!1 en ou'do wijven, soepjurken, hofjes-neèpjes en dergelijke waardigheidsbekleedess. Van daag kunnn zij liun levens-vreugde niet op en morgen zijn zij levensmoe. Vandaag kunnen zij alles en morgen zijn zij moede loos. Gedachten van heldenmoed, droomen van ecu heldenleven wisselen gedurig met gevoelens van diep-ongelukkig-zijnl Grooto plannen met hemelhoog levens- enthousiasme naast moedeloosheid en laag- hij-de-grondsche verlangens. Jt Is de leef tijd van 't dubbeltje-op-z'n-kant: de jaren: „tussclien mal en dwaas" maar ook: t gouden tijdperk des levens de heer lijke levens-lentetijd!.... Ouders, uw grootere kinderen zijn vaak In bun leven gelijk aan de Apostelen op Genesareth's meer: „Heer, red ons, want wij vergaan!".... Ouders, uw grootere kinderen vragen op tiun stormachtige levenszee zoo dikwijls: »,Heei\ sta mij toe over de golven tot TJ te komen!"...-.. Ondersteunt ben tot in die jaren inet Uw geduldige liefde en mach tig gebed en levensvoorbeeld! Christus is hun éénige redding! En blijft altijd gedenken: waar het erg schuimt en gist, daar is veel leven s G. P. J. v. d. BURG, „Hageveld", Heemstede E Pr. Gods wenk of uwe stem. mijn lief? Wat doet zoo droef mij klagen? Zijn glans die scheen? uw hart. dat riep? Ik ban het God slechte vragen. Want God die blijft, waar wij, mijn lief, Verschuwd elkaar ontdwaleai, Gods wenk? uw stem? de Liefde riep, Gods wil door uwe tale. Gods wenk en uwe stem, mijn lief, i Ze zijn niet onderscheiden. Ik ga, waar God, door u, mij^ riep: Tot leven en tot lijden. Van de natuur-poëzie in dezen bundel opgenomen, hoop ik in den loop van dezen ïomer nog wel eens een en ander op te kernen. Ik wil er ditmaal op wijzen, dat Marie poenen zoo gaarne af en toe in sproke, legende of phantasie, verstandelijk vaag 9an inhoud, een eigenaardig sentiment dreet neer te leggen, dat wijst op dieper pedoeling: Ik citeer: „De Bedelaar". V Eu uit baar vaders zonnezalen, Door tuinen, bloemen-bont, Prinsesse naar de poort kwam dwalen In d'open middagstond. c En tuurde ver, en was niet blij In baren mantel van zonnezij. „Ach, wil mij uwen mantel geven In d'open middagstond." Zoo sprak de bedelaar, het Leven, Prinsesse wel verstond, "Ze sloeg haar zonnemantel af Er mede haar gouden kroon ze gaf. Wat gaf zo meer? haar heele ziele, Den lach van haren mond, TToiir Iranori nle ^l-rnn-r» Tiinl... Tu cPopen middagstond, Toen sprak het leven: „Volg en kom". Sloeg haar een mantel van stilte om: Ik zou niet gaarne veroordeeld zijn uit ie maken, wie van het begaafde echtpaar HuttenKoenen ik de voorkeur moet ge- 7011 als ik beider bundels lyrische poëzie naast elkaar leg, zooals ik nu al enkele "weken gedaan heb. Soms meen ik het zóó te moeten formu- 'lirect de gang tot en de overgave aan 3od, maar dat is meer het verschil van "rouwelijk en mannelijk sentiment, dan Verschil van innerlijke religiositeit. Wat 3it laatste betreft, bestaat er geen verschil. Soms meen ik het zóó te moeen formu leren, dat Rutten ons meer vreugde en .Verblijden, Marie Koenen ons meer berus ting en troost geeft. Objectief kan ik geen van beiden de voor beur geven en grijp afwisselend den- 5ene, die mijn tijdelijke stemming 't beste aanspreekt. En ten slotte meen ik, dat we niet dank baar genoeg bunnen zijn, dat dit hoogbe gaafde echtpaar ieder op eigen wijze en ten slotte toch in sclioone harmonie sa menwerkt aan den lentebloei onzer Room- sclie cultuur. En onwillekeurig denk ik hierbij aan een couplet van ..Beurtzang", dat ik reeds vroeger hier publiceerde. Twee naclitagalen in een dal Een zoeten beurtzang zingen. De zanger weder zwijgen zal, Do zwijger weder zingen. Een zingt den zoeten beurtzang voort. Een boort den ander zingen. De zanger zingt. De zwijger boort, Twee nachtegalen in een dal N. J. H. S. Aarlanderveeii. Hef tijdstip, waarop Aarlanderveen na de Reformatie zelfstandige statie is ge worden, kan met geen zekerheid wordc-n aangegeven. Uit een rapport, ingediend over de verstoring ppner vergadering van papisten ten jare 1634, schijnt te moeten worden afgeleid, dat als toen nog de Katho lieken dezer plaats bediend werden door priesters, die zich in de nabuurschap op hielden en nu en dan ter sluik overkwamten In bet voorjaar van 1777 werd den Roomsch-Katholieken van Staatswege ver gund ..in plaatso van derseïver tegenwoor dig kerkhuis, een nieuw te laten bouwen": inmiddels mocht kerk gehouden worden in den stal van Willem Ham. In October van bet volgend jaar is „gepermitteerd den dienst in het "opnieuw gebouwde kerkhuis io laten verrigten', betgeen echter eerst plaats greep op den 2den December, den dag waarop do Aartspriester van Holland de inzegening des gebouws hefet .verricht. De requesten, berichten of adviezen en de resolution ter gelegenheid dezer verbou wing gewisseld, zeggen, dat 't voorgaande gebouw zeer bouwvallig en te klein was geworden: waaruit de natuurlijke gevolg trekking te maken is, dat er lange jaren verloopen waren, sedert het bedehuis in den toenmaligen toestand was gesticht. Tegen welken prijs do vergunning van eene hetere kerk den Roomschen te staan kwam, is alweer met geen juistheid te zeggen, doch wel dat voor iederen nieuw gezonden priester circa 70 guldens aan hoogere en lage ambtenaren te storten waren en daarenboven nog telken jare aan de zoo gehate oogluiking of recognitie-gel den bij de 126 gis. In 1822 verkreeg de R.-K. gemeente een eigen begraafplaats. Na vruohtelooze pogingen bij het bestuur der gemeente be kwam de toenmalige' pastoor deze gunst van Koning Willem I. .A 1 p h e n. 'Alphen behoorde na de Reformatie in het kerkelijke gedeeltelijk onder Aarlan derveen en gedeeltelijk onder Hazerts- woude, met dien verstande dat de schuur, waar de katholieken van beide plaatsen en van Oudshoorn enz. vergaderden, soms op het grondgebied van Alphen gelegen was. In het begin der tweede helft van do 18e eéhw, a° 1777 gaf de toenmalige Am bachtsheer eene boerenwoning, bij de Goudssluis gelegen, ten geschenke, mits van tijd tot tijd alhier door den Pastoor van Aarlanderveen dienst zoude verricht worden. Deze verbetering van toestand deed van tijd tot tijd de katholieken pogin gen in het werk stellen om een eigen her der te verkrijgen. In den jare 1786 dach ten zij spoedig hunne wenschen vervuld te zien, toen eensklaps op 6 October hunne verwachting werd verijdeld. Eindelijk werd in 1795 Alphen tot zelfstandige statie of parochie verheven. In de boerenwoning, allengs tot een schuurkerkje verbeterd, moest men zich nog gerieven, tot dat dit gebouwtje in 1823 om houwvaligheid werd afgekeurd. De eerste steen der nieuwe kerk is ge legd op 25 Maart 1824, door den Deken van Rijnland, die ook op 13 Sept. van dat jaar de klok wijdde. Do inzegening van de kerk werd verricht op ,22 December 1824, door den Aartspriester van Banning. Sassenheim. Eerste pastoor na de Reformatie was hier Cornelius Joannis, bijgenaamd Sas- semius. zijnde te Sassenheim geboren. Hem volgde op Johannes de Hoogh, die in 1566 stierf als slachtoffer in dienst der pestlijders, en toen tot opvolger kreeg En- gelhertus Roxelius, een Westphaler, schert send „Pompernikkel" bijgenaamd. Hij hield zijn woonstede „tusschen Sas- sem ende Lisse ten kuyse van Pieter Jansz Pronck, weduwenaer, naest het buys hij Lancelot: hij was aldaar in den kost bij Geertruyt Bouwen, gehahitueert als een kin-men. Gfinn _rlnchltnv-niii ,34 a 35 i aren- me stillekens op haer selven leeft en geen andere geestelycke dochters hij haer had als alleenlyck Trijntge Pauwels, veeltijds het huyswerck doende; Zij was genietende van d|en priester, naer syn incompste lijden can". Het gansche eigendom was eene „propre burgewoning waerachter eene bouwerije ende koestal; uit het voor- huys opgaande met een trapke kwam men aan de studiecaemer van den priester al- waer een autaer stond". Die plaats was echter geen „locum fixuni bezonderlyck tot den dienst gesticht, want dienst deed hij, nu hier dan daar, binnen Warmondt Iisso Sassem ende Voorhout op sulcken plaetse als hem aengewesen wordt, alwaer alsdan 25 a 100 vergaderden". Zijn opvolger was in 1659 de Hagenaar- Adriaan Hoeckgeest, die 28 jaar voor Sassenheim en omstreken werkzaam bleef: na zijn dood werd het uitgestrekte gebied gesplitst en kreeg Sassenheim zijn eigen herders. De eerste dezer was Tobias Nomius, een Haarlemmer, die een „fraai bedehuis met pastoorswoning" stichtte, in 1715 over leed en regelmatig opvolgers bekwam. Tijdens de pastorele bediening van A. H. Heydendael, naménlijk in Maart 1776, werd door kerkmeesters van do Roomsche kerk te Sassenheim bij de Gccommi't. Ra den van Holland vergunning gevraagd „om het huis waarin tot hier toe den dienst voor de Roomsgezinden is gedaan, dat soo kleyn is en kort bepaalt, dat bet volstrekt onmogelyk de Ledematen van 't voorn, dorp bevatten kan, laat staan ieder eeno behoorlycke plaats geven vijf- a zes-en-twin tig voeten van agter ust te sel- ten en drie cosijnen of vensters met een middenstijl daarin te mogen plaatsen. De Roomscho Ledematen, waarvan nu velen genootsaakt waren onder den blcoten he mel hunnen godsdienst hij te wonen, of tot andere naastgelegen kerken hunnen toe vlucht te nemen, zouden alsdan ordente- lyk worden geborgen en hehoorlyck licht zou zjn toegebracht, vermidls 't gemelde buys in den winter zeer duyster valt, al- soo hetzelve van de eene zyde, scilicet op 't lant siet, alleen zijn licht schept. Die verandering die geen de minste uytsicht ofte aensien aan den Hcerenweg kan geven zou te gelijk zeer ten bate zijn voor de ar men alhier soo menichvoldig, dat dezelvo nauwelyks kunnen onderhouden worden*5. Op 24 Mei van heizelfde jaar 1776 werd van hooger hand goedgunstig beschikt en na een halfjaar was het werk in orde: zoo dat van do verlengde schuurkerk, na be zoek en bevredigend advies van den con troleur v. d. Linden, mocht worden gebruik emaakt. Vóór besproken verandering had dfi schuurkerk eene lengte van 48* voet binnenwerk op ceno breedte van 31* voet, twee rijen kolommen ieder van drie, die nu op vijf gebragt werden; van één kant slechts vijf ramen; in het oudo achtereind tonden drio ramen dio nu in het nieuwe werden overgebract even als het kosijn bo- ven in den achtergevel nogmaals in Sen vernieuwden gevel dienen moest. Uit het voorgaande is tevens af te leiden, dat het bedehuis van oude dagteekening moet ge weest zijn, waarschijnlijk hetzelfde dat door Nomius was gesticht. Uit eene verklarnig eenigo jaren later gedaan bleek, dat telken jare tot 1787 te Sassenheim aan erkenning of conniventie- geld gestort moesten worden: 60 gulden; wanneer een nieuwe pastoor zou komen 432 gis. en voor een anderen kapelaan 300 gis. Bij aankomst van een nieuwen baljuw van Rijnland moest er een douceurtje vallen, al was 't maar van 117 gis. De vergroote kerk van Nomius bleef dienst doen tot 1869. Pastoor J. F. de Jongh bouwde toen een nieuwe, „40 ellen lang, 16 breed en 17 hoog, met een toren van 40 ellen". Ze kostte f 51.000 en werd in 1870 bisschoppelijk ingewijd. r~ L is s e. r'' De eerste eigen herder dezer parochie was na 't overlijden van pastoor Hoeck geest bovengenoemd J. van de Werve, die in 1697 werd opgevolgd door L. Schaap Deze heeft „een meer dan gewoon fraaie pastoorswoning gesticht, welke tevens als kerk dienst deed"; hij besteedde daaraan, uit eigen middelen f 35.000, ook om de loopende schulden te delgen. Zijn opvol ger, pastoor A. de Leeuw, bouwde hij de pastorie een schuurkerk, lang 63 voet, breed 32 voet. Dit nederige bedehuisje stond omtrent een kwartier van het dorp aan den Ach terweg, bij liet Klopjeshofje, en bleef dienst doen tot 1843, toen pastoor P. L. v. d. Hoven een nieuwe kerk bouwde, dicht hij het dorp, welke door mgr. Yan Wijcker- slooth werd ingewijd. Warmond. Ten jare 1795 werd door de Roomschen van Warmond voor 700 gis. aangekocht het kerkhuis der Remonstranten dio tot enkelen waren uitgestorven. Een jaar hier na, kwam de eerste pastoor, zoodat de zelf standigheid der parochie dagteekent van 1796. De kerk werd ingezegend op 24r Dec. 1796. Veertien dagen later wordt vermeld, dat de parochie lelde 3S7 Roomsch-Kalho- lieken in het dorp Warmond, hetwelk ech ter, als burgerlijke gemeente beschouwd, nog 9S Roomsch-Katholieken meer be vatte, waarvan 46, vijf huisgezinnen uit makend, to Sassenheim en 52 anderen, in elf haardsteden verblijvend, te Rijpwete- ring of te Oud-Ade ter kerke gingen. De herder genoot toenmaals 450 gis. van de ledematen die hem tevens vrije woning verschaften. Van het Warmondsclie bedehuis wordt gezegd: „Het is een klein en net gebouw waarop in 1846 een houten toren met lui klok is geplaatst; ook is het van een orgel, dat in 1838 vernieuwd is, voorzien en prijkt met twee -ongeveer twee ellen hoo- ge beelden van de H. Maria en van den H. Matthias en een eikenhouten preekstoel, vervaardigd door den bekenden Utrecht - schen beeldhouwer E. F. George. Vooral is bezienswaardig de marmeren commu niebank, wier weergade in Nederland niet wordt gezien. Zij is in renaissance-stijl en was in de vorige eeuw een der sieraden van de St. Walburgiskerk te Antwerpen5'. Omstreeks 1870 werd dit bedehuis ver vangen door een nieuwe parochiekerk, ge trouwelijk gebouwd naar haar voorgang ster, gelijk deze was vóór 1573. Voorhout. Over deze parochie schreven we reeds vroeger; daarom nu slechts deze aanvul lingen. Reeds in de 11e eeuw, waarschijnlijk vanaf den tijd van den H. Willihrord, be stond te Voorhout een kapel, uit tufsteen opgetrokken, later tot kerk vergroot, prij kend met een schoonen Romaahsohen toren In 1581 kwam de kerk in handen dei- Hervormden, zoodat do Katholieken vanaf dien tijd tot 1809 in de nabij gelegen pa- rochieën hun godsdienstplichten moesten vervullen. In laatstgenoemd jaar, onder de regee ring van koning Lodewijk, verkregen de Katholieken het grootste gedeelte van hun aloude kerk terug; een derde gedeelte bleef bestemd voor dc godsdienstoefeningen der Hervormden. Een dubbele muur, met Friesche turf opgevuld, werd als schei dingsmuur in het kerkgebouw opgetrokken Zoo hielden Roomschen en Protestanten in hetzelfde gebouw hun godsdienstoefe ningen tot 1883. In dit jaar werd het ge deelte wat den Katholieken toebehoorde, afgebroken en het tegenwoordige groote en schoone kerkgebouw op dezelfde plaats gebouwd. Do toren had reeds sinds 1873, toen bij door het hemelvuur getroffen werd, de spits verloren en behoorde aan dé gemeen te. Deze bouwde hem niet op, vermoedelijk wegens de kosten. Nu behoort do toren aan het R.-K. Kerkbestuur en heeft een toren klok; Do Protestanten hebben in 1914 het ge deelte van de oude kerk, dat zij nog beza ten, met rijksstcun gerestaureerd (bezit mooie eikenhouten kerkmeubalen en preek stoel). Beide kerken zijn nu slechts door een smal voetpad gescheiden. AJO. DE VOORJAARSMODE. Ofschoon het zich deze week niet liet aanzien, dat wij spoedig onze warme win- terkleeren zullen verwisselen voor een lickteren luchter voor j a arsTosnx errazhi- len onze lezeressen toch wel graag een woordje willen kooren over de nieuwe voorjaarsmode. Mag men het ter zake kundig blad „De Manufacturier" gelooven, dan zal de kleedij zóó eenvoudig van lijn wezen, dat het den oppervlakkigen opmerker zal toe schijnen, of alle damesjaponnen één van vorm waren. Do rechte, eenvoudige lijnen en de ongegarneerde costuums bieden een uiterst geschikte gelegenheid om de fraaie stoffen met haar decoratieve tinten goed tot haar recht te laten komen. Dit geldt vooral voor zijden stoffen, want-in wollen stoffen verlangt men voor het voorjaar voo"ral éénkleurige effecten of zeer beschei den gekleurde mélanges. "Wat nu do stoffen betreft zij hier opge merkt, dat men de voorkeur schijnt te zul len geven aan geribde en koordachtige ma terialen, zooals bijv: wollen-rips "en zijden ottomanes. Geruite en veelkleurige gestreepte ef fecten vormen "n sterk verschijnsel in alle stoffencolleclies, onverschillig of ze in ge weven of gedrukte dessins voorkomen. Ge- ruito stoffen in twee en driekleurige ef fecten op een fond van oen lichtere tint of van dezelfde kleur of op wit, genieten do voorkeur. Maar glanzende, gekleurde Schotscho ruiten op donkerkleurige fonds komen evmeens veelvuldig voor. VOOR HF KEUKEN. Pekelvleesch met ponsperen. Zet 1 K.G. boeuf gedurende vier dagen onder 5fc zout en keer het dagelijks. Zet dan het vleesch op met kokend water, laat het 1 uur koken. Voeg 1 K.G. geschil de ponsperen er bij, laat do peren meeko ken tot ze zacht zijn. Dit hangt af van do grootte der peren. Leg het pekelvleesch op een vleesch- schaal en dien do peren op in een finke schaal met het nat. Gestoofde vleeschresten. S00 gr. resten van rundvleesch of bouilli, 11 d.L. bouillon of jus met water, 40 gr. boter; 39 gr. bloem; d.L. roodc wijn; i laurierblad; een paar kruidnagelen; 1 uitje; zout; peper; '1 theelepel soja. Bereiding: Het vlecsch in plakken snij den. Het uitje fijn snipperen, met de boter en bloem en onder voortdurend roeren bruin laten worden, daarbij langzaam den bouillon, of jus met water voegen, de wijn, de soja, de kruidnagelen en bet laurier blad, een weinig peper en zoo noodig wat zout. Deze saus roerende even door laten ko ken en daarin het vleesch een half uur la ten stoven. In plaats van gewone peper kan men ook een weinig cayennepeper nemen. Besser.sappuJding met griesmeel. Breng 7* d.L. bessensap met 2* d.L. wa ter en een stukje pijpkaneel of de scbil van i citroen, aan do kook. Strooi er lang zaam, steeds roerende, 90 gram griesmeel 175 gram suiker in en laat den pudding gaar koken (5 a 10 minuten.) Neem er de pijpkaneel of citroenschil uit, giet de massa in een met koud water öm- gespecltTemutoeii'cn, v urm- en—laat hem koud" en stijf worden. Stort den pudding op een vochtigon schotel en dien hem op. Vanillesaus. Breng L. melk langzaam aan de kook met stokje vanille. Klop 2 eieren, giet ze langzaam en steeds de klontjes weg- wrijvend bij 10 gram maizena. Voeg bij dit papje, flink roerende, zooveel van de kolocniciie melk, tot de eieren verwarmd zijn. Doe dan alles in de pan terug, voeg er 30 gram suiker bij en laat do saus op een zacht vuur, roerende met eeno garde, 3 a 4 minuten doorkoken. Neem er de va nille uit en roer onder het afkoelen van tijd tot tijd om to voorkomen, dat een vlies gevormd wordt. NUTTIGE WENKEN. Moddervlekken. Moddervlekken uit zwarte of gekluerdo zijden of halfzijden stoffen kan men ver wijderen met een oplossing van 15 gram koolzure amoniak op een flesch water. Vlekkenwater. Vlekkenwater bereidt men' door gelijke deelen spiritus, zwavelaether en ammonia te mengen. Mien bevochtigt met dit meng sel een wollen lapje en wrijve over de vlek tot deze geheel droog is. Voot zeer vele vlekken is dit vlekkenwater geschikt. Vette jaskragen. Vette jaskragen kan men weer schoon maken door met een borstel met zeepspi- ritus de vlekken uit te wassehen, daarna afspoelen met koud water en dc bevochtig de plaats op den linkerkant strijken. Glacé handschoenen. Glacé handschceruen kan men zeer goed wassehen in een oplossing van zeep in heete melk waar men een eierdooier en cenige droppels geest van salmiak bijge voegd beeft. Men trekt de handschoenen aan, bewerkt zo met dit mengsel en laat ze buiten drogen. Zijde en regen. Heeft een zwart zijden kleed door regen geleden, dan moet men het aan de 'binnen zijde bevochtigen met een spons met ver dunden brandewijn en heb strijken onder zijdepapier. Fluweel en bont. Fluweelen hoeden en mutsen van een. of ander© houtsoort, die nat zijn gere gend, mogen volstrekt niet worden af geveegd. Men schudt er de druppels flink, af en laat zo vanzelf drogen. Overschoenen. „Hoe komt het'5, schrijft ejen lezeres, „dat men overschoenen altijd zoo akelig dof worden? Er is geen glansje meer op te krijgen en ik heb ze niet langer dan een week of zes, terwijl de overschoenen van anderen, die al 'jaren oud zijn, ew' nog als nieuw uitzien." Het antwoord luidt: Dat komt. zeer stellig, omdat" de over-,' schoenen niet goed zijn behandeld. Deze- toch moet men na het gebruik dadelijk met een spons met koud water afwas-1 sehen, ze dan zorgvuldig drogen en ze' met. een lapje, waaraan met weinig Pe_' troleum is gedaan, afwrijven. Ten slotte nawrijven met een wollen lapje. Een zwart marmeren schoorsteen Een zwart marmeren schoorsteenmantel krijgt en behoudt men fraai glanzend door hem op to wrijven met zwarte schoen, crème, dio men natuurlijk ook weer zorg.' vuldig uitwrijft. Geslepen karaffen. Geslepen karaffen kan men reinigen: door een kleinen, rauwen aardappel in; fijno stukjes te snijden, dezo met een wei- nig water in de karaf to doen en alles flink te schudden. Reeds na enkele oogen- blikkëii ziet men do goede gevolgen en na; behoorlijk naspoelen krijgt men helder glas. Slapen in den trein. Wilt ge in spoortreinen slapen, dan moet ge achteruit; niet vooruit rijden. Bij het voo$ uitrijden wordt het bloed naar het hoofd ge* voerd en dit 'belet 'het sla$n en veroori zaakt veelal hoofdpijn. Voor Huis en Hof HOENDERTEELT. We lezen in het „Bocronvakblad55: Waar we in do vorige lessen uit- en in wendig het hoenderei hebben beschouwd, kunnen we niet beter doen in verband vooral met den tijd des jaars, dan eens nader wat te vertellen van het broedei. We zullen daartoe de volgende vragêir behandelen le. Van welke hennen nemen we de broedeieren? 2e. Hoe oud mogen de broedeieren zijn! 3e. Hoe ze te bewaren? 4e. Welke eieren kiezen we? (of kiezen wo niet?) We nemen alleen do broedeieren van dfl béste legstcrs, die minstenis een jaar op leg gecontroleerd zijn. Natuurlijk komen onder die goede legsters geen dieren voor met lichaamsgebreken (in verband met do samenstelling van den foktoom.) Houden wij ons hieraan, dan hebben wij vanzelf broedeieren van volwassen hennen. Er mag wel eens op gewezen worden, dat ook de haan in elk ge-\al uitgegroeid moet zijn, vooraleer, hij voor de productio van brood- eieren wordt gebruikt-. Hij heeft immers net zooveel invloed op de nakomelingeiï. als dp kip. En van onvolwassen ouders kunnen geen afstammelingen werden ver wacht-,' dio flink ,uib do kluiten gro&ïs.. We. mogen gerust broedeieren nemen van cudo kippen, dio in hun goeden tijd door eierle-g uitmuntten, al leggen zij zelf niet .veel meer. Dat is zelfs zeer goed. Wel moet dan voor 'n uitstekenden niet te ouden haan worden gezorgd, daar het anders mogelijk is, da.t de bevruchting .to wen schen overlaat. We nemen ook alleen broedeieren van raszuivere dieren of van een éénmalige kruising. Beeds gekvuisto dieren worden niet voor leverantie van broedeieren gebezigd. De resultaten worden to onzeker, wan neer men zich aan dezen regel niet houdt. Van kruising zag ik wel eens heel aardige resultaten van b.v. Minorca X W. Leghorn en Legh. X Wya-nd. Koopt men' broedeieren, let dan niet al- leen op ras, maar vooral op den stam. In goede rassen vindt men nog wel eens win-- der goede stammen. De naam ras moet ons niet alles zeggen. De broedeieren mogen niet willekeurig ■oud zijn. Do levenskracht der kiem schijnt, na een bepaald aantal dagen te gaan vei-, minderen. In elk geval wat dan ook do oorzaak zij komen kuikens van oude: broedeieren minder gemakkelijk uit dan van versche. Daarom worden ze liever wet1 óuder dan 14 dagen en zeker niet ouder dan 3 weken genomenI Broedeieren moeten vooral zindelijk g^i wonnen en zindelijk bewaard worden. Bi] niet zindelijke behandeling kan verstop ping der schaal het gevolg zijn, cvenp het overbrengen van ziektekiemen of ongfi" dierte op de kuikens. Op twee dingen dient verder gelet en dat zijn: 1c. er mag volstrekt geen begin van cui-, bryc-ontwikkeling ontstaan door een t®, hoogo temperatuur; 2e. er mag geen water uit heb ei ver dampen. Met het oog op sub. le. moeten broew, eieren niet lang in het nest liggen, hotst zoo gauw mogelijk na het leggen worik'j weggehaald. Op allo boerderijen gebeur dit niet! Dc bewaarplaats moet koel al* zonder tocht. Vorst dóet de schaal barsten; en doodt de kiem. Dc bewaarplaats mag1® verband met sub 2e. niet stoffig en droog, zijn. Dc kelder zal veelal dc geschikte b waarplaats zijn. Broedeieren mogen nooit afgevici worden, hoogstens afgedopt. Wo gebruiken veer het bewaren Se eierrekje, waarin do eieren op de P"1 staan. Ze moeten liggen. Op do eene w]< geven wij zo een let ken b.v. een po^00 j streepje. Dat is gemakkelijk om ze c.af> j lijks to kunnen keeron. Het laatste 111 I ten wo nooit vergeten. Daarvoor en beleediging der schaal to voorkom?!', i waren we de eieren, in één laag. Niet alle eieren van een foktoom i daarom als broedei geschikt. Die me zeer harde, dikko schaal worden eeis- geschift, omdat zij te laat uitkomen m voor het kuiken onmogelijk maken kluis te openen. Is de schaal niet na egaal, maar bezet met pukkels, ram] v.cl zijn duidelijk verdunningen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 4