niettemin onmisbare, goden als: de bekende
eendekroos soorten, de waterpest, het kik-
kerkruid en „last not least", langs de kan
ten, half in het water en half in het land,
wat Irissen en hier en daar een laag blij
vende grassoort en U zult na verloop van
een jaar verbaasd staan over het succes.
Dat men zorgen moet voor een emmer
of wat nieuw water op tijd spreekt ten
6lotte vanzelf,
V. H.
Vragen op het gebied van land- en tuin
bouw aan de redactie van „De Leidsche
Courant."
Palmen en hare behandeling.
De Palm mag voorzeker de koningin
der kamerplanten genoemd worden. Geen
plant toch die het zoo goed doet in serre,
vestibule of kamer, dan deze zoo decora
tieve plant. Geen wonder dan ook, dat men
ze bijna overal en bij iederen liefhebber
aantreft. Echter is er geen plant die zoo
veel teleurstelling kan geven dan juist de
palm.
Menige schoon gevormde plant, die bij
aflevering door den bloemist een waar
sieraad was, is na slechts eenige weken
of hoogstens eenige maanden totaal bedor
ven.
Een eerste vereischte is: „begin goed".
Ziet niet op een enkele gulden bij het aan
schaffen van een plant. Koopt geen min
derwaardig marktgoed, doch voorziet u
bij een bloemist of bloemenhandelaar van
een flinke gezonde plant. Deze hebben er
althans belang bij u een krachtige plant
te leveren. Naast de gewone zorgen die ge
uw kamerplanten geeft, het volgende:
Zeer goed is het de plant eens per week
to wasschen met niet te koud water. Het
beste is water op ongeveer kamertempera
tuur. Zorg nu vooral ook den onderkant
van de bladen te reinigen. Leg daarna de
plant voorzichtig op haar kant. Men
kweekt palmen in niet te groote pot en
in geen geval direct in een luxe of ver
glaasde pot. Men giete zóó, dat de plant
•in geen geval een droge wortelkluit krijgt.
Is dit een. paar maal het geval geweest,
dan is de plant als verloren te beschou
wen. 's Zomers iedere week in een emmer
water zetten is een uitstekend middel om
een fraai plant te houden. Goed groeien-
den palmen geve men In den zomer wat
met water verdunde koemest. Indien dit
echter bezwaren mocht opleveren, dan is
onvervalschte kunstmest het aangewezen
middel. Men zij echter voorzichtig met het
gebruik hiervan. Men geeft licht te veel.
Ook bij het koopen van kunstmest zij
men uiterst zoonzichtig en betrekke dit ar
tikel van een goeden bloemenwinkel of
bloemist.
Wel beleefd!
Luitenant tot soldaat: Hoe smaakt de
soep vandaag?
Soldaat: Slecht.
Luitenant: Kan je niet met twee woor
den spreken?
Soldaat: 'Misrabel slécht!
Het voornaamste.
Moeder en Keesje loopen te wandelen
langs een vijver. Eensklaps vraagt de moe
der aan haar jongen: Wel Keesje, wat-
zou je doen als moetje eens in het water
viel?
O, dat was niet erg zegt Keesje, ik.
weet den weg naar huis alleen wel te vin
den.
Allerlei gebreken.
Jaik heb aan mijn vrouw allerlei
gebreken te danken: toen ik haar de eerste
maal zag, was ik stom van verrukking,-toen
ik haar jawoord kreeg, was ik blind van
liefde en nu ben ik doof van 't spectakel!
Dat komt uit!
President: Heb je vroeger al eens straf
gehad
Beklaagde:" Precies weet ik het niet,
Edelachtbare, maar in de laatste tien jaar
zeker niet!
Is dat werkelijk waar?
Zeker, Edelachtbare, want ik heb die
tien jaar in- Leeuwarden gezeten.
De Geschiedenis van 't Schooiertje
V.
Tast maar flink toe, speelman! De
weg is nog ver en het zal wel tegen den
avond loopen, voor ik je aan de boerderij
heb afgeleverd, waar ik je onder dak wil
brengen. Of smaakt het je niet. kame
raad?
Smaken? Of het smaakt! Het smaakt
als suiker. Ik zou niet weten, wat lekker
der kon zijn of het moest ambrozijn en
nectar der goden wezen, zooals mijn va
der wel eens lachènde zei.
Wat zeg je me daar? Wat sprak jouw
vader voor een taal? Ambrozijn en nec
tar, die woorden zijn nog nooit door mijn
oorpij p gegaan. Of wil je som3 zeggen,
zuurkool met spek, ja jongen, als dat je
vader lekker vond, dan had hij aan mij
een kameraad gevonden die hem be3t kon
staan, al heb ik jouw vader nooit gezien.
Maar komaan; laat het je smaken ouwe
jongen, en eet, dat de knoopen van je
vestje springen, als je tenminste die din
gen d'r nog aan heb zitten.*'
En weer laght de koopman, dat het
schalt over het erf en dat de hond op
springt in zijn hok en de boerin mede be
gint te lachen, om het plezier van dien
goeden dikkerd.
In één woord: het was een vroolijb
tooneellje en aangegrepen door het
vroolijk gesnap van mijn metgezel, sprong
ik op .wipte op den stoel, en stemde mijn
viool, ten teeken, dat het spel zou begin
nen!
Nu kwamen de kinderen dichterbij en
gaapten me aan of ik een won dermenscli
was, maar het was hen aan te zien, dat ze
een deuntje van den speelman verwacht
ten.
Zou ik? Die vraag was tot den
koopman gericht, die inmiddels met zijn
breede,forsche hand zijn mond had afge
veegd en de laatste resten van zijn bord
naar binnen het gewerkt en nu nog een
nieuwe portie bestelde.
Ga je garg maar! Speel jij maar! Ik
zal wel eten. De buitenlucht hongert en
mijn natje en droogje heb ik altijd wel
gelust. Daarbij: ik heb ruimte en er kan
heel wat bij, eer mijn vestje strak staat.
En dan terwijl jij speelt en de kinderen
amuseert en de kippetjes laat dansen en
de hond woedend maakt, want dat stom
me dier kan niet tegen muziek weet je!,
ga fk rustig mijn gang enzal straks
bij deze goeie menschen wat zien te ver-
koopen. Zoo zullen we het nuttige met
het aangename paren. Wat jij, mijn vriend
daar boven op den stoel? Zou je niet op
tafel klimmen, dan ben je nog wat groo-
ter en komt misschien je muziek beter
tot zijn recht. Wat je zelf betreft, daar
zal minder op gelot worden.
Wat verder de goeie man vertelde, die
aldaar aan 't woord bleef, kon ik je niet
verstaan, want hij propte zijn mond zoo
vol, dat zijn woorden verloren gingen, te
meer daar het gejoel der kinderen druk
ker werd en ik weldra door een groepje
lachende, gichelende en stoeiende klein
tjes me omringd zag. In de deur stond de
boerin met de dochter en achter de gor
dijnen van de woonkamer zag ik een
paar oogen me toeknippen van een oude
grootmoeder misschien, die me zeggen
yildet toe speelman begin je nu haast of
begin je niet; de kinderen verlangen mu
ziek en de groote menschen hopen ook
wat te hooren, al is het van een landloo-
pert.je als jij bent."
Nu begon ik! Het werd stil om me heen.
Het. gestoei der kinderen was gedaan,
zelf3 de hond kroop terug in zijn hok, ter
wijl de koopman zich zelf verwaardigde
even op tè kijken naar den kleinen! violist,
die thans alles om zich heen vergat en
wijsjes tooverde uit die houten doos, zoo
als de koopman zei. Stom van verbazing
stonden die kleintjes me aan te gapen en
begrepen maar niet, dat ik dat kon en zij
niet en ik, die nog wel zoo'n schooiertje
was en in zoo'n armzalig plunje stak.
Maar niet alleen de kinderen luisterden
met volle aandacht naar mijn vroolijk
spe-1 en naar de meer bekende melodieën,
maar ook de boerin en haar dochter kwa
men naderbij en werden getroffen door
mijn vingervaardigheid en zuiverheid van
toon, iets, wat de dochter, die ook muziek
gestudeerd had en muzikaal was aange
legd. bij zoo'n schooier als ik was, vast
niet verwacht had.
Bravo, jongetje, bravo! Jij speelt
mooier, dan je zelf weet. Hier heb je een
kwartje voor je moeite. Steek het maar
goed weg en verlies het niet.
Dank u juffrouw! dank u!
Ik was nog blijder met deze goedkeu
ring van de dochter des huizes wat voor
mij een aanmoediging bevatte, dan voor
het kwartje dat ze mij als belooning in de
hand stopte en teen we dan ook een half
uurtje later vertrokken, kon ik niet nala
ten nog eens om te kijken naar die vroo-"
lijke en brave menschen en met mijn
breedgeran'en hand te zwaaien, zoolang
ik ze zien kon.
De Redacteur.
(Wordt vervolgd.)
CORRESPONDENTIE.
Lieve Kinderen,
Van verschillende kanten hoor ik, dat ze
het versje van Goud-Elsje zoo aardig ge
vonden hebben; zelfs zijn er die het wil
len van. buiten leeren; één mijner vriend
jes ig er, die er mij op attent maakt, dat
Hendrika van Tusschenbroek datzelfde
versje op muziek gezet heeft; genaamd
Martijntjes Danspartij." En dat is zoo.
Ik he¥ nu dat stukje voor me liggen en ik
kan niet anders, dan de componist© feli-
citeeren met dit aardige wijsje, dat ik hier
bij iedere muziekliefhebber of -hebster aan
bevelen kan, maar zij heeft precies gedaari
wat Oom Wim hier beneden doet en
heeft er wat bijgedaan en weggelaten, al
naar het in haar compositie het best uit
kwam.
Wat zal ik er nog meer Van zeggen? Ik
ontving van niemand, dan" juist van Oom
Wim een vrije vertaling. Dat is wel jam
mer: ik verwachtte er Veel meer, of zijn
soms mijn vriendjes nog niet klaar, of wil
len ze de kat eerst uit den boom kijken en
zien, wie het er alzoo aangedurfd heeft, om
naast Goud-Elsje zijn vertaling te plaat
sen.
Ziet hier dan het versje van Oom Wim.
Wie volgt?
De looze Vos.
Een vos is lang niet dom.
Maar eerder alim te heeten.
Een vergissing.
Spreker (na een lange., saaie rede):"
Voor ik ga zitten, zal ik graag elke vraag
tot mij gericht, beantwoorden."
Stem uit het publiek: Hoe laat ia
heb al?
i Geen hersens.
Meisje? Meneer, moeder laat vragen
of u ook 'n kalfskop hebt.
Slager (eerst boos willende worden, maar
zich dan bedenkend): Neen, kind, ik heb
wel 'n menschcnhoofd.
Meisje: Nee dat moet ik niet hebben,
moe zei, dat er hersens in moeten zitten.
Waar gebeurd.
Jansen liep in de Kal verstraat toen het
begon te rekenen; gelukkig zag hij een
eindje voor zich uit iemand met een regen
scherm loopen, dien hij voor zijn* vriend
Kareisen hield. Hij versnelde <J©n pas ©n
gaf hem een klap op den schouder, terwijl
hij schertsend uitriep:'
Hallo, mannetje,, geef mij die spuit
eens van je!
De ander keerde zieh verschrikt om en
Jansen constateerde tot zijn pijnlijke ver
bazing, dat heb niet Kareisen was. maar
een volslagen vreemde. Voor hij echter nog
een woord van verontschuldiging had kun
nen uitbrengen, duwde de onbekende hem
de parapluie in de hand.
Neem me niet kwalijk, stamelde hij. ik
wist niet dat ze aan u hoordé!
Die v;as er achter.
Officier is met zijn manschappen aan
hét oefenen. Nu moeten jullie, sprak hij,
op je rug gaan liggen en je beenen bewegen
of je aan 't fietsen bent.
Alle beenen trappen in de lucht. Plotse
ling houdt er een soldaat op.
Officier: Hé Jansen, waarom houdt
je op?
Jansen:' Ik heb een vrij wiel, luitenant!
Een medelijdend hart.
Boerin:' We moeten onze zilveren brui
loft vieren. Zullen we het varken slachten?
Boer: Wees verstandig vrouw, wie
maakt nou een arm beest dood voor iets
dat 25 jaren geleden gebeurd is?
Verontschuldiging.
Logementhouder: Maar mijnheer, hoe
komt u ©r toe, om in één nacht de heide
bedden die op uw ka-mer staan, in ge
bruik te nemen?
Gast: 't Was buiten mijn schuld! Ik
hoorde in mijn droom duidelijk roepen:
Haarlem overst&ppenl
In de tram.
Conducteur:' Ziet u daar niet slaan:
„Verboden te rooken?"
Passagier: „Jawel, maar ik zie ook
staan: „draagt gezondheids-corsetten".
Denk je nou, dat ik me aan al die klets
praatjes kan storen?"
Niet vleiend.
Waar is mijn hoed toch? vroeg de
ontstemde echtgenoot.
Hij ligt op den mangel, man.
Op den mangel?- Op wat voor 'n
idiote plek zal ik hem straks nog vin
den?
Op je hoofd denk ik!
Boosaardig.
Vriend:' Nu, en toen je kwam?....
Dokter: Was hij al dood.
Vriend: Dus hij is je te vlug af ge
weest. -
Uit de school.
Onderwijzer in de geschiedenis:
Aristides wreekte zich nirt op de
Athéners, doch vergat het hem gedane on
recht. Welke eigenschap kunt ge daaruit
afleiden, Karei?
Vergeetachtigheid, meneer.
Moeilijk.
Dokter:" Wat het gezwel van uw ach
terhoofd betreft, nu, het is op het oogen-
blik niet gevaarlijk, doch ik zou 'u aanra
den, het steeds in het oog te houden.
Altijd deftig.
Mevrouw: De dokter he.eft gezegd, dat
hij morgen mijn maag zal uitpompen.
Mijnheer: Dan moet je vandaag voor
al niets eten dan oesters en fijne kaviaar;
dan ziet hij terstond, dat hij met fatsoen
lijke menschen te doen heeft
Vorderingen.
Nu, hoS gaat het nu met 't fu.,
Kolossale vorderingen mn.i_.
11 een cy.
rijd nu de lui reeds omver, zondek
't .minst te bezeerenl
Historisch.
Op een der postkantoren komt een ve-i
van omstreeks 12 jaar aan het loket
Meneer, mè, ik veur twee centen
kant. 14
Ambtenaar: Je moet zeker in
nufactuurwinkel zijn, kereltje!
Nee, meheer, van die zelfkant die
de koppies zitten om te plakken.
Den ambtenaar gaat een licht op en li
geeft wat gegomde postzegelstrookjea 1
twee centen aan het ventje, dat glan
van blijdschap zich verwijdert.
Snugger.
Juffrouw Lena (tot dienstmeisje):
Kaatje, je hebt den brief toch niet op l
post gebracht, die op tafel lag? Ik had U
adres nog niet geschreven.
Kaatje: Jawel, juffrouw, ik dachtd^
u voor mij niet weten wou voor wien H|
Het middel.
Gelegenheidsdichter: Maar weet u dii
geen enkel^ middel te bedenken, waarde
mijn liederen onder het volk versprèid
ken?
Redacteur: Wel zeker, meneer...,
Laat er confetti van maken.
Officieele stijl.
In een kleine gemeente is de volgenj.
verordening gemaakt: -
- Iedere fiets -of ander voertuig
zijn voorzien van een goed brandend lick
wanneer het. duister wordt. De duister®
begint, zoodra de straatlantaarns wordn
aangestoken.
Die is ook goed!
Koetsier (beleefd):"— Neem me niet lm
lijk, mijnheer, maar rookt u liever nietn
het rijtuig; de. dames klagen altijd over dj
sigarenlucht. Laat mij ze liever op den bot
oprooken
En wilt ge op deez' som
De proef nu gaarne weten,
Zoo luister even hier:
Zet. beide ooren ope-n.
Dan ziet ge. hoe dit die-r
Een haasje wist te stroopen.
Dat haasje vlug en jong
En tuk_op nieuwigheden.
Ging dansen heel alleen
En draaide |iks de leden,
Der achterpoot-en,
Van hopla, hop, en hop. sa, sa
Al kende hij geen noten,
Van hopla, la, sa, sa(
Ons vosje zag dit aan,
Berekende ®ijn kansen
En kwam dan naderbij;
Vol oor en oog voor ;t dansen,
"En sprak heer Langoor aan,
In ernst en zoet gefluister
En zei: ,,Zou samen beter gaan
„Mijn vriend, dan luister l"
„Als ik de dame ben
tJEn jij voor heer wil speleff,
„Zooals de dans ik ken,
„Zou ons dit niet vervelen.
„Geef poot dan .vriend, geef poot,
„Zoo gaa-n wij samen vieren
„Vergeten schot en schroot,
„Bij 't lustig ommezwie'ren."
Het haasje sprak toen snel:'
„Wie zal dan musiceerèn?
„Bij 't dansen hoort let wel!
„Muziek om animeeren!"
„Viool speelt wel de kraai"
- Zei dadelijk de vos.
„Zij speelt met zwier'ge zwaai,
„Daarginds op 't zachte mos."
Het haasje gaf dan poot;
Wil dadelijk beginnen;
Doet heel galant en groot;"
Is opgeruimd van zinnen.
En plots daar grijpt de vos,
Het domme haasje beet,
En vlucht in 't diepe bosch
En^spot met haasjes leed.
De schaduw van een eik
Kiest hij om fijn te smullen;
Hij is de prins te rijk
Nu hij zijn buik kan vullen',
Met 'n malsche hazenbout.
De kraai mag voor haar spelen,
En vindt ge dat" niet. stout?
Eén beentje met hem doelen.
Oom Wim.
Nu zal ik nog gauw een paar briefjes be
antwoorden e.n dan het woord geven aan
Antoon Fleur, Johanna van Leeuwen,
en wie verder nog een plaatsje te zijner
beschikking vindt.
Ellen Boertee, Leiden".
Jammer, dat het versje wat laat was, maar
zooals je gezien hebt, heb ik er toch nog
een dankbaar gebruik van gemaakt. Ik
twijfel er aan Ellen, of die nummers nog
voorradig zijn: ik zal eens kijken, of ik
ze nog heb; dan zal ik ze je bij tijd On ge
legenheid eens ter hand stellen. En wan
neer kom je me weer eens verrassen, met
een paar versjes, gevloeid uit jé poëtische
pen? Ik wacht af. Denk er om, dat de va-
cantie d'r zich juist hij uitstek toe leent,
om een dichterlijke vlucht te nemen en je
pha-nta-sie den vrijen teugel te vieren. t)ag
Ellen! Veel groetjes aan Pa en Moe en
zusjes «nJacqueskel Ook Oma mijn
groeten, hoorl
- - -<*•-
Henk' van Dijk, R 0 'e 1 0 f-
arendmen Jij bent toch èen
echte geluksvogel hé; zoo den eersten keer
een prijs te winnen en nog wel het inktstel.
Broertje keek zeker een beetje op z'n neus
meende hij niet, dat het voor hem was. Of
jij altijd mag meedoen? Wat graag hoor!
Ik reken trouwens op jullie hulp. Wat het
schrijven betreft: och vriend, wat zal ik je
zeggen: je bent nog niet te oud om het
beter te leeren: doe het dus; wie wil kan
En nu mijn vriendje: veel groetjes aan alle
huisgenooten! Dag Henk!
Antoon Fleur, Leiden. Ze
ker mijn jongen, laat ik jouw episteltje
nlaatsen; maar is dat. nu eigen werk? Heb
ie dat niet eens gelezen of zoo heel stie-
kumpjes ergen afgeschreven? Om jou ech
ter pleizier te doen, wordt het geplaatst.
Neus vandaag eens I
Adriaan van -Leeuwen, Voor
schoten. Die. verschillende kleine
vesies bij elkaar, hebben je zeker heel wat.
werk en moeite gekost, kleine vriend! En
het is al heel aardig ook van zoo'n manne
rs. Maar en lee-r dit nu eens van mii:
..ie moet niet te veel hooi op je vork wil-
len- nemen" Dan valt er te veel af mijn
vriend en blijft er niet veel op. En zoo is
het ook hier. Probeer nu eens aan één
versje bijv. De Boer. Zeg^daar nu eens
alles van wat je weet. Dan krijg je min
stens drie, misschienvier versjes en dan
zul je eens kijken. Dan wordt het ge
plaatst en komt er je naam onder met let
ters, zoo dik dat het grootvader zonder
bril kan lezen. Probeer eens! Dag Adri!
Groetjes thuis!
Mina H e e m's kerk, W a r m o n d.
Jij dacht zeker, nooit, meer iets van me
te hooren. Mis poesIk vergeet niemand.
Al gaat 'het langzaam, een antwoord komt.
Daarbij, wie zoo'n mooi verhaaltje kan
maken, kan toch ook»wel op een antwoordje
rekenen, niet «waar? Nu dan! Jouw ver
haaltje komt erin. En, ik zal net zeggen als
moeder deed: .blijf jij oofc maar veel van
Maria houden" dan zal het ons Mineke
altijd in de wereld goed gaan. Dag Mina!
Groet vader en moeder van me!
Greta. Bos, Hazerswoudé.
Jouw gedichtje heb ik heel aardig gevon
den, zoo mooi, dat ik het. een plaatsje waar
dig gekeurd he-b. Kijk vandaag al eens. Ik
wed, dat Gretha's naam daar prijkt, als een
korenbloem tusschen de halmen van het
goudgele korenveld. Let maar eens op. En
nu da vijf, Gretlia!
De Redacteur.
P.S. De volgende week ga ik door met
beantwoorden der brieven!
'Zoo' juist komt binnen het versje van
Ellen en „Petit Jean"; waarvoor mijn dank
De volgende week worden deze geplaatst.
De Red.
Wie er uit mflfest.
Er was eens een koning die een hond
had. Diana geheeten, waarvan, hij erg veel
hield.
't Was een mooi en schrander dier. En
eens zelfs had hij den koning het leven
gered. Geen wonder dus, dat de vorst den
hond goed liet verzorgen. En dikwijls had
hij tot het personeel, maar vooral tegen
een oppasser van den hond gezegd:
„Wie mij de ti jding van z'n dood brengt,
gaat er uit!"
En ze wisten wel wat dat, „die gaat eT
uit", beteekende, nJ. ontslagen worden en
zoo'n goeden .dienst kregen ze zoo makke
lijk niet terug.
En dati, wat de koning zei, dat gebeurde,
ook. De oppasser zorgde dan ook goed voor
het dier, en een tijd lang ging alles goed.
Ma-ar door dat, misschien wel al te goed
verzorgen, vatte het dier op zekeren guren
dag kou en werd gevaarlijk ziek,
De hond werd nu met nog meer zorg
verpleegd. Maar heb haatte niet.
Het beest werd hoe langer hoe zieker en
op een morgen, 't was juist 13 minuten
voor elf, ging de hond doo<L
Dat was me 'n ontsteltenis.
't Personeel liep verslagen rond. zoo
dat de kok in de soep suiker deed emfov
de vruchtengelei een hand zout.
Wie zou het den koning zeggen. Terrl
de bedienden daarover nog stonden na
denken kwam de hofnar op hun toe, die
dadelijk aan de gezichten zag, dat er i®
aa.n de hand was.
Dat zou hij wel even oplcnapnen.
Hij stapte, na geklopt te hebben
vertrek van den koning in, maar was noj
niet, goed binnen of de vorst, vroeg:
„Wel. hoe gaat het met Diana?".
,,Ja Sire", antwoordde de nar, .,ik we?|
niet wat het dier mankeert. Hij eet- niet,
loopt cn blaft niet,; ademt zelfs niet
en is koud en stijf."
„Wat, hij is dus dood!" riep de k<
flit.
„Maar, je weet wel wat den boodschap,
per te wachten staat?"
„Ja, Sire, maar met- uw welnemen,
heb nie.t gezegd dat hij dood is. Dat hek
u zelf gezegd, dus
De koning die dat dus wel b
schold den nar de heele straf kwijt.
Antoon Fleur, Leiden.
Marietje haar verjaardag.
Marietje was van het jaar op Zatenk;
jarig. Maar omdat het een moeilijke da?
was, moest zij tegen haar vriendinnetje!
zeggen, dat zij des Woensdagmiddag!
mochten komen spelen,. Eindelijk was
dag gekomen. Marietje kon dien mo:
niet goed leeren. Zij dacht altijd maar asa
■den middag; de klok liep zoo langzaan!,
het leek of zij Marietje wou plagen,
Euidehjk luidde, de bel; het teeken dit
de lessen waren afgclcopen. Ma rietje
haar vriendinnetjes Ans en Nel, waten
het eerst bij den uitgang. Onder het nas
huis gaa)i werd" ér druk kesproken ote/
den middag. Het was drie uur teen
gebeld werd. Do meid deed epen.
rietje stond in de gang te kijken, toen cj
zag wie liet-waren, liep zij naar haart»
In haar speelkamertje stond alles klaar;
het serviesje en een sohaaltjo met allerlti
lekkers. Daarheen werden zij. geleid
do meid. Eerst werden de eadeaux bcb-
ken. Na eenige. kopjes thee te hebben Be
dronken, gingen, zij wat spelen. Maar m
liep de klok eens zoo hard, als van
gen; het. was dan ook weldra zes uur ge
worden. Na nog wat gesnoept te hebben
werd er afscheid genomen van Marietje,
Want de meid moest Ans en Nel thuis
brengen,. Zoo was die heerlijke middag
gauw ten einde en zoo gaat het in hel le
ven altijd: plezier duurt veel te korten
verdriet altijd te lang.
Johanna v. Leeuwen
Alphén.
De boer.
Heb eerbied voor den akkerman.
Die tarwe en koren wint op 't land.
Al wie een boer bespotten kan.
Die heeft een bitter klein verstand.
Als 's morgens pas de zonne straalt,
Is hij reeds dapper aan den gang.
En als zij in het westen daalt.
Dan ploegt hij nog met vreugd «n
zanj
Terwijl hij werkt en zwoegt en zweet,
Verschaft hij iedereen het brood,
Ipdien hij niet ter markt© reed.,
De stedelingen leden nood.
Heb achting voor den boerenstand,
En eer den braven akkerman.
Wantt zeg mij toch, waar is h«H kB(s
Dat zonder boeren0 leven kan!
Gretha» Bos,
Hazerswoude Rijndijk