GEZGÜDÜEIB EB HYGIËNE VOOR DE VROUWEN Wij waren al spoedig klaar en weer ihuis. Henriëtle die ook al berouw over baar verstoordheid bad, keek weer vrien delijk; en toen baar vader haar de bloe men gaf, stonden er tranen in haar mooie oogen. Zij was beschaamd. „Je bent toch een lieve papa", zei ze, hem kussende en met haar fraaie hand zijn haren schikkende. „Ik had bet niet verdiend" en zij boog het hoofd aan zijn hart. „Geen coupjes!" zei de vader. „Allemaal gekheid! Een mensch moet altijd vroolijk zijn!" Ik begon tienmaal meer van Henriëtle ie houden. De kakatoe riep: „Zoete vrouw". i Uitheemsche studenten. Wie de „zilv.erkamer" van de Leidsohe Lakenhal doorwandelt, ziet daar terstond in de middenviirme, oanringd door meer dere voorwerpen van edel-rnetaal, een groote verguld-zilveren beker, veel te groot om anders dan tot sieraad te kun nen dienen. Die beker stamt uit den tijd, toen de Leidsche Hoogeschool bezocht werd door studenten uit allerlei landen van Europa. Hiertoe behoorden omstreeks 1630 de vier zonen van den koning van Bohemen, die met hun moeder en zusters het thans verdwenen Prinsenhof bewoonden. Zij studeeren metierdaad! Bij hun vertrek gaf de koningin hovengienoeinde coupe ten geschenke als blijk van dankbaarheid je gens de autoriteiten, die hadden gedaan wat zij konden om haar en haar kinderen het verblijf te veraangenamen. De oudste dier zonen, Frederik Hen drik, is hier te lande nog omgekomen. In 1629 reisde hij met zijn vader van Leiden naar Amsterdam om de door Piet Hein op de Spaansche zilvervloot ver overde schatten te gaan zien. Te Haarlem drong het stadsbestuur erop aan, dat de koning daar zou blijven overnachten, wijl hot zeer winderig was en sneeuwbuien te wachten waren. Z. M. sloeg echter die uilnoodigdng af en ging met zijn gevolg aan boord van een gewone veerschuit. In den aanvang was de reis voorspoedig, doch toen men aan de Hollesloot hij den Steenen Hoek op het IJ kwam, zeilde een Mederabliksche bomschuit tegen de veer schuit aan, zoodat deze terstond vol water liep en wegzonk. Do koning en vijf an dere passagiers konden nog gered wor- dien. doch de overigen kwamen om. De jeugdige prins hij was toen 15 jaar zonk weg, roepende: „Vader, red mij; vader, red mij." Te gelijkertijd met do zonen van den koning van Bohemen studeerden te Leiden hunne neven, de paltzgraaf Frederik bo dewijk en de kroonprins, later de groote keurvorst van Brandenburg, Frederik Wilhelm. Deze voorheelden vonden navolging. Meest alle regeerende Duitsche vorsten zonden hunne zonen naar Leiden, zooals die van Anhoit, Fulda, Furstenherg, Har- nau, Hannover, Hessen, Mecklenburg, Nassau, Oldenburg, Oost-Friesland, Plauen, Wurtenherg, zelfs die van Zeven bergen, Hongarije en Polen. Vele dezer vorstenzonen kwamen op zeer jeugdigen leeftijd en werden, alvo rens tot de openbare lessen te worden toe gelaten, door bun eigen paedagogen on derwezen. Later legden zij zich dan vooral toe op de politica, mathesis, historie en ook wel op de rechten. Anderen vertoef den slechts nu en dan te Leiden, en hiel den zich meest in Den Haag en aan 't Hof op. Het was hun voldoende, hunne namen op de academie-rol ingeschreven te hebben en daardoor de academische voorrechten te kunnen genieten. Niet alleen was Leiden de oefenschool van vorsten, die later den "scepter zouden voeren, maar ook van graven, baronnen en andere edelen van allerlei rang en titel, die uit Oostenrijk, Bohemen, Beieren, Saksen, Pruisen, Wurtemberg, de Paltz, West falen, Gulik, Kleef en andere staten van Duifschland, evenals uit de vrije han delssteden, hierheen kwamen. Soms wa ren er 50 of 60 tegelijk en daaronder van geslachten, welke nog heden goede be kendheid genieten, zooals Bismarck en Von Moltbe. Zij studeerden natuurlijk niet allemaal even ernstig, maar meerderen verwierven toch later op menig gebied van weten schap een goeden naam. En dat waarlijk do zucht tot studie velen uit andere lan den en werelddeelen, Japanners b.v. en Syriërs, hierheen voerde, blijkt uit den toeloop, die beroemde hoogleeraren had den, zooals Boerhave en Sylvius. Door dezen professor werd omstreeks het mid>- den der 17e eeuw in het St. Caecilia- gasthuis waarvan men nog de sporen vindt een inrichting voor pracüsch onderwijs in de geneeskunde geopend en. bijzonder groot was toen de toeloop van vreemdelingen. Ten tijde van Boerhave waren er soms meer vreemde dan Hol- Sandschc studenten. Er hadden toen bijna dagelijks promotiën in de medicijnen plaats. Intusschen waren nied alle buitenlanders Jongelui van adel met vaak vorstelijken £toel; er waren ook armen onder, die door Staten en curatoren werden ondersteund ©f in een der collegiën opgenomen. Zij werden aangetrokken door de hier heer tellende vrijheid, nog vergroot door de zucht der autoriteiten, ocm de Hoogeschool toch vooral een goeden naam te bezorgen, zoodat ook voor de belangen der Katho lieken werd gewaakt. In dit verband her- innere men zich, wat we vroeger mede deeldon, hoe op aandrang der vreemde et aden ten een nieuwen pastoor der Mon Père-kerk door dg stedelijke regeering oogluikend werd toegelaten, hoewel men bean eigenlijk liever geweerd had. Verscheidene studenten gaven in hun later uitgegeven brieven langere of kor tere berichten nopens hun verblijf te Lei den of hielden journalen, die deels nog aanwezig zijn. Daaruit blijkt om., dat er het haxl bij zooveel nationaliteiten best anders kunnen wezen zelden vechtpartijen plaats hadden, maar dat er toch ook wei nig esprit de corps onder de studenten was. De natiën gingen weinig met elkan der om en haddien hun eigen vierdagen. Zoo waren het alleen de Engelschen, die bij de herstelling van Karei II vreugdevuren aanstaken en illumineerden en den lsrten Noveanber 1745 den verjaar dag van den koning met een vuurwerk vierden. Dit werd ontstoken „op" den Rijn achter hot logement „De Gouden Leeuw". Al de buitenlanders vereenigden zich clubs, „clubs der naties" genoemd. Waren er van een of anderen landaard tijdelijk te weinig om een bijzondere club te vor men, dan vereenigden zij zich met ande ren, zooals de Polen met Sileziërs, de Oostenrijkers met Hongaren, de "Italianen met de Spanjaarden en Portugeezen. De Duitschers hadden veel van de straat jongens te lijden, die hen sarden en na riepen: „mof, mof, hazekop". Wilden zij 't hun betaald zetten, dan kwam het Jan hagel erbij te pas en werd het er niet beter op. De Sileziërs intusschen, hoewel ook tot de Germaanse lie natie behoorend, klaagden er in bij de Hollanders een wit voetje te bekomen. De Silezischo jonkers staken n.l. een door hen vervaardigd vuurwerk af bij gelegenheid dei* Holland- sche viering van de overwinning in den vierdaagschen zeeslag. In Juni 1666 voe ren zij 's avonds met een schip door de voornaamste Leidsche grachten en lieten, onder het geroep van „Vivant Batavi", raketten, waterkegels en ander vuurwerk opgaan, 't Werd prachtig gevonden en zij werden er officieel voer bedankt. Gedurende een tijdperk van 300 jaar (hebben bier 16 a 18000 vreemdelingen gestudeerd en menige natie heeft toen er kend, veel verplichting te hebben jegens de Leidsche Universiteit, wier gedegen weten- schap de besben der studenten later weer im eigen kring verbreidden. Hoe zijn do tijden thans veranderd. Nog bloeit onze Universiteit, gelukkig, maar vreemdelingen ziet men or thans niet meer, tenzij het steeds groeiend aan- *al studenten uit Insulinde. AJO I315S Zonlicht en onze huid. Regelmatig zie ik iederen zomer, tijdens heb sportscizoen, eenige, patiënten met door den zon verbrande huid. Het zijn meestal watersportliefhebbers, die, onvoldoende beschut, zich te veel blcot hebben gesteld aan de felle zonnestralen, waardoor verschijnselen optreden als bij lichten graad van huidverbranding. Zoo werd ik nog onlangs, 's avonds laat, bij een patiënt geroepen, die ik in zijn zeiljacht vond met heftige pijn over bijna de geheele huid, die vuurrood en ontstoken was. Hij vertelde mij dat hij 's morgens, na een bad, een uur lang in badcostuum op het weiland had gelegen zich heerlijk koesterende in de warme. zon. De gevolgen bleven natuurlijk niet uit. Ook hier al weer moet men de maat weten te houden. „Man kann des Guten zu viel haben". Het schijnt tegenwoordig mode te zijn zoo'n beetje bruin er uit te zien. Het staat „sportmanlike" en sommigen meenen daar door den indruk te "kunnen verwekken kern gezond te zijn. Het heeft echter met ge zondheid niets te maken. Het houdt ver band met min of meer kleurstof in de huid. In normalen toestand wordt zoowel bij blanke als bij donkere rassen in de huid een korrelige kleurstof aangetroffen, pigment Hoe meer van die kleurstof aanwezig is, des te donkerde.^ is de huid. Diezelfde kleurstof bevindt zich ook in de haren en in de oogen en wel in het regen boogvlies (den z.g. oogappel, die er blauw grijsgroen, grijsbruin, bruin of donkerbruin bij zwart af door gekleurd wordt) en onder het ne.tvlies, dat den oogappel van binnen bekleedt. Soms is deze kleurstof geheel afwezig; de huid is dan volkomen blank, het haar zilver wit of geelwit, en de oogappel rood (door het doorschijnen van het bloed uit de vaten der binnenste oogvliezen, mooi te zien bijv. bij spierwitte konijnen). De aldus misdeelde menschen gelukkig even zeldzaam als witte raven! noemt men albino's; albinisme kan ook gedeelte lijk bestaan; is dit bij negers het geval dan spreekt men van eksternegers. Vermeerdering van pigment bij oorspronkelijk normale menschen treedt op bij tal van (huidaandoeningen, maar ook bij zwangerschap, en als verschijnsel van som mige inwendige kwalen zooals schildklier ziekten, suikerziekte, slepende arsenikver- giftiging, do ziekte van Addison (welke sa menhangt met een ontvoeding van het weefsel der bijnieren) en verschillende ze nuwaandoeningen. Ook wordt wel eéns vermindering van pigment of z. g. verschuiving waargenomen; op sommige plaatsen wordt de huid dan wit, terwijl ze daarnaast don kerder wordt. Het pigment heeft ten doel om tegen él te sterke bestraling te beschermen. Vooral de stralen van korte golflengte, «£e z.g. ultra violette stralen blijken ons te kunnen schaden. Hoe meer pigment nu de huid bevat, des te beter is de mensoh er tegen beveiligd. Met een z.g. nriol-lamp (d. i. een lamp die ultra violette stralen uitzendt) kan me,n in 10 minuten een blaar doen ontstaan op de teere huid van een blondine, terwijl een 0 0® MODEPRAATJE 000 Afb. 4. Standaard voor hoedenspelden. Afb. 5. Practische theewarmer uit twee deelen. Afb. 6. Mutsje voor kleine kinderen. P\e huiselijke gezelligheid wordt ongetwijfeld •--'bevorderd door het maken van aardige hand werkjes. Eerstens al door het maken zelf en dan natuurlijk door de sierlijkheid van het gemaakte. Afb. 4. Standaard voor hoedenspelden met strikkenver- slering. Met de eenvoudigste middelen kan men deze mooien standaard voor hoedenspelden maken. Men neemt in de eerste plaats een klein, smal conservebusje of een glas, of men maakt een dergelijken vorm van carton. De hoofdzaak is," dat dit deel van den standaard voldoende zwaar is, opdat hij niet bij het inzetten der spelden het evenwicht verliest. Men kan voldoende zwaarte verkrijgen door het busje of glas van onderen te vullen met zand. Voor de bekleeding kieze men stof of linnen, dat met een vroolijk, gekleurd borduursel versierd wordt, en dan opgeplakt wordt. Men moet een kleefstof gebruiken, welke niet door het goed heendringt en dus geen vlekken veroorzaakt. Te voren heeft men nog het strikkengarniluur aan den onderrand der stof te naaien. Het kussen maakt men uit vast-geperste watte, welke men strak overtrekt. De buitenbekJeeding naait men aan den onder- rand; men moet haar evenwel wat langer knippen, opdat zij voldoende oversteekt. De strikken naait men aan het kussen vast. Afb. 5. Practische theewarmer uit twee deelen. Het practische en aardige van dezen theewarmer is, dat hij uit twee deelen bestaat en daarom voor een theepot van elke grootte gebruikt kan worden. Men maakt twee gelijke deelen van watte met lichte voering overtrokken. Dan omkleedt men de randen met een of, waarvan de aanzetnaad door het glasse middengedeel te bedekt Wordt. De einden van den band om de deelen aan elkaar te zetten, worden eveneens vastgemaakt De buitenbekleeding, die hier uit linnen batist bestaat en met gaatjes en richelieuborduurwerk versierd is, wordt met een lossen steek vastgehecht Afb. 6. Mutsje met wit borduursel voor kleine kinderen. Dit aardige mutsje, dat versierd wordt met eenvoudig wit borduursel, kan van batist of flanel gemaakt worden. Het borduursel versiert den rand en het bovengedeelte. Rozetten bedekken de plaats, waar de banden aangezet worden. Afb. 7. Kussen met Richelieu-borduursel. Licht blauw foncé-zijde is het materiaal voor den eigenlijken vorm van het kussen, dat op zij met poffen gegarneerd js. Het rijke Richelieuborduursel Is op wit zijden batist vervaardigd. Deze bekleeding wordt over het geheele kussen getrokken. Zij laat zich, wanneer zij gewaschen moet worden, ge makkelijk losmaken. Afb. 8 u. 9. Kleedje en Iooper met eenvoudig bont- borduursel. Dit kleedje en deze looper van onze afbeeldingen zijn versierd met overeenstemmend bontborduursel, waarbij men gebruik maalft van sprekende kleuren. Dit geldt vooral, wanneer men deze stukken voor den tuin of de varanda gebruikt. In de kamer moeten de kleuren meer gedempt zijn. Men werkt de afzonderlijke figuren in steel-, span- en platte-steek. Afb. 7. Kussen mét Richelieuborduursel voor de slaapkamer. Afb. 8 u. 9. Kleedje en looper met bont borduursel'. neger na 45 minuten nog slechts een weinig roodheid vertoont. Tegenover het zonlicht gedraagt zich de huid van verschillend gekleurde menschen op overeenkomstige wijze. Het pigment heeft ook een belangrijke rol te vervullen bij de warmterege- ling. Zwart voorwerpen koelen in een minder warme omgeving veel eerder af dan licht gekleurde. In een zwart gekleurde ketel zal hetv water sneller koud worden dan in een licht gekleurde. Met de opname van warmte gaat het echter precies omgekeerd: hoe donkerder een voorwerp gekleurd is, des te gemakke lijker neemt het de warmte op; een stuk steenkool, dat in den sneeuw ligt, zal door het zonlicht spoedig verwarmd worden en de sneeuw in de omgeving doen smelten, terwijl sneeuw op zich zelf de warmte groo- tendeels terugkaatst In verband hiermede is het belangrijk ge. noeg, dat in de tropen, de dieren in 't alge meen een sterk gepigmenteerde, meestal zwarte hüid hebben. De weinige uitzonderingen hebben, rood of geel pigment-, of zijn dik bekleed met ha ren of vederen, zoodat zij de beschutting door pigment wel kunnen missen. In de poolstreken zijn de dieren daaren tegen in 't algemeen wit gekleurd; en in landen met een wisselend klimaat dragen sommige dieren 's zomers een donkere en 's winters een witte vacht (bijv. de hazen in de Alpen en de Vossen in de Noordelijke landen). - "Wie dit alles bedenkt, die zal het begrij pelijk vinden, dat een. bewoner van de, warme landen een donker gekleurde huid n o o d i g heeft, om zijn overtollige warm te te kunnen uitstralen, te kunnen kwijtra ken. Deze uitstraling kan natuurlijk alleen plaats vinden zoolang de luchttemperatuur lager is dan de lichaamstemperatuur. Waar dit niet het geval is, bijv. in stookruimten van stoomschepen, varende door de Roode Zee, daar kunnen lichter gekleurde stokers het zelfs langer uithouden dan negers; want bij al te groote hitte kan een neger - zijn overtollige warmte niet door uitstraling kwijt raken, dan neemt zijn zwarte huid de warmte van de omgeving zelfs gemakke lijker op dan de blankere huid van een Europeaan of Chinees. Vandaar dat inde tropen de- donkere inboorlingen den veldar beid van 9 of 10 uur voormiddags tot 3 of 4 uur namiddags staken en de schaduw op- zooken. Wat nu de ultra violette stralen betreft, die de krachtigste scheikundige werking uitoefenen, ook ten opzichte van deze ge dragen do negers en dc blanken zich pre cies omgekeerd. De zwarte huid van de negers Iaat ze het moeilijkst passeeren, de blanke huid van de bewoners der minst zondige en* ne velige landen (die trouwens door het kou dere klimaat gedwongen zijn zich met klec- deren te. bëdekken) laat ze daarentegen het gemakkelijkst door. Deze eigenaardigheid is ook fotografisch vast te stellen. Zonnesproeten moedervlek ken komen als zwarte vlekken op het por tret omdat de ultra violette stralen worden teruggekaatst. Het pigment blijkt dus een zeer doelmati ge bescherming tegen ultra violet licht op te leverbn. Over de blijvende nadeelige. gevolgen (vooral voor blonde menschen) bij te veel zonbestraling zoowel als over de medische toepassing van het zonlicht bijv. bij chirur gische tuberculose een volgende keer. Als men het witte zonlicht door een prisma laat schijnen, dan ziet men de kleu ren van den regenboog (rood, oranje, geel, groen, blauw indigo en violet); het pris ma doet hetzelfde wat de regendruppels doen: het zonlicht wordt er door gebroken, gesplitst in zijn onderdeelen, dat zijn de stralen van verschillende golflengte; het zonlicht bevat bovendien onzichtbare stra len: de infra-roode cn de ultra-violette. Aan den rooden kant van het spectrum be vinden zich de warmste stralen; die aan den violetten kant hebben dc krachtigste scheikundige werking^ W- w. Het rangnummer van groote mannen in hun gezin. Een -buitenlandsch geneeskundig tijd schrift geeft het volgend lijstje van groot-c mannen, die geen eerstgeborene of jongste van de twee waren en wier ouders gelukkig geen. „geboortebeperking" hebben toege past want anders hadden wij ze gemist. Ooleridge was de jongste van 13. O o o p e r do llo van 12. Schubert de 13e van 14. Washington Irving de jongste van 11. Balzac de jongste van 5. George Elliot de jongste, van 4. D. Webster de jongste van 0. Franklin de jongste van 17. Rembrandt de jongste van 0. Rubens de jongste van 7. a r 1 Web er de jongste van 9. Wagner de jongste van 7 Mozart de jongste van 7. Schumann de jongste van 5. Napoleon was,nummer 8 en vermoe delijk de jongste. EEN RQ0MSCH WERELDWERK. Nu ik, door de goede hulp van mijnp leerde vrienden te Rome. langzamerhaE in staat ben, het materiaal te overzien, or inde lezing met licht beeldt: moet worden verwerkt, blijkt mij méére meer, van welk een onschatbare beteekes juist in onze dagen, dit materiaal hes voor éllen, wie het Christendom ernstig is harte gaat Tévens blijkt mij echter ook r meer, hoe betreurenswaard liet is. datzt ontzaglijk veel terrein, van dezelfde sooi als waarop dit materiaal werd ontdekt,Ei totaal braak ligt in de omgeving vanE Het is inderdaad een R o o m s c li r e 1 d w e r k dit terrein te ontginnen! Mijn materiaal overziende is het mij 8 glashelder duidelijk, dat de mentaliteit']! perste Christenheid R o o m ff c h was, o ik houd het voor absoluut zéker, dating zeer vele, nog in het geheel niet ontgon» Catacomben, en ook in de gedeelten n die Catacomben, welke gedeeltelijk graven zijn, nog veel gevonden kan worde wat voor de Roomsclie apologetiek voorfê of ander punt^ beslissend kan zijn. Het5 dan een Roomsch wereldbelang do uitgravingen door te zrtten, en Roomsd Nederland heeft, naar mijne meerling, &D lang de oogen voor dit hoog belang ten gehouden. Het i3 overigens een feit, dat het Pfl Pius IX is geweest, die persoonlijk het ie tiatief heeft genomen tot de uitgraving de eerste Catacombe St. Ca 1 li x lus; F soonlijk heeft deze Paus het terrein, waar onder deze grafgangen e.n grafkamers uitstrekten, aangekocht en het gebied t*" vertrouwd aa-n de goede zorg der PaW Trappisten. Deze hebben van de 50 Ei thans 30 H.A. ontgonnen e.n de 20 amiert wachten opgeld enmenschen. Paus Benedictus XV kocht persoonlij het geheele terrein aan der Catacombe** Praetextatus, hoewel stellig in die ben» de tijden dit geldelijk offer Z.H. niet gemakkelijk viel! Do „Pauselijke Archeologische Comffi® sie", die zorgt voor do uitgravingen e voortdurend do uitgegraven moot doen stutten cn 3|eU en op meerdere plaatsen er het grond** laten uitpompen, staat hier en daar uiterst pijnlijke vraagstukken en er !lj; plaatsen in de Catacomben, gelijk r Styger mij mededeelde, die men noo F dwongen maar weer dicht zal gooien, men voor instorting vreest, omdat men over genoegzaam geldbeschikt voor afdoende veiligstelling der gangen. Dat Nederland, in verhouding tot niet te onderschatten krachten, ook 6

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 8