I Icainiet oil 800~100Ö E.G.
jiiicei. "VVio stal- en kunstmest beide geeft,
I beeft van do opgegeven hoeveelheden on-
I jreveer de belft noodig. Voorts zij nog op-
I ,,'emerkf, dat men in plaats van slakken-
[meel op kleigrond superphosphaat kan
I gebruiken, en ook op zandgrond, indien de
I besmetting laat in 't voorjaar-plaats vindt
I in den regel neemt men dan van super
I «en paar baal per bunder minder.
I in plaats van kalk is voor hoogere,
I roasere gildon kalkmergel aan te
I bevelen, eveneens voor niet zwaar gras-
I land. Voor mangel wortels moet het
I kaiiriet ongeveer 2 maanden voor 't zaaien
I ivoi'deu uitgestrooid; 40 pet. kalizout kan
i den herfst, winter, of 't vroege voor-
jaar aangevoerd worden; voor aardap
pels is een vroegtijdig gebruik, vereischt.
In don tuin: Snoei thans uw
yruchtboomen! Zie vooral ook uw
groote vruchtboomen na, ze moeten van
f binnen ruim zijn, opdat licht en lucht er
door kunnen spelen. Laat het weer het toe
dan moogt ge nu wel al sommige groen
ten zaaien: spinazie (breedbladscherp
zaad), raapstelen, r a d ij s, w o t e-
len, ook doperwten. Spinazie niet te
diep' in -den grond, iets onderharken, daar-
5a vat vastplakken en met rijsjes bedek
ken. Neem voor doperwten b.v. Bloemen-
daalsche vroege. Het werk in de hak
ken, de z.g. broeierij, kan nu ook begin-
I nen: bakken uitgraven, met versch blad,
b.v. eikeblad, dat gauw broeit, vullen,
daarop ruigen paardenmest. Als het meng
^el gaat dampen, dan hét raam iets op om
lo luchten. Vervolgens een voet aarde op
brengen, en de bank is gereed om beplant
j te worden met bloemkool, worte
len, boonen en sla, welke op deze
manier verzorgd kunnen worden, In de
kas of ook in een bak, vooraf verwarmd
met ruigen paardenmest, lean men in
deze helft der maand reeds stekken pl .n-
ten, o.a. van Golens verschaffelti, Hclio-
throop, Alternanthera, Irecine, Acheran-
I jus en Mesembreanthemum. Zoetjes
ian het heeft nog zoo'n haast niet
ian men ook vele soorten zomerbloe
men gaan zaaien, waartoe men in 't-be
zit moet zijn van een warme kasmet
tangs, dat is een rabat, waar do pijpen
onder door loopen, waardoor dus de grond
op dat rabat verwarmd wordt. Op een
warmen bak, verwarmd als hiervoor is
aangegeven, kan het ook lieel goed. Men
zaait het zaad in aarden schotels uit; fijn
zaad licht bedekken, anders verstikt het.
Bij vorstvrij weer is het nu een ge
schikte tijd om zijn perzikboomen zoo
noodig te verplanten; dit geschiedt in
groote gaten, gevuld met 1/3 goeden tuin
grond, 1/3 verleerden paardenmest en 1/3
bladaarde.
DE STERRENHEMEL IN FEBRUART.
Ons kaartje geeft, den sterrenhemel weer,
zooals die wordt waargenomen den lsten
Februari om 10 uur, den iödcn Februari
om 0 uur en aan het einde van de maand
om 8 uur. Opgemerkt zij, dat links het
Oosten, rechts het Westen ligt. Do getallen
duiden de namen der sterrebeelden aan,
en wel als volgt: 25 Draak, 28 Boötes
0 Kleine Beer, 30 Grooto Boer, 45
Jachthonden, 33 Grooto Leeuw, 34
Kleino Leeuw, 35 Lynx, 46 Water
slang, 1 Tweelingen, 37 Klein:* Hond
48 Eenhoorn, 38 Schip, 7 Grooto
Hond. 40 Haas, 2 Orion, 3 Stier,
6 Wagenma, 4 Perseus, 47 Trian
gel, 14 Ram, 42 Andromeda, 41
Cassiopeia, 39 Giraffe, 17 Gephens,
12 -= Zwaan.
In de avondschemering valt
Venus cp, die in het Westen den gehee-
len sterrenhemel beheersclit. Nauwelijks is
de zon achter den horizon verdwenen, of
deze planeet is zichtbaar. Behalvo door
haar heerlijken glans, die zelfs die van
S i r i u s, de helderste vaste ster, belang
rijk overtreft, is Venus herkenbaar aan
haar rustig, geel licht.
Als onze avondster onder is, trekt Si-
rius, die in het Zuiden slaat, alle aan
dacht. tot zich. Sirius is meer fonkelend,
dus minder rustig dan Venus, en schil
dert het mooist, wanneer slecht weer aan
staande is. Aan den ochtendhemel zijn
het Mars en Jupiter, die alle aan
dacht vragen; den léden komen zij in con
junctie en vormen een schitterend object
van waarneming.
Mercurius blijft morgenster.
Den 20sicn hebben wij e-sn totale maan-
verduistering. De maan komt verduisterd
op, kan tegen half zes 's avonds te zien
zijn, terwijl om 18 minuten na zes do
eclips geëindigd is.
De zon staat in W aferraa n, en komt
den 19den in Vis sc hen.
DE SIYI0KKELVR0UW.
(Naar het Zwecdsch). r:~
Op zekeren middag trad. ik heb kantoor
binnen om te zien of er in.mijn afwezigheid
soms boodschappen waren gekomen, want
ik 'had voor den. patroon geruianen tijd bui
ten vertoefd.
Ik vond toen onder meer deze woorden
op de lei:
Tc 7 uur een vigilante voor mijnheer T. in
de Drcttingstrgat, cm naar Hagalund te
rijden.
Het was neb acht maanden geleden, dat
ik tegenwoordig was bij een onaangenaam
■fcooneel, dab toen. tusschen den ma-mufacbu-
rier T. en zijn vrouw werd afgespeeld en nu
kwamen mij plotseling de scheldnamen te
binnen, die deze heer zijn echtvriendin had
toegevoegd. Ik had daarom een heftigen af
keer van dien man gekregen, die zijn vrouw
zulk een krenkende behandeling deed on
dergaan. Ik besloot dadelijk zelf de plaats
op den bok in te nemen en die niet aan de
knechts over te laten en mijnheer T. in
persoen naar Hagalund te brengen.
Hoe ik op die gedachte kwam kan ik zelfs
u nog niet zeggen. Lag het in mijn bedoe
ling de paarden op hol te laten slaan en
den kerel op die manier den nek te doen
breken? Onzin, want dat ware immers
me! mijn makke ressinantje een onmogelijk
heid geweest.
Het is alsof men gaarne goede menschen
ontmoet, cm door hun omgang zelf wat be
ter te worden en slechte lui, om hun een
weinig ergernis en teleurstelling te bezor
gen.
Ik zette daarom mijn glimmenden leeren
hoed op, stak mij in mijn lange winterjas
en hield op den bestemden tijd met mijn
rijtuig voor de woning van mijnheer T. s'til.
Het duurde niet lar.g of hij kwam zelf
naar buiten, niet vergezeld', zooals ik meen
de dat geschieden zou. door een dame, maar
door een jongen man dien ik als een zijner
winkelbedienden herkende.
Getrouw aan de rol, die ik mij had voor
genomen te spelen, opende ik het portier,
sprong op den 'bok en legde de zweep over
de paarden.
Het was een sombere, regenachtige Sep
tembers vond.
V/ij kwamen zonder een enkele buitenge
wone ontmoeting te Hagalund waar ik aan
de herberg .stilhield. De koopman en zijn be
diende traden 'binnen en ik nam in de vigc-
lante plaats, waar ik op mijn gemak de ko
mende dingen afwachtte., want ik achtte
•het beter cm mij in liet costuum, waarin ik
mij voor dezen avond gestoken had, niet in
de herberg te laten zien.
En zoo zal er ongeveer een half uur ver-
locpen zijn, toen de bediende naar buiten
kwam met het verzoek om aan de achterzij
de van de herberg 'te kometf, aan welk ver»
hangen ik voldeed.
Ga jij maar in de koffiekamer, voegde'
hij er aan toe, dan kun je voor rekening vaii
den patroon een borrel of een flesch bier
bestellen, maar maak een beetje voort, raat
zoo aanstonds moeten we weer verder.
En zonder mijn antwdord af te wachten
dat ik maar liever niets zou gebruiken,
vloog hij weer naar binnen. Trouwens, eert
zoodanig antwoord had hij zeker in het ge
heel niet verwacht.
Ik ging nu in het voorhuis staan, alleeu
met de bedoeling om mij tegen den regen to
beschutten. Het duurde niet lang, of ik
hoorde stappen op de trap die van do bo-
venvertrekken naar het voorhuis leidde.
Weet je wel zeker, dat de koetsier in de
koffiekamer is? hoorde ik den manufactu-
rier vragen.
Beslist mijnheer, antwoordde de be
diende en u'kunt er van op aan, dat hij
er niet vandaan zal komen, zoolang, er nog
een druppel in de flesch is.
Mooi zoo, later we dan heel voorzich
tig de jeugdige sehoone naar buiten dra-
geft.
Zie je wel. dacht ik. dat er weer een
vrouw b:j in het spel is. En nieuwsgierig om
er achter te komen, waarom de jeugdige
schoon© zpo voorzichtig moest worden weg
gedragen en waarom ik gedurende dien tijd
in de koffiekamer had moeten vertoeven,
verb org ik-mij 200 goed ik kon in een duis
ter hoekje 'bij de trap.
Zoo stil en behoedzaam mogelijk kwamen
de beide heeren nu de trap af. Zij droegen
een lichaam, dat, te oordeelen naar hun
gehijg en gesteun!, buitengewoon zwaar
moest zijn. Zij gingen mij voorbij zonder
mij op te merken. Nu ging het dc gang door
en de deur uit. Daarop werd voorzichtig heb
portier geopend en de zware vracht werd
met behoedzaamheid op de bank gezet. Ein
delijk hoorde ik liét portier dichtdoen.
Nu keerden beiden met vluggen tred terug
en spoedden zich, onder gedempt gegichel en
gepraat, weer naar boven.
Met een paar stappen was ik bij het por-
tier: do gordijntjes voor de ruiten waren
neergelaten. Ik deed het portier open en
keek naar binnen.
Het was er duister als het graf, maar toch
meende ik daar op de bank voor mij een
vrouw te ontwaren, gehuld in een regenman
tel en met een hoed met dikke voile op het
hoofd. Zij verroerd© zich niet. maar zat
doodstil.
Zal ik u dc deken over de knieën leg-?
gen? zeide ik, cm mijn brutaliteit te recht
vaardigen. Het is orrr koud en vochtig van
avond.
Geen antwoord. Juist wilde ik mijn vraag
herhalen', teen een gerucht achter de deur
der koffiekamer mij zoo spoedig mogelijk
het portier deed sluiten. Ik plaatste mij voor
EINO GOED. AL GOED.
XLII.
Het rijtuig stond stil en mevrouw haastte
5ich de hel over te halen. Eer Jan heb por
der gesloten had en het paard ten te eken
i goede verstandhouding over den bree-
den nek geklopt had, is mevrouw naar bin-
Hen geweest en nu wordt het plan nader
intwikkekl, dat onder het verhaal van
Iruida en nu onder het rijden van alle kan-
jen bekeken is.
Do timmerman-aannemer, de zaaigelastig
lo van Mevrouw Wagner, zal haar plan ten
fltyoer brengen en hij belooft haar, dat,
ser twee maanden verstreken zijn, aan haar
ïensch voldaan is en zij vast en zeker'alles
jol vinden jn een toestand zooals Mevrouw
ftagner zich dien wenscht.
Tevreden over dit onderhoud cn innerlijk
log meer tevreden over dit sehoone werk
der naastenliefde, dat ging voltrokken wor
den, ging mevrouw Wagner eindelijk naar
fiiiis, terwijl Jan, uit haar opgewektheid en.
ïroolijkhedd de gevolgtrekking maakte, dat
it iets bij zonde ra te gebeuren stond maar
fiij toonde dit door blik noch gebaar. En
Tan had het inderdaad bij het rechte eind;
3ooals wij zullen zien.
Toe moedertjeschrei nu niet meer.
Mc vrouw Wagner beloofde voor ons te blij-
'»en zorgen en ik zal wel mijn best doen om
J door mijn liefde het leven zoo aangenaam
"Hogelijk te maken.
zult eens kijken als ik groot ben, hoe
i voor u zal werken. En dan zal ook mijn
?oed vadertje in den hemel blij zijn, niet
"Jaar moeder? Als ik eens niet meer naar
School ging en nu al wat begon te verdie
nen, al was het maar een beetje. Ik zou al
boodschappen kunnen doen en zoo van alles
.fat...Wat dunkt u daarvan moeder?
- Neen, neen lief kindDat kan niet. Dat
niet. Ja bent een lief, braaf kind van
toe. Ik twijfel niet aan de goeden wil. Maar
Je bent nog te jong cn te klein om geld te
verdienen. Nu moet je leeren'.. veel leeren.
iWao in de wereld vooruit wil, meet weten,
Veel weten. Als de Kerstvaoantie uit is,
gaat mijn klein meisje weer naar school en
I n l}ast mijn kindje goed op en zorgt zjjr
dat de onderwijzeres niet over haar te kla-
1 ^*n ^an ken ik tevreden en dan
Mij genoeg gedaan!
'Neen Marietje: ieder kind moet veel lee-
*en, anders kan het- niet in de wereld voor
tot komen. Domme kinderen brengen het
Boort ver.
'Wat zou je vadertje wel zeggen, als hij
tog van uit den hoogen hemel, dat Marietje
®t naar school ging, maar werken zou, in
plaats van leeren op een leeftijd, waarop
||.en onbel kind nog werken mag. Dan' zou
BD was niet over tmij tevreden zijn en zou ik
belofte niet nakomen ook. Ik beloofde
1 hen, dat ik goed op je zou passen cn goed
voor je zou zorgen en dat ik jc zou groot
brengen als een braaf, eerlijk en katholiek
meisje. En die belofte je vader gedaan, wil
ik nakomen, al zou ik daarvoor nog meer ar
moede moeten lijden.
Weet wel Marietje, dat alles wat wij loe
ren, ons later goed te pas komt. Kennis is
meer dan geld cn goed. Kennis kan ons niet
worden ontnomen: geld kunnen we welver
liezen. En dan? wat is veer mijn klein meis
je weggelegd? De goede God weet liet. Leer
daarem zooveel je kunt, dan zul je later een
betere plaats in do maatschappij kunnen in
nemen als je'moedertje ooit kon krijgen.
Ja, moeder, dat zal ik! Ik zal goed
leeren cn braaf oppassen en in school geen
roden tot klagen geven. Maar verstond _u
wel, wat Mevrouw Wagner zei, voor ze ver
trok: het grootste leed is geleden, wat zou
dat moeten beleekenen?
Dat weet ik ook niet kind; wij zullen
afwachten'.
Och ik beu zoo blij moeder! Ik ben nog
blijder dan ik zeggen kan. Het is alsof de
muschjes het ook al begrijpen. Kijk eens
moeder, daar zitten cr drie in de goot en
kijken naar binnen!
Ja kindje! Dat begrijp ik heel goed.
Jij hebt zeker vanmorgen wat kruimeltjes
brood uit het raam in de goot geworpen en
dat hebben die kleine bekjes opgepikt. En
nu komen ze kijken of cr nog niet wat over
schiet, voor zc slapen gaan. Kijk Marie-t—
zoo meest het altijd in dc wereld gaan. Wie
te veel had, moest van het te vele aan min
der bedeelden afstaan. Dat wil O. L. H. ook
zoo. Wij moeten in den winter vooral dc
vogeltjes niet vergeten. En kijk! toen we
niets hadden, en niets strooiden kwamen zc
niet of zelden en rukomen ze ons goe
den dag zeggen er.*tegelijkertijd ons her
inneren aan onzen pliclifc.
„Toe Marietje. haal eens een sneetje brood
en kijk eens hoe dj£ hongerig* bekjes smul
len."
Marietje haast zich om wat broodkostjes
te kruimelen cn ziet boe de muschjes in
een wip alles co hebben en boe ze guitig
naar binnen kijken, alsof ze zeggen wilden:
dank je wel Marietje! dank je wel! mor
gen komen we terug.
Zc zullen morgen ook terugkomen. Dc
stom mee dieren weten ook. wie van ze
houdt en wie niet en konden zij spreken, zij
zouden hun dank niet vergeten voor elk
kruimeltje brood en e*lk korreltje graan, dat
ze uit onze handen' ontvangen.
Dat vertelde de onderwijzeres in school
ook. Zij verteld o van een muisje, dat een
leeuw redde uit dankbaarheid., omdat de
leeuw het muisje ook eens gered had, toen
een poes de muis wilde grijpen en nog meer
zulke mooie geschiedenissen.
Ja, Marietje zoo is het! Dankbaarheid
is een 'groote deugd. Wie niet dankbaar is,
verdient nceh hulp, noch steun, noch troost.
De ondankbare is ccn afschuwelijk mensch,
maar nu is het genoeg mijn kind! Kom! we
gaan ons boterhammetje eten en dan gaat
mi ju Hein muschje haar nestje opzoeken.
De Redacteur.
(Wordt vervolgd).
Het roosje.
Er bloeide een bloempje in den hof,
Een roosje, frik oh van kleur.
Het spreidde heel het tuintje rond,
En wonderzoete geur.
Daar kwam een lief, klein meisje,
Bij 't bloempje aangeland.
Ze zag liet mooie roesje,
En streelde 't met haar hand.
Ze plukte 't roosje van de steel,
En zétte 't voor het raam,
In een klein, blauw vaasje,
Daar zou het bloeien gaan.-
Maar 't roesje het verwelkte,
Het bleef heel treurig staan.
In 5t kleine blauwe vaasje.
Daar kon 't niet groeien gaan*
Dit zag het kleine meisje,
Ze keek 't meewarig aan,
Had zij het maar geweten,
Dan had ze 't. laten staan.
Marietje,
I Dikkie op 't Politiebureau,
VIII.
In heele zomerdagen,
Krijgt zelfs een hond wel vlagen,
Zoo boven in zijn bol;
Zou hij eens iemand bijten,
Dien gaan ze dan verslijten,
Voor ook een beetje dol!
Door voorzorgen gedreven,
Is een bevel gegeven
Door dc politiemacht,
Om alle hondensnuitert
Met muilkorven te sluiten:
Dat is door hen bedacht.
Nu houdt van slot en grendel,
Noch van zoo'n raar gepend el
Om kop en snoet, geen hond.
Zijn mooie wa-ndeluren
Door tralies moeten gluren,
Dat werd zelfs Dik te 'bont.
Waarom hebben zo toeli gaten
In muilkorven gelaten,
Schoot eensklaps door z'n breinl
Je kop kan met wat wringen,
Heel best door zulke dingen.
Daar zullen-ze dus veer-zijn!
'Al bleek nu zijn I
Een vrij groote vergissing,
Hij dreef z'n kopje door;
En had op een der ooren
Inplaats van vecht naar voren,
Den muilkorf schuintjes voor.
Maar kon hij stil ontsnappen
Dan zag men guitig stappen,
Heer Dikkie zonder mom.
Tot eens in zoo'n conditie,
Hem aantrof de politie
Die draaide schielijk om.
En greep met rappe handen,
Neg voor hij met z'n tanden
Zioh kon verded'gen, zoo
Maar in ziju ruige vachtje
En sleept het harig vrachtje
Mee naar 't politiebureau.
Dit lag nu juist aan :t water
Van d' Amstel. Even later
Roeit Arie, die 't geval
Met Diklde had gezien,
Zoo mogelijk hulp te biêrt,
Zijn bootje naar den wal.
Teen klonk een schel gefluit
Dik kende dat geluid
..Mijn vriend de „Overhaal",
Wil mij dus helpen vluchten
Nu heb ik niets te duchten",
Waft hij reeds weer brutaal.
Mot 'n. overmoedig zwiert je
Schuift Dik tot dicht aan 't kiertje
Der deur. Zit daar op pest
En wacht heel uitgeslepen
Beid' oogjes toegeknepen",
Tot hij hier wordt verlost.
Pijp uitgeklopt, 'n ruk met stock
Agent staat op. Er klinkt gejoel
De schooljeugd aan zijn oor:
Help hem er uit! kom. Dikkie! Dik!
..He, één to water", nu moet ik
Met een dreg er vlug van door.
Een reuzenstap brengt hem op straat*
Maar wat er met hem mede gaat,
Merkt in zijn haast hij niet.
Totdat hij aaiï den wallekant z
Z'n kwispelstaartend arrestant
In Arie's bootje ziet.
„Hé, hier dat beest! hc!" Jolleman!
Maar die roeit zoo hard hij kan.
Laat schelden ongestoord,
Den woedend wordenden agent.
„Dik, als jii maar eerst veilig bent>.
„Dan sta ik hem te woord!"
Leeg roeit het bootje hij terug,
„Wien hoort dat beest, geef antwoord, vlug!
„Zeg man val niet in zwijm
„Stel je niet aan, mijnheer Agent,
„Al ben je nog zoo nijdig, vent!
,,'b Blijft mijn beroepsgeheim!"
Dc eigenaren in hun schik.
Dat kon ondeugend hondje Dik,
Zoo goed is afgekomen',
Hebben uit. dankbaarheid een pak.
Van d' allerbeste pruimtabak,
Voor .Arie meegenomen.
Goud-Elsje.
Een goede les.
Kleine Willem was een snoeplustig vent
je. Moeder had al dikwijls getracht om dat.
snoepen af to leeren. maar hij was en
bleef snoeplustig. Vader vond het ook zoo
vervelend cn zéide dikwijls tegen Moeder:
„U kunt niets lekkers voor den dag halen
of Willem is er met zijn vingers aange
weest.
Op een keer was de kans weer schoon.
Willem had. gezieni dat Moeder weer lek-
kcro stroop had gehaald. Teen moeder bo
ven, op de kamers vertoefde, sloop Willem
stil de kamer uit naar de keuken. Daar
stonden in de kast twee witte potten-, een
met. zeep en een met stroop. Willem pakte
©en stoel die, wat later bleek, niet stevig
op de pooten stond, Willem klom op dien
stoel en bad weldra een der potten in do
handen. Willem dacht dit is de. zeeppot, die
hoef ok niet te hebben^ en greep daarna do
strooppot en begon daarvan lustig te
snoepen. Toen hij goed bezig was, schrok
hij, want uit een heekje van de kast wip'o
oen Hein muisje. Wat schrok Willem
Het muisje kwam nader en toen -Willem
dit zag wou hij van den stoel springen. Do
stoel begon te wippen en Willem viel er
af. Hij wou zich aan de plank vasthouden,
maar het gelukte hem niet en teen lag
Willem met de kapotte strooppot op den
grond. Op het gehuil, kwam Moeder toe-
loopen. Wat schrok zij, toen zij dit onge
luk zag. Willem stond op en ging snikkend
naar Moeder. Willem's gezicht en haren
zaten vol stroop. Onder het wassehen ver
telde Willem wat er voorgevallen was.
Toen vader dit hoorde, kreeg hij ook nog
een pak slaag op den koop toe. Nog drie
dagen na het geval moest Moeder Willem's
haren wasscben, want die kleverige stroop
zat nog in zijn harem. Na dien tijd snoepte
Willem niet meer en dat was voor Vader
cn Moeder een groot geluk en vcor Willem
dit ongelukje een goede les.
Lambert Maa-s,
Doe zes treat 2-2a, Leiden.
Een Rijmpje van
„Jantje gaat ter Kerke."
Jantje gaat met ma ter kerke,
Al voor de eersten keer.
Hij vindt zich zelf een lieele baas al,
En ook zoo klein niet meer.
Hij krijgt 'n plaatsje naast z'n maatje,
En dat is heerlijk, fijn.
Wat hij doen moet, vertelde paatje;
Wat zou dat dan wel ziju?
Hij moet aandachtig zitten kiiken
Wat pastoor doet aan 't altaar.
Daar woont 't lieve kindje Jezus,
Omringd van Engeltjes, is 't niet waar?
Hij kan niet lezen in een boekje
Maar 't hindert niet. heeft ma gezegd,
Hij kan ook bidden zonder boekje,
Op 't rozenkransje, oh zoo echt!
Hij kent het „Onze Vader" boor maar!
Hij prevelt zacht geregeld door.
Hij bidt, zooals zijn moeder'leerde,
Verdient er heuséh een pluimpje voor!
Hij vindt den preekstoel 't allerleukste:'
„Die open ton", zegt bij cn lacht.
Hij spitst zijn oorties bij 't zingen
En neuriet mee, heel stil en zacht.
Het duurt wél lang. cn is tevreden.
Als moeder huiswaarts gaat.
Dan snatert hij in blij gemeten,
'Van al 't moois die kleine maat.
Het is ook mooi'bij Jcsu-Kindje,
Maar zijn huisje is veel te klein. -
Hij zou daarin niet kunnen wonen.
Hoo.graag hij ook bij Hem wou zijn.
Hij begrijpt nog niet, wat wij begrijpen,
En weet nog niet, hoe alles kan.
Maar hij is ook nog pas vier jaartjes.
En weet genoeg voor zoo'n kleinen man.
'Als lvij groot is en gaat ter schoio.
Dan leert liij, wat wij weten nu.
Jan is een leuken aardig ventje,
•Die reel belooft, dat zeg ik L'.
.Oom Win?