Derde Blad. 'Zaterdag 8 Maart 1924 Hot derde blad van dit Zater- dagsche nummer bevat de rubriek: Ons Katholiek Geloof, waarin Kapelaan Groot zijn artikelen-reeks over De Biecht vervolgt; Schoonheid van onze Roomsche Letteren, waarin verzen van Marie Koenen worden gegeven en toege licht Ons Hoekje over Opvoeding, waarin Prof. v. d. Burg wijst op de op voeding van groote kinderen; Uit ons Verleden, waarin bijzonder heden worden medegedeeld over de parochies te Aarlanderveen, Alphen aan den Rijn, Sassenhelm, Lisse en Warmond; Voor Tuin en Hof, waarin wij op nemen een beschouwing over den Hoenderteelt en de verzorging van de Azalea. Verder: de Liturgische Weekkalen der; de wekelijksche Feuilleton; Voor de Vrouwen; Voor onze Kinde ren; een schets van Pierre l'Ermite; Anecdoten; oplossing Prijsrebus; de Sterrenhemel in Maart. k^iender"der WEEK 1- N.B. Als xnie't anders wordt aangegeven mist in deze week iedere H. Mis. G'oria en Credo en heeft de Prefatie van de Vas ten. ZONDAG 9 Maart. Ie Zondag v. d. Vasten. Mis: Invocabit. 2o gebed v. d. H. Fransisea, Weduwe. Credo. Kleur: Paars. God geeft ons nu weer den tijd, niet aan genaam voor de zinnen, maar wel voor de ziel: den heiliieen Vastentijd. Meer dan voorheen moeten wij gedurende dien t:jd ons toonen «dienaren van God sin alles" en door goede werken dn den geest van boete en eerherstel arbeiden aan het he.il onzer onsterfelijke ziel (Epistel), 't Valt zwaar aam onze onverstorven natuur, doch door Christus, onzen in het H. Misoffer zich opofferenden Bemiddelaar, smeeken vij om Gods hulp, waaraan bet ons zeker niét za! ontbreken (Introïtus, Graduale, Tragus, O'fcrt., StrMebed, Gommunio). Het voorbee'd van den vastendon en zich wedervonden Christus moet ons bemoo- I Ü?en; evenals Hij moeien wij standvastig 1 sija- als onze z: els vijand onzen goeden iri' ppv'e't (Evangelie). piAANf>AG 10 Maart. Mis v. d. H H. ÏO Martelaren van Scbaste. C1 a- maverunt. Gloria. 2e gebed en laatste Ev. v. d. dag. 3e gebed A Cunctis. Kleur: Rood Ook is geoorloofd een gemzen H. Mis v. d. dag Siou't oculi. 2e gebed v. d. H.H. 40 Martelaren. 3o A Cunct'S. Kleur: Paars. Eea ware marteb'ng hebben deze 40 hei- so'daten voor het geloof doorstaan. Ontkleed werden z-'j in den nacht blootge- slc'd aan do strenge koude" en het toevrie- and water, in de nabijheid van een warm 'ld, Fén hunner we"d af va Gig. God echter verhoorde hun bede. "Want zij zijn tocli met 40 gekroond: één dor wachters beleed Christen 'te zijn en vereenigd© zich met do 39 geloofshelden. DINSDAG 11 Maart. Mis v. d. dag. Domme. 2o gebed A Cuinctïs. 3e Oinhipo- 'I ens (voor le vod den en dooden). Kleur: Paars. WOENSDAG 12 Maart. Quatertemper, Geboden Vasten en Onlhondingsdag, Mds v, d. H. Grogorius de Groot©, Paus en Kerkleeraar. Sacerdotes.-Gloria, 2e ge bod v. d. dag (hot eerste gebed uit den Mis v. d. dag). Credo. Laatsto Ev. v. d. dag. Kleur W d t. Ook is geoorloofd een gelezen H. Mis v. d. dag. Reminiscore, 2e gebed v. d. H. GregoVius. Kleur: Paars. Gregorius, om den glans zijner deugden en edel© daden „Do Groote" bijgenaamd, leefde, na liet boog© ambt van voogd der stad Rome bekleed te hebben, als een een voudig kloosterling. Op zijn verzoek als Missionaris naar En ge1 and gezonden riep Benedictus I hem nog op reis zijnde terug, op eenparig aamdrneen van hot. volk. Ka Paus Pelagius II op den stoel van St. Petrus verheven, ds Grogorius zonder twijfel één der grocv-'st© Pausen geweest. Geloofsverkondigers zond h'ij naar Enge land; met zachtheid en overtuiging trachtte hij do ketters to bekeeren. Bezorgd was hij voor do liem toevertrouwde kud'do, zooals uit zijn nagelalen pro eken blijkt. Een krachtig bevorderaar is de Heilig© van dezen dag geweest van de wetenschap Verwonderd staan wo, hoe hij, ondanks zwakko gezondhe'd en aanhoudende zware zorgen, ons nog zoovele en zoo mooie ge schriften heeft kunnen natalen. DONDERDAG 13 Maart. M i s v. d. d a g Goiifessio. 2e gebed A Cunctis, 3e Omni- polens. Kleur: Paars. VRIJDAG 14 Moa.rt. Quatertemper, Ce- boden Vaslen en Onthoudingsdag. Mis. v. d. dag: Do Necessitalibns. Verder als gisteren. ZATERDAG, 15 Maart. Quatertemper, Geboden Vasten en Onthoudingsdag. M i s v. d. dag. Introt, 2e en 3e gebed als gisteren. 4e voor den Paus. Kleur: Paars Lisse. A. M. KOK, Pr. SGMOOMHeiDIïll DE BIECHT. III. In de biecht wordt ons niet alleen do weg tot verbetering gewezen, maar ook wordt onze wil krachtig beïnvloed, om naar verbetering te streven. Reeds voordat w© naar den biechtstoel gaan, maken wij' het voornemen, ons te verbeteren. In den biechtstoel vermaant ons de priester. Hij herinnert ons, hoe gevaarlijk liet is in do zond© te leven, hoo gemakke lijk wij in- de zond© kunnen sterven of hij herinnert ons. hoezeer Gad ons lief heeft, en hoe gaarne H'j ons vergeelt, en dat wij Hem dus nu ook dankbaar moeten zijn. Daardoor worden wij in den wil om ons te verbeteren versterkt. Als we later weer tot zonden worden bekoord, houdt dikwijls reedis deze gedachte ons ervan terug: „Als ik de zonde doe, moet ik zo weer biechten; en de priester heeft me zoo vol liefde vermaand die zonde niet meer te bedrijven; ik moest me toch schamen, weer met diezelfde zonde aan te komen. Ik moot toch zorgen, dat nr'jn biechtvader verbetering ;h me z*'et •Maar er is jnog meer. De Mocht zelf i s reeds het begin van verbetering. Wde een zware zonde begaat, staat op tegen God, en wil zijn eigen meester zijn. Dat is hoogmoed, trots. Als hij nu echter voor den priester bekent: „ik ben een arm© zondaar, dit en dat heb Ik gedaan", dan vernedert hij zich voor God en voor Gods plaatsbekleeder. Met zulk een vernedering begint hij reeds zijn© verbetering; hij maakt daardoor al cendgermat© goed, dat hij zich vroegeT zoo hoogmoedig had ver heven. I Zoo helpt ons de Meoht onzen rwil te sterken. Waar zou de verbetering blijven, als de biecht er niet was? Dan zouden izeer ve len er niet aan werken. De biecht schenkt ook dikwijls oen groo te verlichting, een opluchting, niet alleen daardoor, dat men van zijn zonden wordt vrijgesproken, maar ook daardoor reeds, dat men zijne zonden bekent. Wdo een grooto zond© gedaan hooft, zal door gewetenswroeging worden veront rust en beangst, behalve wanneer wo te doen hebben met een zeer lichtzinnig mensch, of met demand, dio in do boos heid verhard is. Zijne zonde ligt hom op do ziel als een zware last. Hij voedt zich gedrongen, zich aan iemand te openharen, opdat deze hem helpo zijn last 1c dragen. Eerst als hij zijn zonde bekend heeft, voelt lrj zicb ver licht. Hebben we hiervoor niet een bewijs, dat vele boosdoeners hun misdaad zelf zijn gaan bekend maken, als wisten ze dan ook, dat ze zouden worden gestraft? Geen bekentenis echter verlicht liet hart zoozeer als die, welke men cm de biecht doet aan den p'aatsbekleeder Gods. Hot gaat er mee, als wanneer men een ver dorven of vergiftigde spijs heeft gegeten. Men wordt daarvan ziek of koant zelfs in levensgevaar, en men wordt niet heler, totdat men het gift wederom kw'jt is ge raakt. Hot gift moet er uit. Hetzo1fd^ jreidt ook van 't gif der zonder. Door de belijde nis van de schuld, raakt men het vergif kwijt. De Ixroemde dichter Clemens Brentano kwam eens op -ren gezejschapsavend in pesnrek met de protestante dommees- dochter Louis© Hensel, ook oen bekend dichteres. Brentano nu was katholiek; hij had groote zonden op z'jn geweten, on voeldo behoefte, z'icli daarover uit la spreken tegenover iemand. In Loir's© Hen sel had hij vertrouwen, omdat zij koo on schuldig en zqp goedig was, en hij begon haar de afdwalingen en misstappen van zijn leven te vertegen. Louise echter merkte hem op: „Waarom zegt g;j dat aan mij? Gij hebt 't geluk katho'iek te zijn; zeg dat alles aan een biechtvader. Bren tano was'door dat antwoord erg getroffen en hij ze'de: „Moet nu een donrneesd'och- ter mij zoo'ets zegren. dat ik katholiek ben en het Sakrament der Biecht tot mijn beschikking heb!" Later volgde hij haren raad op, en in do Mocht vond liij den vrede des harten 'terug. Zoo verlicht ons de belijdenis onzer zenden, en wordt fte biecht"voor ons een waro weldaad, gorooler dan een rnensoh ons geven kan. J. C. C. GROOT, Kap. B VERZEN VAN MARIE KOENEN. Voor eenigen tijd is bij Boosten en Stols to' Maastricht een nieuw© bundel verzen van Marie Koenen verschenen. Een ge deelte dezer verzen zijn herdrukt uit haar bundel „De Wegen", waaruit we voor en na wel eens iets publiceerden, in deze rubriek. De andere zijn van latercn datum. De poëzie van Marie Koenen draagt oen ander karakter dan dio van haar echtge noot Felix Rutten. Ook zij dweept met d© romantische schoonheid van haar mooie gewest Lim burg. Ook zij wordt meermalen door d© Limburgsche natuur geïnspireerd tot dichten. Maar het meest heeft zij toch van haar vurige heimatsliefd© getuigd in haar ro mans on vertellingen, voor zoover deze ten minste geen historisch© stoffen tot onder werp barer beeldende phantasi© hebben. Dan is zij in haar recht© element, wan neer zij in d© Limburgsche natuur het leven en handelen der mcnschen ziet; men- schen der werkelijkheid, die doorschokt worden van de pijnen van het moderne leven, maar dio leven, in do Limburgsche sfeor van het nooit genoeg t© waardeeren Roomsch geloof; impulsief en beminnelijk als do kinderen, ook iu hun vergissingen en zonden, want als God hamert in hun harten kan de verdeemoediging en boet vaardigheid niet uitblijven. In haar natuurpoëzio is Marie Koenen misschien minder uitbundig dan Rutten. Rutten bemint de Limburgsche natuur als een verliefde op de schoonheid. Hij is uitbundig in het schilderen der heuvel reeksen, bosschen en beemden, beekjes en korenvelden. Hij weet maar geen woon den, geen beelden, geen rhythmen, geen melodieën genoeg to vinden, om zijn be wonderende liefde le uiten. Hij bemint en vereert de Limburgsche natuur om haais zelfs wil; hij staat vreugdedronken tegen over de schoonheid, alsof hij maar niet begrijpen kan, dat de wereld zoo mooi en de Schepper aller schoonheid zoo vinding rijk kan zijn in de bloeiende phantasieën, welke Hij over de aarde uitstort. De woreld is voor hem een durend wonder en in die wereld verheerlijkt hij God. Zelfs al noemt hij Gods naam niet, dan voelt men den diepen religieuzen grondtoon van zijn vers melodieën. Marie Koenen heeft dat ook, maar ge heel anders. Bij Rutten de lofprijzing, de adoratie, zooals een jongeling, die zijn liefste met bloemen en woorden van hulde omringt. Bij Mario Koenen meer do over gave, het stille verlangen naar schoon heid, meer het vrouwelijke. Als een bewijs van vrouwelijk sentiment zie ik ook de eigenaardige vaagheid, welke vooral haar eerste gedichten kenmerkt. Men heeft er niet altijd „houvast" aan; een neveligheid, welke me sterk herinnert aan de poëzie der vroeg-romantici. Het si natuurlijk su bliem bedoeld en meestal ook subliem ge zegd, maar 't is of de dichteres met zich zelf nog niet geheel tot klaarheid is go- komen, schoone aspiraties heeft, die haar zelf niet ten volle bewust zijn. In de latere gedichten is dat alles veel meer gerijpt, als de ziel van het droomeriee meisje tot die van bloeiende jonge vrouw is gegroeid. Vooral in haar zeer mooie liefdeslyriek wordt dat kenbaar. Altijd is deze, in tegen stelling met zoovele moderne liefdeslyriek edel van gehalte, voornaam van toon, om en vrouw voor haar veel meer is dan be geerte.. omdat zij in de eerste plaats is 'n eenheid der zielen, die oen afglans is van Godsliefde. We citeeren een teekenend gedicht, Gods wenk of uwe stem, mijn lief? Ik kan niet onderscheiden, Wat leeken of wat woord mij riep Tot leven en tot lijden. Gods tecken of uw woord, mijn. lief? De twijfel doet me bangen. Ach, wat mijn ziel tot loven riep, Zal li aar met dood bevangen. ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. GROOTE KINDEREN. I Kleine kinderen, kleino zorgen, Groote kinderen, groot© zorgen! De kleine kinderen trappen nog maar op- "t kleed, zei Joost van den Vondel, maar' do groote kinderen trappen soms op het hart der ouders! Ja, ze zijn niet „gemakkelijk". Zij we ten met zichzelf „geen raad"; geen wonder dan dat oen ander, dat vader en moeder ook geen raad met hen'woten! Dia „grooten" van 1421 Lange armen en heenen, waarmede zij verlegen zijn! 't Boenderenstelsel wordt sterker, gelaats trekken worden hoekiger en scherper! Zij hebben soms over 'n kleinigheid „bar 't land" en „schamen zich dood"; maar daar< tegenover zijn zij dikwijls in een ©tem ming van: „wat kan 't mij schelen!" Zij stellen zich onverschillig aan of doen ge^ affecteerd en eigenwijs-aanstellerig. Groot- doen en bluffen, als zij gehoord en gezien worden! Wat 'n klein hartje soms onder al dat lawaai! Zij kunnen alle© eD als 't mislukt natuurlijk buiten hun schuldt dan toonen zij de diopsto minachting voor wat zij met zooveel begeestering na streefden. Wee hem, die hen „groot" acht en ook niet als zoodajiig be handeld! Trouwens, zij zijn toch ook geen kinderen meer! Gebonden zijn door w-J.ke banden ook, verdragen zij niet, en toeh voelen zij zooveel behoefte aan steun. Zij treden vaak gemaakt-ruw op en kunnen toch ook weer dingen doen, die hen in do kinderkamer doen aanlanden. Zij wagon veel, als zij onder elkaar zijn en „schep pen" tegen elkander „op" in durf en on-- drrnemingsgeest. Als zij alléén tegenover het grooto of gevaarlijke komen to staan, beven velen als 'n rietje. Wat zij doen. heeft den vorm van „woede": leeswoede, verzamelwoede, speelwoedel Een jongen of meisje van dien leeftijd is gewoonlijk één stuk activiteit! Zij willen wat doen! Als zij op dien leeftijd zoo sufferig zijn, zit er geen „fut" in. Zij kunnen verbazend „las tig" zijn. Dit komt dikwijls, omdat zij zoo veel willen, zooveel, zooveel en er geen uitweg in zien, om er toe te komen. Gelukkig, zoo zij in dien crisistijd iemand ontmoeten, die het „begrijpt" en iö wio zij vertrouwen hebben: moge dat op de eerst© plaats vader en moeder zijn! Een Ame rikaan heeft eens gezegd: Adam en Eva werden uit stof geschapen; jongens zijn. uit electriciteit geschapen!" Van voT meisjes evenzeer geldend, hoor! Dat is 'n groote ouderzorg natuurlijk, maar troos tend is toch ook het vooruitzicht, dat wij met die sluimerende en ontkiemende krach ten der ziel zooveel eoed kunnen doen, p1*' wij hen weten te leiden cn juist daarm°d© zulke gelukkige, en nuttige levens kunnen, vormen. Iemand, die in zijn jeugd nmt tot een dolle streek in staat is. zal nooit grooto WHO- CXI lvaxaKlcr-cn^pJo Om groote kinderen te leiden is gewoon lijk het eerst noodig: gebed vervolgens: eindeloos geduld verder: altijd gereed staande sterke liefde! Zij schudden en rukken aan alles: aan gezag, aan rechten en plichten. Zij zijn den eenen tijd godsdienst] g-gertemd on soms kort daarop onverschillig. Oude eL wijze nenschen hebben de twijfelachtige eer in Mm oog te zijn. achterlijk, pruike rig, ouderwetsch. niet-bij," idioot Het heel© mcnschdom, vooral de leidend© persoonlijkheden, zijn v erdeeld in twen kammen: holden, waarmede z'i „dwepen** FEUILLETON. Sisto e Sesto. Een verhaal uit de Abruzzen. Vrij vertaald, naar H. FEDERER. 4) soldaten sperden van stomme verba- fing bun monden wijd open. Maar d© kleine grijze priester in den scheef getrok- mante'l, met de baret sciheef op het 'd knikt© geweldig, wel voor zeven Poz'do's met het verschrompelde hoofd, en zoo nat waren zijn stomme oogen en zóó li'eek werd Sesto zelf Mj het spreken, dat iedereen, om zoo te zeggen, d© waarheid zijner bekentenis, met beid© handen kon grijpen. .Gij z.'jt" bracht de hoofdman einde lik met moeite over de lippen en week vol «speet een stap achterwaarts.-., „de broeder van onzen Heiligen Vader, Paus öixtus V, te Rome?" ..Wacht," beval Sesto kort en verdween !n de Sacristie. Een halflu:d gesprek ging vau man tot main door de bewapende kerk gang. «Wat zullen we nu doen? Of hdj het wwijzen kan?Klinkt di.t alles niet als <en sprookje Maar dief is dief cn Moordenaar blijft moordenaar! De Paus «eeft in zijn grijzen baard gezworen, p1 hij zijn eigen vader ni©t zou ontzien. Pst, pst, daar komt de reus al terug!" he koster bracht het oude kerkboek, pavaan twee zilverslootjes zoo lustig klingelden dn dit zoo onprettige uur. Hi|j opende het bij een dor middelste bladeren 'iet het allen zien. Het was met goeden Mkken inkt geschreven. Ten laatste hield bij het den pastoor ge- loaend voor en met bevend© stom begon I Qud© hot schrijven te lezen. "In het jaar 1576 overleed in deze j'aats Paritondo Johannes Baptista Pe- o i. oud 90 jaar, uft Aneoma, dien ik ze- II 0ct<>ber 1570 begroef. Hrij was in 1486 x--. v&d©r van Sixtus, in onze lands- Li genoemd, onze koster, die uit t Zijn Doorluchtig© Eminen- Haidinaal Felix Perettd, dio uit het tor j.kuweföjk geboren werd, God zij hem foV Vader van Zijne Hei- lfl herhaald© d© voorlezer, „van den Hoogeerwaarden Kardinaal en Kerkvorst Felix Peretti!" Zóo stond het er, zóo was het. De hoofd man duizelde. Do manschappen schenen geneigd voor den koster neer te huigen, als zij dachten aan diens machtigen Broe der in het purper, neen nog meer als zij zich voorstelden het. sneeuw van diens Pauselijk gewaad. Trolsch beschouwde Sesto de verblufte menigte. Dan pakte hij den slanken rood- harigen zoon Mj den arm en commandeer de rustig: ,,Jo hebt het gehoord. Nu Mengt -ons tweeën naar Rome. Mijn Mnd cn dk nemen al1© schu\l op ons. De broeder zelf zal over ons het Techt spreken. Laat d© ande ren," zoo besloot lrj op milden, kameraad schappen jken toon, „tot dan toe qji vrede. Ik sta borg voor hen. Zóó is liet het beste." „Ja, zoo is het liet beste" mompelde de hoofdman met opgelucht hart. D© sterren blikten on do zwarte berggroepen, de klei ne watertjes s tor Hem. in den afgrond. Een wolf léafte over Pratalpe en in het fiere hoofdje van het neefje van dein Paus sche merde hot van prachtige voorstellingen van marmeren domfeoenels, hoog© brug gen, waaronder ontzaglijke Meed© stroo- men, van kanonnen en schel klokkengelui, en bovenal van dén drievoudigen kroon van den Pauselijken oom. En bij al deze wonderlijk© voorstellingen Mop te het koe ne jongenshart ails van een jonge ber.gvalk van verlangen naar bet avontuurlijke. In Paritondo troostte Don Dia ondertussen en Piefro Solio, die in de morgenvroeg!©, op den huisdorpel in droevig peinzen neder- zat. Ook Peretti'© vrouw treurde over het heengaan van man en zoon te geh'i'k. Maar in het verlaten kerkje lachte, nadat alle zes kaarsen opgebrand waren, nog frisch en onvermoeid, als een lichtgevende sterre, d© sluicrüooze Madonna. HOOFDSTUK IIT In een klein getralüed ko.mertje van 'den Engelsburcht zalen Poz'do en zijn Vader opgesloten. Rechts en links van de klein© met ijzer beslagen© ©Akendouren was een stroomat in dc enge, diepe muur- nis geworpen. Ze diendo voor dén korten slaapHjd. Maar voor den langen, waken den dag had men enkele godsdienstige hoeken op een steenblok gelegd. Het ge welfde plafond h'.ng hoog en schemerig over do twee gevangenen en het was een war© lust- en bro°dplaats voor groote, zwarte spinnen. De Beretti's hoorden ten deelo liet geroep van de burgerwacht, het marktgewoel op Dinsdag en Vrijdag, de Mariaprocessie op Zaterdag en tegen middernacht a's het overige Rome einde lijk slill en rustig geworden was, het som bere ruiscben van do Tiber. Ook drongen bijna den boelen dag ldolckenstemmen in do gevangenis door, zelfs van 't Lateraan en van Santé Maria Magg'ore, als de wvnd uit Alhano blies. Dikw'jls viel het dicht- bijzijnde gelui van de Sint. Pieterklokken als de vaderstem in het familiekoor in. Ruiters draafden, marskramers schreeuw den, do stellages voor d© Octobermarkt werden al met honderden handen in elkaar gezet. Soms hoorde men de vroolijke mu- z:ek van een voorbijtrekkend leger, wanr- tusschen de commando's der officieren cn overmoedig© luidruchtige kreten van jon gensstemmen. Eenmaal werden er zeven kanonschoten gelost en wel tusschon den- zegden burchtmuur, want d© heel© kamer trilde er zeven maal van. Doch dat alles te zamen, het wonderlijk rumoer der eeuwi1- go stad sloeg terug tegen de tralies., ver mocht niet de verschrikkelijke eenzaam heid daarbinnen te verminderen. Deze eenzaamheid, de plaag der plagen! He vader en zoon werden er bijna gek van en wenschfen oprecht, liever den strop dan nog eens zóó een eenzamen dag. Zo had den zoo een loome, verlammende, warme stoffige lucht vroeger nooit gekend en stikten er bijna van. Zo stonden op de teenen, ora over het steilie lijstwerk van de small© Image vensters de walt verder gelegen lier een to zien. Maar de muur was t© hoog. Do reusachtige Sesto kon niet over den muurrand heenzien. Daar slin gerde zich Poz'do handig en lenig als een vlugge kat langs zijns Vaders arm omhoog en knielde op zijn schouders. „Wat zie je?" 'vroeg éesto. ..Ach niets dan daken over daken," schampte d© jongen. „En 'daarboven uit, daarachter?" klonk het opnhuw. „Stoffige hoornen en eenzaam grauw land", mopperde Poz'do en wilde er vlug weer afspringen. „En daarboven, daar onoet nog wat zijn? Kijk eens goed, earo mi©!" hongerde do oude. „Op mijn eer, Vader, ik weet niet, is het rook van het veldvuur en drukt de lucht het zoo naar den grond, ds het een lage piuur of is hét de Monto Sabinis? Bah, voor den duivel, zidke heuveltjes als daar onze muizen maken!" Poz'do spuwde vol afschuw door de tra lies over het weinig© daar bui'ten en sprong elastisch als oen kat ach terwaarts naar beneden. Maar hij had In werkelijkheid vrije gelukkig© menschen op d© Tiberhrug gezien en groene hoornen op de Aventijn en in het verre Oosten, de bergen. Ach, God, èchto hergen. Met een moedeloos gezicht keek hij den nog moe delozer vader aan, of Sesto zijn kinder lijk bedrog bemerkt had? Neen! nu dacht de oude, Poz'do zag nu alles veel donker der In. Ach ja, hoe zou in zoo een gevan genis het jonge bloeiende löven met gebro ken worden. Deze enge, donker© kamer doodde zekerder dan verliooren en folte ring. Ze sliepen te zamen op den grond en omarmden elkander zóó stevig als vreesden zij elkaar te zullen verliezen. Wat hun ruw© hergbewonersaard hun leven lang aret veroorloofd had, gebeurd© nu. Z© kusten elkaar als verloofden. Nu was er voor Poz'do niets mooiers om te zden dan 'zijn mooien, fHinken reuzenvader met do krullende, roodbruine haren, den rechten rug en den d-'chten baard. Zoo'n held! En niets beters en ridderlijker bestond er voor Sesto dan znjn jongen, voor wien hij vroeger nooit tijd of lust gehad had om 'zich met hein bezig te houden. Dat had bij niet gedacht dat h:ij zóó een dappe ren zoon had. Hoe gek en dartel waren zijn lippen opengegaan, hoe frisch Monlc nog do melodie van z!jn zuiver© stem, •hoe glansd© het ongerimpeld© voorhoofd en hoe helder keken die eerlijke oogen. En wat een mood zat er in den jongen! Den eersten morgen wilde hij de wachters meers'aan; den tweeden alleen nog d© tra hes doorbreken, al moest bij daarbij ook al zijn tandon stuk hijten. Maar den dor den morgen wild© hij aan den Paus schrijven: „Gij, Oom, wees niet zoo trolsch en lcom met ons praten!" Maar steeds schudde Sesto het hoofd en kuste den jongen op de lippen om zijn' woede te doen bedaren, klaar ars de jong© tijger nu eeTst recht snoof en brulde dan gaf de vader hom een klinkende oorveeg over de liefkoe'ng heen. Dan zwoeg Poz'do ve1© dagen achtereen, maar be- dacht in het geheim nieuwe plannen, waartoe hij zijn vader zou kunnen overn halen tot vluchten. In dien t'.iil ontwaakt© Seslio op een nacht en meen do ïv'ch aaiH anders, dan dat hij in de Sacr.ist c van Paritondo was en vrouw Anizia hom voor do deur wat toegeroepen had over de Ss* cristie, kerk en altaardoeken. Met ©en ruk wi'do hij overe'nd springen. Daar zag lui de door de manens^hijn verlichte gevan genismuren, er midden in, een als nut houtskool afgeteekeud kru's en er schu'n tegenover de venstertralies. Dat maakt© hem Maar wakker cn nu wist li*j goed waar hij was. Hij kon niet zoo vlug meer inslapen, maar voelde nu in a1 zijn hevyv- he:'d het groote gemis van z;jn vrijheid. Het was hem alsof hot mnanVcht hem vriendelijk toelachte, hom groette met een* merkwaardig bekend voorkomen door liet hooge spits venster heen en met hem sprak als een goede kameraad uit oude dagen: - „Weet je, vroeger heb ik ook geschenen tusschen d© wi'do kastamies bij Portana, waar je den koopman Giarni uit Verona kaal geplunderd en in d© Ron a-af grond geworpen hebtEn daarna heb ik weer geschenen, aPs ge in den Markcnstrijd tus-e schen SpéDo en Foligno in den tuin der Paters Dom:n-'camen sloop cn de hce'e Sa cristie leeghaalde. En in den SentembeiM avond toen je dien Duitsehon Hisschop bestal; zijn kanselier en hofkapelaan] neersloeg en tmet den hoogeerwaarden ge-i Minddoektem mam een lialven naclvt rond-» doolde Maar eens, eens verstopte ik mij achter een wolk en dorst niet to© to zien, toen do moedige pelgrim Durati. ca heel alleen en onbeschermd d© belasting naar het weeshu:s in Perugia bracht, door u met vier of vijf neergestoken, werd. Dat was moord en lafheid!" iêat akelige !©e»:U vermaak van het gel© maanlicht heiclt© hem dien macht langer te slapen. fXk.-—41.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 3