I VOOR DE VROUWEN. I Maria en de Heiligen Te voorschijn treden. Maar hoe verblindend-van glans, Christus roert hem aan met oneindige teederheid en heft hem op en spreekt tot hem de taal der heerlij kiste liefde. Nu gaat de dichter over tot een lof spraak, waaruit ten slotte nog het vol gende: „God sprak, en het Woord werd vleescli, Gods adem blies-, en Zijn bloed fTerd wijn ■Zooals Hij duizenden voedde met visschen die nooit de zee hadden gezien, Zóó voedde Hij duizenden met broeden die oaifstonden, vreemd aan den akker. En tredend uit het miidden van den rotswand noodde Hij ons allen tot Zijn Feest. Komt allen! neemt deel aan het liefde maal! Zoo klonk het woerd der verzoening: Eucharistie. In de schitterende lichfkolken om Hem heen, ■waarin njenschenoog niet staren kan, Idaar bewogen zich de engelen en heiligen. Hun gestalten waren verheerlijkte lichamen, zooals Hij ze toezegde, schoon en onver gankelijk, aan allen die deelnamen aan bet maaL Zoo voedt Hij de Hem getrouwe zielen, niemand, die Zijn Spijs eet, zal vergaan. Waerelden mogen opgaan in vuur, volkerep mogen verzwolgen worden, geen enkele ziel zal Hij vergeten, Zijn Woord blijft bij ons in allo eeuwigheid. N. J. H. S. i i ,De Lakenhal. j De schutterij! M'n hart gaat open als ik daarvan hoor, ürant daar ben nog bij geweest. Weinig vermoed© ik in dien tijd, dat Ik m'n schako zoo*n zware, harige, met een wapen boven de klep, waarboven weer een oranje schijf met een metalen versier sel en een motalen pompon, al welk moois afneembaar was om bet te kunnen poet sen en schoonmaken weinig vermoedde ik, dat hoofddeksel nog een-s in een mu seum te zullen ontmoeten. Toch wel leuk. Schutteren had altijd en uitsluitend des zomers plaats eens om de 14 dagen en dan nog maar een paar uurtjes zoodat de schako in den regel alles behalve wel kom was; je kreeg hoofdpijn van dat drukkende voorwerp, hoe nuttig het dan ook in oorlogstijd moge geweest zijn om sabelhouwen af te weren. Ik blijk echter al zijn de' tegenwoor dige képi's en kwartiermutsen heel wat lichter en gerieflijker, waarschijnlijk om dat geen sabelhouwen meer te duchten zijn, wijl men thaus immers vecht op dui zenden meters afstands van elkaar ten onrechte te hebben gemopperd, want. 't is nóg gekker geweest. Zie maar eens naar die schako's met toebehooren uit de eerste helft der vorige eeuw. Zoo komen ze nu nog maar alleen in een comische operette te pas, terwijl uniformen, gelijk men die in de 17e en 18e eeuw droeg, nog uitslui tend bij historische optochten dienst doen. Intusschen kan niet ontkend, dat een com pagnie met zulke mooie mannen indruk wekkend moet zijn geweest. De rustbewaarders tegenwoordig zeg gen we politiegenten, zeker om onze Hol landse he taal eer aan te doen, zagen er voorheen ook heel wat indrukwekken der uit dan thans. Zie maar eens de driekante steek Aan zwart vilt met oranje kokarde, gedragen door den commandant van .de rustbe waarders in 1830! Vergelijk daar nu eens bij de uitrusting van onzen commissaris van politie. Die loopt gewoon met een colbertje en een strooien hoed, terwijl hij 't zelfs bij feestelijke gelegenheden de 8 Octoberoptooht b.\r. niet verder brengt dan een lioogen hoed. We leven toch wel in een eenvoudigen tijd tegenwoordig In M30 cm maar niet eens te spreken van den kleurrijken en zwierigen tijd der schuttersvendels, waarvan zoo menige oude schilderij verbluffend gewaagt droegen de Leidsche rustbewaarders arm banden van oranje, waarop bet wapeai dor stad met kroon en schildhouwers. Zoo iets schijnt intusschen weer terug te ko men, zij 't in den c-envoudigen vorm van manchetten voor de verkeersagenten De oude brandweer had ook Avel leuke idingen. Brak er 's avonds brand uit, dan moest het terrein verlicht worden, want de straatverlichting was onvoldoende om mekaar niet in dén weg te loopen. 't Gaf toch al zoo'n zenuwachtige spanning! Welnu, dan. droeg men stokken met ijze ren haken, waaraan gesmeed ijzeren dra gers voor pekkransen. Men kon die hoog boven de menigte uitsteken en wie geen afdruipende pekdroppels op zijn kleeren wilde krijgen, wel, die moest maar uit den weg blijven. Alleen die pekverlichting, hoe schitterend ook, was echter niet-vol doende' en zoo behoorden bij iedere brand spuit ook de noodige lantaarns, soms wel vcor 3 of 4 kaarsen tegelijk. „Is dat wat of is dat niks?" In geval van brand kwamen ook allerlei ouderscheidingsteekcns op de vlakte, an ders kon iedereen maar bij den vuurhaard komen rondloopen en de spuitgasten hin deren. Zoo droeg dan de burgemeester een wit en rood lederen armband, waarop een koperen plaatje met het wapen van Leiden 'A1 zou dergelijke band nu nog in de mo de wezen, dan tocli zou de lieer ï>e Cijse- laar er buiten kunnen, omdat iedereen hem immers kent. Iets anders ia het met de wethouders, (die nog al eens foi'wiss'elep». Voor dezen bad men vroeger Zilveren onderschei- dingsteekens aan een rood lint, waarop behalve het onontbeerlijke stadswapen ook het woord „wethouder". De hooge brand weer-functionarissen droegen gelijke me dailles met natuurlijk een ander woord, terwijl de lagere het. met. bronzen of kope ren penningen moesten doen. En dan had den de spuitgasten weer lederen armban den of koperen platen, die zij aan den arm beA'stigden, op welke banden en platen vermeld stond bij welke spuit zij bchoor- •den. Alsof een en ander nog niet voldoende was om de orde te handkaA'en, werden door de brandmeesters ook nog stokken gedragen met of zonder sleulelwapen niet echter om mede te slaan, daarvoor waren zij te lang (meer dan manslengte), doch opdat ieder terstond zou kunnen zien, dat zij bevelvoerende waren. En zoo kon men lustig blusschen, want spuiten waren er genoeg, water natuur lijk ook er warén, voorheen nog meer grachten dan tegenwoordig terwijl de concurrentie tusscuen de spuitgasten a-oor de noodige snelheid zorgde: ieder was er graag 't eerst bij om „Ayater te geven". Daar stond een premie op ter belooming. Tegenwoordig is deze aardigheid 'er af: tegen de auto-spuit is niets bestand, zelfs de vrijwillige brandweer niet, die beden kelijk kwijnen moet. Welhaast zal zij al leen in de herinnering voortleven. In de Lakenhal moge dan 'een afzonderlijk; brandAveer-hoekje worden georganiseerd. Talrijk zijn natuurlijk de herinneringen aan de oude Gilden en broederschappen, die voorheen zoo'n groote plaats in 't openbare leven innamen. Wat 'n mooie gedreven zilveren schil den» of blazoenen hadden ze! Men vindt er van: 't Chirurgijnsgilde (1677), 't Schilders- en Glazenmakersgilde (1692), 't St. Lucasgilde (eincl 17e eeuw), 't Beenhouwers- of Slagersgildo (midden dezer eeuw) en de Kempener Broeder schap alle vijf ware kunstwerken, - al zijn ze voor den tegenwoordigen smaak wat druk versierd. Wat moeten er in den iGop t^er tijden veel van deze voorwerpen verloren zijn gegaan, want gilden waren er natuurlijk veel meer dan vijf. De blazoenen waren van edel metaal en dit verklaart heel wat. Laten we blij wezen met die 5. Er is nog wel meer verdwenenAls men b.v. de wandschilderingen ziet in het kleine voorkamertje hoven van den ouèen linkervleugel welke het bierbouwers- gilde meende te moeten laten maken ter versiering van zijn kantoor, zoo zouden we tegenwoordig zeggen, op de Oude Vest, hoek Voldersgracht, dan komt onwillekeu rig de gedachte op: hoe zag het er in de overige Gild-ehuizen vroeger uit? We kunnen er meerend eels nog slechts naar gissen, waarbij een kulpe is de gla zen kast op de groote bovenzaal in 't oude gedeelte, welke afkomstig is van. het Chi rurgijnsgilde, dat zijn zetel had boven de Waag. De beschilderde kast, die dienst heeft gedaan lot 't eind der 18e eeuw, vroeg stellig om een fraaie omgeving en zal deze ook. wel gehad hebben. De inhoud ervan allerlei oude genees kundige instrumenten doet ons niet naar de hulpo dier Chirurgijns terug ver langen. Men hield voorheen blijkbaar van stevige voorwerpen of waren toen mis schien de patiënten minder mak dan thans. Hoe 't zij, de monüklemtang, de tongdrule, do kiezentrekker en hoe die in strumenten meer mogen heeten, kunnen de vergelijking met wat de huidige genees kundigen voor hun patiënten aanschaffen, gewoonweg niet dóórstaan, 't Is een ver schil van nacht en dag. Zelfs een dieren arts zou niet veel nut meer hebben van de hulpmiddelen 'uit die oude kast. En toch werden daar voorheen menschen mee ge holpen. Van 't Kleermakersgilde is heel Avat overgebleven: naamborden met wapen schilden van de hoofdlieden, schilderijen met dezer conterfeitsels, welke groot- scheepsche diingen toonen, dat. het gilde er wezen mocht en zich voelde. Tegenwoordig doen we 'f~met foto's en Avie spreekt nog van wapenschilden? Zelfs het Stoelenmakersgilde moet goed geïnstalleerd zijn geweest, want do twee geslepen bokalen met bet opschrift: ,,'t Stoelenmaakcrs Avelvaren", zullen wel niet als een vlag op een aschschuit in 't gilde- huis gestaan hebben. Ze hadden beslist een passnde omgeving, evenals het nog aanwezige regentenstuk van het Turf- dïagersgilde ja, u leest goed: regenten stuk van het Turfdragersgilde dat zijn vergaderzaal had op dén hoek van (je Paardensteeg bij de Blauwpöortsbrug. De koperen windvaan \-an dit gildonhuis je laatstelijk was het sigarenwinkel is me de nog aanwezig. En wat 'n pracht van een zilveren bo kaal hield het Droogsehcerdersgilde er op na-' Om iets te noemen: het deksel is versierd met hloemfestoenten en verschil lende instrumenten van liet bedrijf, be kroond door een scbeerdersschaar met twee gekroonde sleutels. De aandachtige beschouwing van al zulke voorwerpen doet onwillekeurig den ken: wat voelden onze voorvaderen veel» voor hun "vak, dat zij 't aldus maakten tot een onderworp voor de schoonheid des dageïijksehen levens. „Die tijd komt nooit weerom". Hoezeer de lakenneering voor oud-Lei den van beiteekenis was, toont het groot aantal voorwerpen, daarop betrekking hebbend. De Stadsregering bemoeide er zich officeel mede, hetgeen blijkt uit bet naambord met opschrift: „Aanteekening van Gouverneurs over de lakenneeringe, die verkozen zijn door "de E. E. Groot Achtbare hoeren die van (jen gerechte der Stadt Leyden". En deze 'bemoeienis heeft lang geduurd, Avant dit hordt dateert nog uit 1809. Talrijk zijn de nog aanwezige stempels, doorslagen, loclën, enz., waarmede door middel van de mede nog aanwezige pei'sen ™- het laken gemerkt werd na eerst, tc zijn gekeurd door 3e STaalmeesters'. Een por tretgroep van deze fieeren, voor zoover zij in 1692 in functie waren/siert een mooie schoorsteenhoezem in een der zijzalen van het. oude gedeelte. Do stempels enz. vermelden de hoeda nigheid van het. laken, Avaarvoor zij moes ten diénen. Ziehier een paar opschriften: overgroot doubel stael geblaut; gébïaut oin castor SAvart; hoog azuer stael geblaut; nieuw stael geblaut; geverwt tot Leyden in.Hollant: geblaut om SAvart; in 't witte geloyt; heel craesyi root; carsay gemaekt binnen Ley.:,' ';n soo goet als de legger; roeke lake, gemaekt enz; door_geswoore meeter gemeen. Deze opschriften men vindt er ook voor het baai' en het saai zeggen ons niet a»eel meer. Wel valt er intusschen uit te concludeeren, dat een zoo minitieuze stempeling, tegenwoordig nu er zoo grooto verscheidenheid van dessins is, niet-meer gaan zou. Er was voorheen een men- schenleeftijd geleden Avas 't nog zoo al leen bruin, blauw en zwart laken. .Thans evenwel: er loopen ternauwernood twéé menschen eender gekleed langs den weg. Staalboeken zijn er ook nog genoeg, voor een deel echter maar in een kast op geborgen; voor de geschiedenis van het bedrijf hebben zij waarde, maar overi gens i Voor vandaag hebben we intusschen Aveer lang genoeg rondgekeken. i Je wordt moo van dat gedrentel. i AJO. DE VROUW IN DE KEUKEN. 'Al? ik, geachte lezeressen, des Vrijdags onze a'eemarkt een-s over loop, en dan onder ander vee zoo'n talrijke hoeveelheid schapen zie verhandelen, dan word ik al tijd kwaad. Ja; dames lach nu niet, want- ik me-en het, echt kwaad, hoor! En wilt u AVeten waarom? Wel, dan denk ik altijd aan de domheid, van onze Hollandsche huismoedors, dan zie ik in den geest tel kens alle Hollandsche huismoeders een leelijk gezicht trekken tegen dit kostelijk slachtvee. Ik hoor dan Aran alle kanten, „ik blief geen schapenvleesch,o neen; ho jakkes, ik'eet nog liever niets dan dat ik s-cliapcuvleesch eet; aan de luebt heb ik al genoeg!" En meer van die lieflijk heden krijgt het arme schaap. Aran de Hollandsche Iuusatouw naar het hoofd. Het schaap, bij duizenden op Texel en in Friesland geteeld, wordt door de Engel- schsii zeker A7oor 90 opgepeuzeld, en wij domme Hollanders eten hun oude af gewerkte paarden op, waar de Engelsche huisvrouw do neus voor optrekt. Ziet u. dames, dit zijn de gedachten, die mij bij het overloop-en der veemarkt door het hoofd woelen ca mij kwaad maken. Maar nu iets anders. Waarom wordt er hierin Holland zoo weinig scliapenvleésch ge geten? Omdat de Hollandsche huisvrouw net zooveel weet (over het algemeen) van het bereiden van schapenvleesch, ais een koo van kaartspelen. Doordat men hier zoo'n overvloed A7an rund- en varkens- vleeseh heeft, A*er\vart men rund- en var kens- en schapenvleesch door elkaar, of liever men scheert alles over dezelfde kam en vandaar onze afkeer tegen schapen vleesch. Dit laatste toch heeft een bijzon dere bereiding noodig, wil men het dien aangenomen smalle geAxui die het- werke lijk bezit. Het schaap eet veel kruiden, vandaar dat het schapenvleesch een eigtenaardi-gen geur. heeft. Nu begaat men bij do bereiding van schapenvleesch de fout, doordat men het e\"en als rund- en varkeusvlecsch zout en met peper be strooit en dan braadt. Nu dames, ik ben een. liefhebber van schapenvleesch, maar als het mij zoo be reid wordt voorgezet danjadan trek ik ook een leelijk gezicht. Want, zoo bereid, is het schapenvleesch werkelijk niet te genieten. Schapenvleesch bederft men met zouten. Wil men eens een lekker sappig stukje schapenvleesch eten, b.v. een schapen boutje, steek dan. in het boutje, zonder het te zouten, met een puntig mesje drie of vier knuflookpitten; leg wat boter in de braadslee met een gesneden uitje en» een paar laurierblaren en eeni kruidnagel. Nu nog wat boter er bo\"enop, en steek het clan in een heeten oven of braad het in gedekte pan bovenop het fornuis- na zwaar ten (onclertussohen dikwijls koeien en bedruipen) 20 minuten per pond, als men het braad met be-en. en 15 minuten, als men het braad, zonder been, doch met been en al blijft het vleesch sappiger. Veeg er van tijd tot tijd wat bouilion of water bij; als het gaar is neemt men de bout- uit pan of braadslee, laat de jeu nog iets inkook-en en giet ze dan door een zeefje. Aangenaam zal heb u A^erra-sseu, dat de bout en ook de jeu zoo'n aangena me straffe 6maak heeft, ondanks het feit dat ge er in 't geheel geen zout of peper hebt bijgedaan. Zoo ook sehapencote!et-ten) Braad ze zonder zout met een uitje, in de boter, aan beide kanten bruin en zet dan een deksel op uw braadpan met bijvoe ging van een weinig bouillon of water en laat zoo de cotteletjes gaar worden. Een heerlijk hapje bij het 12 uurtje, hoor! Een schapen-rug" of zoogenaamd zadel smeert men flink in met mosterd en braadt het eA'enals een schapenbout. Ook van schapenvleesch maakt- men een krach tige soep. Men kookt het schapenrieeseh, zooals nekstukken' en andere mindënvaar- dige stukken met uieii en wortelen, prei en selderij en knollen. Indien heb Adeesch gaar is (niet te gaar) legt men het op een schoon snijplankje. een plankjo er boven op en daarop een verzwaring, opdat het eenige persing onderga. Daarna kan men bij de soep wat zout voegen naar smaak en haar binden met een beetje rijstemeel. Heb geperst a-leesch levert* voor de bo terham een smakelijk koud vleesch. Ze ker zco versterkend als rund- of varkens vlees ch. Zie zoo, dames, nu hoop ik, dat mijn schaapachtige redenatio heeft bijgedragen om de eer van het schaap te redden- die, door verkeerde practijk, leelijk in het ge drang gekomen is. L. G. BOL. NUTTIGE WENKEN. Vereenvoudiging van huiswerk. „Li en om de Woning" neemt het advies op van een Amerikaansehe huisvrouw om trent- araten wasschen. „Ik besloot voortaan maat éénmaal daags op te ruimen en kooB daarvoor het uur direct na het ontbijt, wanneer het- huishou delijk 'bedrijf het minst drukte geeft -en Avanneer ik uitgerust was. Ik schafte voor de drie maaltijden drie dienbladen aan. Na heb afnemen wordt het- blad opkeen plank in de servieskast- gezet (enkele, din gen even omgespoeld). Ben ik aan het om- Avasschen toe, dan worden zij voor den dag gehaald alles gcwasschen e.n weer geschikt op het blad, Avaarop zij behooren. zoodat dit blad geheel gereed is, om voor een maaltijd te gaan klaarzetten. Wat het drogen van het vaatwerk betreft drogen doo ik niet. Alle droogdoeken lig gen in de kast en nieuwe zullen nooit meer noodig zijn, Avant mijn vaten drogen zich zelf! Ik zocht neb zoo lang, tot ik een soliede afdruipbak gevonden had met geribden bodem, hooge zijkanten en een twintigtal koperen bogen, op verschillen den afsand, Avaartussc-hen borden en scha len geplaatst kunnen Avorden, zonder dat ze elkaar raken. De bak staat in den goot steen (of wordt helle-nd geplaatst, op de aanrgcht). Dadelijk uit- het "heete sop wor den de stukken er in gezet; ik zorg vocY een overvloed van warm water, waarmee het zeepsop Avordt tveggespoeld en eindig met nagenoeg kokend water. De bak wordt dan op de tafel gezet opeen dikken Turkschen badhanddoek, die A7eel meer uit druipend water opneemt dan een gewonen droogdoek. Ik wa-sch nu 'even wat zilver of kopjes, terwijl de stukken in den b?-k in de lucht drogen, neem ze er dan uit, zet- ze op het blad, waarop zij belmoren, en zorg voor een nieuw partijtje. Op deze manier wer kend, kost het omwassehen van. de drie bladen niet veel meer tijd dan vroeger het omAvasschen van één maaltijd met- het op bergen en later weer het voor den dag halen er bij." Toch geiooA'-en we, dat een Hollandsche huisvrouw niet gauw tob een ééndaagsche Avaschp^rt-ij komen zal. Wat doet de Ame rikaansehe mevrouw als ze eens veel gas ten heeft? Waarschijnlijk heeft ze voor drie maaitij den toch nog genoeg kopjes en glazen. Voor 'n huishouden met tien of twaalf kinderen deugt het systeem ook niet Doelmatige zomcrkleeren. Het is een bekend feit, dat meh voor zijn zomerMeeren bij voorkeur lichte kleuren Iciest. Vooral de witte tint. heeft de goede reputatie van cle meest- geschikte kleur voor onze Heeding in deze warme dagen. En terecht. Immers witgekleurde stoffen nemen de minste warmte in zich op, omdat zij licht noch warmte geleiden, maar beide terugkaatsen. Toch hebben doktoren in tropische landen de ervaring opgedaan, dat- men in huizen, die in- en uitwendig rood geschilderd zijn het best de. warmte trot seert. In dergelijke woningen houdt men het veel gemakkelijker uit'op smoorheetoi dagen dan in de blinkend witte. Waarschijnlijk is dit de reden, waarom in Oostersche' landen de roode fez gedragen wordt-, waarom de negerinnen roode hoofd doeken ragen. Het raadzaamste zou het voor ons op warme- zomerdagen zijn om een dunne ja pon te dragen van koele, witte stof over c-nderkleeren in rooden of oranje tint; op deze manier gekleed zullen wij zeker het minste last van de gloeiendheete zonne stralen .hebben. Strcchoeden cn Panama's. Er zijn verschillende manieren om witte stroo'npeden schoon te maken. Een paar van de- me-esfc onschuldige laten' wij hier volgen. Men deelt een citroen in vieren en wrijft het sap ervan ia heb a'lechtsel. Daarna wrijft men er flink overheen met een prop watten, gedoops in bloem van zwavel en laat alles eon poosje indrogen. Ten slotte borstelt men den hoed af met een harden schuier totdat alle zwavel verwijderd is. Prima kwaliteit -stroohoeden moet men een beetje omslachtiger behandelen. Men borstelt ze goed schoon, wrijft er dan met een tandenborstel citroensap in en legt den hoed een uur lang in het donker. Nadat men hem met- zwavelpoeder heeft- bestrooid wrijft- men dit er goed in met flanellen lap pen. Daarna borstelt men hem af. Vetvlek ken worden voordat men citroensap ge bruikt, eerst met- benzine venvijderd. Giaspapier verwijderen. Om het verwijderen vaa gla-spapier ger makkelijk te maken, wrijve men- de. ruit in met greens of gele zeep en laat dit er eenige dagen op, waarna men me t cc mes heel spoedig heb papier e-r af kan 1 1 p- pen. Petrolcusvtvlekken. Petroleum vlekken uit papier of stuf ver dwijnen door er een vinger dik aardappel meel op to .strooien en na verloop van eenige uren wederom er af te wrijven. Het geVaar van hoogs hakken. Er was yoorspeld, dat de hakken lager zouden worden, maar Avio rondziet onMli nog niet veel van de verbetering. km jaar geleden waarschuwde een Enne u1 dokter ernstig tegen do hooge, haldccn hun slechte gevolgen voor de som**.? ring. Thans vinden wij weer in de Chester Guardian" een beschouwing over onderwerp in denzelfdSn geest door T) Ethel Benthaim Ook zij wijst erop, dat dl' hooge hakken leiden tot vermoeienis 0r j dat de voet in zijn geheel wordt neergezet' en do last rust op hef voorgedeelte Van den voet. De voet verliest- alle elasticiteit maar niet alleen de spieren van voet en beenen wordfen niet behoorlijk ontwikkeld ook de dijspieren en die. van den onderbuik worden niet in beweging gehouden, met als gevolg verplaatsing van de inwendige or- •ganen en storing van de spijsvertering. Deze heeft opnieuw het gevolg- verslap ping van de spierwerking en zoodoende al' gemeen© verzwakking, zenuwstoring e*tt pijn. Zoogenaamde rheumatisehe aandoe ningen, ontstoken te-enen staan veelal in arerband met deze indigestie. De vrouwelijke dokter betreurt het dat de beschaving nog zoo weinig gevorderd is, dat de_ mode wordt gesteld boven gc. riefelijkheid en gezondheid en zij vraagt zich af of wij wel veel verwijderd zijn van do wilde, die ringen door den neus boort. Voor Huis en Hof WAT IEDERE'MAAND TE DOEN GEEFT. (2e helft Juli). Nadruk verboden Juli is reeds een maand van oogsten: het rijpe graan -wordt gemaaid. Rogge maait men het best in geelrijpen toe stand, niet later, omdat er dan gevaar be-' -staat voor uitvallen van het zaad, Avat licht het geval ie bij Schluraffen-rogge en ook' bij vele inlandsche rassen, welke los in 't kaf zitten. Tarwe zicht men als zij volrijp is. Proeven van do Vereen, tot Ontwikke, ling van den LandbouAv in Hollands-Noor derkwartier hebben dit althans als hei beste tijdstip bevonden. Niet altoos kan men echter dit gunstige tijdstip afwach ten en zicht dan in het laatst der geeïrijp. stand. Wordt voor het maaien de zicht- oi ue .gewone machine gebruikt, dau wordt de roggeschove met de hand gebonden, veelal met 2 banden, en dadelijk in hokken a7an 10 tot 20 schoven of garven in rech te rijen opgezet. Is de rogge goed droog, dan moet ze naar huis of schuur worden gebracht; blijft ze op het land, dan zet men haar op ronde of vierkante mijlen, zorgvuldig tegen inregenen met stroo' ge dekt, Is de rogge van liet Jancl, dan wordt dit direct voorbereid voor een stoppelge- v:as; de volksmond zegt: de ploeg zit aan de zicht vast. Als stoppel gewassen komen in aanmerking: spurrie en knollen. Sp'ur- riezaad telen vele boeren zelf; mén zaait 20 Kg', per Hectare, d.w.z. van de gewone spurrie; van reuzenspurrie 30 Kg. Deze soort zaait met dikker, omdat de korrel grover is. Zij geeft veel meer, maar is niet zeo sappig. In den regel mest men stop- .pelspurrie niet, maar is het land schraal, dan kan men gieren en daarbij 400 Eg. super per H A. aanwenden. Do grondbe werking bestaat in ondiep ploegen; ook kan men den akker bewerken met den weerstandcuitivakor. Op de spurrie kan men straks rogge laten volgen, of later e«n voorjaarsgewas. Knollen verbouwt men in den stoppel van gerst of rogge. De gerst is eerder van 't land. zoodat de knollen- teelt zekerder wordt dan na rogge. Heeft men, zooals gewenscht is vóór het zaaien van winterrogge als vóórvrucht van knol- I'en, met do bemesting ook op dit laatste gewas gerekend, dan behoeft men tlianJ niet te mesten. Alleen als het nood'g blijkt, geve men vóór het eggen een overbemes ting met 1 a Wt baal chili per H.A. Giert men, dan geve men teven-s 3 a 4 baal su per. Is het land mager, dan mnet vóór lief- ploegen van den stopnel per H.A. uitgw strooid worden 400 Kg. 20 pet. kalizout en 400 Kg. super, waarop dan later de gej noemde hoeveelheid chili gegeven kan worden: de helft bij het zaa:en, de andere helft voor het eggen der knollen. In den hof: Leg vangbanden van ge ribd papier* om de stammen uwer vruebt- hoomen, om deze vrij te houden van insec ten. Worden uw vruchten bedreigd ,door de rupsen, die de wormstekigheid veroor zaken. dan kunt ge uav late hoornen nog eens besproeien met slappe Bordeauxsche pap. waarin Parijsch groen (zwaar ver- gift!) Bliif echter met deze pap af van uw perzikboom! Ge kunt in deze helft der maand al aardbeienbeclden aanleggen, de planten ontAvikkelen zich dan voor den winter reeds flink en kunnen dan 't vol gend jaar al aardig vrucht geven. Hebt ge in perzik en druif „het wit", heston ze dan met zwavelpoeder. Tegen „wit" in do rozen kan uien een baspuiling toepas sen van 50 gram Salicylzuur on 30 grain Looizuur opgelost in 10 Liter water. Plant uav andijvie in heli land, dat vrijge komen is a7an vroege"erwten: eerst, don grond één spit' goed los maken van lanee planten korte men de wortels wat in Na het planten gieten, als h'et droog is; later tusschen de planten- schoffelen, om den 'grond los te houden, hiervan houdt andij vie zeer. Hebb ge ramen met meloenen, dan kunt gij ze nu bij nacht open laten; ruim gieten is gewenscht; draai de vruch ten een-s om, of leg er een stukje glas onj -der, opdat ze nic-t gaan rotten. Veel suc ces kan men nu bij verschil!endo gewas sen hebben door af en toe te gieten: niet verdunden mest of slap roc-twater. De planten mogen niet te droog zijn, en men giete niet midden op den dag of in a® heete zon; dit is te branderig. P}11^ 1 frambozen voorzichtig, kwets zo niéf A** de vrucht 'donkerrood is en bij do 1111118 aanraking in do hand valt, eerst dan is z

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 8