Derde Blad.}
Zaterdag 17 Mei 1924
KéNNIS VAN DE LEER VAN
CHRISTUS.
iWanneer ik iefs keil, vrat schoon T.i, dan
houd ik daar ook van. Ia het dus te ver
wonderen, dat i kihoud van mijn geloof?
Daarin ligt vanzelf opgesloten,dat ik
mijne liefde traoht over le brengen in an
deren; hoe heter zij het geloof kennen,
hoe meer ze het ook zuilen hoogschatten
en waardeeren het te bezitten.
Van den anderen kant is het een feit,
dal tegenwoordig door zeer velen naar
een steeds breeder geloofskennis wordt ge
zocht, en zoodoende bijv. cursussen voor
n i e t-Ka thol leken druk worden be-
jocht door Katholieken, mot liet
verlangen hun geloof te verdiepen door
sen hetere kennis.
Op die wijze komen we, schrijvende
óver het geloof, over de leer van Christus,
iot elkander: de een met de begeerte om
iets te weten, de ander met het verlangen
om iets mee te doelen.
Aldus dan ook aangemoedigd, om op
den eenmaal ingeslagen weg voort te gaan,
wil ik geregeld elke week blijven spreken
over ons schoon Katholiek geloof, maar
dan van nu af aan wat meer systematisch.
Het is toch niet verkeerd gesproken, als
ik zeg, dat een Roomsche krant, ook op
de eerste plaats kennis moet verspreiden
aangaande de leer van Christus.
Want alle ontwikkeling is ofschoon op
zichzelf niet kwaad minderwaardig ten
opzichte van de geloofskennis. De geloofs
kennis toch zal ons hiernamaals ten voor
deel zijn, terwijl alle andere kennis ons
zoo gemakkelijk ten nadeele kan wezen
door eigendunk en opgeblazenheid.
Daarnaast blijft ook staan, dat door de
ontwikkeling van ons verstand op ander
gebied, ook de ontwikkeling in geloofsken
nis heel goed gehaat kan wezen, en me
nigmaal gene als noodzakelijken grond
slag vordert.
Wie in do maatschappij wat worden
wil, moot maatschappelijke kennis opdoen;
wie in het Godsrijk wat worden wil, moet
ook kennis van het Rijk Gods, van de
leer van Christus, zich verwerven.
Het kan natuurlijk van hen, die zich
beijveren een hetere en breedere kennis
van den Godsdienst zich te verwerven,
niet de bedoeling zijn, daarmee later te
gaan pronken of bluffen; maar het moet
wel hij hen voorzitten, tengevolge van een
hetere kennis ook een heter geloofsl even
te verkrijgen. Wie dat niet vooropzet han
delt wei ©enigszins eigenaardig, en ver
groot zijn verantwoording op een manier,
die we niet ter navolging kunnen aanbe
velen.
Wanneer we onze geloofskennis noemen
do fundamenten van ons levensgebouw,
dan zal niemand ons tegenspreken, dat het
levenspaleis des to hechter zal staan,
naarmate de fundamenten flinker zijn;
FEUILLETON.
Sisto e Sesto,
Een verhaal uit de Abruzzcn.
Vrij vertaald, naar H. FEDERER.
14)
Ge hebt daar ccn kluit aarde en een tak
je groen in de hand. Goed! Dat zal uw wa
pen zijn! Zooals go weet, is het vaderland,
waar deze aardkluit van afkomstig is,
door oorlog, duurte cn luiheid der bewo
ners diep gezonken, maar oók komt het
door de groote zonden en misdrijven der
bevolking; dat de toestand daar zoo slecht
is. Zoo gaat dan on verzamelt uw spits-
hoeven-gezellen en doet boete cn bebouwt
dien armen bodem, legt akkers on gerst;
baant de heekjes en houdt er een flinke
kudde vee op na en zorgt, dat er geen roof
vogels cp uw hof of hoog hoven in het ge
bergte hun vesten kunnen houwen en
schade kunnen aanrichten. En ook, zorgt
er voor, uw hartstocht te 'overwinnen. Het
zal u moeilijk vallen goed te leven on ga
zult moeten z'wceten en bloeden, zooate ge
'cl at vroeger van anderen gevorderd hebt.
Maar hot zal een waardig leven zijn, een
echt ridderlijk beroep cn 'het zal u uw
kinderen cn kindskinderen vreugde ver
oorzaken. In den naam van de hoogheili
ge en Onbevlekte Madonna, wilt ge dat?"
Ja II. Vader, ja Oom Paus, we willen
hot, we willen meteen aan het werk gaan
en altijd door!"
Ze sprongen overeind als wilden ze met
twee sprongen weer in hun vaderland te-
Tug zijn. Maar ze vielen meteen weer op
do knieën .De voetkeltingon hielden hen
"terug. I
„Hiel te haastig, broeder", maande Six
tus met een weinjgje pret. „Wilt go nu on
gezegend van Christus' Stedehouder ver
trekken? En go hebt dien zegen meer noo-
'hg dan iemand anders op de wereld.
Ontvangt zo dan nu als brave Christenen,
0n het andere, en hij wees naar de kettin
gen, zal dan makkelijk genoeg gaan."
Nu ontvingen ze bij liet fakkellicht en
kottinggcrammel deemoedig den Apostoli
sch en zegen. De om zoo te zeggen meoge-
zegendo vcetkettingen legden zo in het
perkje van Paritondo voor de voeten der
Madonna, en toon men later van „Maria
van den ketting"- sprak, wist het kleinste
Kind te vertellen, wat er door het genade
volle beeld gebeurd was. En nu was 'het
«aar berg-op en berg-af een groot© boete
doening door middel van spa, schoffel en
maar men zal het met mij eens zijn, dat
men een heel erg poover figuur maakt, als
men alleen de fundamenten legt, zonder
ophouw. Zooiets doet alleen een dwaas of
een kind dat speelt in het zand, zonder
vooruit te zien, en te overwegen, waartoe
zijn fundamenten dienen.
Ik wil nog dit opmerken, dat ik alleen
voor Katholieken schrijf. i
Wij worden Katholieke Chris
tenen genoemd. Waarom? Omdat wij
leerlingen zijn van Christus.
D© eerst© geloovigen heetten in don bc-
ginno eenvoudigweg: „Leerlingen".
Ook wel noemde men ze „broeders", en
wel wegens de groote liefde, die ze als
broeders voor elkander hadden, en waar
over de heidenen zoo verwonderd stonden
„Want deze liefde was zoo groot, dat zij
slechts één hart en één ziel hadden, en al
hunne goederen gemeen waren". (Handel,
der Ap. 4:32).
De naam „Christen" werd aan de
„Leerlingen" het eerst gegeven te Antio-
chië, waar Paulus en Barnabas een jaar
lang predikten en velen tot het geloof in
Christus bekeerden (Handl. d. Ap. 11:26).
„Katholiek" lieeten wij ter onderschei
ding van do andere Christenen. „Katho
liek" is een Grieksch woord en heteekent
„algemeen".
Teen n.l. de geloovigen, die dwalingen
aanhingen, zich ook Christenen noemden,
hebben do Apostelen verklaard, dat alleen
die geloovigen de rechte zijn, die belijden
wat do „algemeene kerk" leert, dus die tot
do Katholieke kerk beboeren.
Zoo zegt de H. Paciamis: „Christen is
mijn naam, Katholiek mijn bijnaam, gene
noemt mij, dezo onderscheidt mij".
Overeenkomstig dien veelbeteekenenden
naam moet ook ons leven zijn: een Chris
telijk leven.
Wat wordt vereisclit om een Katholiek
Christen te zijn? Jcsus Christus kwam op
aarde om het Godsrijk, Zijne Kerk te
stichten, cm ons daardoor zalig te maken.
De onderdanen nu iu dit Rijk van God
heeten Katholieke Christenen.
Daartoe moot men op de eerste
plaats: .gedoopt zijn. Want het Doopsel
is het eerste vereischte cm het Rijk Gods
binnen te gaan. „Wie niet uit water en
den H. Geest herboren wordt, kan het
Rijk Gods niet binnengaan", zcide Chris
tus tot Nteodemus (Joüs. 3:5). Het Doopsel
is dan ook do deur der Kerk Gods, en door
dat Doopsel wordt men gerechtigd de ove
rige door Christus ingestelde Sacramenten
te ontvangen. „Gij allen, die in Christus
gedoopt zijt, hebt Christus aangetrokken"
(Gal. 3:27).
Voor een kind, dat nog niet tot de jaren
van verstand is gekomen is het doopsel
voldoende om een Katholiek Christen te
worden, maar voor ieder ander wordt ook
geëischt, dat hij:
op dc tweede plaats: dc leer van
Christus hclijde, in zijne kerk, wat niet
anders heteekent, dan dat hij h e 1 ij d t
datgene, wat Christus leerde, en do Apos
telen op Diens hevel hebben medegedeeld,
schriftelijk of mondeling. Dit belijden wil
niet alleen zeggen: alles gelooven, maar
ook zijn loven naar de kor van Christus
inrichten; iels, wat de Apostel Jacobus ons
zoo duidelijk zegt in zijn brief 2:24: „Door
de werken wordt de mensch gerechtvaar
digd en niet door het geloof alleen"; en in
2:14: „Wat haat het, als iemand zegt, dat
hij gelooft, daarbij echter zijn werken
niet naar liet geloof inricht? Kan hem wel
zulk een geloof zalig maken?"
Ik zcide: do leer van Christus belijden
i n z ij n k e r k, d.w-z. in de gemeente der
-:-a .v ira-rr -juut-
bijl. Het benoodigde geld, gereedschap,
zaad en trekdieren werden door den Paus
ton geschenke gegeven. Van liet hooge Spo-
Ato en Foiigno af tot heel beneden-in de
dalen van de Sibyillijnsche Alpen zag men
nu in een bedrijvigheid en hoorde men een
gezaag en gehamer als moest men een
nieuw Paradijs voor een nieuw meusch-
doni inrichten. Een paradijs echter werd
liet nu juist niet. Toch werd langzamer
hand deze armoedige streek in een vrucht-
haar land van melk en honing omgescha
pen en ook de woeste natuurmenschên
werden wat beschaafder cn zachtaardiger.
De mannen werden huiselijker, in dien
■zin, dat ze na de vermoeienissen van den
werkdag, ook het huiselijk samenzijn en
de rust van den Zondag meer gingen waar-
deeren. Do vrouwen werden ijveriger in
het vervullen van hun plichten tegenover
hun mannen, wat evenzoo dringend nood
zakelijk was. Zij bemerkten, dat, hoegroo-
ter de tuin was, hoe voller de provisiekast
werd on hoe smakelijker het maal, dat ze
man en kinderen voorzette, na het zware
en harde werken overdag. En zij kregen
ook een heter plaatsje in den huiselijken
kring dan voorheen. Zij vervulden nu den
taak dien zij als vrouw en moeder op zich
hadden genomen nauwgezetter dan vroe
ger en verwierven zoodoende den eerbied
en jde achting van hun omgeving.
Nauwelijks was Sesto weer terugge
keerd, of alle roovers en rooversgezellen
stelden zich onder zijn hevel om hutn va
derland op ie houwen uit haar vroegere
wildheid en onbeschaafdheid. Dolk en de
gen werden in landbouwgereedschappen
herschapen, zooals het in den Bijbel' staat
geschreven. Op de plaatsen waar men vroe
ger (met een. wreeden har'on of landbezit?
ter gevochten had, vocht men nu op leven
en dood met wilde bergstroomen. En op
de plekken, waar men vroeger do kooplie
den tot het laatste uitgeplunderd had,
woelde men nog met veel grooter ijver den
grond om en haalde er nit wat er uit te
halen was. En wat men zoo dikwijls uit de
gegrendelde en goed gesloten paleizen ge
stoten Jiad, groef men nu rijkelijk uit do
bergrotsen. Zoo gebeurde het, dat, waar
men ieens honger en dorst geleden had,
men nu goede wijn en zelf gebakken
vruchtenkoeken en Zondags van gerookte
schapenhout niet zoo'n rietjes afgepaste
portie kreeg en dat men op de Vesper-
dans de jongelingen en jonge dochters mooi
gekleed zag en dat men de jongens mooie
liedjes boorde zingen van den jongeling
di Losso, van het knappe paar Rufa en i
rechtgeloovigen, onder een zichtbaar Op
perhoofd. I I I
Met deze kerk bedoelen we de Katholie
ke kerk, wijl zij alleen de eenig waro is.
zooals we te zijner tijde zullen bewijzen.
In die kerk moet men blijven, haar leer
voor waar houden en aannemen, haar en
bare bestuurders in alles gehoorzamen,
daar Christus gezegd heeft: „Wie de kerk
niet hoort, die zij u als een heiden en tol
lenaar", (Mtth. 18:17).
En óp de derde plaats wordt, om
een Katholiek" Christen te zijn, ook ver
eisclit, dat men geen andere leer
aanhang e, die tegenoverge
steld zou zijn aan die der ware
kerk. Iedere valscbe of verkeerde leer,
die in strijd is met een of ander geloofs
punt, door do Katholieke kerk geleerd,
moet du3 worden verworpen.
Christen to zijn is een eer. Toen do land
voogd van Sicilië aan do H. Agatha vroeg,
of zij, -die tot zulk een voornaam geslacht
behoorde, zich niet schaamde een Christin
te wezen, antwoordde zij: „De Christelij
ke nederigheid is eerwaardiger dan alle
koninkLijko pracht en heerlijkheid".
Christen te 'zijn is een geluk. Boleslaus
IV, koning van Polen, droeg het in goud
gezette beeld van zijn vader altijd om dien
hals. Als hij een gewichtig werk moest
verrichten, kuste hij dit beeld, zeggende:
„Verre zij het van mij, mijn vader, dat ik
ooit iets doe, "wat uw koninklijken naam
onwaardig zou zijn".
Zoo moet Christus ons voor oogen staan,
opdat wij nooit iets doen, wat Hem on
waardig is.
J. C. C. GROOT,
Kapelaan.
DE „CAfiOA OBSCURA".
i.
Ditmaal willen we Uw aandacht eens
vragen voor een der meest gelezen boeken
uit onze Nederlandsche letterkunde: de
„Camera Oliscura" van Hildohrand.
Eu nu zullen wc maar net doen, alsof
U van dc-zen schrijver en zijn hoek nooit
iets gehoord heeft, al weten wo natuur
lijk wel beter. Wc doen niets anders dan
uw herinnering even opfrisschen. Een
mensch kan niet alles onthouden.
Eildebrand is de schuilnaam voor den
protestantsoben predikant en hoogleeraar
Nicolaas Bcets. Deze werd in 1814 te
Haarlem geboren. Van 1833 tot 1838 was
hij student in de theologie in onze goede
stad Leiden. Van 18401854 was hij
predikant fe Heemstede. In 1854 ging hij
als zoodanig naar Utrecht. Van 1874 tot
1884 was hij in dezelfde stad hoogleeraar
in de prolcstantsche theologie cn in 1903
is hij er gestorven.
Hij heeft gedurende zijn lauge leven
heel veel geschreven; proza en poëzie. Van
zijn werken ging een invloed ten goede uit,
want hij was een. verdraagzaam man.
Zijn groote roem als letterkundige heeft
hij te danken aan zijn „Camera Obscura".
liet is een verzameling novellen en
schetsen, welke gedurende zijn studenten
tijd door Beets geschreven werden en
waarvan de eerste uitgave verscheen in
1839, ouder liet pseudoniem Hildehraud.
Bij verschillende, betrekkelijk spoedig op
elkaar volgende herdrukken, werden nog
verschillende stukken toegevoegd. Eerst in
1851 werd dé „Camera Obscura" gedrukt
in den omvang, dien wij nu kennen.
Hoe kwam Beets-Hildebrand tot het
schrijven van zijn schetsen?
Er was omstreeks don tijd dat Beets
student was een professor te Leiden, naar
wien ze wel eens een straat mochten noe
men, want hij heeft op het letterkundig
leven van Nederland een grooten invloed
uitgeoefend, n.l.: Jacob Geel. Met mede
weten en onder den invloed van Geel, werd
te Leiden door de Muzenzonen de „Rede
rijkerskamer voor uiterlijke welsprekend
heid" opgericht.
Bij de vergaderingen van deze club wer
den gedichten van eigen en vreemden bo
den voorgedragen. Maar er werden ook
lezingen gehouden over de voornaamste
vertegenwoordigers der buitenlandsche let
terkunde. Vooral werd in die dagen sterk
de aandacht gevestigd op een aantal En-
gelsche schrijvers, die er slag van hadden,
allerlei tooneelen en gebeurtenissen uit het
dagelijksch leven aanschouwelijk en hu
moristisch uit te heelden. Humor is do
kunst om een glimlach te voorschijn te
roepen over de uiterlijke dingen des levens
cn tegelijk een traan over den droevigen
achtergrond, waartegen zich het uiterlijk
gebeuren afspeelt.
„Een rijke taal vol geest en ingehou
den tranen", zoo noemt De Genestet ze.
Maar veel meer dan een omschrijving
zegt u misschien een gedichtje van dien
zelfden De Genestet: „Kijkje in het leven"
Vlak over mijn deur komt de lijkkoets
[thuis,
Daar. stalt hij, de somberd wagen;
nij bracht er weer een naar zijn laatste
[kluis
Dat doet hij zoo alle dagen!
'Ic Hang uit mijn raam; 't is heet in stad
Een snikheet Juli-dagje;
De zwarte koetsier heeft het warm gehad,
Veel warmer dan „zijn vrach'jo".
Ook reed hij van 'i graf naar stal op
[een draf,
Het was op die koets „om te braden!"
En legt nu, al blazend; zijn huilebalk af,
En de andere plechtgewaden.
Hij schudt zich fluks den rouw van 't lijf
En frischt zich op reis even:
Die guit! hij zat daar nog pas zoo stijf,
Zoo somher, zoo treurig verheven!
Hij steekt zijn pijpjen aan; hij telt
Het fooitje van „zijn vrach'je";
Terwijl hij een kleine vertroosting bestelt
Met een tevreden lachje.
Dan bergt hij zijn spullen en neemt zijn
[gemak,
Al op zijn ellebogen
Zou elders het maskerade-pat
Ook reeds zijn uitgetogen?
Voelt ge, hoe het komische van dezo
voorstelling dienen moet, om het harte-
looze en onverschillige te belichten, niet
zoo zeer in dezen koetsier, voor wien do
ernst van zijn bedrijf slechts een n\idd.el
tot kostwinning is, als wel van zij, 'die
achter bleven on voor wie het rouwgewaad
veel méér moest zijn dan een maskerade
pak.
Jacob Geel dan had veel gevoel voor den
humor van het dagelijksch leven en deed
veel moeite Engelsche humoristen uit dien
lijd hij de jonge academieburgers bekend
te maken.
Het gevolg was dat de begaafdsten onder
hen zich ook waagden aan het schrijven
van schetsen uit de werkelijkheid, cn de
Studenten-Almanakken uit dien tijd geven
dan öok blijk van een bloeiend letterkun
leven. Men legde zich too op een litters
kleinkunst, die in vele opzichten een si
gel van den tijd was.
De stormen der Fransche revolutie t
ren reeds sinds een twintigtal jaren om
gewaaid; de beroeringen van 't Napolei
tischo tijdvak waren voorbij. Er was
reactie gekomen. Mén zocht zijn geluk
het knusse huiselijk en burgerlijk lev.
Men eerde de oud-vaderlandsche deugdt
waarnaast evenzeer de oud-vaderlandse
gebreken voortwoekerden. De zucht na
eenvoud sloot ailedaagschheid en bana
teit niet uit. Goedmoedigheid ontaard
niet zelden in slapheid. Huiselijkhe
werd soms huisbakkenheid. Zelfgenoe
zaamheid leidde veel tot bekrompenhei
Dat uit zich sterk in de letterkunde di
dagen, die zich. zooals Potgieter zei, toel
op de „copiëerlust des dagelijfeschc
levens". Een copiëerlust, die evenwel noo
verscherpte tot het felle en rauwe reali;
me, dat we in onze dagen hebben geken.
De schetsen van Hildebrand zijn van i
dergelijke producten uit dien tijd verrewe
de beste. Met een zeldzaam evenwicht hee
Beets het burgerlijk leven van zijn tij
waargenomen, bestudeerd en zielkundi
geheel doorvoeld. Met evenwicht van gj
moed en een diepe menschenkennis toeken
hij ons zijn personen en hun handelin
gen. Er is in zijn genrestukjes van he
leven der Hollandsche burgerij een realis
me, dat nooit schrijnt door ruwheid, maa
doortinteld is van fijnen humor.
Beets heeft de Engelsche humoristen be
studeerd, hun de kunst afgekeken, maar ii
zijn schetsen is geen spoor van vreemd,
invloeden waar te nemen. Het is aliei
diep-zuiver Hollandsch werk, stoer ei
krachtig, dat nog altijd hel Hollandse!
gemoed zuiver aanspreekt. Het verpletter
niet door groolschheid van voorstelling
voert ons niet door de diepste nachten vat
mcnschclijk lijden, maar bezit het geheim
om ons altijd opnieuw te boeien, steeds mei
een glimlacht verder te doen lezen, af ca
toe een traan te wekken en ons te stemmen
tot een rustig en berustend: „Zóó is het
leven".
De schetsen warden verzameld onder
den titel „Camera Obscura" Donkere
Kamer. Men herinnere zich, dat in clien
tijd Daguerre de donkere kamer uitvond,
waardoor de beelden der buitenwereld,
konden worden opgevangen en vastgelegd;
prototype dus van ons modern photografiè-
toeslel. Men zal begrijpen, waarom Boots
zijn bundel dien naam gaf. Hij verzamel
de beelden uit de werkelijkheid.
Er is van dit mooie hoek, vooral zoo'n
twintig, dertig jaar geleden, veel kwaads
gezegd.
Het was zoo IA: in burgerlijk; het was
bekrompen zelfgenoegzaam; het ty
peerde de jeugd van een braaf en net
jongeheertje; er was noch geestdrift, noch
hartstocht, noch schaterlach in; het was
verschrikkelijk middelmatig; het kende
geen idealisme, enz., enz.
Natuurlijk! er zijn altijd menschen, die
alles beter kunnen. Ycoral als ze zelf nog
nooit iets van beteekenis geschreven heb
ben. En allervooralst als zo zooiets als een
nieuwe kunst, een nieuwe cultuur of oen
nieuwe menschheïd willen slichten.
Desondanks komt de Camera geregeld
opnieuw van de pers en vindt gretige lezers
waarvan 99.9 pet. zich nooit over dc lo
zing heeft beklaagd.
Wij zullen in deze rubriek een paar
schetsen afschrijven en beginnen, lioe kan
het anders, met: De Leidsche Peueraar".
N. J. H. S.
Brigone uit Nursia en andere sagen, ter
wijl er een de gitaar bespeelde of op den
doedelzak blies. Eu nu mocht men dan
ook feestelijk doen.
Als men boven op de bergen stond en
naar beneden in liet dal keek, zag hot
land blauw van de dennenbeplanting, geel
van het koren en groen van dc tuinon. Nu
kondon de menschen lachen en vroolijk zijn.
Ook de oude da Dia nam op zijn manier
deel aan de vooruitgang. Hij was tot ka
nunnik van Spoleto beroemd en kwam van
tijd tot tijd in ;een langen en paarsen pre-
latenmant-el naar Surigno om zijn vroege-
ren pastoor te bezoeken. Dezo had hem
vroeger altijd een beetje geplaagd door
liem b:j het middagmaal oen minder soort
wiin te schonken, maar nu kwam hij da
Dia altijd al bij do deur tegemoet ion
schonk aan tafel do beste wijn, die er in
den kekier te vinden was. Paritondo bleef
wel altijd maar oen klein plaatsje. Hoe zou
ook zoo'n klein plaatsje hoog boven in liet
gebergte zich tot een groots stad kunnen
uitbreiden. Maar was dat dan ook juist
noodig? Hst was al voldoende, dat de wo
ningen er wat mooier en geriefelijker wer
den en dat het eenige wegje een bestrating
kreeg waarover de zestig kinderklompen
en zes maal zestig geitcnlioeven eiken
morgen in de vroegte zoo'n aardig lawaai
maakten. Ook kwam. er achter elk huisje
oen flinke tuin, waar pompoenen, kersen
en wilde druiven groeiden. En de jongens
behoefden Zaterdags vroeger deden ze
liet dikwijls heelemaal niet - hyn krul
lenbollen niet meer in het Parit'ondersche
heekje te wasschen, maar nu hielden zo
hun hoofden onder de frissche waterstralen
van de fontein die voor het kerkje stond.
Maar het allermooiste was nog, dat 'de
Madonna weer haar leliesluier droeg.
Sixtus V werd echter ziekelijk daar in
Rome cn stierf binnen enkele maanden 'n
tanïelijk oriverwachten dood. Tot op bet
laatst had hij ge'h'oopt het groote jubeljaar
zestienhonderd mee te mogen maken,
waarin de, in tegenstelling van terechte
stelling en galg, vergeving en genade do
overhand zouden voeren. Hij had amper-
aan zes .jaar den Petrussloulel in handen
gehad. Het 'deed hom dubbel leed, dat er
in den laatsten tijd in Rome en ook in
de hoven gemompeld was, dat ook deze
Paus sommige personen voortrok en voor
•de zonden van zijn lievelingen een oogje
toekneep. Hij zelf bracht hier niets 'tegen
in, misschien, omdat hij het zich als een
boo te oplegde voor de vr oegere gestreng
heid, misschien ook vermoedde Hij, zooals
veel van zulke groote menschen, hoe gauw
Zijn uur zou komen, hoewel de buitenwe
reld daar niets van bemerkte, en de Paus
nog steeds voortging om de wereldakker le
beploegen en te zaaien.
In zijn laatste uren word zijn versland
beneveld door de koorts. Het was de eerste
keer. Hij lag op zijn zoo geliefd plekje bij
liet a-aam, waar zijn schrijfbureau stond.
In, zijn verwarring meende hij iets hoogs,
iets heuvelachtigs te onderscheiden.
Kwam dat misschien door die hooge obi-
lislc voor dat xaam? Of was het een herin
nering' aan 'de Abruzzen? Zoo dikwijls hij
beter wilde kijken trok er een dikke nevel
voor. Maar nu, kijk eens vlug, nu werd
de nevel doorzichtig. Werkelijk, hij stond
Loven op een berg en zag aan alle kanten
diep in de hem zoo wel bekende dalen
neer. Ach ja, dat waren vroegere herinne
ringen. Elke dag trok weer zijn geest
voorhij. De dag. waarop de broeders hem
tot Prior van Montaldo verkozen. Ja, ja,
dat was het spitse kloostertorentjeof
was het de hooge Cypres, die Sesto tus-
schen het kreupelhout plantte Nu
kwam de dag dat Sixtus tot 'Bisschop be
noemd werd van Agatha. Ja dat Was de
tweemaal gehoornde, met zilver doorwerk
te bisschopsmuts, die hem 'de Kardinaal
van Bologna op liet gezalfde hoofd zette...,
óf, of? was het tenslotte niet het puntige
muisje met den veer van den ovormoedi-
gen Poz'do ginder in de Sibyllen?
Daar zag hij zich in verbeelding
'op 'den dag van zijn Pauswijding, waarop
men hem do Tiara opzette, deze driedub
bele kroon, die de overwinning had be
haald over 'de 'drie Fransche Koningen:
maar die ook te vergeefs getracht had
do blonde Irouwelooze koningen van
Engelen tot de Kerk terug te brengen, die
vele veroveringen' had gemaakt in het Oos
ten, maar die het[ Noordelijk deel Van
Europa voor hot ware geloof zag verloren
gaan. Vol overwinning 'dus, maar 'ook vol
noderlaag, die bespot en geëerd werd, die
do ergernis maar ook tegelijker tijd de glo
rie van do wereld werd. Is het deze drio-»
dubbele kroon, die zoo'n licht om het ziek
bed van den ijlenden verspreidt, of is het
'do lieve Madonna met 'den mooien sluier
cm het "hoofd, die hem toeroept:
„Ave Papa, Ave figlio miol"
Neen', dat is geen koorts, want hij hoort
nu werkelijk het Angelus luiden in Rome.
Honderd klokken luiden door elkander. Avo
hier, Avo daar, het Ave overal. Het bengelt
'door do donkere lucht als speelden cr on
telbare Engeltjes, allemaal lieelc lieve En
geltjes uit het leger van Gabriël, die het
slaapliedje voor de Hemelkoningin en haar
Goddelijk Kindje moeten zingen. Het ia
een lief zacht liedje en het Zringt tót do
menschen door en dezo bidden ook hun
„Ave" en géven bet de Engeltjes mee.
Maar dat „Ave" is Zwaarmoediger en eeni
smeekend gebed, zoodat de Engeltjes veel
moeite hebben om het naar boven te
dragen; Ave Maria, gratia plena.1 Vol
van genade! 0 God, hoe gelukkig is deze
groote man, nu met die genade tienduizend
maal gelukkiger dan wanneer hij alle
Egyptische Obelisken naar Rome bad ge-*
sleept of bet Heilig Land veroverd bad. Vol
van Genade. Ach, als bij zijn leven nog
eens van voor af aan kon beginnen, 'dan
wilde hij Sixtus. de genadige, beeten. Van
alles is de Genade toch bet beste. Steeds
hooger ziet bij de Madonna en steeds lich-<
ter wordt haar'sluier. Ze verdwijnt iu d«
hoogste wolken en het suist en bruist hem
in bet oor als de wind van de eeuwigheid
Van het gewoel der wereld hoort hij niets
meer. Hij verliest elk gevoel, sluit duizelig
de oogen, rilt onbewust en probeert nog
fluisterend met de half verstijfd© lippen te
stamelen: „Gratia!"
Een kanonschot dondert van de Peters-
burg. Zwarte vanen wapperen. In de Six-*
tijnscho kapel roept de Kardinaal Camer-«
lengo:
„Bidt allen voor Onzen overleden Paus
Sixtus V De Heer verleen© hem do
eeuwige rust!"
Het in purper gekleede koor antwoordt
en zoo zoemt het al vorder tot aan hot ein
de der wereld.
Dit is de geschiedenis van Sisto cn Sesto
en ik heb er verder niets hij te voegen, dan
dat Sesto niet alleen Sisto maar nog drie
Pausen overleefde en een degelijk Christe
lijk loven leidde. Poz'do echter overleefde
zeven Pausen en drie flinke echtgenoot en
en was als weduwnaar Grootvader van ze
ventig kleinkinderen. Hij kon nog het
vlugste van allen den berg op klimmen,
'deed het zekerste sch'ot en was de eenig-
sle, dio zonder op de teenen te staan tot
boven aan hot dak reikte, maar ook Zon-^
dagsavonds met do mooiste e-n diepste bas-A
slem do Litanie ter cero Van Onzo Lieve
Vrouw voorzong.
EINDE.