I VOOR DE VROUWEN. I
Maria en de Heiligen Te voorschijn treden.
Maar hoe verblindend-van glans, Christus
roert hem aan met oneindige teederheid en
heft hem op en spreekt tot hem de taal der
heerlij kiste liefde.
Nu gaat de dichter over tot een lof
spraak, waaruit ten slotte nog het vol
gende:
„God sprak, en het Woord werd vleescli,
Gods adem blies-, en Zijn bloed fTerd wijn
■Zooals Hij duizenden voedde met visschen
die nooit de zee hadden gezien,
Zóó voedde Hij duizenden met broeden
die oaifstonden, vreemd aan den akker.
En tredend uit het miidden van den
rotswand
noodde Hij ons allen tot Zijn Feest.
Komt allen! neemt deel aan het liefde
maal!
Zoo klonk het woerd der verzoening:
Eucharistie.
In de schitterende lichfkolken om Hem
heen,
■waarin njenschenoog niet staren kan,
Idaar bewogen zich de engelen en heiligen.
Hun gestalten waren verheerlijkte
lichamen,
zooals Hij ze toezegde, schoon en onver
gankelijk,
aan allen die deelnamen aan bet maaL
Zoo voedt Hij de Hem getrouwe zielen,
niemand, die Zijn Spijs eet, zal vergaan.
Waerelden mogen opgaan in vuur,
volkerep mogen verzwolgen worden,
geen enkele ziel zal Hij vergeten,
Zijn Woord blijft bij ons in allo
eeuwigheid.
N. J. H. S.
i i
,De Lakenhal.
j De schutterij!
M'n hart gaat open als ik daarvan hoor,
ürant daar ben nog bij geweest.
Weinig vermoed© ik in dien tijd, dat
Ik m'n schako zoo*n zware, harige, met
een wapen boven de klep, waarboven weer
een oranje schijf met een metalen versier
sel en een motalen pompon, al welk moois
afneembaar was om bet te kunnen poet
sen en schoonmaken weinig vermoedde
ik, dat hoofddeksel nog een-s in een mu
seum te zullen ontmoeten.
Toch wel leuk.
Schutteren had altijd en uitsluitend des
zomers plaats eens om de 14 dagen en
dan nog maar een paar uurtjes zoodat
de schako in den regel alles behalve wel
kom was; je kreeg hoofdpijn van dat
drukkende voorwerp, hoe nuttig het dan
ook in oorlogstijd moge geweest zijn om
sabelhouwen af te weren.
Ik blijk echter al zijn de' tegenwoor
dige képi's en kwartiermutsen heel wat
lichter en gerieflijker, waarschijnlijk om
dat geen sabelhouwen meer te duchten
zijn, wijl men thaus immers vecht op dui
zenden meters afstands van elkaar ten
onrechte te hebben gemopperd, want. 't is
nóg gekker geweest. Zie maar eens naar
die schako's met toebehooren uit de eerste
helft der vorige eeuw. Zoo komen ze nu
nog maar alleen in een comische operette
te pas, terwijl uniformen, gelijk men die
in de 17e en 18e eeuw droeg, nog uitslui
tend bij historische optochten dienst doen.
Intusschen kan niet ontkend, dat een com
pagnie met zulke mooie mannen indruk
wekkend moet zijn geweest.
De rustbewaarders tegenwoordig zeg
gen we politiegenten, zeker om onze Hol
landse he taal eer aan te doen, zagen
er voorheen ook heel wat indrukwekken
der uit dan thans.
Zie maar eens de driekante steek Aan
zwart vilt met oranje kokarde, gedragen
door den commandant van .de rustbe
waarders in 1830! Vergelijk daar nu eens
bij de uitrusting van onzen commissaris
van politie. Die loopt gewoon met een
colbertje en een strooien hoed, terwijl hij
't zelfs bij feestelijke gelegenheden de
8 Octoberoptooht b.\r. niet verder brengt
dan een lioogen hoed.
We leven toch wel in een eenvoudigen
tijd tegenwoordig
In M30 cm maar niet eens te spreken
van den kleurrijken en zwierigen tijd der
schuttersvendels, waarvan zoo menige
oude schilderij verbluffend gewaagt
droegen de Leidsche rustbewaarders arm
banden van oranje, waarop bet wapeai dor
stad met kroon en schildhouwers. Zoo
iets schijnt intusschen weer terug te ko
men, zij 't in den c-envoudigen vorm van
manchetten voor de verkeersagenten
De oude brandweer had ook Avel leuke
idingen. Brak er 's avonds brand uit, dan
moest het terrein verlicht worden, want
de straatverlichting was onvoldoende om
mekaar niet in dén weg te loopen. 't Gaf
toch al zoo'n zenuwachtige spanning!
Welnu, dan. droeg men stokken met ijze
ren haken, waaraan gesmeed ijzeren dra
gers voor pekkransen. Men kon die hoog
boven de menigte uitsteken en wie geen
afdruipende pekdroppels op zijn kleeren
wilde krijgen, wel, die moest maar uit den
weg blijven. Alleen die pekverlichting,
hoe schitterend ook, was echter niet-vol
doende' en zoo behoorden bij iedere brand
spuit ook de noodige lantaarns, soms wel
vcor 3 of 4 kaarsen tegelijk. „Is dat wat
of is dat niks?"
In geval van brand kwamen ook allerlei
ouderscheidingsteekcns op de vlakte, an
ders kon iedereen maar bij den vuurhaard
komen rondloopen en de spuitgasten hin
deren. Zoo droeg dan de burgemeester een
wit en rood lederen armband, waarop een
koperen plaatje met het wapen van Leiden
'A1 zou dergelijke band nu nog in de mo
de wezen, dan tocli zou de lieer ï>e Cijse-
laar er buiten kunnen, omdat iedereen
hem immers kent.
Iets anders ia het met de wethouders,
(die nog al eens foi'wiss'elep». Voor dezen
bad men vroeger Zilveren onderschei-
dingsteekens aan een rood lint, waarop
behalve het onontbeerlijke stadswapen ook
het woord „wethouder". De hooge brand
weer-functionarissen droegen gelijke me
dailles met natuurlijk een ander woord,
terwijl de lagere het. met. bronzen of kope
ren penningen moesten doen. En dan had
den de spuitgasten weer lederen armban
den of koperen platen, die zij aan den arm
beA'stigden, op welke banden en platen
vermeld stond bij welke spuit zij bchoor-
•den.
Alsof een en ander nog niet voldoende
was om de orde te handkaA'en, werden
door de brandmeesters ook nog stokken
gedragen met of zonder sleulelwapen
niet echter om mede te slaan, daarvoor
waren zij te lang (meer dan manslengte),
doch opdat ieder terstond zou kunnen
zien, dat zij bevelvoerende waren.
En zoo kon men lustig blusschen, want
spuiten waren er genoeg, water natuur
lijk ook er warén, voorheen nog meer
grachten dan tegenwoordig terwijl de
concurrentie tusscuen de spuitgasten a-oor
de noodige snelheid zorgde: ieder was er
graag 't eerst bij om „Ayater te geven".
Daar stond een premie op ter belooming.
Tegenwoordig is deze aardigheid 'er af:
tegen de auto-spuit is niets bestand, zelfs
de vrijwillige brandweer niet, die beden
kelijk kwijnen moet. Welhaast zal zij al
leen in de herinnering voortleven. In de
Lakenhal moge dan 'een afzonderlijk;
brandAveer-hoekje worden georganiseerd.
Talrijk zijn natuurlijk de herinneringen
aan de oude Gilden en broederschappen,
die voorheen zoo'n groote plaats in 't
openbare leven innamen.
Wat 'n mooie gedreven zilveren schil
den» of blazoenen hadden ze!
Men vindt er van: 't Chirurgijnsgilde
(1677), 't Schilders- en Glazenmakersgilde
(1692), 't St. Lucasgilde (eincl 17e eeuw),
't Beenhouwers- of Slagersgildo (midden
dezer eeuw) en de Kempener Broeder
schap alle vijf ware kunstwerken, - al
zijn ze voor den tegenwoordigen smaak
wat druk versierd.
Wat moeten er in den iGop t^er tijden
veel van deze voorwerpen verloren zijn
gegaan, want gilden waren er natuurlijk
veel meer dan vijf. De blazoenen waren
van edel metaal en dit verklaart heel wat.
Laten we blij wezen met die 5.
Er is nog wel meer verdwenenAls men
b.v. de wandschilderingen ziet in het
kleine voorkamertje hoven van den ouèen
linkervleugel welke het bierbouwers-
gilde meende te moeten laten maken ter
versiering van zijn kantoor, zoo zouden
we tegenwoordig zeggen, op de Oude Vest,
hoek Voldersgracht, dan komt onwillekeu
rig de gedachte op: hoe zag het er in de
overige Gild-ehuizen vroeger uit?
We kunnen er meerend eels nog slechts
naar gissen, waarbij een kulpe is de gla
zen kast op de groote bovenzaal in 't oude
gedeelte, welke afkomstig is van. het Chi
rurgijnsgilde, dat zijn zetel had boven de
Waag. De beschilderde kast, die dienst
heeft gedaan lot 't eind der 18e eeuw,
vroeg stellig om een fraaie omgeving en
zal deze ook. wel gehad hebben.
De inhoud ervan allerlei oude genees
kundige instrumenten doet ons niet
naar de hulpo dier Chirurgijns terug ver
langen. Men hield voorheen blijkbaar van
stevige voorwerpen of waren toen mis
schien de patiënten minder mak dan
thans. Hoe 't zij, de monüklemtang, de
tongdrule, do kiezentrekker en hoe die in
strumenten meer mogen heeten, kunnen de
vergelijking met wat de huidige genees
kundigen voor hun patiënten aanschaffen,
gewoonweg niet dóórstaan, 't Is een ver
schil van nacht en dag. Zelfs een dieren
arts zou niet veel nut meer hebben van de
hulpmiddelen 'uit die oude kast. En toch
werden daar voorheen menschen mee ge
holpen.
Van 't Kleermakersgilde is heel Avat
overgebleven: naamborden met wapen
schilden van de hoofdlieden, schilderijen
met dezer conterfeitsels, welke groot-
scheepsche diingen toonen, dat. het gilde er
wezen mocht en zich voelde. Tegenwoordig
doen we 'f~met foto's en Avie spreekt nog
van wapenschilden?
Zelfs het Stoelenmakersgilde moet goed
geïnstalleerd zijn geweest, want do twee
geslepen bokalen met bet opschrift: ,,'t
Stoelenmaakcrs Avelvaren", zullen wel niet
als een vlag op een aschschuit in 't gilde-
huis gestaan hebben. Ze hadden beslist
een passnde omgeving, evenals het nog
aanwezige regentenstuk van het Turf-
dïagersgilde ja, u leest goed: regenten
stuk van het Turfdragersgilde dat zijn
vergaderzaal had op dén hoek van (je
Paardensteeg bij de Blauwpöortsbrug. De
koperen windvaan \-an dit gildonhuis je
laatstelijk was het sigarenwinkel is me
de nog aanwezig.
En wat 'n pracht van een zilveren bo
kaal hield het Droogsehcerdersgilde er
op na-' Om iets te noemen: het deksel
is versierd met hloemfestoenten en verschil
lende instrumenten van liet bedrijf, be
kroond door een scbeerdersschaar met
twee gekroonde sleutels.
De aandachtige beschouwing van al
zulke voorwerpen doet onwillekeurig den
ken: wat voelden onze voorvaderen veel»
voor hun "vak, dat zij 't aldus maakten
tot een onderworp voor de schoonheid des
dageïijksehen levens. „Die tijd komt nooit
weerom".
Hoezeer de lakenneering voor oud-Lei
den van beiteekenis was, toont het groot
aantal voorwerpen, daarop betrekking
hebbend. De Stadsregering bemoeide er
zich officeel mede, hetgeen blijkt uit bet
naambord met opschrift: „Aanteekening
van Gouverneurs over de lakenneeringe,
die verkozen zijn door "de E. E. Groot
Achtbare hoeren die van (jen gerechte der
Stadt Leyden". En deze 'bemoeienis heeft
lang geduurd, Avant dit hordt dateert nog
uit 1809.
Talrijk zijn de nog aanwezige stempels,
doorslagen, loclën, enz., waarmede door
middel van de mede nog aanwezige pei'sen
™- het laken gemerkt werd na eerst, tc zijn
gekeurd door 3e STaalmeesters'. Een por
tretgroep van deze fieeren, voor zoover zij
in 1692 in functie waren/siert een mooie
schoorsteenhoezem in een der zijzalen van
het. oude gedeelte.
Do stempels enz. vermelden de hoeda
nigheid van het. laken, Avaarvoor zij moes
ten diénen. Ziehier een paar opschriften:
overgroot doubel stael geblaut;
gébïaut oin castor SAvart;
hoog azuer stael geblaut;
nieuw stael geblaut;
geverwt tot Leyden in.Hollant:
geblaut om SAvart;
in 't witte geloyt;
heel craesyi root;
carsay gemaekt binnen Ley.:,' ';n
soo goet als de legger;
roeke lake, gemaekt enz;
door_geswoore meeter gemeen.
Deze opschriften men vindt er ook
voor het baai' en het saai zeggen ons
niet a»eel meer. Wel valt er intusschen uit
te concludeeren, dat een zoo minitieuze
stempeling, tegenwoordig nu er zoo grooto
verscheidenheid van dessins is, niet-meer
gaan zou. Er was voorheen een men-
schenleeftijd geleden Avas 't nog zoo al
leen bruin, blauw en zwart laken. .Thans
evenwel: er loopen ternauwernood twéé
menschen eender gekleed langs den weg.
Staalboeken zijn er ook nog genoeg,
voor een deel echter maar in een kast op
geborgen; voor de geschiedenis van het
bedrijf hebben zij waarde, maar overi
gens i
Voor vandaag hebben we intusschen
Aveer lang genoeg rondgekeken. i
Je wordt moo van dat gedrentel. i
AJO.
DE VROUW IN DE KEUKEN.
'Al? ik, geachte lezeressen, des Vrijdags
onze a'eemarkt een-s over loop, en dan
onder ander vee zoo'n talrijke hoeveelheid
schapen zie verhandelen, dan word ik al
tijd kwaad. Ja; dames lach nu niet, want-
ik me-en het, echt kwaad, hoor! En wilt
u AVeten waarom? Wel, dan denk ik altijd
aan de domheid, van onze Hollandsche
huismoedors, dan zie ik in den geest tel
kens alle Hollandsche huismoeders een
leelijk gezicht trekken tegen dit kostelijk
slachtvee. Ik hoor dan Aran alle kanten,
„ik blief geen schapenvleesch,o neen;
ho jakkes, ik'eet nog liever niets dan
dat ik s-cliapcuvleesch eet; aan de luebt
heb ik al genoeg!" En meer van die lieflijk
heden krijgt het arme schaap. Aran de
Hollandsche Iuusatouw naar het hoofd.
Het schaap, bij duizenden op Texel en in
Friesland geteeld, wordt door de Engel-
schsii zeker A7oor 90 opgepeuzeld, en
wij domme Hollanders eten hun oude af
gewerkte paarden op, waar de Engelsche
huisvrouw do neus voor optrekt. Ziet u.
dames, dit zijn de gedachten, die mij bij
het overloop-en der veemarkt door het
hoofd woelen ca mij kwaad maken. Maar
nu iets anders. Waarom wordt er hierin
Holland zoo weinig scliapenvleésch ge
geten? Omdat de Hollandsche huisvrouw
net zooveel weet (over het algemeen) van
het bereiden van schapenvleesch, ais een
koo van kaartspelen. Doordat men hier
zoo'n overvloed A7an rund- en varkens-
vleeseh heeft, A*er\vart men rund- en var
kens- en schapenvleesch door elkaar, of
liever men scheert alles over dezelfde kam
en vandaar onze afkeer tegen schapen
vleesch. Dit laatste toch heeft een bijzon
dere bereiding noodig, wil men het dien
aangenomen smalle geAxui die het- werke
lijk bezit. Het schaap eet veel kruiden,
vandaar dat het schapenvleesch een
eigtenaardi-gen geur. heeft. Nu begaat men
bij do bereiding van schapenvleesch de
fout, doordat men het e\"en als rund- en
varkeusvlecsch zout en met peper be
strooit en dan braadt.
Nu dames, ik ben een. liefhebber van
schapenvleesch, maar als het mij zoo be
reid wordt voorgezet danjadan
trek ik ook een leelijk gezicht. Want, zoo
bereid, is het schapenvleesch werkelijk
niet te genieten. Schapenvleesch bederft
men met zouten.
Wil men eens een lekker sappig stukje
schapenvleesch eten, b.v. een schapen
boutje, steek dan. in het boutje, zonder
het te zouten, met een puntig mesje drie
of vier knuflookpitten; leg wat boter in
de braadslee met een gesneden uitje en»
een paar laurierblaren en eeni kruidnagel.
Nu nog wat boter er bo\"enop, en steek
het clan in een heeten oven of braad het
in gedekte pan bovenop het fornuis- na
zwaar ten (onclertussohen dikwijls koeien
en bedruipen) 20 minuten per pond, als
men het braad met be-en. en 15 minuten,
als men het braad, zonder been, doch met
been en al blijft het vleesch sappiger.
Veeg er van tijd tot tijd wat bouilion of
water bij; als het gaar is neemt men de
bout- uit pan of braadslee, laat de jeu
nog iets inkook-en en giet ze dan door een
zeefje. Aangenaam zal heb u A^erra-sseu,
dat de bout en ook de jeu zoo'n aangena
me straffe 6maak heeft, ondanks het feit
dat ge er in 't geheel geen zout of peper
hebt bijgedaan. Zoo ook sehapencote!et-ten)
Braad ze zonder zout met een uitje, in de
boter, aan beide kanten bruin en zet dan
een deksel op uw braadpan met bijvoe
ging van een weinig bouillon of water en
laat zoo de cotteletjes gaar worden. Een
heerlijk hapje bij het 12 uurtje, hoor!
Een schapen-rug" of zoogenaamd zadel
smeert men flink in met mosterd en
braadt het eA'enals een schapenbout. Ook
van schapenvleesch maakt- men een krach
tige soep. Men kookt het schapenrieeseh,
zooals nekstukken' en andere mindënvaar-
dige stukken met uieii en wortelen, prei en
selderij en knollen. Indien heb Adeesch
gaar is (niet te gaar) legt men het op een
schoon snijplankje. een plankjo er boven
op en daarop een verzwaring, opdat het
eenige persing onderga. Daarna kan men
bij de soep wat zout voegen naar smaak
en haar binden met een beetje rijstemeel.
Heb geperst a-leesch levert* voor de bo
terham een smakelijk koud vleesch. Ze
ker zco versterkend als rund- of varkens
vlees ch.
Zie zoo, dames, nu hoop ik, dat mijn
schaapachtige redenatio heeft bijgedragen
om de eer van het schaap te redden- die,
door verkeerde practijk, leelijk in het ge
drang gekomen is.
L. G. BOL.
NUTTIGE WENKEN.
Vereenvoudiging van huiswerk.
„Li en om de Woning" neemt het advies
op van een Amerikaansehe huisvrouw om
trent- araten wasschen.
„Ik besloot voortaan maat éénmaal daags
op te ruimen en kooB daarvoor het uur
direct na het ontbijt, wanneer het- huishou
delijk 'bedrijf het minst drukte geeft -en
Avanneer ik uitgerust was. Ik schafte voor
de drie maaltijden drie dienbladen aan.
Na heb afnemen wordt het- blad opkeen
plank in de servieskast- gezet (enkele, din
gen even omgespoeld). Ben ik aan het om-
Avasschen toe, dan worden zij voor den dag
gehaald alles gcwasschen e.n weer geschikt
op het blad, Avaarop zij behooren. zoodat
dit blad geheel gereed is, om voor een
maaltijd te gaan klaarzetten.
Wat het drogen van het vaatwerk betreft
drogen doo ik niet. Alle droogdoeken lig
gen in de kast en nieuwe zullen nooit meer
noodig zijn, Avant mijn vaten drogen zich
zelf! Ik zocht neb zoo lang, tot ik een
soliede afdruipbak gevonden had met
geribden bodem, hooge zijkanten en een
twintigtal koperen bogen, op verschillen
den afsand, Avaartussc-hen borden en scha
len geplaatst kunnen Avorden, zonder dat
ze elkaar raken. De bak staat in den goot
steen (of wordt helle-nd geplaatst, op de
aanrgcht). Dadelijk uit- het "heete sop wor
den de stukken er in gezet; ik zorg vocY
een overvloed van warm water, waarmee
het zeepsop Avordt tveggespoeld en eindig
met nagenoeg kokend water. De bak wordt
dan op de tafel gezet opeen dikken
Turkschen badhanddoek, die A7eel meer uit
druipend water opneemt dan een gewonen
droogdoek. Ik wa-sch nu 'even wat zilver of
kopjes, terwijl de stukken in den b?-k in de
lucht drogen, neem ze er dan uit, zet- ze op
het blad, waarop zij belmoren, en zorg voor
een nieuw partijtje. Op deze manier wer
kend, kost het omwassehen van. de drie
bladen niet veel meer tijd dan vroeger het
omAvasschen van één maaltijd met- het op
bergen en later weer het voor den dag
halen er bij."
Toch geiooA'-en we, dat een Hollandsche
huisvrouw niet gauw tob een ééndaagsche
Avaschp^rt-ij komen zal. Wat doet de Ame
rikaansehe mevrouw als ze eens veel gas
ten heeft?
Waarschijnlijk heeft ze voor drie maaitij
den toch nog genoeg kopjes en glazen.
Voor 'n huishouden met tien of twaalf
kinderen deugt het systeem ook niet
Doelmatige zomcrkleeren.
Het is een bekend feit, dat meh voor zijn
zomerMeeren bij voorkeur lichte kleuren
Iciest. Vooral de witte tint. heeft de goede
reputatie van cle meest- geschikte kleur voor
onze Heeding in deze warme dagen.
En terecht. Immers witgekleurde stoffen
nemen de minste warmte in zich op, omdat
zij licht noch warmte geleiden, maar beide
terugkaatsen. Toch hebben doktoren in
tropische landen de ervaring opgedaan, dat-
men in huizen, die in- en uitwendig rood
geschilderd zijn het best de. warmte trot
seert. In dergelijke woningen houdt men
het veel gemakkelijker uit'op smoorheetoi
dagen dan in de blinkend witte.
Waarschijnlijk is dit de reden, waarom
in Oostersche' landen de roode fez gedragen
wordt-, waarom de negerinnen roode hoofd
doeken ragen.
Het raadzaamste zou het voor ons op
warme- zomerdagen zijn om een dunne ja
pon te dragen van koele, witte stof over
c-nderkleeren in rooden of oranje tint; op
deze manier gekleed zullen wij zeker het
minste last van de gloeiendheete zonne
stralen .hebben.
Strcchoeden cn Panama's.
Er zijn verschillende manieren om witte
stroo'npeden schoon te maken. Een paar
van de- me-esfc onschuldige laten' wij hier
volgen.
Men deelt een citroen in vieren en wrijft
het sap ervan ia heb a'lechtsel. Daarna
wrijft men er flink overheen met een prop
watten, gedoops in bloem van zwavel en
laat alles eon poosje indrogen. Ten slotte
borstelt men den hoed af met een harden
schuier totdat alle zwavel verwijderd is.
Prima kwaliteit -stroohoeden moet men
een beetje omslachtiger behandelen. Men
borstelt ze goed schoon, wrijft er dan met
een tandenborstel citroensap in en legt den
hoed een uur lang in het donker. Nadat
men hem met- zwavelpoeder heeft- bestrooid
wrijft- men dit er goed in met flanellen lap
pen. Daarna borstelt men hem af. Vetvlek
ken worden voordat men citroensap ge
bruikt, eerst met- benzine venvijderd.
Giaspapier verwijderen.
Om het verwijderen vaa gla-spapier ger
makkelijk te maken, wrijve men- de. ruit in
met greens of gele zeep en laat dit er
eenige dagen op, waarna men me t cc mes
heel spoedig heb papier e-r af kan 1 1 p-
pen.
Petrolcusvtvlekken.
Petroleum vlekken uit papier of stuf ver
dwijnen door er een vinger dik aardappel
meel op to .strooien en na verloop van
eenige uren wederom er af te wrijven.
Het geVaar van hoogs hakken.
Er was yoorspeld, dat de hakken lager
zouden worden, maar Avio rondziet onMli
nog niet veel van de verbetering. km
jaar geleden waarschuwde een Enne u1
dokter ernstig tegen do hooge, haldccn
hun slechte gevolgen voor de som**.?
ring. Thans vinden wij weer in de
Chester Guardian" een beschouwing over
onderwerp in denzelfdSn geest door T)
Ethel Benthaim Ook zij wijst erop, dat dl'
hooge hakken leiden tot vermoeienis 0r j
dat de voet in zijn geheel wordt neergezet'
en do last rust op hef voorgedeelte Van
den voet. De voet verliest- alle elasticiteit
maar niet alleen de spieren van voet en
beenen wordfen niet behoorlijk ontwikkeld
ook de dijspieren en die. van den onderbuik
worden niet in beweging gehouden, met als
gevolg verplaatsing van de inwendige or-
•ganen en storing van de spijsvertering.
Deze heeft opnieuw het gevolg- verslap
ping van de spierwerking en zoodoende al'
gemeen© verzwakking, zenuwstoring e*tt
pijn. Zoogenaamde rheumatisehe aandoe
ningen, ontstoken te-enen staan veelal in
arerband met deze indigestie.
De vrouwelijke dokter betreurt het dat
de beschaving nog zoo weinig gevorderd
is, dat de_ mode wordt gesteld boven gc.
riefelijkheid en gezondheid en zij vraagt
zich af of wij wel veel verwijderd zijn van
do wilde, die ringen door den neus boort.
Voor Huis en Hof
WAT IEDERE'MAAND TE DOEN
GEEFT.
(2e helft Juli).
Nadruk verboden
Juli is reeds een maand van oogsten:
het rijpe graan -wordt gemaaid. Rogge
maait men het best in geelrijpen toe
stand, niet later, omdat er dan gevaar be-'
-staat voor uitvallen van het zaad, Avat licht
het geval ie bij Schluraffen-rogge en ook'
bij vele inlandsche rassen, welke los in 't
kaf zitten. Tarwe zicht men als zij volrijp
is. Proeven van do Vereen, tot Ontwikke,
ling van den LandbouAv in Hollands-Noor
derkwartier hebben dit althans als hei
beste tijdstip bevonden. Niet altoos kan
men echter dit gunstige tijdstip afwach
ten en zicht dan in het laatst der geeïrijp.
stand. Wordt voor het maaien de zicht- oi
ue .gewone machine gebruikt, dau wordt
de roggeschove met de hand gebonden,
veelal met 2 banden, en dadelijk in hokken
a7an 10 tot 20 schoven of garven in rech
te rijen opgezet. Is de rogge goed droog,
dan moet ze naar huis of schuur worden
gebracht; blijft ze op het land, dan zet
men haar op ronde of vierkante mijlen,
zorgvuldig tegen inregenen met stroo' ge
dekt, Is de rogge van liet Jancl, dan wordt
dit direct voorbereid voor een stoppelge-
v:as; de volksmond zegt: de ploeg zit aan
de zicht vast. Als stoppel gewassen komen
in aanmerking: spurrie en knollen. Sp'ur-
riezaad telen vele boeren zelf; mén zaait
20 Kg', per Hectare, d.w.z. van de gewone
spurrie; van reuzenspurrie 30 Kg. Deze
soort zaait met dikker, omdat de korrel
grover is. Zij geeft veel meer, maar is niet
zeo sappig. In den regel mest men stop-
.pelspurrie niet, maar is het land schraal,
dan kan men gieren en daarbij 400 Eg.
super per H A. aanwenden. Do grondbe
werking bestaat in ondiep ploegen; ook
kan men den akker bewerken met den
weerstandcuitivakor. Op de spurrie kan
men straks rogge laten volgen, of later e«n
voorjaarsgewas. Knollen verbouwt men in
den stoppel van gerst of rogge. De gerst
is eerder van 't land. zoodat de knollen-
teelt zekerder wordt dan na rogge. Heeft
men, zooals gewenscht is vóór het zaaien
van winterrogge als vóórvrucht van knol-
I'en, met do bemesting ook op dit laatste
gewas gerekend, dan behoeft men tlianJ
niet te mesten. Alleen als het nood'g blijkt,
geve men vóór het eggen een overbemes
ting met 1 a Wt baal chili per H.A. Giert
men, dan geve men teven-s 3 a 4 baal su
per. Is het land mager, dan mnet vóór lief-
ploegen van den stopnel per H.A. uitgw
strooid worden 400 Kg. 20 pet. kalizout
en 400 Kg. super, waarop dan later de gej
noemde hoeveelheid chili gegeven kan
worden: de helft bij het zaa:en, de andere
helft voor het eggen der knollen.
In den hof: Leg vangbanden van ge
ribd papier* om de stammen uwer vruebt-
hoomen, om deze vrij te houden van insec
ten. Worden uw vruchten bedreigd ,door
de rupsen, die de wormstekigheid veroor
zaken. dan kunt ge uav late hoornen nog
eens besproeien met slappe Bordeauxsche
pap. waarin Parijsch groen (zwaar ver-
gift!) Bliif echter met deze pap af van
uw perzikboom! Ge kunt in deze helft der
maand al aardbeienbeclden aanleggen, de
planten ontAvikkelen zich dan voor den
winter reeds flink en kunnen dan 't vol
gend jaar al aardig vrucht geven. Hebt
ge in perzik en druif „het wit", heston
ze dan met zwavelpoeder. Tegen „wit" in
do rozen kan uien een baspuiling toepas
sen van 50 gram Salicylzuur on 30 grain
Looizuur opgelost in 10 Liter water.
Plant uav andijvie in heli land, dat vrijge
komen is a7an vroege"erwten: eerst, don
grond één spit' goed los maken van lanee
planten korte men de wortels wat in Na
het planten gieten, als h'et droog is; later
tusschen de planten- schoffelen, om den
'grond los te houden, hiervan houdt andij
vie zeer. Hebb ge ramen met meloenen,
dan kunt gij ze nu bij nacht open laten;
ruim gieten is gewenscht; draai de vruch
ten een-s om, of leg er een stukje glas onj
-der, opdat ze nic-t gaan rotten. Veel suc
ces kan men nu bij verschil!endo gewas
sen hebben door af en toe te gieten: niet
verdunden mest of slap roc-twater. De
planten mogen niet te droog zijn, en men
giete niet midden op den dag of in a®
heete zon; dit is te branderig. P}11^ 1
frambozen voorzichtig, kwets zo niéf A**
de vrucht 'donkerrood is en bij do 1111118
aanraking in do hand valt, eerst dan is z