SGHOOMHeiDllifi
kalender der week j
Zaterdag 23 Februari 1924
ja]
N. lo. Als niet anders wordt aange
geven mist in dczo week iedcro H. Mis
gloria en Credo en beeft do gewono Pro
fetie»
2o. SSö op een dag in do week do H.
Slis van den vorigen Zondag wordt go-
|0Zcn vervalt de Tractus.
20KDAG 24 Febr.: Zondag, ge
kaamd Soxuagesima. M'is': Ex-
surgö 2do gebed A Gunctis. 3o naar
keuzo v. d. priester. Credo. Prefatie van
do Alfeshciligste Drieëenheid. Kleur
•paars.
Op den weg der versterving en zelf-
wiioocüemng, bij bet dienstbaar maken
tan on3 lichaam aan den geest, moet God
ons noodzakelijk belpen (Introïtus). Zijn
feschetming roepen, wij dan ook wederom
af (Gebed) en wel door de voorspraak
van den Leeraar der Volkeren (do H.
Paulus) dio den prikkel des vleesches
overwon door do genade Gods (Epistel).
Ouzo vijand in ons, boo sterk ook, is voor
den Almachtig© als oen rietstengel voor
een Machtigen wind (Graduale). Met Zijn
üralp zullen wij dus in staat zijn, om Zijn
woord als richtsnoer van al onzo daden
'fn nomen, to bewandelen Zijne wegen
(Evangelie, Offertorium, Stilgcbed, Post-
tonuöuüio).
MAANDAG 25 Febr.: Feestdag v.
'd. ffiatth i a s, Apostel. Mis Mi lii
auteuL Credo. Prefatie v. d. Apostelen.
Kleur: Rood.
Hel Epistel verhaalt ons do uitverkie
zing van den H. Matthias tot Aposlel m
plaats van Judas. Waar de IT. Matthias
zijn apostolaat beeft uitgeoefend is niet
met zekerheid bekend, evenmin als do
plaats en de wijze, waarop bij den mar
teldood is gestorven.
DINSDAG 2G Ftbr.: Mis van den
dag (als op den vorigen Zondag, Exsur-
go). 2e gebed. A Gunctis. 3o naar keuzo
y. d. priester. Kleur: Paars.
•WOENSDAG 27 Febr.: Als gisteren.
DONDERDAG 23 Febr.: Als op Dinsdag.
VRIJDAG 29 Febr.: Als op Dinsdag.
ZATERDAG 1 Maart: Mis v. d. H.
itbertus, Bisschop en Belijder.
Statuit (Zie in bet "Eigen der Heiligen
van het Bisdom Haarlem). Gloria. 2e ge
bed voor den Paus. Kleur: W i t.
Door den H. Egbertus naar ons land
beeft do H. Suitbortus to zamen
indien H. Wïllibrordus gearbeid aan de
b&sering van ons vaderland.
Biipwetering.
A. M. KOK. Pr.
FELILLETON.
Sisto e Sesto.
Een verhaal uit de Abruzzcn.
Vrij vertaald, naar H. FEDERER.
HOOFDSTUK H.
De oude pastoor en Benefiziat da Dia
iwam Zaterdagmiddag van Surigno. Twee
wouwen kn elden in bet kerkje en wildon
biechten. Daarna ging bij Pietro Soligno
5a do hoogstgelegen dorpsbut bezoeken.
5le man leed aan waterzucht, zag er zóó
.erbarmelijk uit en snakte zóó naar lucht,
'dat Doualda da Dia besloot, hem den
torenden dag do H. Sacramenten toe to
dienen. ïntusschen boorde bij hem do
ieebt, zaKdo hc-in met H. Olie cn sprak
fom eenige troostrijke gebeden toe met
zijn diepe, zachte stem, meer uit het hart
dau uit bet geopende latijnscke boekje.
Ernstig en een beetje mismoedig liep bij
®an ii^i eenige straatje van Paritondio
naar do vervallen pastorie. Een
•aunilo om te koken, te slapen cn- om de
peek in te sludeeren was nog een 3>eetj©
Onderhouden. Waarvoor hadden de Pari-
ponders ook een pastorie noodig voor
palf godsdienstoefeningen in bet jaar?
U1 fe> daarover wilde da Dia zich niet
a;or ergeren.Maar van de Zatendagsöhe
AiGilc-ren,- die bij volgens de verordening
•an het Concilie van Trent© hier eiken
hot geloof moest onderwijzen, liet
®0u niemand zien. Do witlöo mannen dre-
Rcg steeds hun kudde boven in do wei
Tan Protalpe. Daar was van Maria Hc-
fffrt niets meer te doen. Verdrietig
aal'le hij zijn brevier te voorschijn en
ad. in het onverzorgde tuintje been en
j.,ctT 'oo'pend. de Vespers, terwijl) de kos-
prsviouvv Anizia Peretti, en stamppot
.tt Smeulen, erwten en dunne kippensaus
oen dikke brei kookte. Haar man ging
'aoi-lusschen naar de Sacristie en legde
m 1ons°won!?11 'ijver de priesterldoeren
PiJ avonddiernst en de H. Mi's klaar.
tei01' doorzichtig hing bij bet wit
ste' n llll^c' 0TCr den bidstoel, het mooi-
Lf ]an. drie, die in voorraad waren,
Ie °0^' behoorlijke wijze in
u van Paritonido gekomen was.
ea hijzonderen kelk voor hooge feas-
jjfkij aait de étui en stak dikke,
|s "aarsen op de kandelaars. Dan leg-
laar3 0en ccht Perzisch tapijt, God weet,
"er j j*aiU gestolen en er gekomen,
1 p krakende altaar treden en een
DE BIECHT.
Hel Sakrament der biecht neemt 'n zeer
voorname plaats in in bet leven van den
christenmensch.
Omdat aan bet ontvangen van dit sacra
ment eenigo last en moeite is verbonden
hebben velen er een afkeer van.
Immers als men dit sacrement wil ont
vangen, moet men zijn geheime zic-lezakcn
die dikwijls zoo geheim zijn, dat een
ander mensch er zelfs geen vermoeden van
beeft die geheime zaken der ziel moét
men bekend maken,' en wel tot zijn eigen
schande menigmaal, aan oen ander, n.l.
aan den biechtvader.
Daarom worden er tegen do biecht vela
opwerpingen gemaakt, dat bet n.l. te zwaar
is 'aan den priester al zijn zonden (e be
lijden; dat bet oen -éwetensdwang is van
do kerk, om zooiels to verlangen, enz. enz.
Laten we dio -zaak eens wat nauwkeuri
ger bezien, en de opwerpingen zullen blij
ken ongegrond te zijn.
1. De biecht is door Jezus ingesteld.
Vele menscben vallen wel eens in een
groote zonde. Door do zondo van Adam
is onzo wil zoo zwak geworden, en do ver
leiding en de bekoringen zijn zoo groot in
getal, dat bet niet gemakkelijk is, zich
zelf zijn heele leven lang van groote zon
den vrij to houden.
Maar als wij oen groote zonde hebben
bedreven, hebben we noodzakelijk vergif
fenis noodig. anders zijn wo voor eeuwig
verloren.
V/ie nu kan de voorwaarden vaststel
len, welke vereischt worden, om die ver
giffenis te verwerven? Dat kan natuurlijk
alleen God. Van God immers verwachten
wjj de vergiffenis: dus moeten ivo natuur
lijk' doen, wat Hij daarvoor vraagt. God
verlangt van ons niet veel. Hij is boven
mate barmhartig en vergevingsgezind.
Maar we zullen toch iets moeten doen,
als we gezondigd hebben. Dat is recht
vaardig en billijk. Als wo de vergiffenis
onzer zonden zoo maar voor niets ontvin
gen, zouden we wel eens kunnen gaan mee-
nen, dat. bet er in het geheel niet op aan
komt, of we gezondigd hebben. "Welnu, van
dengene, die zwaar gezondigd beeft, en dio
daarvan vergiffenis wil krijgen, verlangt
God dat bij die zware zonde zal biechten.
Wanneer beeft God dat verlangd? Toen
Jezus tot de Apostelen zeide: „Wier zon-
•den gij zult vergeven, dien zijn zij verge
ven, wier zonden gij zult houden, dien zijn
zij gehouden".
Hoe verlangt Jezus volgens deze woor
den nu, dat wij do zonden zullen biech
ten? Want in datgene, wat Jesus daar tot
zijn apostelen zeide, komt bet woord „be
lijden", „biechten" in het geheel niet voor.
Ziet eens: Jesus zegt niet aan zijn apos
telen, dat zij zoo maar alle zonden moe
ten vergeven. Hij zegt juist, dat zij ook
soms do zonden nipt moeten vergeven
(houden). Nu nemen we bierbij aan, dat
de priesters dezelfde macht hebben als de
apostelen; dit bier te bewijzen voert on3
te ver buiten onzo stof. Maar mag dan een
prioster naar willekeur te werk gaan, en
aan diegenen, die hem aangenaam zijn
bijv. de zonden vergeven, en aan hen, die
hem toevallig niet zoo aanstaan, niet sym
pathiek zijn, de zonden niet vergeven?
Volstrekt niet; de priester moet aan de
genen, die bet waardig zijn do zonden ver
geven, maar aan hen. die het niet waardig
zijn, mag bij de zonden niet vergeven.
Waardig de vergiffenis der zonden te
ontvangen is bij, die waarachtig berouw
heeft over het bedreven kwaad, en dio bet
ernstigvoornemen heeft, zich to beteren,
zijn vijanden to vergeven, bet hem niet-
tockemende terug te geven, laster cn eer-
rooving goed te maken, enz., in één woord:
die van plan is do noodigo middelen tot
verbetering aan to wenden.
Onwaardig de vergiffenis der zonden to
ontvangen is bij, dio dit alles niet wil
doen; in bet algemeen allen, die geen be
rouw hebben over hun zouden en die zich
niet waarachtig willen verbeteren, bijv. de
gelegenheid tot zonde niet willen verlaten.
Hoe kan nu do priester weten of de een
waardig is, en de ander niet? Hoe kan
hij een rechtvaardig vonnis vellen? Slechts
dan, als do zondaar zelf hem verklaart boe
het er in zijn ziel uitziet. De zondaar zal
dan moeten zeggen, welke zonden bij ge
daan heeft; minstens zijn groote zonden
moet bij belijden. De priester zal hem clan
zeggen, wat hij to doen beeft, om do zon
den goed te maken, en zal zien of de zon
daar c-en goeden wil heeft; is dat zoo, dan
kan de priester hem de vergiffenis schen
ken.
Als dus Je s zegt, dat de Apostelen en
hun opvolgers aan velen do vergiffenis
kunnen geven, maar ook aan menigeen,
kunnen weigeren, dan is het duidelijk, dat
de zo cd a ars bun zonden moeten openbaren,
bekend maken.
Waarom beeft Jesus dat dan niet uit
drukkelijk gezegd? Bij andere gelegenhe
den, waarvan ons in de H. Schrift niets is
meegedeeld, zal Jesus bet ook wel aan
zijn apostelen bobben gezegd, maar Hij be
hoefde, hst feitelijk niet uitdrukkelijk te
zéggen; want aan do Joden .was reeds in
bot Oud-Verbond geboden bun. zonden aan
do priesters te belijden. Als zo n.l. een
grooto zondo hadden bedreven, moesten zij
door den priester een offer laten opdragen;
cn daarbij moesten zij aan den priester
zeggen, voor welke zondo zij dat offer
brachten. Deze voorschriften lozen wij in
de boeken van Mozes. Voor do Joden was
dus de belijdenis der zonden niets nieuws.
Toen nu Jesus zeide, dat do Apostelen aan
den eenen de zonden kondon kwijtschelden,
aan den ander an de vergiffenis kouden
weigeren, wisten do Apostelen als vanzelf,
dat de zondaars eerst hun zonden moesten
belijden, en allen, die vernamen, dat do
Apostelen de zonden konden vergeven,
vonden het vanzelf sprekend, dat van to
voren do zondaars bun zonden zouden be
kennen.
Daarom lezen wo dan ook reeds m do
geschiedenis der Apostelen (Hand. 19 18)
dat, toen do Apostel Paulus in Ephese was,
vele gelooyigen kwamen en hem bekenden,
wat zij gedaan hadden. En uit de oude
christelijke geschriften zien wij, dat, sedert
den tijd der apostelen, do biecht in do
kerk altijd in gebruik is geweest.
Moeten wo nog ingaan op bet gezegde
van sommigen, die do geschiedenis niet
kennen, en beweren willen, dat do kerk de
biecht zou hebben ingesteld in bet jaar
1215? Toen is nl. door de kerk bet gebod
gegeven, dat iedere geloovigc, die zware
zonden beeft gedaan, minstens eenmaal in
bet jaar moot biechten, en in den Paasch-
lijd ter Communie gaan.'Dit was allodiV
oen disciplinaire) maatregel» genomen om
dat zeer velen nalatig waren in bet ont
vangen der H.H. Sakramcnton.
Stel je ook voor, dat do kerk daar in dc
dertiende eeuw ineens voor ton dag komt
met zoo'n voorschrift, zonder dat do biecht
ooit zou hebben beslaan! Zulk een geweldig
gebod zou zeker niet nagelaten hebben de
noodigo bestrijding to krijgen. Tegen do
biecht als zoodanig lezen wo daaromtrent
echter in do geschiedenis niets. En hel is
dus hcusch zesdo-raugs wetenschap, om
nog met oen dergelijke bewering voor den
dag te durven komen.
Hot is dus duidelijk, dal God do biecht,
do belijdenis van onze zonden vraagt, en
daarom gaat geen enkele opwerping van
„lastig" of „moeilijk" of „vernederend"
daar togen op. Want wat God doet is
rechtvaardig en goed..
J. G. C. GROOT, Kap.
FEUX RUTTEH.
In zijn aardig landhuis op een heuvel
bij Geullo woont liet begaafde echtpaar
Fcltoc BultenMaria' Koenen. En tiaar te
midden van do Romantiek van het Zui'd-
Limburgsclie landschap droomen ze cn
Werken zo bun dagen door en bereiden
ons, koele en wat voorzichtige Noorderlto-
gen, de weelde van bun liedren. luchtig
jubi'lcercmd of dieper en donkerder va,n
■toon. Vam uit bet uiterste Zir'dan van ons
land' zandt bij ons ook zijn géwijd-ro-
anan'tisebc drama's, waarvan wij do melo
dieuze Idanlcenval zoo gaarne beluisteren
en die ons uit tijden van kilheid, levens
leegte en vernuöhterrng veer brengen in
do sfeer van v'erbeven idealisme en on
bezweken geloofstrouw.
En van baar ontvangen wij romans,
waaruit do romantiek der historie op
bloeit, -of dk> spelen in 't moderne leven,
dat zij helder doorschouwt en waarin zij,
beter dan decadente of ongeloovige moder
nen, die enkel anaar destructie zien, de
bindende en bouwende krachten weet te
tonden, omdat bot menschel ijko getoetstt en
geadeld wordt «loer 'bet allerhèiiligst ge
loof.
Ditmaal willen we ons bep'erken tot het
inleiden van den kaatsten verzenbundel
van Dr. Felix Bulten „De Verzonken
Tuin". Hot z:jn verzen, geschreven tus-
schcn 1913 en 191G behalve hét gedtoht
.David" aaar bet slot, dat reeds in 1912
geschreven werd. De geheel© verzameling
werd bet vorige jaar uitgegeven bij Bcos-
ten en StoTs te Maastricht.
Reeds meermalen namen wij bet vorige
jjaa? in deze rubriek verzen op uil de
\.,Eorsl'e Verzen" van Button en steeds
knock ten we wijzen -op zijn poëtische ra-
Ituurvisie.
In de „Verzonken Tuin" treft ons da't
pree? in heel Sterke male. Ruitens' na-
Huurlvriek is van een wonderbare beko
ring; hij weet zijn stemmingen to uiten in
Irijm en advythmea waarover oen zonnige,
izuMelijk© gloed vibreert. Hij bezit een
hmWteieehap over het woord, oen taalbe-
ONS HOEKJE
OV^R
OPVOEDING.
KOOMSCKE DUhK.
Men kan in de oogen van de jeugd
nooit „grooter" schijnen dan wanneer zo
Kvelen dat men „durft". Hé ja, daar komt
'■de held, dien iedere menschenziol buis-
vest, boven en bet kind voelt zich door
aam er.hoorigfacid van zielekraobtcn ge-»
'trokken tot dengene. dio durft: de grootste
heldhaftigheid die 't kind kent.
Evengoed als 't ergste wat twee ruzie-»
makende kinderen elkaar leunnen toe-voe
gen, is: je durft niet, zoo ook is '1 toppunt
Van grootheid, vara heldhaftigheid: dio
'durfti
Wij smalen soms op dio kinderlijke
trekken van ontwaken do grootheid-zin,
maar 't is vooral zaak 'in de opvoeding
daarvan partij to trekken. Wij moeten
'onzo kinderen leeren wat eigenlijk c c h-
'te durf is, wat waarlijk moedig ge
noemd mag worden!v
Aan een deftig diner zat een officier met
bet ijzeren kruis en ook een eenvoudig
meisje. Vóór 't eten maakte bet meisje bet
kruisteeken en bad eerbiedig. De officier
viel aam zooais 'n zeker soort knorrend
gedierte op den trog plegen aan to ruk
ken. Hij lachte wat oin de handelwijze
van 't meisje. Zij vroeg hem kalm:
„Schaamt gij u liet eerekruis le dragen?"-
„Natuurlijk niet", antwoordde do oorlogs
man. „Welnu, mijnheer, het kruisteeken
is mijn eereteeken!" Dat was flink
geantwoord, mooi getroefd na haar daad
van Rpomschen moed!
R.oomsche durf is voor onze ouders bet
stipt en dikwijls tót de H.H. Sacramenten
haderen mèt hun kinderen en mede om
"wil'e van bun kinderen ook al lachen
anderen er om!
Roonisohe durf is het zich netjes klee-
den, al is bet dan honderdmaal mode en
„eïsoh van onzen stand" om zich schan
delijk en zielbedervend aan dit punt to
bezondigen.
Roomscho durf is het do klandizie op
té zeggen in winkels die in étalage of re
clame onze mooiste beginselen bespotten
en ons beleedlgen in onze heiligste gevoe
lens.
Roomsclie durf is bet een vuilpraler den
goren mond to stoppen.
Roomscho durf is het in één woord:
steeds, waar bet noodig of nuttig is to
■durven toonen dat men Roomsch is,
Room sob denkt, Roomscli baaideïtl
De kinderen moeten dit laatste vooral
'goed leeren verstaan.
Uw kinderen bobben ruzie! (Wo'ke k'n-
deren hebben nooit ruz:e? Wat zouden
dat 'n zoutzakken zijn!). Nu moet hot
ïm'sscMen na een f'ksoho klopt ar Lj!
weer „goed-wordeai"!
Dat is Roomscho levenseisch!
De zon mag zelfs niet ondergaan over
onzen toorntDit moeten do kintto" en'
dus leeren al kost het nóg zoovee1 offers
aan de eigenliefde! en ail zien zij mis
schien in bun familie nóg zooveel hei-
den soli en cai-chr!stelijk ged oi, voortko-
ïnend u:t „famili'e-veete"W;e de eer-
a ',innGU $oók over de altaartafel,
"Cn -€en baVon-
heT kruis in het midden
F~ Adaar was van een pauselijk
Gezant op zijn tocht naar Spoleto afgeno
men en het Eevo Madonnabeeld op dera
steenen standaard uit een rijk Guhbier-
ktoostcr al in den tijd der vijandschap,
tusschen Paus en de Duitsclie Fcdorigc
geroofd. Om dit Lieve Vrouwenbeeldje
'hing Sesto twee zware kettingen van oud,
donker goud en armbanden met echte ro
bijnen en zette het een kroontje van haar
fijn zilverdraad met ingevlochten rozen
op bet hoofd. Al deze sieraden waren ge
stolen, maar' do Paritondcrs pronkten
daar trotsclier mee, dan wanneer ze al do
juweelen zelf gemaakt of gekocht hadden.
Vooral op bet kroontjo waren ze bijzonder
erg gesteld. Want bij den toenmaligen
■overval van twee Franseho Bisschoppen
snet reisgevolg hadden zich de Fransehen
tooeddg verdedigd en drio Pari tenders,
•waaronder ook Sesto's schoonvader, wa
ren gevallen. Sinds den iMof van dien
'kroon hield Giosuo Gardini een lamme
arm en de armband ha/1 Pietro Güaloi
'cweo vingers gekost.
Sesto zeilf daiukto bót diepe litteeken ira
bet hooge voorhoofd mld'dem tusschen do
mooie werkbrauwen aan 't uit do hand go-
dreven, ijzeren allaarkruis. Zoo dikwij's
bij d'en Gekruiste aanschouwde, -sVicg bij
'zich grommend op do borst: Misere.ro
nobis" en lachte dan met de grijze oogen
bij do gedachte -aam zijra avontuur. Waar-
'achti.g ze hadden -er him gezonde léde-mal
ton en hun donker Abbruzzonhloed voor
behaald. Daarom waakten zij ijverzuchtig
over den gevaarlijken rijlHom en stolen
terstond na de godsdienstoefening de heeto
heilige heerlijkheid weer vlug dn den ijze
ren koffer op de Sacristie weg. Deze roo-
vers vreesden niema.ud op do wereld
d'anroovera.
bóts ontbrak er nog. Iedere vrouw in
Paritcrado heeft een sluier, alleen do Ma
donna niet. Eens droeg zo er oen. Het was
er een van zilverdraad en men stond ver
stomd, hoe daarop de leliestengels en
leliebloemen tot een neteldoek geweven
waren zonder een ander tusschcnweefsel
Deze sluier glinsterde als Kerstsnaeuw op
de Sasso Rompo in d'en middag. Sinds die
verdwenen was, werd hot stoffig om het
Madonnahoofd. leef or era Zondag bracht
bet voor de Paritonders een n'ieuwo erger
nis, dezen beroemden «luier 'to ontberen.
Als er nu maar weer e,ens esn hooge cdel-
vtouw met zulk oen 'bemelfech weefsel Imn
flinken rooversjongens dn handen viel!
Nu luidt Sesto helt eenige, gebars'fe
Idökje voor den rozenkrans in den vroc-
Ig'en bergavomd. Ho'e gauw gaat ciat in de
l>er,gen verloren! Vlug komen de oude
vrouwtjes aange'tippeld, dan volgen in een
vaartja de jongeren, daarna een paar
mannen, die, even preeies als de Zaterdag
zc-lf, trouw ter kerke komen. Een paar?
Wat i3 dat... Mannenstappen volgen
elkander op en klinken over den steenen
vloer. Het heelo dorp komt en vult de
banken, ze zuchten diep en vallen, zwaar
op do knielbank. De pastoor 1a zeer ver
wonderd Die zijn bang!Skesto
steekt ze3 altaarkaarsen aan. Waarom
zes, zooals óp Paschen? Twee zijn toch
voldoende. Per Dio, do Paritonders zijn
en blijven zonderlingen. Do kenter haalt
den rozenkrans te voorschijn en bidt voor.
Don Dia hntolt op den bidstoel en be'ginfc
bij een flikkerend waskaarsje de Laiules,
haflf uit het brevier, half uit hot hoofd te
lispelen.
Maar hij kan er niet b'ij blijven. Steeds
weer' gaan gedachten over het oude boek
heen naar liet kerkschip. Het va'lt'heon op,
flat zij anders bidden dan gewoonlijk. Hot
klinkt minder slaperig on langzaam, met
een ernstige», hartclijken toon, waaronder
ze, als in een bezorgd gesprek, af en toe
eens zuchten. Don Ddia meende, dat de
menscben slechts eenmaal zoo hadden ge
beden, toon bij een noodweer een zond
vloed van water en modder van de bergen
stroomde, en het gehuchtje Pari ton do met
man en muis dreigde to vergaan. Buiten,
voor de kerk, stroomde toen het water
v'ei&chrlkkclijk Irnnen. Men strekte de ar
men uit en overschreeuwde lie't lawaai' met
steeds luider herhaalde Onze Vaders.
Nu was het andersom. Rondom de
kerkmuren lag thans een stil-donkere
naclvt uitgespreid en hier Irnnen werd er
zonder geschreeuw, maar sieeds dringen
der geileden. Per id is mooto stem k'ïonk
(nog dieper en one'lodisóher dan anders:
„Dio voor ens Bto'ed gezweet heeft, ont
ferm U onzer!"
Don Dia drukte den dunnen wijsvinger
tusfechen hot boek én dacht: „Di't volk
lijdt. Het heeft 'hongerHet komt arm
ter wereld! en gaat nog armer ui't het le
ven dat loch zoo vol rijkdom a's. Maar
geen greintje merkt he't er van. Het kan
O. L. Heer hcusch niet vertellen, hoe goed
do Vesuvius wijn, de koeken ui't Stona, hoe
gezelig de Vastenavondnacht in Ronio en
'hoe mooi do stanzen Van Raffaël zijn.
Hot kcrat alleen do kerkschatten van Fari-
tond'o om er oen uur naar to kijken en er
zich op blind to staren. Dan kom't weer
do wekenlange, glansloozo armoede van
den werkdag.
Er waren onder deze menscben roovers.
Men mompebi onder :in het dat allerlei on-
geretihiligheden. Maar moeten ze d'an niet
stelen? Moesten ze misschien bedelen?
Maar hier is nic-mand bij wien men be
delen kan. Geen Signovo leeft hier op de
bergen. Allen zijn ze bedelaars. Dus alle
maal over de straten slenteren om de
rijbgezegenden van hun overvloed de«b af
to bedelen? Ach. mijn God, wat is dat
voor een bestaan?"
„Die voor ons gegeeseld is gowoidon,"
had Pereili, „ontferm U enzer!" zoemde
bet dof door de kerk.
„Helt zijn goedb menscben", peinsde
I Don Di'a verder. „Hoe immers had Pietro
Sol'io nóg geen uur (geleden in dtopen oot
moed zijn Meiii zondenpak uitgetocikken
en stuk voor stuk hartelijk betreurd? Hij
'trok er konij'nenoogen bij en dank to en
knik'te wel zevenmaal den Eerwaarde voor
den zegen." De pastoor trekt bruusk den
vinger uit het psalmenboek. !t Getokt hem
toch niet verder te bidden. Hij moet h'm-
mers voortdurend aan dit volkje denken.
Hij mocht ce graag, die ruwe zwijgers
van de bergen. Hoe nrtncTer ze klagen,
des te meer voelt hij he't met ze mee. Tel
kens op den tienden April moefeii ze, al
zouden zo (het van hun eiigem gebeente
moeten snijden aan Graaf von Spenchï
vijf en den PauséLijken Legaat in Spoleto
nogmaals vijf pond zilver aan cijns beta
len. Dat lie leek ent voor ibedelaarP een heel
vermogen. Maar steeds brengen ze het to
zamen. Anders werd een dozijn hunner
prachtige jongens in het garnizoen van
Areon'a of Perugia ihgeili ifd. Dat willen
ze li tot. OoTtog voeren op klaarlichten da'g,
in het opene veld, een mensch, diie ons
ntot 3 aangooit, tegemoet rijden, hem idoo-
den of een kogel door het hoofd' jagen, da't
stond hun zachfen, beschaafden gemoeds
aard tegen. Ze vérkoopen het beetje
groenten van 'hun woeste bezitting en liet
geschoten wito en d'e vossen- en marter
huiden, en zij zelf vergenoegen zich in
don winter met distels en magero geiten en
klecren van jute, aïleen om aan den mili
tairen dfi'enst 4e ontkomen. Ook zijn zo
gastvrij en houden van elkander zonder
bedrog. Dat is hun goede zijde. Zes jhar
geleden hebben zij echter den kostbaren
Madonauüsluier, die voor opkoopers dui
zend, maar voor hen wel honderdduizend
clubloneai waard was, .naar do menscben
ben'idbn in het da'l van Surilgno gestuurd,
'daar het dorp na oen 'langdurige pest en
oen schralen oogst half verbrand cn ver
hongerd! was. De arme broeders konden
ér melk en brood voor kcopen. Dat blijft
'onvergetelijk voor hen.
V/at kan die Peretti voorh'klden! Als
een Cherubijn. En wat ,eon klemtoon bij do
smeekbeden uit de Litanie, Do miVlii'etoaars
uit de Sixtijnsch'e kapel kunnen he't zeker
niet half zoo goed. Doze Sesto doet eigen
lijk allés anders dan al do anderen; niet
nederig maar Ihèerschzuchtig is zijn uiter
lijk. Zijn jongen Poz'do kleedt hij in: jon-
kerdkïoeronmen zou den knaap voor .een
hertogszoon aanzien. Zoo'n blanlc voor
hoofd, zoo'n sma'Üen neus, zu'ke grooto,
zilvergrijze oog'en en zoo'n zacht, fijn,
'roodbruin haar vindt men hier niet. Ik
wed, dat hij adellijke voorvaderen hoeft*
Pere'llti is een grootsohe naam. Z;jn Hei
ligheid t'e Rome heet -ook Perel'bi. Hij
zoekt familieleden van denzMden stam
uit do duistere onbeschaatfdihend 'in zijn
wereldlicht op to heffen en hij vindt zo
niet. Wie weet, wie weet! Alleen is de-ro
Peretti hier, zoo zacli't als een lam P©
ander© vertoont zich als oen toeuw Gods.
Zijn gebrul davert ver over Italaë's gren
zen. De koningen sidderen er voor, en wet
en reoli't worden weder heer en meesier
Zuiver en volkomen schaaft do Paus do
were'd, totdat ze op den reinen, ronden
'hemel boven baar gelijkt. Voorzeker, 't
schaven detot pijn en het slamhout der
Chnistenlieiid knarst eronder, als het ijzer
in do hards en wilde knoesten gedreven
wordt.
Hier herinnert ze do grijze Donakli da
Dia d:e galgenpalon der Iaatsto week. In
'Gcahnaafli, gerechLighe'd moet er z'in.
Voor den struikroover, den brandstiichter,
'den lveiligBchennenden di.ef is het rad. do
bijl, de strop bestemd Maar do bergbe
woners doen hior-avtomaad kwaad, diie n;nt
tegen ilien optrekt. Dat is een onder son-.-t.
'Gsmeeno misdad:gers zijn zo niet. Zonda
ren, goed, wie heet er niet zoo! Sanefs-
shna Madonna ik w'l peen roovers verent-
schiilclipen. Liever bidden! „Heilige Ma
ria, Moeder Gods, bid voor ons, arme
zondaren
Nu cn ito liet uur van onsea dood,
Amen!"
Zoo zoomt het lioog .en diep door bet
kerkje. Do Pastoor krijgt hetze'fdo go-
voel ais V/tlcor, toen hel wilde water om
bet kerkje kletterde Zijne oude fijne
ooren hooron scherp. Dn li'j hoort weer
racht, klotoen als van k'ieino golVen, dan
knagen, kerven, bijten, razen rondom do
kerkhof muur. Is bét zijn sterke verbecf.-
'd'tog of wat is hel?
Na den rozenkrans geeft hij mei. h«?t
ijzeren kruis van Legaat ton zogen Diep
'buigen zich do hoofddoeken, de manuien
slaan een groot kruis. Maar daarna loont
niemand weg, zooals anders het gebruik
'is onr op don kerkhofmuur nog i?**en to
'zitten en 'in de -hektors bergmaan of in liet
zaohtoro licht der sterren een langnaam,
'eentonig herderaliod to zingen. Zcüff do
kinderen bb'jven. In do Sacristie vraagt.
Pertftti aan den Pastoor cl liet goed '-V
voor morgen den besten kelk ondofiju i'O
misgewaden klaar to leggen.
Ja, ja, hij doet liet immers altijd :.cdl
(Wordt vervolgd), li