Derde Blad.
'Zaterdag 8 Maart 1924
Hot derde blad van dit Zater-
dagsche nummer bevat de rubriek:
Ons Katholiek Geloof, waarin
Kapelaan Groot zijn artikelen-reeks
over De Biecht vervolgt;
Schoonheid van onze Roomsche
Letteren, waarin verzen van Marie
Koenen worden gegeven en toege
licht
Ons Hoekje over Opvoeding, waarin
Prof. v. d. Burg wijst op de op
voeding van groote kinderen;
Uit ons Verleden, waarin bijzonder
heden worden medegedeeld over
de parochies te Aarlanderveen, Alphen
aan den Rijn, Sassenhelm, Lisse en
Warmond;
Voor Tuin en Hof, waarin wij op
nemen een beschouwing over den
Hoenderteelt en de verzorging van
de Azalea.
Verder: de Liturgische Weekkalen
der; de wekelijksche Feuilleton;
Voor de Vrouwen; Voor onze Kinde
ren; een schets van Pierre l'Ermite;
Anecdoten; oplossing Prijsrebus; de
Sterrenhemel in Maart.
k^iender"der WEEK
1-
N.B. Als xnie't anders wordt aangegeven
mist in deze week iedere H. Mis. G'oria
en Credo en heeft de Prefatie van de Vas
ten.
ZONDAG 9 Maart. Ie Zondag v. d.
Vasten. Mis: Invocabit. 2o gebed
v. d. H. Fransisea, Weduwe. Credo.
Kleur: Paars.
God geeft ons nu weer den tijd, niet aan
genaam voor de zinnen, maar wel voor de
ziel: den heiliieen Vastentijd. Meer dan
voorheen moeten wij gedurende dien t:jd
ons toonen «dienaren van God sin alles"
en door goede werken dn den geest van
boete en eerherstel arbeiden aan het he.il
onzer onsterfelijke ziel (Epistel), 't Valt
zwaar aam onze onverstorven natuur, doch
door Christus, onzen in het H. Misoffer
zich opofferenden Bemiddelaar, smeeken
vij om Gods hulp, waaraan bet ons zeker
niét za! ontbreken (Introïtus, Graduale,
Tragus, O'fcrt., StrMebed, Gommunio).
Het voorbee'd van den vastendon en zich
wedervonden Christus moet ons bemoo-
I Ü?en; evenals Hij moeien wij standvastig
1 sija- als onze z: els vijand onzen goeden
iri' ppv'e't (Evangelie).
piAANf>AG 10 Maart. Mis v. d. H H.
ÏO Martelaren van Scbaste. C1 a-
maverunt. Gloria. 2e gebed en laatste
Ev. v. d. dag. 3e gebed A Cunctis. Kleur:
Rood
Ook is geoorloofd een gemzen H. Mis v.
d. dag Siou't oculi. 2e gebed v. d. H.H. 40
Martelaren. 3o A Cunct'S. Kleur: Paars.
Eea ware marteb'ng hebben deze 40 hei-
so'daten voor het geloof doorstaan.
Ontkleed werden z-'j in den nacht blootge-
slc'd aan do strenge koude" en het toevrie-
and water, in de nabijheid van een warm
'ld, Fén hunner we"d af va Gig. God echter
verhoorde hun bede. "Want zij zijn tocli
met 40 gekroond: één dor wachters beleed
Christen 'te zijn en vereenigd© zich met do
39 geloofshelden.
DINSDAG 11 Maart. Mis v. d. dag.
Domme. 2o gebed A Cuinctïs. 3e Oinhipo-
'I ens (voor le vod den en dooden). Kleur:
Paars.
WOENSDAG 12 Maart. Quatertemper,
Geboden Vasten en Onlhondingsdag, Mds
v, d. H. Grogorius de Groot©, Paus
en Kerkleeraar. Sacerdotes.-Gloria, 2e ge
bod v. d. dag (hot eerste gebed uit den
Mis v. d. dag). Credo. Laatsto Ev. v. d.
dag. Kleur W d t. Ook is geoorloofd een
gelezen H. Mis v. d. dag. Reminiscore, 2e
gebed v. d. H. GregoVius. Kleur: Paars.
Gregorius, om den glans zijner deugden
en edel© daden „Do Groote" bijgenaamd,
leefde, na liet boog© ambt van voogd der
stad Rome bekleed te hebben, als een een
voudig kloosterling. Op zijn verzoek als
Missionaris naar En ge1 and gezonden riep
Benedictus I hem nog op reis zijnde terug,
op eenparig aamdrneen van hot. volk. Ka
Paus Pelagius II op den stoel van St.
Petrus verheven, ds Grogorius zonder
twijfel één der grocv-'st© Pausen geweest.
Geloofsverkondigers zond h'ij naar Enge
land; met zachtheid en overtuiging
trachtte hij do ketters to bekeeren. Bezorgd
was hij voor do liem toevertrouwde kud'do,
zooals uit zijn nagelalen pro eken blijkt.
Een krachtig bevorderaar is de Heilig©
van dezen dag geweest van de wetenschap
Verwonderd staan wo, hoe hij, ondanks
zwakko gezondhe'd en aanhoudende zware
zorgen, ons nog zoovele en zoo mooie ge
schriften heeft kunnen natalen.
DONDERDAG 13 Maart. M i s v. d. d a g
Goiifessio. 2e gebed A Cunctis, 3e Omni-
polens. Kleur: Paars.
VRIJDAG 14 Moa.rt. Quatertemper, Ce-
boden Vaslen en Onthoudingsdag. Mis.
v. d. dag: Do Necessitalibns. Verder als
gisteren.
ZATERDAG, 15 Maart. Quatertemper,
Geboden Vasten en Onthoudingsdag. M i s
v. d. dag. Introt, 2e en 3e gebed als
gisteren. 4e voor den Paus. Kleur: Paars
Lisse. A. M. KOK, Pr.
SGMOOMHeiDIïll
DE BIECHT.
III.
In de biecht wordt ons niet alleen do
weg tot verbetering gewezen, maar ook
wordt onze wil krachtig beïnvloed, om
naar verbetering te streven.
Reeds voordat w© naar den biechtstoel
gaan, maken wij' het voornemen, ons te
verbeteren.
In den biechtstoel vermaant ons de
priester. Hij herinnert ons, hoe gevaarlijk
liet is in do zond© te leven, hoo gemakke
lijk wij in- de zond© kunnen sterven of
hij herinnert ons. hoezeer Gad ons lief
heeft, en hoe gaarne H'j ons vergeelt, en
dat wij Hem dus nu ook dankbaar moeten
zijn.
Daardoor worden wij in den wil om ons
te verbeteren versterkt. Als we later weer
tot zonden worden bekoord, houdt dikwijls
reedis deze gedachte ons ervan terug:
„Als ik de zonde doe, moet ik zo weer
biechten; en de priester heeft me zoo vol
liefde vermaand die zonde niet meer te
bedrijven; ik moest me toch schamen,
weer met diezelfde zonde aan te komen.
Ik moot toch zorgen, dat nr'jn biechtvader
verbetering ;h me z*'et
•Maar er is jnog meer. De Mocht zelf i s
reeds het begin van verbetering. Wde een
zware zonde begaat, staat op tegen God,
en wil zijn eigen meester zijn. Dat is
hoogmoed, trots. Als hij nu echter voor
den priester bekent: „ik ben een arm©
zondaar, dit en dat heb Ik gedaan", dan
vernedert hij zich voor God en voor Gods
plaatsbekleeder. Met zulk een vernedering
begint hij reeds zijn© verbetering; hij
maakt daardoor al cendgermat© goed, dat
hij zich vroegeT zoo hoogmoedig had ver
heven. I
Zoo helpt ons de Meoht onzen rwil te
sterken.
Waar zou de verbetering blijven, als de
biecht er niet was? Dan zouden izeer ve
len er niet aan werken.
De biecht schenkt ook dikwijls oen groo
te verlichting, een opluchting, niet alleen
daardoor, dat men van zijn zonden wordt
vrijgesproken, maar ook daardoor reeds,
dat men zijne zonden bekent.
Wdo een grooto zond© gedaan hooft, zal
door gewetenswroeging worden veront
rust en beangst, behalve wanneer wo te
doen hebben met een zeer lichtzinnig
mensch, of met demand, dio in do boos
heid verhard is.
Zijne zonde ligt hom op do ziel als een
zware last. Hij voedt zich gedrongen, zich
aan iemand te openharen, opdat deze hem
helpo zijn last 1c dragen. Eerst als hij
zijn zonde bekend heeft, voelt lrj zicb ver
licht. Hebben we hiervoor niet een bewijs,
dat vele boosdoeners hun misdaad zelf zijn
gaan bekend maken, als wisten ze dan
ook, dat ze zouden worden gestraft?
Geen bekentenis echter verlicht liet hart
zoozeer als die, welke men cm de biecht
doet aan den p'aatsbekleeder Gods. Hot
gaat er mee, als wanneer men een ver
dorven of vergiftigde spijs heeft gegeten.
Men wordt daarvan ziek of koant zelfs in
levensgevaar, en men wordt niet heler,
totdat men het gift wederom kw'jt is ge
raakt. Hot gift moet er uit. Hetzo1fd^ jreidt
ook van 't gif der zonder. Door de belijde
nis van de schuld, raakt men het vergif
kwijt.
De Ixroemde dichter Clemens Brentano
kwam eens op -ren gezejschapsavend in
pesnrek met de protestante dommees-
dochter Louis© Hensel, ook oen bekend
dichteres. Brentano nu was katholiek; hij
had groote zonden op z'jn geweten, on
voeldo behoefte, z'icli daarover uit la
spreken tegenover iemand. In Loir's© Hen
sel had hij vertrouwen, omdat zij koo on
schuldig en zqp goedig was, en hij begon
haar de afdwalingen en misstappen van
zijn leven te vertegen. Louise echter
merkte hem op: „Waarom zegt g;j dat aan
mij? Gij hebt 't geluk katho'iek te zijn;
zeg dat alles aan een biechtvader. Bren
tano was'door dat antwoord erg getroffen
en hij ze'de: „Moet nu een donrneesd'och-
ter mij zoo'ets zegren. dat ik katholiek
ben en het Sakrament der Biecht tot mijn
beschikking heb!" Later volgde hij haren
raad op, en in do Mocht vond liij den
vrede des harten 'terug.
Zoo verlicht ons de belijdenis onzer
zenden, en wordt fte biecht"voor ons een
waro weldaad, gorooler dan een rnensoh
ons geven kan.
J. C. C. GROOT, Kap.
B
VERZEN VAN MARIE KOENEN.
Voor eenigen tijd is bij Boosten en Stols
to' Maastricht een nieuw© bundel verzen
van Marie Koenen verschenen. Een ge
deelte dezer verzen zijn herdrukt uit haar
bundel „De Wegen", waaruit we voor en
na wel eens iets publiceerden, in deze
rubriek. De andere zijn van latercn datum.
De poëzie van Marie Koenen draagt oen
ander karakter dan dio van haar echtge
noot Felix Rutten.
Ook zij dweept met d© romantische
schoonheid van haar mooie gewest Lim
burg. Ook zij wordt meermalen door d©
Limburgsche natuur geïnspireerd tot
dichten.
Maar het meest heeft zij toch van haar
vurige heimatsliefd© getuigd in haar ro
mans on vertellingen, voor zoover deze ten
minste geen historisch© stoffen tot onder
werp barer beeldende phantasi© hebben.
Dan is zij in haar recht© element, wan
neer zij in d© Limburgsche natuur het
leven en handelen der mcnschen ziet; men-
schen der werkelijkheid, die doorschokt
worden van de pijnen van het moderne
leven, maar dio leven, in do Limburgsche
sfeor van het nooit genoeg t© waardeeren
Roomsch geloof; impulsief en beminnelijk
als do kinderen, ook iu hun vergissingen
en zonden, want als God hamert in hun
harten kan de verdeemoediging en boet
vaardigheid niet uitblijven.
In haar natuurpoëzio is Marie Koenen
misschien minder uitbundig dan Rutten.
Rutten bemint de Limburgsche natuur als
een verliefde op de schoonheid. Hij is
uitbundig in het schilderen der heuvel
reeksen, bosschen en beemden, beekjes
en korenvelden. Hij weet maar geen woon
den, geen beelden, geen rhythmen, geen
melodieën genoeg to vinden, om zijn be
wonderende liefde le uiten. Hij bemint en
vereert de Limburgsche natuur om haais
zelfs wil; hij staat vreugdedronken tegen
over de schoonheid, alsof hij maar niet
begrijpen kan, dat de wereld zoo mooi en
de Schepper aller schoonheid zoo vinding
rijk kan zijn in de bloeiende phantasieën,
welke Hij over de aarde uitstort. De woreld
is voor hem een durend wonder en in die
wereld verheerlijkt hij God. Zelfs al noemt
hij Gods naam niet, dan voelt men den
diepen religieuzen grondtoon van zijn vers
melodieën.
Marie Koenen heeft dat ook, maar ge
heel anders. Bij Rutten de lofprijzing,
de adoratie, zooals een jongeling, die zijn
liefste met bloemen en woorden van hulde
omringt. Bij Mario Koenen meer do over
gave, het stille verlangen naar schoon
heid, meer het vrouwelijke. Als een bewijs
van vrouwelijk sentiment zie ik ook de
eigenaardige vaagheid, welke vooral haar
eerste gedichten kenmerkt. Men heeft er
niet altijd „houvast" aan; een neveligheid,
welke me sterk herinnert aan de poëzie der
vroeg-romantici. Het si natuurlijk su
bliem bedoeld en meestal ook subliem ge
zegd, maar 't is of de dichteres met zich
zelf nog niet geheel tot klaarheid is go-
komen, schoone aspiraties heeft, die haar
zelf niet ten volle bewust zijn. In de latere
gedichten is dat alles veel meer gerijpt,
als de ziel van het droomeriee meisje tot
die van bloeiende jonge vrouw is gegroeid.
Vooral in haar zeer mooie liefdeslyriek
wordt dat kenbaar. Altijd is deze, in tegen
stelling met zoovele moderne liefdeslyriek
edel van gehalte, voornaam van toon, om
en vrouw voor haar veel meer is dan be
geerte.. omdat zij in de eerste plaats is 'n
eenheid der zielen, die oen afglans is van
Godsliefde. We citeeren een teekenend
gedicht,
Gods wenk of uwe stem, mijn lief?
Ik kan niet onderscheiden,
Wat leeken of wat woord mij riep
Tot leven en tot lijden.
Gods tecken of uw woord, mijn. lief?
De twijfel doet me bangen.
Ach, wat mijn ziel tot loven riep,
Zal li aar met dood bevangen.
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
GROOTE KINDEREN.
I
Kleine kinderen, kleino zorgen,
Groote kinderen, groot© zorgen!
De kleine kinderen trappen nog maar op-
"t kleed, zei Joost van den Vondel, maar'
do groote kinderen trappen soms op het
hart der ouders!
Ja, ze zijn niet „gemakkelijk". Zij we
ten met zichzelf „geen raad"; geen wonder
dan dat oen ander, dat vader en moeder
ook geen raad met hen'woten! Dia
„grooten" van 1421 Lange armen
en heenen, waarmede zij verlegen zijn!
't Boenderenstelsel wordt sterker, gelaats
trekken worden hoekiger en scherper! Zij
hebben soms over 'n kleinigheid „bar 't
land" en „schamen zich dood"; maar daar<
tegenover zijn zij dikwijls in een ©tem
ming van: „wat kan 't mij schelen!" Zij
stellen zich onverschillig aan of doen ge^
affecteerd en eigenwijs-aanstellerig. Groot-
doen en bluffen, als zij gehoord en gezien
worden! Wat 'n klein hartje soms onder
al dat lawaai! Zij kunnen alle© eD als 't
mislukt natuurlijk buiten hun schuldt
dan toonen zij de diopsto minachting
voor wat zij met zooveel begeestering na
streefden. Wee hem, die hen „groot"
acht en ook niet als zoodajiig be
handeld! Trouwens, zij zijn toch ook geen
kinderen meer! Gebonden zijn door w-J.ke
banden ook, verdragen zij niet, en toeh
voelen zij zooveel behoefte aan steun. Zij
treden vaak gemaakt-ruw op en kunnen
toch ook weer dingen doen, die hen in do
kinderkamer doen aanlanden. Zij wagon
veel, als zij onder elkaar zijn en „schep
pen" tegen elkander „op" in durf en on--
drrnemingsgeest. Als zij alléén tegenover
het grooto of gevaarlijke komen to staan,
beven velen als 'n rietje. Wat zij doen.
heeft den vorm van „woede": leeswoede,
verzamelwoede, speelwoedel Een jongen of
meisje van dien leeftijd is gewoonlijk één
stuk activiteit! Zij willen wat doen! Als zij
op dien leeftijd zoo sufferig zijn, zit er
geen „fut" in. Zij kunnen verbazend „las
tig" zijn. Dit komt dikwijls, omdat zij zoo
veel willen, zooveel, zooveel en er
geen uitweg in zien, om er toe te komen.
Gelukkig, zoo zij in dien crisistijd iemand
ontmoeten, die het „begrijpt" en iö wio zij
vertrouwen hebben: moge dat op de eerst©
plaats vader en moeder zijn! Een Ame
rikaan heeft eens gezegd: Adam en Eva
werden uit stof geschapen; jongens zijn.
uit electriciteit geschapen!" Van voT
meisjes evenzeer geldend, hoor! Dat is 'n
groote ouderzorg natuurlijk, maar troos
tend is toch ook het vooruitzicht, dat wij
met die sluimerende en ontkiemende krach
ten der ziel zooveel eoed kunnen doen, p1*'
wij hen weten te leiden cn juist daarm°d©
zulke gelukkige, en nuttige levens kunnen,
vormen. Iemand, die in zijn jeugd nmt
tot een dolle streek in staat is. zal nooit
grooto WHO- CXI lvaxaKlcr-cn^pJo
Om groote kinderen te leiden is gewoon
lijk het eerst noodig: gebed vervolgens:
eindeloos geduld verder: altijd gereed
staande sterke liefde!
Zij schudden en rukken aan alles: aan
gezag, aan rechten en plichten. Zij zijn
den eenen tijd godsdienst] g-gertemd on
soms kort daarop onverschillig. Oude eL
wijze nenschen hebben de twijfelachtige
eer in Mm oog te zijn. achterlijk, pruike
rig, ouderwetsch. niet-bij," idioot
Het heel© mcnschdom, vooral de leidend©
persoonlijkheden, zijn v erdeeld in twen
kammen: holden, waarmede z'i „dwepen**
FEUILLETON.
Sisto e Sesto.
Een verhaal uit de Abruzzen.
Vrij vertaald, naar H. FEDERER.
4)
soldaten sperden van stomme verba-
fing bun monden wijd open. Maar d©
kleine grijze priester in den scheef getrok-
mante'l, met de baret sciheef op het
'd knikt© geweldig, wel voor zeven
Poz'do's met het verschrompelde hoofd, en
zoo nat waren zijn stomme oogen en zóó
li'eek werd Sesto zelf Mj het spreken, dat
iedereen, om zoo te zeggen, d© waarheid
zijner bekentenis, met beid© handen kon
grijpen.
.Gij z.'jt" bracht de hoofdman einde
lik met moeite over de lippen en week vol
«speet een stap achterwaarts.-., „de
broeder van onzen Heiligen Vader, Paus
öixtus V, te Rome?"
..Wacht," beval Sesto kort en verdween
!n de Sacristie. Een halflu:d gesprek ging
vau man tot main door de bewapende kerk
gang.
«Wat zullen we nu doen? Of hdj het
wwijzen kan?Klinkt di.t alles niet als
<en sprookje Maar dief is dief cn
Moordenaar blijft moordenaar! De Paus
«eeft in zijn grijzen baard gezworen,
p1 hij zijn eigen vader ni©t zou ontzien.
Pst, pst, daar komt de reus al terug!"
he koster bracht het oude kerkboek,
pavaan twee zilverslootjes zoo lustig
klingelden dn dit zoo onprettige uur. Hi|j
opende het bij een dor middelste bladeren
'iet het allen zien. Het was met goeden
Mkken inkt geschreven.
Ten laatste hield bij het den pastoor ge-
loaend voor en met bevend© stom begon
I Qud© hot schrijven te lezen.
"In het jaar 1576 overleed in deze
j'aats Paritondo Johannes Baptista Pe-
o i. oud 90 jaar, uft Aneoma, dien ik ze-
II 0ct<>ber 1570 begroef. Hrij was in 1486
x--. v&d©r van Sixtus, in onze lands-
Li genoemd, onze koster, die uit
t Zijn Doorluchtig© Eminen-
Haidinaal Felix Perettd, dio uit het
tor j.kuweföjk geboren werd, God zij hem
foV Vader van Zijne Hei-
lfl herhaald© d© voorlezer, „van den
Hoogeerwaarden Kardinaal en Kerkvorst
Felix Peretti!"
Zóo stond het er, zóo was het. De hoofd
man duizelde. Do manschappen schenen
geneigd voor den koster neer te huigen,
als zij dachten aan diens machtigen Broe
der in het purper, neen nog meer als zij
zich voorstelden het. sneeuw van diens
Pauselijk gewaad.
Trolsch beschouwde Sesto de verblufte
menigte. Dan pakte hij den slanken rood-
harigen zoon Mj den arm en commandeer
de rustig:
,,Jo hebt het gehoord. Nu Mengt -ons
tweeën naar Rome. Mijn Mnd cn dk nemen
al1© schu\l op ons. De broeder zelf zal
over ons het Techt spreken. Laat d© ande
ren," zoo besloot lrj op milden, kameraad
schappen jken toon, „tot dan toe qji vrede.
Ik sta borg voor hen. Zóó is liet het
beste."
„Ja, zoo is het liet beste" mompelde de
hoofdman met opgelucht hart. D© sterren
blikten on do zwarte berggroepen, de klei
ne watertjes s tor Hem. in den afgrond. Een
wolf léafte over Pratalpe en in het fiere
hoofdje van het neefje van dein Paus sche
merde hot van prachtige voorstellingen
van marmeren domfeoenels, hoog© brug
gen, waaronder ontzaglijke Meed© stroo-
men, van kanonnen en schel klokkengelui,
en bovenal van dén drievoudigen kroon
van den Pauselijken oom. En bij al deze
wonderlijk© voorstellingen Mop te het koe
ne jongenshart ails van een jonge ber.gvalk
van verlangen naar bet avontuurlijke. In
Paritondo troostte Don Dia ondertussen en
Piefro Solio, die in de morgenvroeg!©, op
den huisdorpel in droevig peinzen neder-
zat. Ook Peretti'© vrouw treurde over het
heengaan van man en zoon te geh'i'k.
Maar in het verlaten kerkje lachte, nadat
alle zes kaarsen opgebrand waren, nog
frisch en onvermoeid, als een lichtgevende
sterre, d© sluicrüooze Madonna.
HOOFDSTUK IIT
In een klein getralüed ko.mertje van
'den Engelsburcht zalen Poz'do en zijn
Vader opgesloten. Rechts en links van de
klein© met ijzer beslagen© ©Akendouren
was een stroomat in dc enge, diepe muur-
nis geworpen. Ze diendo voor dén korten
slaapHjd. Maar voor den langen, waken
den dag had men enkele godsdienstige
hoeken op een steenblok gelegd. Het ge
welfde plafond h'.ng hoog en schemerig
over do twee gevangenen en het was een
war© lust- en bro°dplaats voor groote,
zwarte spinnen. De Beretti's hoorden ten
deelo liet geroep van de burgerwacht, het
marktgewoel op Dinsdag en Vrijdag, de
Mariaprocessie op Zaterdag en tegen
middernacht a's het overige Rome einde
lijk slill en rustig geworden was, het som
bere ruiscben van do Tiber. Ook drongen
bijna den boelen dag ldolckenstemmen in
do gevangenis door, zelfs van 't Lateraan
en van Santé Maria Magg'ore, als de wvnd
uit Alhano blies. Dikw'jls viel het dicht-
bijzijnde gelui van de Sint. Pieterklokken
als de vaderstem in het familiekoor in.
Ruiters draafden, marskramers schreeuw
den, do stellages voor d© Octobermarkt
werden al met honderden handen in elkaar
gezet. Soms hoorde men de vroolijke mu-
z:ek van een voorbijtrekkend leger, wanr-
tusschen de commando's der officieren cn
overmoedig© luidruchtige kreten van jon
gensstemmen. Eenmaal werden er zeven
kanonschoten gelost en wel tusschon den-
zegden burchtmuur, want d© heel© kamer
trilde er zeven maal van. Doch dat alles te
zamen, het wonderlijk rumoer der eeuwi1-
go stad sloeg terug tegen de tralies., ver
mocht niet de verschrikkelijke eenzaam
heid daarbinnen te verminderen. Deze
eenzaamheid, de plaag der plagen! He
vader en zoon werden er bijna gek van en
wenschfen oprecht, liever den strop dan
nog eens zóó een eenzamen dag. Zo had
den zoo een loome, verlammende, warme
stoffige lucht vroeger nooit gekend en
stikten er bijna van. Zo stonden op de
teenen, ora over het steilie lijstwerk van
de small© Image vensters de walt verder
gelegen lier een to zien. Maar de muur was
t© hoog. Do reusachtige Sesto kon niet
over den muurrand heenzien. Daar slin
gerde zich Poz'do handig en lenig als een
vlugge kat langs zijns Vaders arm omhoog
en knielde op zijn schouders.
„Wat zie je?" 'vroeg éesto.
..Ach niets dan daken over daken,"
schampte d© jongen.
„En 'daarboven uit, daarachter?" klonk
het opnhuw.
„Stoffige hoornen en eenzaam grauw
land", mopperde Poz'do en wilde er vlug
weer afspringen.
„En daarboven, daar onoet nog wat
zijn? Kijk eens goed, earo mi©!" hongerde
do oude.
„Op mijn eer, Vader, ik weet niet, is het
rook van het veldvuur en drukt de lucht
het zoo naar den grond, ds het een lage
piuur of is hét de Monto Sabinis? Bah,
voor den duivel, zidke heuveltjes als daar
onze muizen maken!"
Poz'do spuwde vol afschuw door de tra
lies over het weinig© daar bui'ten
en sprong elastisch als oen kat ach
terwaarts naar beneden. Maar hij had
In werkelijkheid vrije gelukkig© menschen
op d© Tiberhrug gezien en groene hoornen
op de Aventijn en in het verre Oosten, de
bergen. Ach, God, èchto hergen. Met een
moedeloos gezicht keek hij den nog moe
delozer vader aan, of Sesto zijn kinder
lijk bedrog bemerkt had? Neen! nu dacht
de oude, Poz'do zag nu alles veel donker
der In. Ach ja, hoe zou in zoo een gevan
genis het jonge bloeiende löven met gebro
ken worden. Deze enge, donker© kamer
doodde zekerder dan verliooren en folte
ring. Ze sliepen te zamen op den grond en
omarmden elkander zóó stevig als vreesden
zij elkaar te zullen verliezen. Wat hun
ruw© hergbewonersaard hun leven lang
aret veroorloofd had, gebeurd© nu. Z©
kusten elkaar als verloofden. Nu was er
voor Poz'do niets mooiers om te zden dan
'zijn mooien, fHinken reuzenvader met do
krullende, roodbruine haren, den rechten
rug en den d-'chten baard. Zoo'n held! En
niets beters en ridderlijker bestond er
voor Sesto dan znjn jongen, voor wien hij
vroeger nooit tijd of lust gehad had om
'zich met hein bezig te houden. Dat had
bij niet gedacht dat h:ij zóó een dappe
ren zoon had. Hoe gek en dartel waren
zijn lippen opengegaan, hoe frisch Monlc
nog do melodie van z!jn zuiver© stem,
•hoe glansd© het ongerimpeld© voorhoofd
en hoe helder keken die eerlijke oogen. En
wat een mood zat er in den jongen! Den
eersten morgen wilde hij de wachters
meers'aan; den tweeden alleen nog d© tra
hes doorbreken, al moest bij daarbij ook
al zijn tandon stuk hijten. Maar den dor
den morgen wild© hij aan den Paus
schrijven:
„Gij, Oom, wees niet zoo trolsch en lcom
met ons praten!"
Maar steeds schudde Sesto het hoofd en
kuste den jongen op de lippen om zijn'
woede te doen bedaren, klaar ars de jong©
tijger nu eeTst recht snoof en brulde dan
gaf de vader hom een klinkende oorveeg
over de liefkoe'ng heen. Dan zwoeg
Poz'do ve1© dagen achtereen, maar be-
dacht in het geheim nieuwe plannen,
waartoe hij zijn vader zou kunnen overn
halen tot vluchten. In dien t'.iil ontwaakt©
Seslio op een nacht en meen do ïv'ch aaiH
anders, dan dat hij in de Sacr.ist c van
Paritondo was en vrouw Anizia hom voor
do deur wat toegeroepen had over de Ss*
cristie, kerk en altaardoeken. Met ©en ruk
wi'do hij overe'nd springen. Daar zag lui
de door de manens^hijn verlichte gevan
genismuren, er midden in, een als nut
houtskool afgeteekeud kru's en er schu'n
tegenover de venstertralies. Dat maakt©
hem Maar wakker cn nu wist li*j goed
waar hij was. Hij kon niet zoo vlug meer
inslapen, maar voelde nu in a1 zijn hevyv-
he:'d het groote gemis van z;jn vrijheid.
Het was hem alsof hot mnanVcht hem
vriendelijk toelachte, hom groette met een*
merkwaardig bekend voorkomen door liet
hooge spits venster heen en met hem sprak
als een goede kameraad uit oude dagen:
- „Weet je, vroeger heb ik ook geschenen
tusschen d© wi'do kastamies bij Portana,
waar je den koopman Giarni uit Verona
kaal geplunderd en in d© Ron a-af grond
geworpen hebtEn daarna heb ik weer
geschenen, aPs ge in den Markcnstrijd tus-e
schen SpéDo en Foligno in den tuin der
Paters Dom:n-'camen sloop cn de hce'e Sa
cristie leeghaalde. En in den SentembeiM
avond toen je dien Duitsehon Hisschop
bestal; zijn kanselier en hofkapelaan]
neersloeg en tmet den hoogeerwaarden ge-i
Minddoektem mam een lialven naclvt rond-»
doolde Maar eens, eens verstopte ik
mij achter een wolk en dorst niet to© to
zien, toen do moedige pelgrim Durati. ca
heel alleen en onbeschermd d© belasting
naar het weeshu:s in Perugia bracht, door
u met vier of vijf neergestoken, werd. Dat
was moord en lafheid!" iêat akelige !©e»:U
vermaak van het gel© maanlicht heiclt©
hem dien macht langer te slapen.
fXk.-—41.