Zaterdag 9 Februari 1924 KALENDER DER WEEK ZONDAG 10 Febr. «5 e Zondag na. Drie koningen. Mis: Adorate. 2e gebed v. d. H. Soholasttea. Credo. Prefatie v. d. 'Aller h. Drieëenheid. Kleur: Groen. Wij, leden der H. Kerk Gods, door de liefde verbonden lot ééne groote familie, brengen aan God de hoogste aanbidding '(Introitus.) door de onbloedige hernieu- -wins van hot kruisoffer van. Gods céngë- fcoreu Zoon. Docb niet alleen is do H. Mis ons offer van aanbidding, maar ook ons Zoenoffer, waardoor wij kwijtschelding verhopen, (wegens de toegepaste verdiensten van Je- ius kruisdood) van. zonden en verzoening met onzen Vader in. den Hemel (Sti'tge- lied); oua dankoffer, waarin wig, door Christus Oaizen Heer dank brengen aan God voor do reeds bewezen gunsten en ge raden (Eptefael); ons Smeekoffer: Goeden ca skxiiten lec-en in iedere vereeniging van menschen. ook in do vereeniging van ge- loovigea, die Christus' Kerk vormen. Ook (laar tracht het onkruid de- tarwe te ver slikken (Evangelie). Daarom smeek en w:'j voortdurend te mogen worden beschermd 'door Gods Vaderlijke zorg en goedheid to gen (ten invloed van het slechte voorbeeld '(Gebed) en '<n woord en werk arles steeds .ie mogen doen volgens Gods Tieilrr wel be llaren (Emste1). De geofferde Christus, onze voorspreker bij God, is ons een waar borg voor do verhooring van ons gebed (Posteomm u nio) fêAANOAG 11 Febr. Feestdag van Maria's verschijning te Lour- ides. Ms: Vidi civ'tatem. Credo Pref. v. d ATlerh. Maagd (invulden: Ear U ia de Onbevlekte Ontvangenis). Kteur: iWi t. Den lien Febr. 1858, na 't middagmaal, fcadn Moeder Soub'rous, dat er geen hout mee? in huis was. waarover zij zeer be- 'drorid was, wijl vader ziek te bod log. Beiradctfe, vol medelijden, begeeft zich aanstonds met hare zuster Mara en ecme yneadin Joanna, oo weg naar het geberg te cm hout te sprokkelen. Zii begeven zich raa? cte prof Massabtelle. Daar aanceko- m&p- waadde11 Maria cn Joanna d'e rivier (le Gave doo Bemiadette bleef no,g alleen aan den overkant, bezig here kousen U't ia doen Pn zteteensklaps hoorde zij een gehrd aks van een hevigen wind Zij kijkt oo en vaït op hare knieën, want voo? baar in de grot ziet zij eon schoone, joüjso vrouw, ;n *t wit gekleed, 'n blauwe yo-Jbl om haar tenger lichaam, aan hare 9nn pp® rozenkrans en gouden rozen on- ior hare voetenMaria. Gij hebt onze 3arile hero.-ht en haar ten zeerste verrijkt (Cc-mippniio). pivoaa 12 Febr. Mis v. d. Zeven ?.H. Stichters van de Or^lo der iionaren van Maria. Justi. 2e ge- *öd voor don Pnus ''weeens den verjaar dag der Kroning). Kleur: W i t.. Zeven edellieden uit Florence stichtten «a 1333 eene Kloosterorde ter veneering de zeven .smarten van Maria "(De orde jer Servteten). WORWSDAG, 13 Febr. Mis v. d. H. jLmandus, Bsschop en Be'ijder. Sacer- doles. (Zie in het E1-gen der Feesten v. h. Bisdom Haarlem) 2e gebed ter eere v. d. Heiligen (A Cunctis). 3e naar keuze v. d. priester. Kleur: W i t. Na eerst vele jaren als Bisschop-Missio naris het Evangelie te hebben gepredikt In het Westen, v. h. tegenwooixb're België, ?erd A mand us in'647 op den Bisschops zetel v Maastricht geplaatst. Ook heeft hij gepredikt onder de Friezen. De woeste en wellustige ede'iman Atewijn (de latere Hei ige Ppvp) is dnpr Aninodus tof betere ee- vöelenS gebracht en door hem beteerd. DONDERDAG 14 Febr. Mis v. d. H. Valünliaus, Priester-Martelaar. In virtute, 2e gebed A Cunctis. 3e naar keuze Kleur: Bood. Op allerlei wijaen maakte de H. Valen- ti'aus zich tezamen met vele andere- Chris tenen verdienstelijk Yoor do Martelaren. Gevangen genomen stierf hij door het zwaard. VRIJDAG 15 Febr. Mis v. d. H. Faustinus en Jovita. Sahis autem. 2o ea 3e gebed en kleur als gisteren. ZATERDAG 16 Febr. M i s v. d. 6e Z o n- dag na Driekoningen. Adorate. 2e gebed A Cunctis. 3o naar keuzo. 4e voor den Paus. Credo. Prefatie v. d. AHerh. Drioeeniheid. Kleur: Groen. Rijpwetering A. M. KOK, Pr. OVER HET GEBEO, n Een tweede opmerking is: Maar bidden is zoo iets geesteloos en langdradigs, meenon wederom anderen. Men zegt daarbij altijd weer hetzelfde, zon der iets te denken. Ja zeker, het gebeurt ons wel, dat wij bidden zonder nagedachte. Maar legen die gedachteloosheid moeten wij ons verzetten. Jezus zegt ons: „God is een geest, en die Hem aanbidden moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. (Joes 4 24). De H. Schrift leert ons ook liet middel om in geest en waarheid te bidden. Reeds in do hoeken van het Oud Verbond lieet liet n,L: Alvorens le bidden, moet gij li daartoe voorbereiden, eu moet go niet zijn als oen mensch die God op do proef stelt". (Sir. 18 23). Hoe zullen wij ons op het gebed voorbereiden? Wij moeten dan onzen geest verzamelen en denken, dat wij nu willen gaan spreken met den grooten God, dat wij niet waardig zijn voor Hem te verschijnen, dat Hij echter zoo goed is en ons liefdevol wil aanhoorc-n. Nog een ander middel is er om in geest en waarheid te bidden. Wij kunnen n.l. de gewone gebeden bijv. het Ónze Vader en de 12 art. des geloofs dikwijls heel lang zaam bidden on na ideren zin, ja zelfs na ieder woord nadenken, wat de woorden beteekenen. Men kan dan in die gebeden een heele wereld van gedachten vinden. Hoeveel gedachten liggen er al niet in het woord: Vader? Dan kunnen wij den ken, hoe menigmaal God zich als onze va der getoond heeft, hoe groot zijn liefde is, welk ©en geluk het is een kind van God te zijn; wij kunnen het besluit maken dank bare kinderen van God to zijn, onzen he- melschen vader. Als men aldus het Onze Vader bidt, kan men daar wel een kwartier of een half uur moe bezig zijn. Maar zulk een Onze Vader is dan ook meer waard dan tien of twin tig, die zoo maar zonder gedachten worden geboden. Zulk oen gebed waarhij wij met den mond weinig of niets zeggen, maar des te me?r met het hart denkon, noemen wij het innerlijke of overwegend gebed. Een overwegend gebod is ook dit, als meu een enkele waarheid van het geloof neemt, en daarover eenigen langeren tijd blijft na denken. Als men bijv. een kleine overweging over den hemel wil houden, kan men aldus doen: Men bidt eerst tot den H. Geest, dat Hij ona helpe, een vrome overweging over den he mel te houden. Dan stelt men zich de vreug den des hemels zoo levendig voor als men maar kan. Men denkt verder na: wat moet ik doen om zeker in den hemel te komen? Wat kan mij den hemel doen verliezen? Heb ik mij tot heden wel goed om den he mel bekommerd? Hoe zal ik in do toekomst doen opdat ik in den hemel kome? Dan maakt men een besluit, zooals men het van nu af doen wil, om zeker in den hemel te komen, en hoe men daar nu heden mco beginnen zal. Eindelijk bidt men God om do genade, om dit besluit nu ook ten uit voer te brengen. Zoo kan men op dezelfde manier over iedere waarheid een overweging houden. Vooral aanlrekkeliik en opwekkend is het leven en lijden des Hoeren to over wegen. Dan moet men altijd beginnen met zich de omstandigheden gord. voor oogen te stellen, zoo levendig mogelijk zich in het loven of lijden van Jezus in tc denken, om zich daarna af te vragen: Wat kan ik daaruit loeren? Hoe heb ik het tot dusver gemaakt? Hoe zal ik het maken in do loe- komst en reeds vandaag? Eindelijk bidt men om de genade daarvoor. Probeert het eens zulk oen overweging te houden bijv. onder de H. Mis of als ge te vroeg in da kerk komt, en wachten moet; of thuis in een eenzaam half uurtje. Het gaat iu den beginne wel wat moeilijk, als men het nog nooit deed, maar langzamer hand gaat het al beter en beter; hot is maar een kwestie van een beetje oefening ons eens een cogenblik losrakken uit de gewone sleur. Als wij die waarheden overdenken dan gaat c-r als het ware een nieuwe wereld voor ons open; dan zal men ook de gewone mondgebeden ract veel meer geest en innig heid hidden. Het bidden wordt n dan lot oen ware vreugde. Men ondervindt moor en meer welk een geluk het is, zich met God te onderhouden, en met Hem vertrouwelijk te kunnen omgaan; welk een geluk het is, in zijn zwakheid en hulpeloosheid op God te kunnen steunen als 'n kind op zijn moe der. Het komt ons dan soms voor als was men reeds in den hemel en wandelde met God en de engelen en heiligen. Als men dus moeite doet op die manier fe bidden dan kan c-r van geesteloosheid geen sprake zijn, en de langdradigheid verdwijnt hoe langer hoo meer; het bidden wordt ons hoe langer hoc liever. Kapelaan GROOT. SGHoonheiosisiiBaa iiVAniKÉ ALLERB0DE8NSTE D CHTEEES. In een der afleveringen van bet maand schrift „Boekenschouw" lis ik voor eori- go maanden een pittig artikeltje van Pa ter Gielcn, waarin hij een loopjo nam met een aantal jongelui, die op elk gebied der schoono kunsten nieuwo wonderen willen wrochten en him onrijpe-harlekijnages met veel gerucht de wereld willen opdrin gen als de kunst der toekomst. Pater Gielen schrijft daar zoo ongeveer ik heb de aflevering tot mijn spijt niet bij do hand, zoodat ik niet letterlijk kan citceren „Zoo out de jaar of tien komt een troepje jongelui met overspannen ze nuwen, die alles wat voorafging voor min derwaardig verklaren èn de wereld willen verrijken met hun overspannen phanta- sieën. Zij maken schilderijen, schrijven verzen, en vóór alles geven ze een kunst zinnig programma waarin zij breken met allo oude kunstidealen, en zeggen hoe 't voortaan zal moeten zijn. Het geluk der wereld hangt er van af, of men hun be ginselen wil huldigen, ja dan neen. Als zo cenige jaren in de lange broek hebben geloopen, hebben ze. natuurlijk het geluk een lief m'cls'jb te ontmoeten, dié ze met eenigen tact wel tot de werkelijkheid terugroept onder den invloed van: „das Alte das ewig Neu bleibt". Nog weer ceni ge jaren later zijn ze bedachtzaam buis- vader geworden cn als zo hij toeval nog eens een phantasietje uit do jongelings jaren onder de oogen krijgen, lachen ze eens wijsgeerig, moffelen het corpus de- lictie stilletjes weg en steken een nieuwe sigaar op, om rustig het avondblad te le zen". In dien geest schrijft Pater Gielen, als ik mij niet vergis. Inderdaad leven wo op 't oogonhlik weer in een periode, dat eenige jonge menschen weer de nieuwe kunst der toe komst willen grondvesten en zich geweldig afslooven om nieuwe vormen voor nieu we gedachten to vinden. Ook bij een aan tal Katholieke allerjongsten is dat het ge val. En daar zit iets heel moois in het opti misme der jeugd; het idealisme dat zijn vleugels nog niet gewond heeft aan de ruwe kanten der werkelijkheid. Gevaarlijk is dat niet, als do jongelieden bij tijd en wijle, wanener ze al te mal en overspannen doen, eens flink over de knie worden ge legd. Dat doet vanzelf wel de voorzich tigheid groeien en als dan -do verstandskies er is, komt ook wel klaarder bezinning. Heel ernstige en heel wijze critici zou den al die rumoerige 'hengels, dio verschrik kelijk opgewonden beweren, dat de „nieu wo, groofo Katholieke kunst komende is" en die ten bewijze daarvan al hun onrijpe verzinsels op de boekenmarkt werpen, gaar ne geheel den mond snoerOn. Ook niet goed! Een geestelijke verstopping is voor die opgewonden warhoofden ook ge vaarlijk. Dalen ze zich maar uiten; maar laat men er dan hij zijn, om de onevenwich tigheden en malle fratsen even naar bekoo ren te kwalificeereu. Ik heb hiervoor me liggen een bundel ge dichten van Karei van den Oever, een bundel die den geheimzinigen titel „Scha duw der Vleugelen" draagt. Deze bundel bestaat voor hel grootste deel uit rijm- loozo verzen; zoogenaamde vrije verzen. Do dichter stoort zich niet aan rijm en rliythme, maar hij schrijft do poëtische invallen zijner ziel, of wat hij daarvoor aanziet, op,- zooals ze hem in 't gedacht komen. Deze vrije versvorm is tegenwoor dig bij de jongens in de mode en wordt door sommigen beschouwd als den hoog- slen litterairen-versvorm. In tijdschrif ten, die nogal moderne allures hebben, wordt men overstelpt met deze vrije ver zen. Een mij bekend hoogleeraar die ja ren lang een groot tijdschrift heeft ge leid, noemde ze kortweg „modern gesta mel". Ik moet eerlijk bekennen, wel eens heel móóie vrije verzen to hebben gelezen; maar Vondel, Potgieter, Verwey of Hutten hebben ze tot dusverro 'nog niet overtrof fen. En typisch is do verklaring van Dirk Cosler in hef nlc.t-Roomsclio tijdschrift- „Do" Stem", dat evenwel zeer sympathiek slaat tegenover do regeneratie der Room- scbe cultuur. Hij verklaarde bet schrij ven van vrije verzen begrijpelijk to vin den als roactio tegen zooveel berijmde ulevellenpoëzie, waarin do dichter do grootst mogelijke moeito Iieeft aangewend om zijn magere gedac-htetjes en bleekzuch tige gevoelens te kleeden in deftigen son netvorm of andere kunsiigo strophen. Maar hij ver klaar do ook, dat men bij den vrijen versvorm niet kon blijven staan en dat waarchtige dichters uit innerlijken noodzaak vanzelf weer tot gebondenheid van vorm zouden komen. In zekeren zin achtte hij den vrijen versvorm een ge vaar, want plotseling achtte menig opge- wonden jonkman, die uit onmacht om rijm en rhythme to vinden, zich niet aan verzen waagde, zich geroepen zijn oneven wichtige impulsen neer te schrijven in vxijo vormen. Ten bewijze voerde hij aan hij kan het weten! dat redacteuren van moderne tijdschriften stapels vrije poëzie ontvangen, waarvan 90 niet voor plaatsing in aanmerking kan komen. En nu ga ik uit „Schaduw der Vleuge len" een paar gedichten in vrijo verzen ci tec-ren. Ik zeg u vooruit, dat do dichter het heel ernstig bedoelt, maar zijn zeer ernstige bedoelingen weerhouden me toch niet om ze vóór do grooto vasten te publiceeren. Misschien kunt go. zo voordragen tot stichting van een vastenavond-gezelschap. Het eerste poëem heet „De Maan". Hier is het: Do gele maan achter het dak, maar als acejyleen-schijn boven dit norscha 4ak; en do sterren: gebroken zilverglas der stolp. O, verheffing van gloed I 0, allerzuiverste gloed als wit bloed. Do aarde is een witte meelbor, do maan is van wit meel vol; wit bloed. Treinen rijden helder; bosschen zijn klaar; de torens kaarswit; wit oog in elke ruit zit; poeder-wit de gevel van ren huis. En meelwit do pruiken der boomeu. Deze stond is bedacht. God heeft een zeer kuisch gelaat ■dat nooit lacht en waarop de blankheid staat dor reine droomen. ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. GPTU1GEH. Wanneer men een edel roe voor den wa gen wil spannen Juigt men 't eerst op. Alles moet stevig zijn en alles hoeft z'n heteekenis. Men kan niets missen zonder gevaar te loopea een ongehik te krijgen en ook den edelen klepper misschien, voor goed te „bederven". Daarom wordt op al-i les gelet, alles wordt met do grootste zorg nagezien en beproefd. „Er hangt zoovel van af" De vergelijking is misschien Qneerbi<y dig, doch onwillekeurig kwam het bij mij op, toen ik in een oudi boek snuffelde o.ven oude gebruiken uit de oude tijden van ons oude vaderland en daar vo.nd de oud-Friesoke gewoonte bij het, wat wij tegenwoordig noemen: officieel bekend maken van het engagement, het optreden als „verloofden". Het kan onzen oudera van dienst zijn to hooren wat die oer-de-; gelijko vaders en moeders uit 't Friesland van de*16e en 17e eeuw deden, waarneer 'hun huwbare dochter (let wel: huwbaar! dus niet 16 of 17-jari'gl) zich verloofde. Dan kreeg zij van haar aanstaanden schoonvader als 'n officieel© erkenning van haar' door haar ouders goedgekeur de verloving een zilveren bros of tuigje... Dit tuigje bestond uit een. gordeltje, gewoonlijk van leder, soms ook van zilverdraad. Aan dien riem bevond zich een zilveren haak, waaraan wederom tal van kettinkjes gehangen werden, d;e ieder hun bestemming hadden. Een da mesketting voor juweélen, sleutels enz., chate laine genaamd, komt er veel in ge lijkenis mee overeen. Wat waren do oudé vaders en moeders in dit punt toch practischt Want zoo'n tuigje was een zilveren predikatie; herin nerde bet meisje voortdurènd aan haar hooge en hoogst-verantwoordelijke taak. Het tuigje was een soort katechtemus-van- t-h uweld j k-in-beel'd. Do gordel beduidde de ingetogenheid en het hu;gvast-zijneen der eeTste plich ten van de gehuwde vrou wl Do vole kettinkjes hete ekenden de ge hechtheid, waarmede zij aan echtgenoot en kinderen geketend moest zijn en blij ven De sleutels gaven haar voortdurend in do gedachte haar plicht van waakzaam heid over buis en hofen alles wat daarbinnen gebeurt! De schaar, naaldenkoker eqi speklenkus- sen herinnerden haar aan de sierende deugd van werkzaamheid en ontwaardeer-' bare hui svrouw-e; ?ensch ap Trunstvaar- dieheid in 't verstellen Het met verschiHondo gedrooede krui den ge vu1 de reukdoosje beteekende dat z'j in staat moest zijr bij voorkomende gelegenheid „eerste hulp bij huiseb'jke ongelukken" te kunnen verleenen Het spiegeltje was vooral van groote be- teekenis, uit al dë voorgaande „lu;g"-arti- belen blijkt l\eo onze degelijke voorouders zich do hmsmoeder dachten als een plicht getrouwe echtgenonte. zorgzame moeder, al tijd-bezige huisvrouw eenvoudige pracht-model-vrouw Dit brengt z'n geheel eigenaa-dige geva ren mee: door het z'ch-onofferen voor haar dierbaren, door haar sloven en zor gen is er gevaar dat zij zichzelf gaat ver- waarloozen. ook haar uiter^'jke vereclrij- ning en kteeiing en daaraan belnt het tuig-spiegeMie dankenDe uiterlijke verzorging van huis en huisgenooten en van zichzelf werkt mede om man en kin deren aan „huis" te binden „Tuigjes" ;n dezen vorm worden nie' meer aan de huwbare dochter» gegeven! Mischien is ook 'wel een van de redenen dat er reeds zoovele dochtere vóórdat z'j huwbaar zijn d.w.z.: kunnen huwen en haar huwelijkspb'cbten allen coed vo1- breniTon! „kennis hebben", ..eeërgagee~d zijn", „verloofd z;in" (wat b'j veVn n;pt airlcs is r^n P«T1 FEUILLETON. De Bruid van het Kruis. Vrij vertaald naar het Duitsch van E VON HANDEL MAZZETTI. (Nadruk verboden). 29) Be Zuslei» glimlacht en probeert hem te troosten en legt haar smaho hand in z'jn grove. Ze gaat nu het ziekenvertrek bin den. Ze ziet een klein bleek geziohtje bo ten het dekbed. Om het hoofd is een ver band gelegd, als bij 't hoofd van het doch- tortje van Jaïres. Het bloed is door het terhand heengetrokken! Haar borst be weegt zich op en neer en daar rust de ileine zilveren scapuliersmedaille op. Om den kleinen mond bespeurt zc al de ken merken van den dood Met rouw in het aart en heel zachtjes nadert zc hot meis je! Werkelijk de vader had gelijk, toen hij sprak over zijn lief klein engeltje. Wat hingen er een lieve, mooie plaatjes om het jjed hoen. Sint Jozef, Aloisius, Theresïa, Biize Lieve Vrouw van Lourdes, achter don engelbewaarder waren groene palmtakken gestoken. Mijnheer Kürschner slaat de Zuster angstig gade en zegt dan: Gelooft Gij nu ook, dat het zoo slecht roet haar is? Ik niet, hoor, ze wordt wel £oei' gezou(l!" Uit medelijden zegt de uster niets. Ze zal het hem echter toch rooeten vertellen. Het is haar plicht! i de kamer daarnaast loopt een donkere gestalte heen en weer en een gebroken hokÜ 2e^: '^e z^n verschrikkelijk! Ze ebbea geen hart. Die persoon daar! Da- Sk tesint ze mee Miijn Vader W OTL&eluk over ons gebracht #aat de man de ziekenkamer uit. „Wil je wel eens rustig zijn. Als mijn k:nd doodziek is, schreeuw jij dan zoo?" „Mijn kind! 11c heb de pijnen voor haar moeten verduren en jij sleohte man w l mij nog de les lezen in mijn onge luk?" Zachtjes loopt de Zuster naar het bed, en ze bidt tot Onzen Lieven Heer, dat het jonge lieve meisje toch niet zonder do Sacramenten zal sterven. Héél voorzich tig, als een moeder bij haar slapend kind, buigt ze zich over do lieve, geduldige, zachtaard;ge lijderes hoen. Aan den ande ren kant houdt de doodsengel de wacht. „Hoe is het cr mee? Doet het erge pijn? De lieve Jezus zal het je helpen dragen." Is het de ge-zcgende naam of is het het bijzijn van de bru'd van Jezus? Het is, als komt er weer een beetje leven in de al Hij- na levenlooze trekken. De blanke handen bewegen zich de blceko mond schijnt te willen lachen de oogen openen zich nog nooit had Zuster Nataföa in zulke reine oogen gezien alleen hij de onbe vlekte Moeder Maagd van Lourdes. Het meisje k'jkt de gestalte van de Zuster lang aan. Ze kijkt naar don witten nonnen- kraag het professickruis op de borst. Haar oogen stralen van een hemelsehen glans. Ze brengt de handen naar het voorhoofd eu wil het verband afschuiven en vol liefde komt het van haar lippen: „Eerwaarde Moeder!" De Zuster buigt ziich nog wat dichter over het kind. Ze vermoedt dat het kind in haar geest een lieve gestalte ziet, wat 'haar gelukkig maakt. Dat het meisje denkt, dat 'er in plaats van Zuster Natalia, nu een andere aoersoon voor het bed slaat, die haar erg dief is. En Zuster Natalia durft geen woord te spreken: .geluidloos bewegen zich haar lippen als in een stil gebed. „Eer waarde Moeder", zegt Rila weer en haar brekende oogen kijken smeekend de Zus ter aan. „Ik heb tegen dien akeligen man ja gezegdwant ik wist niet meer wat ik moest doen maar. o, geloof mij, mijn hart, wil dat van den Heiland, trouw o, veracht mij toch niet!" „Je verachten, mijn lief kind van Ma ria. 0 neen, neen! Ik houd zoo héél héél veel van je." Arm, arm kind! "YVat is. daaraan voorafgegaan. Wat heeft ze toch moeten verduren? „Ik dank U, ik dank U!" stamelt ge- lukk-'g do kleine. „Eerwaarde Moeder mag ik U vragen troost gij mijn ouders ik moot biet vandaan. 0, Eerwaarde Moeder!" Haar gezicht glanst van een hemelsche vreugde. Uit het blanke voorhoofd met de groote wonde schijnt licht to stralen. „Ziet Ge hem. Ziet Ge den Hei land? Mijn Jezus wees gegroet." „Jezus, wees gegToett" herhaalt met loe vende stem de Zuster. „0, zoo mooi is Hij! O ziet ge Hem! Zijn hart! Wat straalt het! Hij strekt de ar men uit. Naar U. Mijn Jezus ik kom!" Haar handen strekt ze naar de on zichtbare .gestalte uit,.liaar lippen plooien zich tot een Heme'schen glimlach dan vallen de handen weer neer op het roode ■dekbcul -de lach verdwijnt van do lip pen Een laatste ademtochtdan ■geen zuchtje meer. 1 De Zuster werpt zich op de knieën. De Vader komt naar haar toe en gilt: „Wat doet Ge toch? Sta toch op Gij! Zijt Gij hier om te troosten? Mijn kind wordt stel lig weer gezond, dat verzeker ik U!" Hij staart naar het meiisj'e met de uitdrukking van een krankzinnige. Het lidlit uit de lieve blauwë oogen is verdwenen. Het hoofdje met de mooie goudblonde lokken ligt bewieegloos op het witte kussen. En ook de medaille ligt stil op haar borst. De man echter roept buiten zich zelf: „Ze leeft! Ik zio het!" In de kamer daarnaast zegt Mevrouw Kürschner: „Wat heb ik toch gedaan... dat d;t... moet gebeu ren waar is dan toch do Godde lijke rechtvaardigheid? Is er dan wel een God?" „Weg zijn da ni:'l li oenenen het kim. sterftOns ge^d! Ons kind! Bestaat cr dan wel een God?" „Digalen!" 1) Zuster wrijven, wrijven!" Do Zuster neemt zwijgend az'in-essenco en bevochtigt de slapen van het leven looze meisje en ze bidt in' stilte voor de vroeg geknakte Celiie. „Neem, o Jezus, deze ziel lot U, waarvoor G;j uit liefde zijt mensch geworden en Uw b'oed vergoten hebt en- verleen, dat ze Uw eeuwige glo rie mag aanschouwen, loven en prijzen De vensters rinkelen door een voorbij gaande auto De kam er juffrouw komt ont stemd en schuw in den post van de deur staan en kiikt met verstoten brik naar het •bed: „Professor baron Eifelsberg is daar ..Professor! Red gij mi in kind. Red mijn kind! We hebben dit alleen!" Het mooie, lieve lichaam van het metejo is al koud geworden en de Vader, door wilde droefheid verbli'nid, wil het nog stepds niet geHooven. Professor baron von Eifelsberg, de nieuwe ster onder do Duitsche chirurgen, komt rustig en ernstig de ziekenkamer binnen, gevolgd door den vader. Hij 1) Een medicijn tegen liersenaandoening uit vingerhoed skrnidbl a ad jes bereid. vraagt, wat er is voorgevallen eu werpt een blik op het kapotte kruisbeeld! De slag moet enorm geweest zijnDan gaat hij naar het bed, waar de Zuster met doodsbleek gelaat op hem staat te wach ten. Hij bekijkt met gefronst voorhoofd de rustige, vredige, wasbleeke gestalte. H j neemt de slappe, kteiue hand vast en kijkt op zijn horloge. Geen pols meer. De Vader heeft sidderend en bevend op de canapé plaats genomen. Hij durft n et naar het ledikant te k:jken, waarover z oh do professor heenbuigt. Hij is bang vooi het oordeel, dat vandaar over zijn kind zal worden uitgesproken. Wie heeft haar verkocht? Wie heeft haar prijsgegeven? De Moeder komt wankelend en met knik kende knieën de kamer binnen. „Wat zegt hij dan. Do twee kijken elkaar vol angst aan. De professor houdt nog steeds de wasbleeke hand in de zijne en z jn. ernstige oogen kijken naar do b'auwe ge broken oogen van het kind. H:j lept andere hand op haar hart. Een medaiBo van de Onbevlekte Ontvangenis! Een kind van Maria. Do echtgenoot© van den Pro-i fessor baron von Eifelsberg bij hem thu s, Agnes, is ook een kind van Maria. De klok tikt. de lippen van Zuster Nata' a bewegen zich in een stil vroom gebed. De baron legt do kleine, koude hand weer op het roodo dekbed neer. Eerbied en zachtheid spreekt uit zijn heole manier van doen. Hij keert zich naar de ouders on ernstig en diepbewogen spreekt hij het woord, het Godsoordeel uit ovor de moor-' denaars van hun eigen kind: „Het is voorbij!" EINDE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1924 | | pagina 11