1 An ecdoten.
1
Op een looperi gezef, toen we 'den agent za
gen!" zegt Hani
'it Onmerkbare glimlach glijdt zachtjes
©ver het strenge gezicht van den inspecteur.
..Agent", zegt hij dan, ga hun Vader
halen, dan kunnen ze met hem mee naar
huis."
Joe barst uit in snikken, maar Han en
•Kees voelen er zich te groot voor, bijten
toen op him lippen, en gaan dan met angst
's overdenken, vrat hun nog allemaal wacht!
„Als Vader er nu 's niet was?.... of visi
te had en niet kon?
Lang, heel lang duurde 't, half uur wach-
r Telkens als er een agent, in kwam, dach
ten ze Vader al te zien. Joe's Vader was
er ook nog niet en die woonde veel dichter
hij
Eindelijk, eindelijk, daar kwam Joe's Va
der en met 'n heel zuur gezicht nam Va
der Joe mee, hem verzekerend, dat de dikke
stok op Joe stond te wachten. Snikkend
ging Joe heen en de inspecteur dacht: „Die
zal het wel laten een tweeden keer".
Toen kwam niet lang daarna iemand voor
Han en Kees, maar goddank niet Vader.
Ja, zei Wies later, tegen ze, ik dacht toen
de agent kwam vragen of Vader er was, ik
zal zelf "maar mee gaan, maar 'n tweeden
keer, doe ik 't niet, reken erop, hoor.
Licht als 'n vogeltje voelden Han en Kees
sich en ze beloofden 'fc van harte: „Hooit
meer zouden ze 'fc doen!"
Vader merkte niets en pas weken later
hebben ze alles verteld, toen him schrik
voor den agent al lang over was
„Hou, zei Vader, mijn dikke stok wacht 'n
tweeden keer, je ook op, dus opgepast!"
„Ja, Vader", zeiden Han en Kees en ze
meenden 't ook!
O. A. R.
F' 1 ISL-1,13Eü!
Bedeïaarshumor.
Bedelaar (tot een jonge huisvrouw, die
zelf kookt): „Och, geef u mij asjeblieft
wat te etenik kan mijn mond hou
den, als het niet te best is
Een wenk'.
Gast: Hu Johan, hoe bevalt 't je hier
in je nieuwe betrekking?
Kellner: Zeer goed, maar mijn col
lega's hier zijn erg wantrouwig.
Gast: 'Hoezoo?
Kellner: Ze willen niet gelooven, dat
u mij nooit 'n doceur geeft!
Juiste aanwijzing.
Rechter: „"Waar is eigenlijk het "gevecht
begonnen?"
Hoofdschuldige: „Op den kop van Han
nes Hillissen!"
Uit de gerechtszaal.
Rechter van instructie: „Wat is u, toen
de beschuldigde onverwacht u sloeg, bij
zonder opgevallen?"
Getuige: „Zijn harde knuisten, meneer."
De pot verwijt den ketel dat hij zwart ziet.
Mevrouw: Onze nieuwe buren zijn een
kaal volkje I
Mijnheer: Wel, hoe weet je dat?
Mevrouw: Telkens als ik lien iets te
leen vraag, hebben zij het niet.
Van buiten en van binnen.
In een openbare bibliotheek wordt iemand
gewezen op een eenvoudige bode, met do
vraag: „Zou je wel willen gelooven dat die
man al de boeken die je hier ziet, van bui
ten kent?
Wel. dat is merkwaardig,*je zou 't hem
niefc aanzien!
Ja maar van binnen kent hij ze in 't
geheel niet. Dat is meer de zaak van den
bibliothecaris.
Uitvlucht.
Ik heb je in den laatsten tijd herhaal
delijk bij den poelier zien uitkomen. Wat
voer je daar uit?
Zondags jager: Daar verkoop ik de ha
zen, die. ik te veel geschoten heb.
Uit de gerechtszaal.
Rechter: Je geeft aldus toe, het var
ken gestolen te hebben Kunt ge wat als
verontschuldiging aanvoeren?
Beklaagde: De dokter heeft mij voor
geschreven, iederen avond de borst met een
beetje reuzel in te smeren.
Kleine vergissing.
Vreemdeling: „Dit is dus hier een in
richting tot genezing van drankzuchti
gen?" Ik dacht het al, toen! ik dien dik
ken lieer met dien rooiden neus Voor het'
open raam zag staan!"
Portier: „Ssst, ssst! mijnheer, dat is
onze directeur!"
Prettig!
Vrouw: „Hiet alleen, dat mijn man niets
verdient, maar nu begint hij me ook a-f to
ranselen."
Buurvrouw: „Wees blij! Dat is een tee-
ken, da-t de lust tot werken weer in hem
ontwaakt." -
De ideale uitgever.
„Ga zitten, mijnheer, ga zitten.neen,
in dien gemakkelijken stoel. Een sigaar?..
Wel, wel, ik ben blij, u te zient Gij bracht
zeker iets mee?"
•De vriendelijke uitgever keek mij goedig
aan door zijn brilleglazen. Ik vertelde, dat
ik een groot© novelle had, voor feuilleton
in verscheiden vervolgen,
„Dat dacht ik wel! Gij hebt ze zeker bij
u. Laat eens kijken!"
Ik gaf het hem en zonder een bladzijde te
hebben gezien knikte hij al terreden.
„Wilt ge mij een hoofdstuk er uit voor
lezen? Ik heb allen tijd allen tijd! Hoe
lang is het?"
„Ik denk, zoo wat vijftig nummers."
Zijn gezicht betrok: hij scheen teleurge
steld.
..Dat is.... tamelijk kort," merkte hij op.
Ik zei, dat ik den roman wel wat langer
kon maken; doch hij schudde zijn hoofd.
„Heen, neen", zei hij, „nu ik 't in handen
lieb, laat ik 't manuscript niet weer los, al
wilde ik gaarne, dat het langer was. En nu
een delicaat punt: tie prijs!"
Hij scheen eenigszins verlegen, dit ma-
tcrieele onderwerp te moeten aanroeren: ik
zag, dat hij een kleur kreeg.
Ik merkte bescheiden op, dat het mijn
eerste groote roman was, en dat ik dus niet
veel verwachtte. Ik noemde een bescheiden
honorarium.
Hij stond op, zag mij vol bewondering
in het gezicht en sprak, met een stem, be
vend van aandoening:
„Heen, heen", jongmensch; ik mag geen
misbruik maken van uw jeugd, uw gebrek
aan ervaring, uw., e.. onbaatzuchtigheid.
Ik zou geen nacht kunnen slapen, als ik u
geen twintig gujden per nummer betaalde."
Ik was verbluft.
„En wanneer wenscht gij het geld te
ontvangen?"
Ik antwoordde, dat het heel goed was, als
ik de helft kreeg over een maand, en de
rest na het laatste nummer. Maar hij viel
mij in de rede:
„Heen, neeü; ik betaal altijd dadelijk
na ontvangst van de copie. Kunt gij mor
gen voormiddag komen met de kwitantie?
Bereken het maar op vijftig nummers....
Hé, wilt ge al gaan? Blijf nog een paar
minuutjesHeen? Hu, tot morgen dan
jeugdige vriend!"
Ik dankte hem; hij drukte mij beide han-
den met buitengewone hartelijkheid, geleid
de mij tot aan de huisdeur en wuifde met
de hand, tot ik de straat uit was.
Den volgenden morgen kwam ik terug met
de kwitantie.
De jongen keek mij een oogenblik spra
keloos aan; toen wenkte hij hij, even op
het kantoor te komen.
„Mijnheer is niet hier."
„O, ik kan wel even wachten."
„Dat zou u niets baten, mijnheer," zei de
klerk; „want weet ge, ze hebben hem juist
van morgen naar Meerenberg gebracht."
Het Labyrinth op Kreta.
Belangrijke ontdekkingen.
De „Times" - heeft liet volgend telegram
ontvangen van sir Arthur Evans, die sedert
1920 de opgravingen leidt te Knossos op
Kreta, welke ten doel hebben bijzonderhe
den aan het licht te brengen van het Paleis
van Minos, bij de oude Grieken meer be
kend onder den naam van Labyrinth.
„Er komen dingen aan het licht van on-
verwachten omvang en van groot belang
voor mijn expeditie", meldt Evans. „Do
eerste verrassing was het bewijs van het
bestaan van een overdekte zuilengang, met
een opwaartsche lijn van steunende pilaren
vormend een verlengde statige ingang.
Daartegenover, aan den anderen kant
van het stroombed, is een nog wondi
ontdekking gedaan.
De oppervlakte, die aanvankelijk
rotsgrond aangezien"werd bleek echte
alluviaal bezinksel te zijn, verhard
gipsbronnen. Ha. weken uitgraven
thans reusachtige pijlers van het via,
aan het licht gekomen, benevens eonl
gehoofd.
Dit dateert vanaf de stichting van
paleis, 400 jaren vroeger dan Mycenae
is de grens van den grooton zuidelijken
dwars door het eiland.
Op het terrasvlak, aan de andere i
waarvan, het viaduct aangelegd is,
een nieuw onderzoek van de oppervlal
van het verharde alluviale bezinksel n*
de bedding, aan het licht gebracht wat
zou kunnen noemen een „KaravanBera"
inrichtingen voor reizigers en stallen
kelderverdiepingen. Een eigenaardig
mérk is een elegant klein paviljoen,
in de overblijfselen van een fresco nog
baar zijn.
Do pjlaren steunen een fries, van p
tige schoonheid met decoratieve planten
vogels, voornamelijk patrijzen, HetsclnJ
de ingang te zijn die toegang gaf tot
eetzaal.
Er zijn ook inrichtingen voor voetbir
in een aangrenzende kamer, terwijl de j
sage door trappen naar een ondergronds
kamer voert, die geheel bewaard is gi
ven in haar verharde bolster, met
fontein, steenen banken en een bassin
uitstekende randen voor steenen lam;
en een nis, gelijk een valsche deur van
Egyptisch graf. Het bassin is in het laatj
Minoan-tijdperk verstopt geraakt. De
mer bikt op het tooneel van een eeredi
daar massa's offer-vaatwerk en wieroohj
ten die in de vroegste Grieksche dagen
bruikt werden thans op een hoop in de b|
mer liggen.
Tenslotte was de kamer verzegeld kj
een natuurlijke incrustatie.
De kamer is dus meer dan 3000 jarej
bewaard gebleven".
Het gebouw is dus 400 jaren ouder
de Koninklijke graftombes van de ee-
dynastie te Mycenae, die gevonden
door Schliemann.
De Geschiedenis van 't Schooiertje,
met een woord vooraf.
r Mijn vriendjes
'Als ik van vriendjes spreek, bedoel ik na
tuurlijk ook mijn kleine lezeresjes, dat
spreekt! Mijn vriendinnetjes behoeven dus
geen pruillipjes te zetten als ik alleen het
woord tot mijn vriendjes richt, oh neen!
daar is heelemaal geen reden voor, want
als ik het oprecht moet zeggen, komen mijn
lieve vriendinnetjes eigenlijk nummer één
maar dat zeg ik heel stilletjes, zoo stil, dat
mijn vriendjes daar niets van in do gaten
hebben of krijgen. Doch ter zake. Wij
verstaan elkaar en dat is voldoende.
Jullia hebt gezien, dat „Eind goed, al
goed" uit is. Eu nu doet zich het geval voor
dat ik van verschillende kanten hoor, dat
ze dat verhaal zoo graag compleet hadden,
om het dan nog eens in z'n geheel achter
elkaar te kunnen lezen. Wel, heb ik niet
vooraf gezegd „knip ons nummertje van Za
terdag uit; bewaar de verschillende stukjes
fen als het uit is en je hebt alles compleet,
dan heb je een verhaaltje in zijn geheel,
3at heelemaal niets kost. Misschien? maar
"aeen! dat zeg ik nietik wil maar zeg
gen. zullen we daar nu eens in het vervolg
aan denken? Ik heb weer een verhaaltje
gemaakt, dat ik hieronder laat volgen. Het
is korter. Het zal maar achttien of negen
tien nummertjes beslaan, dus zijn we d'r
gauw door lieen. Knipt het dus uit ons blad
van Zaterdag; bewaar de nummers, en je
hebt weer een verhaaltje, dat een heel boek
deeltje vormt. Losse nummertjes apart wor
den later niet meer gegeven: denkt hier
aan.
En nu heb ik nog een appeltje te schillen
met die kinderen, die den vorigen ke.er een
prijs wonnen. Heb ik van die gelukkigen,
die zeker blij waren met den prijs, al ge
hoord, hoe vader en moeder den prijs von
den enz. enz.? Ik meen dit even te moeten
zeggen: beleefd-zijn en dankbaar-zijn, zijn
twee karaktertrekken, die vooral in een
kind te prijzen vallen. Ik voor mij, ik had
wel verwacht iets naders te hooren.*)
En nu lieve vriendinnetjes en lieve vriend'
je3, zal ik jullie, geduld niet langer op de
proef stellen en met ons nieuw verhaaltje
beginnen.
Een loffelijke uitzondering maakt Henk
van Dijk Roelofarendsveen.
DE GESCHIEDENIS VAN
T SCHOOIERTJE.
Lief moedertje is ter aarde besteld. De.
plechtigheid is afgeloopen;' de familieleden
zijn de een na den ander vertrokken "en
thans zitten daar alleen vader en de kleine
Elze, die nog te jong is om heb groote leed
•te begrijpen, waaraan vader ten prooi is,
Wezenloos staart vader voor zich uitï
heet© tranen rollen lang3 zijn ingevallen
wangen. Hij zit daar als het beeld der wan
hoop en ziet af en toe naar zijni dierbaar
•kindje, zijn schat, die in onschuld en in
argeloosheid met haar popje spreekt over
dat lieve, brava moedertje, die thans bij Q,
L. H, in den schoonen hemel is, alsof dit
alles zoo hoort en zoomeet.
En alles wat de kleine meid daar zegt,
treft vader te meer, daar hij overtuigd is,
- hoe innig veel. de kleine zus, van haar over
leden moedertje hield.
u En hij?
Hij kan ook zich niet indenken in de wer
kelijkheid, dat zij nooit weerom keeren zal;
dat hij nooit meer haar lief gelaat zal aan
schouwen; nooit meer zal blikken in die
lieve ooge.n, waarin een wereld lag van
vrede en liefde en geluk; dat hij nooit meer
zijn hart kan uitstorten bij die edele vrouw,
die slechts zeven jaar met hem deelde lief
en leed, zooals dat gaat hier be.neden op de
wereld. Ja waarlijk wreed is de dood!
Wreed en vreeselijk beide.
Ja mijn Elze, mijn lieveling, jij hebt 'n
lieve moeder verloren. Zij is thans in den
hemel en bidt voor jou en voor mij en ik,
ik heb alles verloren, wat mijn leven waar
de deed hebben.
En ik dan vader? II hebt mij toch nog?
Of tel ik bij U niet mee?
Zeker Elze!'zeker, tel jij mee! zonder
jou ware ik nog ongelukkiger dan ik ben;
met jou voel ik me nog rijk, hoe arm ik
ben zonder haar, die van ons is heengegaan
naar betere gewesten.
Ik voel me ook rijk vader! Hoeveel
kindertjes hebben vadej noch moeder meer.
Wat zijn zulke kindertjes dan toch te be
klagen! Maar kom vader, wees niet zoo
bedroefd. Als u weent, dan moet ik ook
schreien. Toe. nou vadeftje! Wees nu eens
lief voor me en vertel mo eens wat. Vertel
mij eens die mooie geschiedenis van dat
schooiertje, dat TJ zelf was en dat u zoo
vaak aan moeder hebt verteld. Toe dan!
Goed kind! Kom hier op mijn knie!
Gla de armpjes om mijn hals! Zoo is het
goed en nu zal ik alles bij stukjes en brok
jes vertellen. Moedertje, hoort het niet; mis
schien ook wel. Van uit. den lioogen hemel
ziet zij op on3 neer en een glimlach speelt
vast om d'r mond, als ze ons tweetjes zoo
samen ziet; die elkander wede.rkeerig steu
nen zullen door het verdere leven heen; die
voor elkander zullen leven totook ik
zal opgeroepen worden om heen te gaan uit
deze wereld. Maar kom-aanIk wil zeggen
Elze, je moedertje zal blij zijn, als jij braaf
opgroeit en veel van je vadertje zal blijven
houden.
Dat zal ik! Hu moedertje nie.t meer bij
ons is, zal ik U dubbel liefhebben, al zullen
we mammie ook niet vergeten.
Heen kind, dat zullen we zeker niet.
lederen Zondag zullen we saampjes naar
het kerkhof gaan en bloempjes brengen en
eiken avond zullen we voor haar bidden,
ma-ar met da-t al, is ze weg, ver weg. Hooit
zullen we haar zilveren stem meer hooren,
die stem, die klonk als een nachtegalenlied
in den stillen avondnooit zal zij mij meer,
begeleiden op de piano, terwijl ik speelde
op de viool, en jij daar in dat stoeltje zit
en speelt, met de pop en van blijdschap in
de handjes Hapt
Bij die herinneringen drukt vader zijn
dochtertje vaster aan zijn hart en laat den
stroom zijner tranen vrijelijk vloeien, wat
hem verlichting sóhenkt, en. als hij dade
lijk zijn tranen droogt en blikt in: die reine"
oogen der kleine op zijn schoot dan komt
er berusting over hem en stamelt hij een
dankbede, dat hij hetgeluk nog smaken
kan zijn Elze te hebben; het treffend even
beeld zijner onvergetelijke'gade. Hu richt
hij den blik naar boven en vraagt den goe
den God, dat zijn kind in eere en deugd
opgroeie en dat Hij, Die slaat en zegent
beide, hem voldoende kracht en sterkte
schenke, om het kruis te dragen, dat thans
op zijn schouders is gelegd.
Tce vadertje, begint u haast!
Ik zit al bijna een uur op uw schoot en
luister al met beide ooren, maar ik hoor
nog niets of hebt u lie.ver, dat ik met de
pop ga spreken en haar alles ga zeggen, wat
ik van u en van maatje weet en gezien heb.
Ja, mijn pop verstaat mij best; zij is zeer
geleerden kan al slapen ook en ook al een
woordje meepraten. Gelooft u het niet?
Jawel Elsje, ik geloof het. Ik geloof
ook, dat jij een brave meid bent. Ik geloof
dat jij mijn klein, lief schattetje bent en
dat er niemand op de wereld is die meer
van je houdt, dan ik.
Dan geloof ik ook, dat jij je vader heel,
heel lief zult hebben e,n mij geen verdriet
zult aandoen en dat je nooit zult ophouden
voor je lief moedertje te bidde.n.
Kijk Elze, dat. geloof ik! En wat zeg
j,e nu?
Dat is goed pappie. Ik zal u nooit ver
driet doen. hoor! Ik zal ook altijd voor U
en moedertje bidden, maar toch het meeste
voor moeder, hé paatje,! en als de pop
niet zoet is, dan gaat zij den hoek in en
krijgt zij den heelen dag geon vriendelijk
woord. Is dat. nu goed? Zijt. U nu tevreden?
Is Elze nu een zoete meid of niet?
Jij bent mijn zoete meid hoor en te
vreden ben ik met jou, heel tevreden. En
nu zou ik vertellen, maar mijn keel is zoo
schor cn mijn mond zoo droog. Ik geloof
dat het beter is, dat wij met vertellen tot
morgenavond wachten. Wij zullen nu trach
ten een 'beetje te slapen en dan zullen we
morgenavond, als we de lamp hebben opge
stoken naast de warme kachel gaan zitten,
en dan zal ik he.t schooiertje aan 't woord
laten. Is het zoo goed? Kus mij dan goê-
nacht, dan gaan wij beiden slapen.
De Redacteur
Wordt vervolgd.
Godloochenaars
door Herbres.
II.
Vier jaren later zien we Kees van Bu
ren als jeugdig gymnasiast op de school
banken om zijn studio voor 't eindexa
men te voleinden.
Met verrassend© snelheid had hij de
Hassan doorloopen en niet ten onrechte
den bijnaam van „Erasmus" ontvangen.
Maar prettig was het op 't gymnasium
nu niet. Vooral 't. laatste jaar nu hij z'n
eindexamen zou doen', ondervond hij niets
dan ruwheid van zijn mede-studenten. Zij
vreesden hem, om zijn geestelijk over
wicht en zijn leeraar Burns had e>enj he
kel aan liern, omdat hij hem nooit op een
fout kon betrappen.
Doch al dit onaangename werd weer
spoedig vergoed, als hij in zijn vrijen tijd
stilletjes naar pater Karei kon gaan.
Pater Kaïel was een bekend figuur van
de theologische faculteit.
Uren achtereen kon Kees bij den theo
loog zitten luisteren naar diens mooio les
sen.
't Was een heerlijke studie voor Kees
en een even aangename taak voor diens
leermeester, want pater Karei vond in
hem een zeer dankbaar leerling.
Ook a-ls Apologeet stond pator Karei
in hoog aanzien. Hij vond er een waar ge
noegen in, de door geleerden(?) gemaakte
opwerpingen tegen het Godsbestaan, door
Kees te laten beantwoorden.
Pater Karei Btond verrast hoe vlug zijn
jongen geleerde met een' ongeken|de scherp
zinnigheid de grondslagen der atheïsbenl
begon te ondermijnen.
'Al3 Kees eenmaal als jeugdig apologeet
in vuur kwam, ontzag hij niete en nie
mand. Zelfs de theorieën Van Professor
Büchmer waren! niet veilig voor hem. Hij
ontwrichtte de leerstellingen! van Ferdi
nand Baur, den grondlegger dbr Tiibinger-
school.
Met velen had hij reeds gedisputeerd;
maar met zijn vader nog zeer weinig. Bei-
,den schenen in 't geheim groote plannen
to smeden om elkander op een onverwacht
oogenblik met zijn stelling te kunnen
overtuigen.
Kees veelde nu 't grooto nut van de
leerzame lessen van pater Karei, want
zijn leeraar Burns ging zelfs zoo ver, on
der de lessen in 'fc bijzijn' van al de leer
lingen, den spot. te drijven met' zijn Gods
geloof.
En de jonge van Buren, sprak dan niets
tegen, ofschoon hem dikwijls do lust be
kroop, zijn loc raar voor zijn onwetendheid
een raak antwoord to geven.
't Was wel bitter voot hem, als Dr.
Burns weer met allerlei opwerpingen kwam
en de leerlinge® lachten omdat hij geen
antwoord gaf.
„Zie eens, sprak dan Dr. Burns, een
voorbeeld hoever 't fanatisme in do huidi
ge beschaving is ingevreten. Met een on
gehoorde brutaliteit klampen zij zich vast
aan looze praatjes, welke door de heden-
daagsche wetenschap reeds lang zijn ge
logenstraft."
Toen zijn leeraar op zekeren dag weer
enkele onbeschaamde vragen stelde, en
tot slot weer liet gewone versje van „zie
eens, een voorbeeld enz." letterlijk citeer
de, kon Kees van Buren zich niet langer
bedwingen.
Er ontstond een ware paniek onder de
leerlingen, en niet minder den leeraar,
tc-sn Kees slechts even het woord nam,
en met een paar zinnen de geheele op
werping van Dr. Burns tegen 't Godsbe
staan, vernietigde.
De leeraar ging op het gezegdo van
Kees niet verder in, doch scheen zich
dien zelfden dag nog tot van Buren te
hebben gewerd.
Toen Kees 's avonds thuis kwam, wacht
te hem zijn vader in he-fc privékantoor op
en sprak:
„Hoor eens Kees. Gij zijt ongetwijfeld
op weg een geleerde jongen te worden,
doch daarvoor is heb ook bepaald noodig,
dat gij niet te eenzijdig in je kennis
wordt. Het is ons, en jou natuurlijk ook,
te doen, om de juiste wetenschap te ken
nen. Daarom meende ik, dab jij toch eens
je dwaze veronderstellingen van een God,
moest laten varen."
„Stil, stil," vervolgde van Buren toen
Kees hem in de rede wilde vallen, „tracht
nu eens niet te protesteeren. Om hierover
dus zoo weinig mogelijk woorden te ver
spillen, is het goed dat je deze boeken
eens zeer nauwkeurig naleest, en morgen
avond wie er liier bij mij komt. Maar Kees
wees nu eens niet eigenwijs, en laat. de
.waarheid toch eens duidelijk tot je door
dringen."
„Zeer goed, vader," antwoordde Kees
rustig, „indien de boeken beoogen, do
waarheid te doen schitteren en niet te
vermoffelen, zal ik 't niet zijn om ze te
gen te spreken."
„Prachtig Kees", sprak van Buren.
Klopte zijn zoon lachend op de schouders
en wenschte hem goeden nacht.
Kees zocht zijn kamer op en bekeek de
boeken. Toen gleed een glimlachje over
•zijn gezicht.
't Eene was een Hein werkje uit enkele
bladzijden van zekeren Oudens, die het in
al zijn eenvondi den bescheiden titel gaf
van: „Het boek der menschkeid."
Voorwaar, een grootschen titel voor die
enkele folio's, zou de schrijver bezwaarlijk
hebben kunnen geven.
Dan bestudeerde Kees het andere beek,
'fc welk nietminder dan den wijdschen
naam: „Van holbewoner tot Koning der
aarde", plachtte aan te voeren
Een' wetenschappelijk zeer hoogstaand
werk(?) van zekere heer Otto Herone am
Rhijn
Maar Kees kende» deze weiken zeer
good,, en had zo bij pater Karei tot in do
Hcinste bijzonderheden: .weten te weer
leggen,
,.Maar," mompelde Kees, „ik zal vader
reikik mn doel^ rict .„„gebroken,
bekeermg (W°rdt vervolgd.,
De Poascbvacantie^.
Hoera! de denton».
Wie zal nu nog buiten m de
Keen, spelen gaanf voml komt-
En daar ravotten.
V;e" met sehnfa
Weg dan met oe gIUlon
Weg met leien. S blr al» 4
Hu rijn we vrij, nu zijn ,„sscta
Onze zangers, én is er t«d <e 1(J,
v,et wcrtelS
En de prijsenl Z1J waard'
Al gaat 't natuurlijk met v>
Eu zoo erg zal dat h° wje „raft
Want een prijsje te met
Willem !ans:
Kort Batenburg l4' Le"
Dat viel mee.
Bona Hums, tot zij
Jongens, riep P nio morBen van
fleren wat denken vaar vu]
leen al* hct Trader, i»»"' hCt t l
•VVO niet, hoor. Bmmau, 1
loepje, o, At
rtn -n aulo.tó-J^'bot
ols'het maar mooi Ubule om de
elubjo rende naar dej
rometer te raadpkmaar
onderlijk. koe ja )jWdak 0.
<len van avond een» ,x M
Keer kon immers bet z**1
avond naar bed_8» M p*
^tte bigden al
,n do ven" c<!11 naai' ïEj|
wolkjes, alles V Ueiiters niet
kwam al nader en na^ wdra
IceK H
rCn d°0rt hO0™n ücÏÏen Alb*
ïvt-ft stemmet]© \an f nl0ov v
zachte Hccrtjo Bfei 5ll;
irfng tot hijemdebjk
stilletjes van dat 1«*'J1
de nog, wat kwam j
nu alles z holden naar d
ie ziek aan en hola,
°h k0ek Sn geheimzinnigo
ook nog een an moedor
van de inhoadm^V'
was. >om 10 dan maar op J
vlug ontbijten ein Je tu ,adl«na;
later toon Haag dach
zaten op weg meel» en 0
dankbaar zou neen
dog geneten
zeggen»