen op, die hier en daar naar 't grijze tintten. Voor me lag oen verveloozo trap met uit- gëloopen treden. Koperen pogje3 in do stoolborden juist op do tree herinnerden opdringerig dat er iets ontbrak: do lo:oper. Bemoedigend was het entree niet, ik begon... toen plots 'n scherpe, niet meer jeugdige vrouwenstem schril me in de ooren kraste: i „Wie is daar?" 1 „Ben ik hier bij juffrouw Ja nes ens?" wedervroeg ik, trachtend de vraagster ho ven aan de trap te ziien. „Jawel, wat is er van uwes verlangen?" „Do juffrouw schreef me, dat zo een ge meubileerde kamer „Wilt uwes maar boven komen," onder brak de slem van boven, die plots op merkelijk zachter lclonk, mijn verdere toe- lich ting. ,k Pionderde naar boven, do haVeloozo Knikkebollen op hun stoelen en banken'. Da-ar klinkt een zachfc» nauwelijks waa*l neembaar geluid uit het kleine zij-kabinet^ waarin het portret van den Italiaanscheiiï graaf van Titiaan hangt. Do beambten had 1 den -het moeten hooren ten minste éé«d clezer menschen, di© zich immers zoo goed nog do .scène uit Napels herinnerde.' Maar J door de vreeselijke hitte, de slaap en macht der gewoonte, de zoo afschuwelijk'' lam slaande gewoonte van dag op dag uren/ on uren to zitten, te staan, rond te slente ren on op te letten, ontsnapt lnm dat eener dat zeldzame, misdadig© geluid. Het is een schcrp-fijn, een zagend en te-' gelijk een uiterst zacht geluid! Een zeer! schedp mesje gaat over oud, oer-cud- hout met doek bespannen, één keertwee' i keerdrie keer.vier keer en dan^opeensknakknak!..'"! Eindelijk kraakt er iets, schijnt iets to i vallen, als uit bevend© handen! Maar d© bewakers drinken uit Mor- rpheus' beker en de hoofden bungelen log 1 omlaag. Geluidloos, zooals hij steeds kwam en •ging. verwijdert zich deze bewonderaar van Titiaan. Eerst den volgenden morgen wordt - de diefstal ontdekt. De Titiaan is verdwenen. Aan den mmir hangt de leeg© lijst, waaruit men het por tret. dat. niet te schatten was, met groots handigheid heeft wegg&snedcn. De pers bemoeit zich met de zaak. Da stad, he,el Italië, de halve wereld geraakt in opwinding. De verdenking der bewakers valt op den dagclijkschen bezoeker van het museum, dio zich steeds den grooten be wonderaar van dezen ©enigen Titiaan ge toond heeft. Vooral één beambte geeft zijn' bezwarende indrukken weer. De politie tracht op het spoor to komen van dien zoo-, gonaamden „schilder", dien cüe.f, zoc-als. nu wel duidelijk blijkt. Maar nog voor dat de politie tot eeuig resultaat is gekomen, wordt er bij de di rectie van het muso.um een pak bezorgd, zonder ©enig© bijvooging van naam van den afzender. Hét bevat de gestoten Titiaan, ongedeerd alleen zijn de randen daar, waar het- ach er- pe pennemes door het doek sneed, ©enigs zins geschonden. Er is een briefje ingeslo- ten, dat het volgende bevat: „Ik geef het. museum zijn eigendom te rug, waarom ik hot maanden en maanden zoo benijd heb, dat- ik het niet gunnen Icon en in een oogenblik ten krankzinnigheid eindelijk liet toch heb afgerukt. Het bezit van het kunststuk geeft de kracht niet. Ik be.n maar een arme dwaas, geen_ groot kunstenaar ©n geen. Titiaan. „Mijn weg leidt naar onbekende landen. ,,'n Ongelukkige". Van den „pittore" heeft men in Milaan nooit iets meer vernomen. Geld." trap zonder looper op, die hol honkte onder m'n stap. Een ©nfrisscho geur walmde mo tegen, toen ik liooger kwam. Terwijl ik deze ge waarwording te analyseoren liep, of 't de reuk van aangebrande melk of wat au-,.'! eters was, begon de juffrouw weer: „Zoo, bent uwes die meneer van dat. advertentie; jammer dat meneer 't niet erg treft, kasulvcöl dat je dat altijd zjo treffen moet, we benno juist vandaag do kamers eens aan 't uithalen, 'k Hou van zindelijk, zindelijk is maar alles, 't is 'n mensch z'n lialve leven, zeg ik altijd logen Daatje. D's m'n dochter, weet u. Daal je, D-a-a-t-j-e! kom eens even hier, daar is do nieuwe meneer voor de voorkamer." krasstemde de juffrouw nu door togen een meisje van een twintig jaar, dat op haar roepen te voorschijn kwam. ."Wanneer ik versterkt had moeien wor den in mijn reeds tot rijpheid komende meening, dat ik hier niet w?zen moest,- li ad de juffrouw geen beter middel kun- nen uitdenken, dan dit meisje» te roepen. Met brutaal onder de ordeloos om d'r" gezicht sluitende haren uitkijkende oogen stond ze me een poosje zonder een woord te zeggen zoo opnemend te bekijken, dat ik een gevoel kreeg of ik getaxeerd werd. Toen streek zo met d'r rechterhand de lui- - ren wat uit haar gezicht en zei, doodge woon over me heen, mot een négeeren van m'n persoontje, dat ik er verlogen van. werd: „heeft-ie de kamer al gezien?" Ik had de kamer nog niet gezien, voelde ook geen lust ze te zien, wal ik al gezien had weklo geen groot idee" van do res". Uit beleefdheid meer dan uit belangstel ling dus volgde ik liet meisje, dat mo op een paar neergetrapte roodo pantoffels- voor ging de gang op, ze wierp een deur open. „Hier is het Ik ging binnen, zag m'n meeniug be- i vestigd. i I Een gevoel - van oplichting kwam over 1 me, toen ik den motregen een kwartiertje later weer tegen m'n gezicht voelde poeie ren. Dat was nummer een. Wat Viu nu weer volgen. Ik raadpleegde m'n lijstje, 't Dichtst in do huurt was nu do mevrouw, die af lei- ding zocht voor d'r dochtertjes. j Zou daar dan maar ©ems heengaan. Toen ik een beetje buiten was begon da J onaangename stemming, waarin ik door j dat eerste bezoek geraakt was, wat te verglijden. -•! W]at 't eigenlijk, bedacht ik, niet mal, dat ik me door zooiets van .cte wijs liet brengen; verbeeld je, wat had 't (o bedui den, 't was veeteer leuk zoo iets.,, je zag nog eens wat, deed eens nieuwo indruk ken op. Anders hield ik altijd zoo van wat nieuws. En me zelf wijsmakend, dat 't heel leuk was, me opstangend tot nieuwsgierigheid, wat dit weer geven zou» belde ik aan adres no. 2. (Wordt vervolg"3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 6