schaal te onderkennen, dan zijn die eieren
ook ongeschikt. Eveneens eieren met op
vallend dunne, zwakke schalen.
De vorm der eierschaal moet overéén
komen met den eivorm, aan het ras eigen.
Te lang gerekte eieren worden niet geno-
jjtfn; het liefst zien wij, dikke, korte.
Daaruit komen de kuikens makkelijker te
voorschijn. Misvormingen, evenals abnor
maal grooto worden onverbiddelijk uitge
sloten. Te kleine natuurlijk ook, die kun
nen ge®11 flinke, sterke kuikens leveren.
Dieren met te groote luchtkamer of met
de luchtkamer niet aan 't stompo eind wor
den. voor consumptie bestemd. Abnormaal
groote luchtkamer .wijst op veel verlies
van vocht (te oud) en een „schceve" lucht
kamer wijst er op, dat het ei aan te lie
vige beweging is blootgesteld geweest.
Eieren, die aangebroed zijn mogen natuur
lijk ook niet gebruikt worden (bij schou
ten zien wij een roodisn. ring of do roode
6pin netwerk van bloedvaatjes.) Bloed-
eieren of eieren met ongewone kleur wor
den eveneens uitgesloten.
Voor het inwendige onderzoek van het
ei is een eierschouwer noodig ,zelf gemak
kelijk te maken, door b.v. een leege ear-
bidbus (waarvan de binnenkant goed blin
kend /is gemaakt) waarin ter zijde 'n
gaatje ter grootte van «cn ei, om de vlam
van een lampje te bevestigen.
Wat verteld wordt aangaande alle
kunstjes, die ons zouden kunnen leeren,
bet geslacht van het ei te bepalen, deze
kunnen wij met een gerust geweten reke
nen tot het rijk der fabels.
AZALEA.
Er zijn niet veel potplanten, die zich in
een zoo algemcenc bekendheid kunnen ver
heugen, als de Azalea indica.
Met recht verdiend deze. uit China afkom
stige en tot dc familie der heideachtigen be-
Jioorende plantengroep do belangstelling
van ieder kamerplanten liefbebber(sfcer).
Van November tot April domineeren do
'Azalea's in de bloemenwinkels en 't gevolg
daarvan is, dat. ze in den vorm van een
cadeau heel vaak een plaatsje innemen in de
kamer van iemand, die re wel heel mooi
vindt, maar die niet weet hoe ze mooi te
houden en die nog minder kans ziet, te
zorgen dat ze den volgenden winter weer
bloeien.
Toch is de behandeling niet zoo moeilijk
en we zullen trachten in de volgend© rege
len een voor den aanatenr begrijpelijke en
toe te passen methode te behandelen.
Men moet vooral niet uit het oog verliezen
dat de azalea een koude kasplant (tem
peratuur 50 tot GO gr. F.) is. Hieruit is
meteen al te begrijpen, dat ze in de meeste
woonkamers té warm staan om er lang van
te kunnen profitecren.
Men kan dan ook gerust zeggen, dat de
meeste azalea's in de woonkamer kwijnen,
omdat zo te veel vertroeteld worden. Meest
al staan ze te warm en vooral te droog, zoo
wel wat de grond, als de atmosfeer betreft.
De lucht in' onze kamers is, wanneer er een
kachel voor de verwarming gebruikt, wordt,
zoo droof. dat de mooie frisscho kleur der
bladeren binnen veertien dagen heeft plaats
gemaakt, voor een geelachtige kleur. Ten
slotte vallen de bladeren alsook de bloem
knoppen. af. Nog sterker doet zich dit ver
schijnsel voor, in kamers, waar men zich
met gaslicht behelpen moet. De verbran
dingsproducten van het lichtgasmengsel be
vatten zooveel voor de planten schadelijke
gassen, dat het kweeken van planten in zul
ke kamers haast onbegonnen werk is, mits
men de planten heel dicht, bij het glas en
ver van de gasleiding zet. De beste plaats
voor een azelea is dus een serre of kamer,
die indirect verwarmd wordt, dus bijv. een
suite eh dan het verst van de kachel. De
temperatuur mag 's nachts gerust flink da
len, mits het maar niet vriest.
Op het warmste gedeelte van den dag
moet men de planten, zoolang de knoppen
nog niet open zijn, besproeien om zoo het
bezwaar van te droge lucht op te heffen.
Men moet vooral trachten al te groote
tempera!uur-schommelingen to vermijden
daar dit meestal afval van blad en bloem
knoppen ten gevolge heeft. Dus niet plotse
ling van een koude kamer naar een kamer
waar dag en nacht de kachel brandt.
Zoodra de planten uitgebloeid zijn. moet
men niet denken, dat de zorgen nu afgeloo-
pen zijn', wil men er het volgend jaar weer
van profitecren, dan moet men er ook wat
voor over hebben. Vochtig en koel honden
is dan de hoofdzaak. In Juni kan men de
planten', met pot en al, in den tuin', op een
ietwat beschaduwde plaats, in den grond
graven. Zij, die geen tuin hebben, kunnen ze
ook in diffuus licht in de kamer of serre
zetten of op een balcon. In beide gevallen
moet men zorgen, dat de planten iedere
veertien dagen wat vloeimest (bijv. koe
mest geemulgeerd met water of bloemen-
mest die men in de zaadwinkels koopen
kan) krijgen en den grond in den pot met
een scherp voorwerp pl.m. 1 c.M. diep los
maken.
In SeptemberOctober, al naar gelang
van het weer, haalt men de planten binnen
en zet ze in een koude kamer, dicht 'bij het
glas. Van lievenlede kan men ze dan wat
warmer zetten tot hoogstens 70 gr. F. Goed
gieten is nu meer do hoofdzaak.
De -scheutjes, dife naast de -bloemknoppen
ontstaan noemt men dieven en moeten weg
genepen worden omdat anders de bloem
knoppen niet uitkomen. Op deze manier be
handeld kan men jaren genieten van deze
praohtplanten en' wel juist in een periode,
dat er buiten niet veel bloemen' te vinden
zijn. - V. H.
MAAR EEN DEELTJE!
Naar het Fransch van Pierre l'Ermite.
Mijnheer Pastoor,
Ik moet u wel eens even om der waar-
beidswille wat schrijven. Ik houd heel veel
van uw parochie, maar heusch er zijn te
veel collecties, veel te veel vriagerij om geld.
Verleden Zondag collecteerde men voor de
kerkvoor de armen. En verscheidene
zusters, geposteerd bij al de d&uren. collec
teerden voor Polen.
In h.et parochieblad van Augustus was het
Voor de vacantiekoloniesin December voor
de fancy fair; in Januari voor den School
penning.
En wat dan nog meer.
Wij vormen zoo'n dameskransje van vrien
dinnen onder elkaar. Namens haar schrijf ik
u. O, wat zouden we graag in het vervolg
genieten van de bijzondere zoetheid om tot
God te bidden in een stille en rustige kerk,
zonder dat die wildeman van uw suisse de
stoelen doet trillen door het gestamp met
zijn stok en de glazen doet rinkelen door
zijn Polypkemosstem: voor de armen as
jeblieft!"
Ik schrijf u dit zonder eenige bittere be
doeling.
Verblijve, mijnheer pastoor, uw nederige
en zeer toegencgsne parochiane,
Marie Duhardelot, geb. Autare.
Was 8 uur 's morgens toen de pastoor
dien brief uit de brievenbus haalde.
Zijn dag begon goed, een echte dag voor
een pastoor.
Hij las. las nog eens, hekeek het papier,
het schrift.
Wat toch 'n overdrijvingen. De suisse is
Z'jo verlegen als een jonge juffrouw.
En wat die Polyphemos-stem aangaat-.
Maar nu vroeg hij zichzelf eens af.
Vroeg hij zoo dikwijls? Ja, toch wel.
Maar hoe. het anders te doen.
Moeilijkheden van elkeen? Duur leven?
Ja, die zijn er. en hoeveel erger nog niet
voor de kerk; de school- en patronaats-ge
bouw-huren zijn pas verviervoudigd: de
employees heeft ie een hongerloon moeten
geven; de steenkool is duurder; de kleinste
reparatie kost hem thans een handvol geld.
'Bovendien dwingt' hij er niemand toe',
om te geven'. Hij vraagt zoo bescheiden', zoo
liefelijk mogelijk'.
Als die beste mevrouw Duhardelot eens
pastoor was, zou ze waarschijnlijk net' zoo
redeneeren als hij, vooral als de zware wis
sels aan het eind der maand kwamen.
(Maar toch. Hij zou zijn best eens doën
en probeeren om iedereen', ook mevrouw
Duhardelot, tevreden te stellen. Hij zou
op middelen zinnen om zijn parochiane
wat beter de „bijzondere zoetheid" te doen
genieten, en toch met zijn budget rond te
komen. 1 FT:»
Och, het is toch zoo charmant pastoor te
wozen. - -
(Welnu, acht dagen later kreeg mevr. Du
hardelot de griep, o, aHervreeselijksb de
griep, zoo erg zelfs, dat. ze eraan stierf.
Ze kwam direct bij den H. Petrus aan,
Goedé, Heilige Petrus, ik ben het,
mevr. Duhardelot.
Zoo!
Gisteren was ik nog in de kerk.
Zoo!
- Ja, de pastoor kent me heel goed. hij
leest vandaag de Mis voor mij. Er zal hèel
wat volk bij. de begrafenis tegenwoordig
zijn.
Sint PctruSi, wat mopperig, bladerde in
het groote register, waarin alles 6taat be
schreven erï, al lezend, sprak hij, daarbij 'het
minder belangrijke overslaande:
Marie Duhardelot; nogal overgevoelig,
wat oppervlakkige godsvrucht, geen diep le
ven. geen inwendig leven. En dan een aantal
vrij nare eigenschappen, ijdelheid, heel wat
ijdeiheid. Niet slecht, maar toch met een
tongetje.
Nu fronsten de wenkbrauwen.
Belangrijk inkomen.
Toen keek de H. Petrus haar eens recht
in de oogen, die toegang tot het paradijs
vroegen.
Wat deed ge aan goede werken?
O, beste Petrus, ik gaf aan alle goede
werken.
Hoeveel?
Zooveel als ik missen kon.
Hoeveel, vroeg St. Petrus nog eens.
Dat weet ik niet, ik herinner me niet.
Maar ik werd overstelpt met goede werken,
goede Petrus, werkelijk overstelpt. Zoo
nog op den avond, dat ik de griep kreeg,
kocht ik nog zeven kaarten, niet een min
der.
Ik gaf dan op de eerste plaats aan den
Schoolpenniing van de parochie.
Ja honderd franken.
'Aan het liefdewerk der roepingen.
Vijftien franken.
Pardon, twintig franken dit jaar.
'Niet waar; de laatste rijf franken wa<
ren van een ander afkomstig.
iO ja. da's waar. -17
Hier is alles waar.
'Maar ik gaf aan alle collecten en allé
Zondagen',
Twee halve stuivers.
Ik gaf voor hefc Kath. College aan den!
St. Pieterspenning, voor de Voortplanting
des Geloofs. voor do Kindsheid. Ik gaf, ja,
eenvoudig, ik gaf altijd.
Over zijn bril heen keek Sint Petrus haa'5
scherp aan en onderbrak haar plotceling.
Weet u, 'hoeveel alles te zamen u per
jaar gaaft? J'li#
Ik heb dat nooit nagerekend. V 'i*|,
Ik deed het.
Een mooi sommetje, nietwaar St. Petf
trus?
's Jaars. alles te zamen genomen, gaaffc
ge 2i7 franken en 75 centimes.
Niet meer??
Geen centime meer.
Maar eh, 't leek me toch veel meerT
Het lijkt altijd.
Maar, vergist ge u niet?
Hier vergist men zich nooit. Welmj
gij hadfc minstens tienmaal zooveel moeteïtf
geven.
Maar, H. Petrus, de dure tijden, zoo
duur. if
Die zijn niet altijd' duur geweest. Erf
dan, die verhinderden u ook niet, andere
uitgaven te doen. Denk maar eens aan uw
laatste japorff
Weet u, dat u me doet schrikken?
Daar is ook wel reden toe.
Dat wil zeggen
Dat wil zeggen, dat ge uw schuld maar
Cens goed in hefc vagevuur moet uitboeten.
Ach, Heer, Heer!
Zij zijn hefc niet, die roepen: HeereC
Heere
Welnu, als mevrouw Duhardelot, ge-boren!
Autare al zuinig was op giften voor geeste
lijke doeleinden, ze was het niet met haar
microben-
Toen de pastoor aan-geloopen kwam schier
buiten adem, om haar biecht te liooren, gaf
ze hem er een paar trillioenen van over, die,
ijveriger dan ooit, ook hem maar in een
paar dagen aan den dood overleverden.
Ook hij kwam dus op zijn beurt bij denl
H. Fe trus.
En dan begreep hij, dat er wat aan hefc
handje was.
Sint Petrus keek hem van onder de zware
wenkbrauwen aan.
O ogenschijnlijk gaat 't nog al. Maar
wij rekenen hier niet met den schijn.' Go
EIND GGED, AL GOED.
XL VI.
Truida wist eerst niet te antwoorden.
Droomde ze of droomde ze niet? Gold hefc
haar of was het een ander, die dat huisje
te midden der boomen. en bloemen werd
voorgesteld te willen bewonen? Zou Me
vrouw Wagner haar op 'fc oog hebben, dan
was het waarlijk veel te veel.v..
Maar Mevrouw? Of ik dit voorstel aan
neem? Hoe zou ik neen durven zeggen, zoo
difc in ernst ware voorgesteld. Ik zou me,
alsnog, in zooveel geluk niet kunnen inden
ken. Waaraan hebben wij dat toch ver
diend? Ik weet niet, wat ik er van moet
denken. Ik kan u naast God-alleen danken,
danken uit de volheid mijns harten; danken
ook uit naam van Marietje; maar wat geeft
die dank? wij zullen nooit in staat zijn U
zooveel goeds te kunnen vergelden.
Nu barstic de arme Truida in tranen uit;
tranen, die voortkwamen uit een hart, dat
zooveel weelde en zooveel geluk niet kon
bevatten.
E:i Marietje? Beurtelings ziet zii haar
schreiende moeder aan én' dan Mevrouw
Wagner cn dan vliegt zij haar moeder om
'den hals en kust de hand barer bescherme
linge cn loopt naar haar poppetje toe. waar
•aan ze in kleuren en geuren vertelt-, wat ge
beuren zal en hoe blij ze nu is en hoe lief
Mevrouw Wagner is en hoe haar moedertje
nu zal genezen cn zij saampjes zullen ge
lukkig zijn cn terwijl ze Gouid-Elsje aan
haar hart ie drukt en over het goudblond
haar s/rijkt zegt ze. incfc stralenden blik
waarin »en wereld ligt van geluk en tevre
denheid.
„Oh. Mevrouw wat ben ik blij; blij voor
moeder: blij voor mijn kindje en blij voor
mii cn blij voor vadertje in den hemel. Ik
ril graag bij u komen. Ik houd veel van
bloemen en vogels, dan kan ik kransjes
vlechten voor u en voor moedertje en vaas
jes vullen, die ik zetten zal op uw tafel.
En ik zal zingen als het lijstertje tusschen l
het groen. En dan weet- ik ook nog, da!
moedertje graag komt. Moedertje woont
met graag bij deze menschen. Die zijn zoo
Vreemd en houden niet van ons omdat wij
firm zijn. Maar nu zijn we rijk en willen
graag weg, ver weg van hier, en als ik groot
ben. dan kem ik n oppassen en zal voor U
berken cn alles doen, wat u wenscht'. Ik zal
u liefhebben als mijn moedertje en als mijn
Popje endam houdt u ook veel van mij.
En nu mag moedertje niet meer schreien',
met waar Mevrouw? Moedertje moet blij
®jn, zooals ik.
Foei, Marietje. wat sla je toch door
#ls een blind vinkje, wat zal Mevrouw Wag
ner van mijn klein wijsneusje denken.
Niets dan goed, niet waar Mevrouw?
ik niet bij U komen, wonen? U hebt
het zelf gezegd en nu kom ik ook, en moe
der komt ook. Wij komen samen en nu
-Veet ik niets meer van pleizier te zeggen.
'L*— Zeker Marietje, zeker lief kind! Jij
en moedertje zult bij mij komen cn hoe
meer pleizier je hebt, hoe liever ik het zie.
Je zult eens kijken, wat een keurig huisje
ik voor je heb.
Dat is dus aangenomen, aldus wendt Me
vrouw Wagner zich tot Truida. Zoodra het
werkvolk klaar is, komt de verhuiswagen
voor de deur. haalt alles, wat uw eigen
dom is hier weg en dan is, zoo alle leed
geleden. -
Een' verhuiswagen zegt U? Dan toch
liefst een heele kleine, want ik geloof dat
een groote handdagen ons heele hebben en
'houwen kan bevatten.
Ik zal wel eens zien Truida! Binnen
twee maanden, laten we zeggen tegen 1
Maart-, verwacht ik jullie en nu spreken we
daar niet meer over. We hebben nog wat
anders te doen. Ik zou je vertellen van mijn
kinderen en van mijn man.
Deze stierf voor vijf jaar op den dag dat
Frits dertig jaar werd. En wat- bet treurige
van dien dag nog erger maakte, was, dat
mijn zoon niet in Holland toefde, maar in
Tndië was. Je kunt dus begrijpen, hoe zwaai
het me viel, toen ik hem, dat treurige
nieuws moest mededeelen'.
Oh, hoe kan ik me Frits nog voorstel
len. Mijnheer was dol op hem en wat doet
hij daar in Indi!5.
Hij is op Deli, aan era der groote ta
baksplantages. Hij maakt hefc zeer goed, is
getrouwd en heeft een jongetje van Marie-
tjes leeftijd. Ja-, laat. eens kijken, die kleine
bengel wordt tegen het voorjaar zeven jaar.
Wat zal hij vreemd opkijken, als hij U hefc
volgend jaar want dan kernen ze terug
hier terugvindt.
E11 Annette, dat teere, ranke poppetje,
waar ik destijds zooveel van hield?
Is gestorven. Is bij d'r vader in den
hemel. Ze is maar tien' jaar geworden.
Ze was zoo lief. Oh. als ik aan dit verlies
denk? Ze heeft diphteritisch gehad: op drie
dagen gezond en dood. Dat. was een slag cm
nooit te vergeten. Maar de goede God weet,
wat voor haar en ons het beste is: laat dit.
one tot troost zijn.
Dat is waar. maar als ik Marie t je meest
verliezen; was ik liever dood.
„Hó, hé, ik ga niet dood hoor moeder!
Nietwaar mevrouw, als ik bij U ben, werd
ik vast honderd jaar en mijn pop ook en
misschien nog ouder."
Misschien nog ouder Marietje! Dat zou
heel oud zijn, maar nu ben ik uitgepraat en
uitverteld en nu moet ik weg. Ik zal Jan
sturen, of het een of ander noodig is en aan
gevuld moet worden.
Drfg lieve Truida, dag Mariet jeTot ziens
dus.
Mevrouw Wagner is weg. Twee gelukkige
menschen blijven achter.
De Redacteur.
(Wordt vervolgd).
CORRESPONDENTIE.
Voetballertje, Lage R ij n d ij k.
Jouw schuilnaampje vind is voor jou
zeer geschikt, te meer daar je zoo'n echte
voetballer bent. Ik-ben heel blij, dat ik nog
veel meer van je hooren zal. Maak je maar
niet bezergd over zoo'n enkel taaifoutje Ik
weet. bij ondervinding hoe moeilijk onze taal
is. Ik krijg van jongens die heel wat ouder
zijn opstellen en verhaaltjes met fouten,
waar je van rillen zoudt, maar zoo nauw
kijk ik niet. En daarbij: ik verbeter alles
eer het naar de drukkerij gaat. Ziezoo mijn
vriendje, nu neem ik van jou afscheid en
verwacht nu ook eens een echt mooi ver
haaltje van je, zul je? Het verzen-maken
wil nog niet erg! Dat gaat boven je kracht,
hoe handig je met den bal ook omspringt,
Daag!
Hertevoet. Leiden. Mag ik
het Opperhoofd van de cowboy's uit Zuid-
Amerika van verre de hand drukken en wel
kom heeten in ons midden en hem heel on
derdanig en beleefdelijk verzoeken zijn In
dianen-verhaaltjes mij toe te zenden alsme-
do de verhalen „uit de vlakten". Mijn ver
wachtingen zijn zeer hoog gespannen. Aan
Hertevoet, hefc woordVan verre druk ik je
de stevige vijf en gaarne zal ik nog eens met
jou de vredespijp rooken. Groet Arendsoog,
Berenklauw, Slangenoog en alle andere le
den van je stam! Tot nader bericht! Onze
vriendschap groeie?
Carl W e s t- e r m a n n. Leiden,
Wel mijn vriendje, heb je nu eens in ge
woon proza je hart uitgestort? Zeker!. Iaat
ik ..Verdwaald" plaatsen misschien de volgen
de week al. En hoe is hefc met zusjes ver
haal? Ik wacht nog steeds op een briefje
van haar, of zou Carl zijn ouden vriend
maar blij gemaakt hebben voor niets. Maar
dat kan niet! Ik blijf dus wachten en
dan krijg ik meteen een versje tan jou op
den koop toe. Vader zal wel een handje
helpen. Veel groetjes aan alle huisgenooten.
Dag C'arl!
Jacoba van Fessen»,. Leiden.
Als jij ..Angelus" alleen gemaakt had,
dan was jij een dichteresje, zooals ik er on
der mijn kleine vriendinnetjes maar heel
weinig heb. Dan plaatste ik je vlak achter
Goud-Elsje, en Ellen en Ro-zenknopje en die
andere lieve vriendinnetjes, die zulke leuke
dingen kunnen dichten. Wat je met Kerst
mis maakte, -wordt ook geplaatst. Kijk van
daag maar eens! Dag Coba! Ik verwacht
nog meer van je!
Josephine C., Lage R ij n d ij k.
Jij mocfc de volgende week eens uitkijken,
ik geloof, dat jouw sprookje- dan een plaats
je krijgt in ons „Jeugdhoekje". En zou je
dan eens aan je broertje willen zeggen, dat
zijn opstelletje „Wie hefc kreeg", reeds door
een ander is weergegeven en zooals je ziet-,
reeds is opgenomen. Wie het eerst komt-, 'fc
eerst maalt, niet waar? Toch vind ik het
van jullie tweetjes erg lief. om zoo goed
met me mee te doen. Dag kinderen!
En nu mijn lieve kinderen, beii ik weer
voor vandaag door de correspondentie heen
Ik houd mij aanbevolen voor versjes, ver
haaltjes en opstelletjes, maar.alleen
eigen gemaakt weik wordt geplaatst. Da.g
kinderen
De Redacteur.
4 Wie?
Op een avond kwamen er drie personen
een herberg binnen. Zij vroegen om nacht-
logies. De waard peinsde eens, want hij
had. nog maar één bed over. Geen van de
drie zei: „neemt u het bed maar."
Toen klaarde het gezicht van den her
bergier op. Er viel hem iets te binnen.
Daarom zei hij: .,Hoe heet u, waar woont
u en wat is uw beroep?" Dc eerste zei:
„Ik ben kapitein en heet A en lig sedert
een jaar in 't garnizoen te B.'De tweede
zei: .,11c heet B. en ben rechter en zit se
dert twee jaar in de rechtbank te SEn
dc laatste zei: „Ik bén Cf. cn ben predi-
kant en sta sedert 3 jaar to Tiel."
Nu was het duidelijk. U, A. lieeft 1 jaar
gelegen, u, B. 2 jaar gezeten en u, C. 3
jaar gestaan. U zal dus het meest ver
moeid zijn dus u krijgt hefc bed. De an
dere twee moesten zich met stoelen tevre
den stellen.
Willem Matheiis Rijnacdus,
Meidoornstraat 40, Leiden.
Winter.
De adventtijd zegt ons dat den winter
weer in aantocht is. Donker en grijs welft
de lucht zich boven stad en land, en reeds
vroeg in den avond wordt het licht in de
huiskamer ontstoken, en scharen wij ons
rondom de tafel; de kachel snort histig
en verspreidt een aangename warmte.
Want alhoewel de wintervorst, nog slechts
een paar zwakke proeven van zijne kracht
heeft laten blijken en nu zooals het schijnt;
weer ingeslapen is, kan hefc toch dee
avonds al flink koud zijn. Yader vraagt
alras naar „de Leidsche Courant", moe
der zoekt het kousenmandje op, erootc
broer zijn teekengereedschap en mijn per
soontje wordt mefc cenig verstelwerk be
last. met de opmerking dat ik na vol
brachte taak den overigen tijd, voor het
slapen gaan, aan hefc oplossen der raad
sels cn aan het opntel mag besteden. Op
deze wijze heerscht er een gezellige sa
menzijn. Onder mijn verstelwerk, komen
onwillekeurig weer de gedachten aan de
op handen zijnde Kerstvacantie en Kerst
feest bij mij op, want ook de adventtijd
wijst ons op die op handen zijnde ge
beurtenis. Als nu dan ook maar weer de
wintervorst ontwaakt en ons dan maar
wafc ijs en 6neeuw bezorgt, cm de Kerst
vacantie op prettige wijze te kunnen door
brengen. Maar toch zegt vader, die mij
trouw volgt met mijn opstel, dat ik niet
altijd maar mijn eigen wenschen moet
ingewilligd zien, want wat ik dan ver
lang, brengt zooveel kommer en gebrek
in arme gezinnen. Maar daar staat toch
weer tegenover, dat menige werklooze, dan
ook wel weer wat verdienen kan met
sneeuwopruimen en baanvegen. God schikt
alles ten beste,, zeg ik tegen vader en dc
vrede is weer gesloten, want vredo is er
in aantocht, vrede op aarde aan de men
schen van goeden wil^ zal spoedig weder
langs onze kerkgewelven ruischen, in de
nachtmis, waarheen ook ik weer ging. Hoe
schoon cn indrukwekkend is dit, altijd
nieuw en toch zoo oud. Honderden lichtjes
verspreiden hun glans en verkondigen den
glans van den Christus, Die eeuwen gele
den geboren werd, als mensch in een arm
zaligen stal. Inderdaad schoon is het Kerst
feest en als ook nu nok koning winter
voor die dagen ons een weinig ijs of
sneeuw wil bezorgen, dan kan ik 's avonds
vermoeid van schaatsen rijden of sleetje-
varen uitrusten bij den Kerstboom en het
stalletje van Bethlehem. Na hefc Kerstfeest
volgt Nieuwjaar waarbij ik dan weer denk
aan den gezelligen oudejaarsavond. Do
laatste in de rij der kerkelijke feesten is
Drie-Koningen, de dag waarop de drie Ko
ningen uit het Oosten hunne offers aan
Jezus, het pasgeboren Kind kwamen ten
offer brengen, en onwillekeurig slaat, men
dan bet oog naar boven om te trachten
de ster te ontdekken, die ook ons eenmaal
evenals de drie Koningen naar de plaats
zal brengen waar wij Jezus dan kunnen:
aanbidden, om hem nooit meer te verla
ten. De wintcrvacantie is ten einde, hefc
schaatsenrijden en sleetje-varen mogelijk
ook, en dan komt in ons meer het verlan
gen, naar de Lente, de opstanding uit den
winterslaap; naar bloemen en vogeige-
kweel; nieuw leven, opstanding uit den
dood„Paschen."
Jaeoba v. Fessem,
Heerengracht no. lL
Het Angelus.
De zon neigt naar de westerkim
En kleurt met purp'ren gloed.
Den wijden, blauwen hemelboog,
Zendt ons haar laatsten groet.
De stoere maaier op het veld
Velt met zijn forschen slag,
De rijpo korenhalmen neer
Als ware 't den laatsten dag.
En voor zijn voeten spreidt zich uit
Een bed van goud-geel graan;
Dat straks door vrouw en knecht erf
meid
Op wagens wordt gelafin.
Plots klinkt van ver een zilv'ren klank
Over het wijde landschap yiort
Waarop de arbeid wordt, gestaakt
Door ieder die het hoort.
Zij buigen 't hoofd en vouwen de hand
Want 't Angelus wordt geluid;
Met 'n dankbaar, geloovig hart
Spreken zij de groetenis uit.
Langzaam vervaagt het klokgelui
En nog met nieuwen vlijt,
WoTdfc d' arbeid weder voortgezet,
Tot de zon zegt: liet is tijd.
Beeds daalt de schemering over 't land
Maar eerst hefc werk gedaan,
Voordat men met tevreên gemoed,
Kan huiswaarts, rusten gaan.
Jacoba v. Eessem.
Hcercn gracht 11:,
Winterpret.
Laat u niet weerhouden jongens,
Meisjes toont uw flink en kloek
Blijf niet heel den langen winter
Zitten pruilen in uw hoek.
Wilt gij rozen op uw wang
Wees dan voor de kou niet bang!
Bindt uw schaatsen aan uw voeten
Rijdt dc baan vlug op en neer
Lokt de sneeuw u om te vallen
Best, geniet van het winterweer!
Rijdt en zwiert en valt en glijdt
Tot gij 's avonds moede zijt.
Hop dan jongens, hop dan meisjes,
Zoo gij graag gezond wilt zijn
In geheel d' apothckerswinkel
16 geen beter medicijn.
En al wat de natuur u biedt
Geeft de goede God voor niet.
Pietje Casperê,
Bronekhorststraat_ no. 3%
Noord wijk-Bmnen»