1 An ecdoten. 1 Op een looperi gezef, toen we 'den agent za gen!" zegt Hani 'it Onmerkbare glimlach glijdt zachtjes ©ver het strenge gezicht van den inspecteur. ..Agent", zegt hij dan, ga hun Vader halen, dan kunnen ze met hem mee naar huis." Joe barst uit in snikken, maar Han en •Kees voelen er zich te groot voor, bijten toen op him lippen, en gaan dan met angst 's overdenken, vrat hun nog allemaal wacht! „Als Vader er nu 's niet was?.... of visi te had en niet kon? Lang, heel lang duurde 't, half uur wach- r Telkens als er een agent, in kwam, dach ten ze Vader al te zien. Joe's Vader was er ook nog niet en die woonde veel dichter hij Eindelijk, eindelijk, daar kwam Joe's Va der en met 'n heel zuur gezicht nam Va der Joe mee, hem verzekerend, dat de dikke stok op Joe stond te wachten. Snikkend ging Joe heen en de inspecteur dacht: „Die zal het wel laten een tweeden keer". Toen kwam niet lang daarna iemand voor Han en Kees, maar goddank niet Vader. Ja, zei Wies later, tegen ze, ik dacht toen de agent kwam vragen of Vader er was, ik zal zelf "maar mee gaan, maar 'n tweeden keer, doe ik 't niet, reken erop, hoor. Licht als 'n vogeltje voelden Han en Kees sich en ze beloofden 'fc van harte: „Hooit meer zouden ze 'fc doen!" Vader merkte niets en pas weken later hebben ze alles verteld, toen him schrik voor den agent al lang over was „Hou, zei Vader, mijn dikke stok wacht 'n tweeden keer, je ook op, dus opgepast!" „Ja, Vader", zeiden Han en Kees en ze meenden 't ook! O. A. R. F' 1 ISL-1,13Eü! Bedeïaarshumor. Bedelaar (tot een jonge huisvrouw, die zelf kookt): „Och, geef u mij asjeblieft wat te etenik kan mijn mond hou den, als het niet te best is Een wenk'. Gast: Hu Johan, hoe bevalt 't je hier in je nieuwe betrekking? Kellner: Zeer goed, maar mijn col lega's hier zijn erg wantrouwig. Gast: 'Hoezoo? Kellner: Ze willen niet gelooven, dat u mij nooit 'n doceur geeft! Juiste aanwijzing. Rechter: „"Waar is eigenlijk het "gevecht begonnen?" Hoofdschuldige: „Op den kop van Han nes Hillissen!" Uit de gerechtszaal. Rechter van instructie: „Wat is u, toen de beschuldigde onverwacht u sloeg, bij zonder opgevallen?" Getuige: „Zijn harde knuisten, meneer." De pot verwijt den ketel dat hij zwart ziet. Mevrouw: Onze nieuwe buren zijn een kaal volkje I Mijnheer: Wel, hoe weet je dat? Mevrouw: Telkens als ik lien iets te leen vraag, hebben zij het niet. Van buiten en van binnen. In een openbare bibliotheek wordt iemand gewezen op een eenvoudige bode, met do vraag: „Zou je wel willen gelooven dat die man al de boeken die je hier ziet, van bui ten kent? Wel. dat is merkwaardig,*je zou 't hem niefc aanzien! Ja maar van binnen kent hij ze in 't geheel niet. Dat is meer de zaak van den bibliothecaris. Uitvlucht. Ik heb je in den laatsten tijd herhaal delijk bij den poelier zien uitkomen. Wat voer je daar uit? Zondags jager: Daar verkoop ik de ha zen, die. ik te veel geschoten heb. Uit de gerechtszaal. Rechter: Je geeft aldus toe, het var ken gestolen te hebben Kunt ge wat als verontschuldiging aanvoeren? Beklaagde: De dokter heeft mij voor geschreven, iederen avond de borst met een beetje reuzel in te smeren. Kleine vergissing. Vreemdeling: „Dit is dus hier een in richting tot genezing van drankzuchti gen?" Ik dacht het al, toen! ik dien dik ken lieer met dien rooiden neus Voor het' open raam zag staan!" Portier: „Ssst, ssst! mijnheer, dat is onze directeur!" Prettig! Vrouw: „Hiet alleen, dat mijn man niets verdient, maar nu begint hij me ook a-f to ranselen." Buurvrouw: „Wees blij! Dat is een tee- ken, da-t de lust tot werken weer in hem ontwaakt." - De ideale uitgever. „Ga zitten, mijnheer, ga zitten.neen, in dien gemakkelijken stoel. Een sigaar?.. Wel, wel, ik ben blij, u te zient Gij bracht zeker iets mee?" •De vriendelijke uitgever keek mij goedig aan door zijn brilleglazen. Ik vertelde, dat ik een groot© novelle had, voor feuilleton in verscheiden vervolgen, „Dat dacht ik wel! Gij hebt ze zeker bij u. Laat eens kijken!" Ik gaf het hem en zonder een bladzijde te hebben gezien knikte hij al terreden. „Wilt ge mij een hoofdstuk er uit voor lezen? Ik heb allen tijd allen tijd! Hoe lang is het?" „Ik denk, zoo wat vijftig nummers." Zijn gezicht betrok: hij scheen teleurge steld. ..Dat is.... tamelijk kort," merkte hij op. Ik zei, dat ik den roman wel wat langer kon maken; doch hij schudde zijn hoofd. „Heen, neen", zei hij, „nu ik 't in handen lieb, laat ik 't manuscript niet weer los, al wilde ik gaarne, dat het langer was. En nu een delicaat punt: tie prijs!" Hij scheen eenigszins verlegen, dit ma- tcrieele onderwerp te moeten aanroeren: ik zag, dat hij een kleur kreeg. Ik merkte bescheiden op, dat het mijn eerste groote roman was, en dat ik dus niet veel verwachtte. Ik noemde een bescheiden honorarium. Hij stond op, zag mij vol bewondering in het gezicht en sprak, met een stem, be vend van aandoening: „Heen, heen", jongmensch; ik mag geen misbruik maken van uw jeugd, uw gebrek aan ervaring, uw., e.. onbaatzuchtigheid. Ik zou geen nacht kunnen slapen, als ik u geen twintig gujden per nummer betaalde." Ik was verbluft. „En wanneer wenscht gij het geld te ontvangen?" Ik antwoordde, dat het heel goed was, als ik de helft kreeg over een maand, en de rest na het laatste nummer. Maar hij viel mij in de rede: „Heen, neeü; ik betaal altijd dadelijk na ontvangst van de copie. Kunt gij mor gen voormiddag komen met de kwitantie? Bereken het maar op vijftig nummers.... Hé, wilt ge al gaan? Blijf nog een paar minuutjesHeen? Hu, tot morgen dan jeugdige vriend!" Ik dankte hem; hij drukte mij beide han- den met buitengewone hartelijkheid, geleid de mij tot aan de huisdeur en wuifde met de hand, tot ik de straat uit was. Den volgenden morgen kwam ik terug met de kwitantie. De jongen keek mij een oogenblik spra keloos aan; toen wenkte hij hij, even op het kantoor te komen. „Mijnheer is niet hier." „O, ik kan wel even wachten." „Dat zou u niets baten, mijnheer," zei de klerk; „want weet ge, ze hebben hem juist van morgen naar Meerenberg gebracht." Het Labyrinth op Kreta. Belangrijke ontdekkingen. De „Times" - heeft liet volgend telegram ontvangen van sir Arthur Evans, die sedert 1920 de opgravingen leidt te Knossos op Kreta, welke ten doel hebben bijzonderhe den aan het licht te brengen van het Paleis van Minos, bij de oude Grieken meer be kend onder den naam van Labyrinth. „Er komen dingen aan het licht van on- verwachten omvang en van groot belang voor mijn expeditie", meldt Evans. „Do eerste verrassing was het bewijs van het bestaan van een overdekte zuilengang, met een opwaartsche lijn van steunende pilaren vormend een verlengde statige ingang. Daartegenover, aan den anderen kant van het stroombed, is een nog wondi ontdekking gedaan. De oppervlakte, die aanvankelijk rotsgrond aangezien"werd bleek echte alluviaal bezinksel te zijn, verhard gipsbronnen. Ha. weken uitgraven thans reusachtige pijlers van het via, aan het licht gekomen, benevens eonl gehoofd. Dit dateert vanaf de stichting van paleis, 400 jaren vroeger dan Mycenae is de grens van den grooton zuidelijken dwars door het eiland. Op het terrasvlak, aan de andere i waarvan, het viaduct aangelegd is, een nieuw onderzoek van de oppervlal van het verharde alluviale bezinksel n* de bedding, aan het licht gebracht wat zou kunnen noemen een „KaravanBera" inrichtingen voor reizigers en stallen kelderverdiepingen. Een eigenaardig mérk is een elegant klein paviljoen, in de overblijfselen van een fresco nog baar zijn. Do pjlaren steunen een fries, van p tige schoonheid met decoratieve planten vogels, voornamelijk patrijzen, HetsclnJ de ingang te zijn die toegang gaf tot eetzaal. Er zijn ook inrichtingen voor voetbir in een aangrenzende kamer, terwijl de j sage door trappen naar een ondergronds kamer voert, die geheel bewaard is gi ven in haar verharde bolster, met fontein, steenen banken en een bassin uitstekende randen voor steenen lam; en een nis, gelijk een valsche deur van Egyptisch graf. Het bassin is in het laatj Minoan-tijdperk verstopt geraakt. De mer bikt op het tooneel van een eeredi daar massa's offer-vaatwerk en wieroohj ten die in de vroegste Grieksche dagen bruikt werden thans op een hoop in de b| mer liggen. Tenslotte was de kamer verzegeld kj een natuurlijke incrustatie. De kamer is dus meer dan 3000 jarej bewaard gebleven". Het gebouw is dus 400 jaren ouder de Koninklijke graftombes van de ee- dynastie te Mycenae, die gevonden door Schliemann. De Geschiedenis van 't Schooiertje, met een woord vooraf. r Mijn vriendjes 'Als ik van vriendjes spreek, bedoel ik na tuurlijk ook mijn kleine lezeresjes, dat spreekt! Mijn vriendinnetjes behoeven dus geen pruillipjes te zetten als ik alleen het woord tot mijn vriendjes richt, oh neen! daar is heelemaal geen reden voor, want als ik het oprecht moet zeggen, komen mijn lieve vriendinnetjes eigenlijk nummer één maar dat zeg ik heel stilletjes, zoo stil, dat mijn vriendjes daar niets van in do gaten hebben of krijgen. Doch ter zake. Wij verstaan elkaar en dat is voldoende. Jullia hebt gezien, dat „Eind goed, al goed" uit is. Eu nu doet zich het geval voor dat ik van verschillende kanten hoor, dat ze dat verhaal zoo graag compleet hadden, om het dan nog eens in z'n geheel achter elkaar te kunnen lezen. Wel, heb ik niet vooraf gezegd „knip ons nummertje van Za terdag uit; bewaar de verschillende stukjes fen als het uit is en je hebt alles compleet, dan heb je een verhaaltje in zijn geheel, 3at heelemaal niets kost. Misschien? maar "aeen! dat zeg ik nietik wil maar zeg gen. zullen we daar nu eens in het vervolg aan denken? Ik heb weer een verhaaltje gemaakt, dat ik hieronder laat volgen. Het is korter. Het zal maar achttien of negen tien nummertjes beslaan, dus zijn we d'r gauw door lieen. Knipt het dus uit ons blad van Zaterdag; bewaar de nummers, en je hebt weer een verhaaltje, dat een heel boek deeltje vormt. Losse nummertjes apart wor den later niet meer gegeven: denkt hier aan. En nu heb ik nog een appeltje te schillen met die kinderen, die den vorigen ke.er een prijs wonnen. Heb ik van die gelukkigen, die zeker blij waren met den prijs, al ge hoord, hoe vader en moeder den prijs von den enz. enz.? Ik meen dit even te moeten zeggen: beleefd-zijn en dankbaar-zijn, zijn twee karaktertrekken, die vooral in een kind te prijzen vallen. Ik voor mij, ik had wel verwacht iets naders te hooren.*) En nu lieve vriendinnetjes en lieve vriend' je3, zal ik jullie, geduld niet langer op de proef stellen en met ons nieuw verhaaltje beginnen. Een loffelijke uitzondering maakt Henk van Dijk Roelofarendsveen. DE GESCHIEDENIS VAN T SCHOOIERTJE. Lief moedertje is ter aarde besteld. De. plechtigheid is afgeloopen;' de familieleden zijn de een na den ander vertrokken "en thans zitten daar alleen vader en de kleine Elze, die nog te jong is om heb groote leed •te begrijpen, waaraan vader ten prooi is, Wezenloos staart vader voor zich uitï heet© tranen rollen lang3 zijn ingevallen wangen. Hij zit daar als het beeld der wan hoop en ziet af en toe naar zijni dierbaar •kindje, zijn schat, die in onschuld en in argeloosheid met haar popje spreekt over dat lieve, brava moedertje, die thans bij Q, L. H, in den schoonen hemel is, alsof dit alles zoo hoort en zoomeet. En alles wat de kleine meid daar zegt, treft vader te meer, daar hij overtuigd is, - hoe innig veel. de kleine zus, van haar over leden moedertje hield. u En hij? Hij kan ook zich niet indenken in de wer kelijkheid, dat zij nooit weerom keeren zal; dat hij nooit meer haar lief gelaat zal aan schouwen; nooit meer zal blikken in die lieve ooge.n, waarin een wereld lag van vrede en liefde en geluk; dat hij nooit meer zijn hart kan uitstorten bij die edele vrouw, die slechts zeven jaar met hem deelde lief en leed, zooals dat gaat hier be.neden op de wereld. Ja waarlijk wreed is de dood! Wreed en vreeselijk beide. Ja mijn Elze, mijn lieveling, jij hebt 'n lieve moeder verloren. Zij is thans in den hemel en bidt voor jou en voor mij en ik, ik heb alles verloren, wat mijn leven waar de deed hebben. En ik dan vader? II hebt mij toch nog? Of tel ik bij U niet mee? Zeker Elze!'zeker, tel jij mee! zonder jou ware ik nog ongelukkiger dan ik ben; met jou voel ik me nog rijk, hoe arm ik ben zonder haar, die van ons is heengegaan naar betere gewesten. Ik voel me ook rijk vader! Hoeveel kindertjes hebben vadej noch moeder meer. Wat zijn zulke kindertjes dan toch te be klagen! Maar kom vader, wees niet zoo bedroefd. Als u weent, dan moet ik ook schreien. Toe. nou vadeftje! Wees nu eens lief voor me en vertel mo eens wat. Vertel mij eens die mooie geschiedenis van dat schooiertje, dat TJ zelf was en dat u zoo vaak aan moeder hebt verteld. Toe dan! Goed kind! Kom hier op mijn knie! Gla de armpjes om mijn hals! Zoo is het goed en nu zal ik alles bij stukjes en brok jes vertellen. Moedertje, hoort het niet; mis schien ook wel. Van uit. den lioogen hemel ziet zij op on3 neer en een glimlach speelt vast om d'r mond, als ze ons tweetjes zoo samen ziet; die elkander wede.rkeerig steu nen zullen door het verdere leven heen; die voor elkander zullen leven totook ik zal opgeroepen worden om heen te gaan uit deze wereld. Maar kom-aanIk wil zeggen Elze, je moedertje zal blij zijn, als jij braaf opgroeit en veel van je vadertje zal blijven houden. Dat zal ik! Hu moedertje nie.t meer bij ons is, zal ik U dubbel liefhebben, al zullen we mammie ook niet vergeten. Heen kind, dat zullen we zeker niet. lederen Zondag zullen we saampjes naar het kerkhof gaan en bloempjes brengen en eiken avond zullen we voor haar bidden, ma-ar met da-t al, is ze weg, ver weg. Hooit zullen we haar zilveren stem meer hooren, die stem, die klonk als een nachtegalenlied in den stillen avondnooit zal zij mij meer, begeleiden op de piano, terwijl ik speelde op de viool, en jij daar in dat stoeltje zit en speelt, met de pop en van blijdschap in de handjes Hapt Bij die herinneringen drukt vader zijn dochtertje vaster aan zijn hart en laat den stroom zijner tranen vrijelijk vloeien, wat hem verlichting sóhenkt, en. als hij dade lijk zijn tranen droogt en blikt in: die reine" oogen der kleine op zijn schoot dan komt er berusting over hem en stamelt hij een dankbede, dat hij hetgeluk nog smaken kan zijn Elze te hebben; het treffend even beeld zijner onvergetelijke'gade. Hu richt hij den blik naar boven en vraagt den goe den God, dat zijn kind in eere en deugd opgroeie en dat Hij, Die slaat en zegent beide, hem voldoende kracht en sterkte schenke, om het kruis te dragen, dat thans op zijn schouders is gelegd. Tce vadertje, begint u haast! Ik zit al bijna een uur op uw schoot en luister al met beide ooren, maar ik hoor nog niets of hebt u lie.ver, dat ik met de pop ga spreken en haar alles ga zeggen, wat ik van u en van maatje weet en gezien heb. Ja, mijn pop verstaat mij best; zij is zeer geleerden kan al slapen ook en ook al een woordje meepraten. Gelooft u het niet? Jawel Elsje, ik geloof het. Ik geloof ook, dat jij een brave meid bent. Ik geloof dat jij mijn klein, lief schattetje bent en dat er niemand op de wereld is die meer van je houdt, dan ik. Dan geloof ik ook, dat jij je vader heel, heel lief zult hebben e,n mij geen verdriet zult aandoen en dat je nooit zult ophouden voor je lief moedertje te bidde.n. Kijk Elze, dat. geloof ik! En wat zeg j,e nu? Dat is goed pappie. Ik zal u nooit ver driet doen. hoor! Ik zal ook altijd voor U en moedertje bidden, maar toch het meeste voor moeder, hé paatje,! en als de pop niet zoet is, dan gaat zij den hoek in en krijgt zij den heelen dag geon vriendelijk woord. Is dat. nu goed? Zijt. U nu tevreden? Is Elze nu een zoete meid of niet? Jij bent mijn zoete meid hoor en te vreden ben ik met jou, heel tevreden. En nu zou ik vertellen, maar mijn keel is zoo schor cn mijn mond zoo droog. Ik geloof dat het beter is, dat wij met vertellen tot morgenavond wachten. Wij zullen nu trach ten een 'beetje te slapen en dan zullen we morgenavond, als we de lamp hebben opge stoken naast de warme kachel gaan zitten, en dan zal ik he.t schooiertje aan 't woord laten. Is het zoo goed? Kus mij dan goê- nacht, dan gaan wij beiden slapen. De Redacteur Wordt vervolgd. Godloochenaars door Herbres. II. Vier jaren later zien we Kees van Bu ren als jeugdig gymnasiast op de school banken om zijn studio voor 't eindexa men te voleinden. Met verrassend© snelheid had hij de Hassan doorloopen en niet ten onrechte den bijnaam van „Erasmus" ontvangen. Maar prettig was het op 't gymnasium nu niet. Vooral 't. laatste jaar nu hij z'n eindexamen zou doen', ondervond hij niets dan ruwheid van zijn mede-studenten. Zij vreesden hem, om zijn geestelijk over wicht en zijn leeraar Burns had e>enj he kel aan liern, omdat hij hem nooit op een fout kon betrappen. Doch al dit onaangename werd weer spoedig vergoed, als hij in zijn vrijen tijd stilletjes naar pater Karei kon gaan. Pater Kaïel was een bekend figuur van de theologische faculteit. Uren achtereen kon Kees bij den theo loog zitten luisteren naar diens mooio les sen. 't Was een heerlijke studie voor Kees en een even aangename taak voor diens leermeester, want pater Karei vond in hem een zeer dankbaar leerling. Ook a-ls Apologeet stond pator Karei in hoog aanzien. Hij vond er een waar ge noegen in, de door geleerden(?) gemaakte opwerpingen tegen het Godsbestaan, door Kees te laten beantwoorden. Pater Karei Btond verrast hoe vlug zijn jongen geleerde met een' ongeken|de scherp zinnigheid de grondslagen der atheïsbenl begon te ondermijnen. 'Al3 Kees eenmaal als jeugdig apologeet in vuur kwam, ontzag hij niete en nie mand. Zelfs de theorieën Van Professor Büchmer waren! niet veilig voor hem. Hij ontwrichtte de leerstellingen! van Ferdi nand Baur, den grondlegger dbr Tiibinger- school. Met velen had hij reeds gedisputeerd; maar met zijn vader nog zeer weinig. Bei- ,den schenen in 't geheim groote plannen to smeden om elkander op een onverwacht oogenblik met zijn stelling te kunnen overtuigen. Kees veelde nu 't grooto nut van de leerzame lessen van pater Karei, want zijn leeraar Burns ging zelfs zoo ver, on der de lessen in 'fc bijzijn' van al de leer lingen, den spot. te drijven met' zijn Gods geloof. En de jonge van Buren, sprak dan niets tegen, ofschoon hem dikwijls do lust be kroop, zijn loc raar voor zijn onwetendheid een raak antwoord to geven. 't Was wel bitter voot hem, als Dr. Burns weer met allerlei opwerpingen kwam en de leerlinge® lachten omdat hij geen antwoord gaf. „Zie eens, sprak dan Dr. Burns, een voorbeeld hoever 't fanatisme in do huidi ge beschaving is ingevreten. Met een on gehoorde brutaliteit klampen zij zich vast aan looze praatjes, welke door de heden- daagsche wetenschap reeds lang zijn ge logenstraft." Toen zijn leeraar op zekeren dag weer enkele onbeschaamde vragen stelde, en tot slot weer liet gewone versje van „zie eens, een voorbeeld enz." letterlijk citeer de, kon Kees van Buren zich niet langer bedwingen. Er ontstond een ware paniek onder de leerlingen, en niet minder den leeraar, tc-sn Kees slechts even het woord nam, en met een paar zinnen de geheele op werping van Dr. Burns tegen 't Godsbe staan, vernietigde. De leeraar ging op het gezegdo van Kees niet verder in, doch scheen zich dien zelfden dag nog tot van Buren te hebben gewerd. Toen Kees 's avonds thuis kwam, wacht te hem zijn vader in he-fc privékantoor op en sprak: „Hoor eens Kees. Gij zijt ongetwijfeld op weg een geleerde jongen te worden, doch daarvoor is heb ook bepaald noodig, dat gij niet te eenzijdig in je kennis wordt. Het is ons, en jou natuurlijk ook, te doen, om de juiste wetenschap te ken nen. Daarom meende ik, dab jij toch eens je dwaze veronderstellingen van een God, moest laten varen." „Stil, stil," vervolgde van Buren toen Kees hem in de rede wilde vallen, „tracht nu eens niet te protesteeren. Om hierover dus zoo weinig mogelijk woorden te ver spillen, is het goed dat je deze boeken eens zeer nauwkeurig naleest, en morgen avond wie er liier bij mij komt. Maar Kees wees nu eens niet eigenwijs, en laat. de .waarheid toch eens duidelijk tot je door dringen." „Zeer goed, vader," antwoordde Kees rustig, „indien de boeken beoogen, do waarheid te doen schitteren en niet te vermoffelen, zal ik 't niet zijn om ze te gen te spreken." „Prachtig Kees", sprak van Buren. Klopte zijn zoon lachend op de schouders en wenschte hem goeden nacht. Kees zocht zijn kamer op en bekeek de boeken. Toen gleed een glimlachje over •zijn gezicht. 't Eene was een Hein werkje uit enkele bladzijden van zekeren Oudens, die het in al zijn eenvondi den bescheiden titel gaf van: „Het boek der menschkeid." Voorwaar, een grootschen titel voor die enkele folio's, zou de schrijver bezwaarlijk hebben kunnen geven. Dan bestudeerde Kees het andere beek, 'fc welk nietminder dan den wijdschen naam: „Van holbewoner tot Koning der aarde", plachtte aan te voeren Een' wetenschappelijk zeer hoogstaand werk(?) van zekere heer Otto Herone am Rhijn Maar Kees kende» deze weiken zeer good,, en had zo bij pater Karei tot in do Hcinste bijzonderheden: .weten te weer leggen, ,.Maar," mompelde Kees, „ik zal vader reikik mn doel^ rict .„„gebroken, bekeermg (W°rdt vervolgd., De Poascbvacantie^. Hoera! de denton». Wie zal nu nog buiten m de Keen, spelen gaanf voml komt- En daar ravotten. V;e" met sehnfa Weg dan met oe gIUlon Weg met leien. S blr al» 4 Hu rijn we vrij, nu zijn ,„sscta Onze zangers, én is er t«d <e 1(J, v,et wcrtelS En de prijsenl Z1J waard' Al gaat 't natuurlijk met v> Eu zoo erg zal dat h° wje „raft Want een prijsje te met Willem !ans: Kort Batenburg l4' Le" Dat viel mee. Bona Hums, tot zij Jongens, riep P nio morBen van fleren wat denken vaar vu] leen al* hct Trader, i»»"' hCt t l •VVO niet, hoor. Bmmau, 1 loepje, o, At rtn -n aulo.tó-J^'bot ols'het maar mooi Ubule om de elubjo rende naar dej rometer te raadpkmaar onderlijk. koe ja )jWdak 0. <len van avond een» ,x M Keer kon immers bet z**1 avond naar bed_8» M p* ^tte bigden al ,n do ven" c<!11 naai' ïEj| wolkjes, alles V Ueiiters niet kwam al nader en na^ wdra IceK H rCn d°0rt hO0™n ücÏÏen Alb* ïvt-ft stemmet]© \an f nl0ov v zachte Hccrtjo Bfei 5ll; irfng tot hijemdebjk stilletjes van dat 1«*'J1 de nog, wat kwam j nu alles z holden naar d ie ziek aan en hola, °h k0ek Sn geheimzinnigo ook nog een an moedor van de inhoadm^V' was. >om 10 dan maar op J vlug ontbijten ein Je tu ,adl«na; later toon Haag dach zaten op weg meel» en 0 dankbaar zou neen dog geneten zeggen»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 14