Derde Blad.
Zaterdag 5 Januari 1924
[ii]
m ENDER DER WEEK
Hyginus, Paus en Martelaar. 3e ter eere
v. Maria.
Jezus, die aan de heidenen verschenen
zijt, U zij inet den Vader en den Heili
gen Geest gkrie in de eindelooze
eeuwccn (Kerk. Get.)
ZATERDAG 12 Jan. Feest v. d. H.
Familie. Mis: E x s u 11 e t (Zio in
liet misboek op den 3en Zondag na
Driekoningen, voor sommige plaatsen) 2e
gebed v. d. len Zondag na Driekoningen,
3e v. h'. Octaaf. Ofschoon Christus God
is, heeft Hij zich vernietigd door de ge
stal te van een dienstknecht aan ie ne
men. Hij heeft zich vernederd en is ge
hoorzaam geweest aan Maria en Joseph.
(Vrij naar de Kerk. Get.)
Wellicht zullen velo lezeressen en le
zers van dit Blad bij het zien van dit
opschrift schokschouderend zich zeiven de
vraag stellen: „Is 't mogelijk? Zou er, on
danks de menigte van ongelukkige huwe
lijken, welke wij dagelijks voor oogen heb
ben in onze naaste omgeving, een middel
bestaan, en nog wel een bijna onfeilbaar
middel, om tot eene gelukkige echtverbin
tenis te geraken; ja, meer nog, om in den
huwelijken slaat voortdurend gelukkig te
leven?
't Is haast niet te geloovenl" Toch,
Waarde Vrienden, bestaat er zulk een
middel, en dit middel heeft dit voor boven
andere, die u als onfeilbaar worden aan
geprezen, dat het dit inderdaad is; dat
het eeuwenlang door ondervinding van
zeer velen, als echt en proefhoudend is ge
stempeld en dat het lest best onder
ieders bereik valt en zeer eenvoudig is.
Alleen vereischt het gebruik daarvan een
weinig oplettendheid en wat zelf-over-
winning: bij het innemen van dit drank-
proeft men eerst wat bitters; de nasmaak
echter is zeer zoet, ja overheerlijk. Het'
kost u ook geen cent ik bied het u gra-
.tis om niet!.
Eorst echter, hij wijze van gebruiksaan
wijzing, ga een kleine bemerking vooraf.
Wanneer ik spreek van een gelukkig hu
welijk, wil ik niet zeggen, dat men door
zoodanig eene echtverbintenis hot luilek
kerland binnentreedt, waar zonder moeite
of inspanning van hunnen kant den ge
huwden de gebraden vogels in den mond
vliegen. Werken moeten allen cd getrouw
den dikwijls meer dan anderen. Arbeid is
de wet der levens; maar ook arbeid adelt
en arbeid maakt het leven zoet, doet ons
-vroolijk zijn!.... Ook wane men niet, dat
zoo'n huwelijk vrij zal ziju van zorgen,
lasten of van kruisen, die alle het aandeel
ziju, in meerdere of mindere mate, van
ieder mensch, groot of klein, arm of rijk.
Nergens ter wereld wijst de barometer
„zeer mooi"; ieder huisje heeft zijn kruis
je; alle menschen behoor en tot de Orde
van het Kruis. „Zoo iemand zijn Kruis
niet opneemt en het dagelijks draagt ach
ter Mij aan, hij is mijner niet waardig;
hij kan mijn leerling niet zijn/' spreekt de
grootste "Kruisheer, Christus. Doch het
groote verschil tusschen gelukkige en on
gelukkige huwelijken bestaat hierin, dat
bij de eerste do barometer bijna geregeld
op „schoon, zeer schoon, prachtig en vast
weder" staat en slechts nu en dan de wij
zer, voor één oogenblikje, naar „veran
derlijk" overhelt, terwijl hij ongelukkige
huwelijken do naald schier onveranderlijk
„regenachtig, onweer of storm" aanwijst
en hoogst zelden op „goed weer" staat. On
gelukkige echtelieden hebben kruisen, en
deze drukken hen neder, zij bezwijken er
onder; gelukkigo hebben kruisen en, of
schoon deze wellicht in zich zwaarder zijn
dan die der ongelukkige echtgenooten,
schijnen de gelukkige zo haast niet te voe
len; zij gevoelen slechts dat 't Kruis, door
God hun op de schouders gelegd, licht, en
zoet zijn last is.
Geluk wil liier dus zeggen tevredenheid.
Een allerkrachtigst middel nu, om tevre
den te zijn en te blijven in den huwelijken
staat zal ik u geven.
Welk is nu dit middel? Ziehier eerst een
middel, hetwelk men moet aanwenden vóór
den trouw, daarna volgt een middel om tij-
HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
ZALIG NIEUWJAAR.
De Nieuwjaarsdag, dag der wenschen.
Dag van nieuw geluid, nieuw loven,
ru'euiwo toekomstplamnenDag van ver-j
hroedering, van vergeven cm vergeten.
't Is immers Nieuwjaarsdag! 'n nieuw
jaar vangt aan, een nieuw stuk leven
vóór ons: 'n oud stuk leven, 'n stuk oud
leven achter ons.
Wie op zulk eea dag niet, al is 't maar
'n enkel oógenblik van ernst en ernstig
nadenken doorleeft, bewijst lichtzinnig
te zijn; als licht-zinniig-zijn erger is dam
zondaar-zijn, dan begrijpt ieder den
treurigen toestand 'van zoovelen die n;et
anders kunnen lachen dan met den luch
ten lach der levens'ïchfzinnn'ghcid; d:o
niet anders kunnen genieten dan in on
geoorloofd, zinnelijk, zelfs wu'psch uit
leven van lagen machfen-in-dem-mensch
Vooral op den Nieuwjaarsdag licht ge-<
woonlijk todh in e'k degelijk leven 'n en-i
kele lichtstraal uit dat verloren Eden,
daar in "t d'epste onzer ziel wekkend een
onuitsprekelijk, een goddelijk heimwee
naar ge'uk, dat ons ontschoot en waar
voor toch alléén onze ziel is geschaven.
Op dezen dag hoort iedere menscben-
ziel „een echo uit 't vaderhuis", 'n enke
len klank, die ons herinnert aan onze
hooge afkomst en nó.g hooger bestem
ming Hoorden wij in den Kerstnacht
den Efnjpel' Gods boodschap konden, clor'e
aam God in den hoogeop den Nieuw
jaarsdag kh'mkt het met steeds klemmen
der betoog: vrede on aarde den menschen
van goeden wil! Een nieuw jaar breekt
aam een ouid jaar vlood heen. Over het
nieuwe donkern wij na, het oude vergeten
wij. Veel van 't n;euwe jaar trekt ons,
veel van 't oude drukt oust Wij wenschen
voor 't nieuwe en rouwen vaak over het
oude. Wij vertrouwen op de toekomst em
wantrouwend zien wij dikwijls naar 't
verledene! De nieuwiaarsdag is toch zu'k
een cnrst'ig-bl'jde, b1 ij-ernstige dag. A1s
het oude ons ze"en bracht en vreugde,
dan Tokt ons het "nieuwe met blijde hope.
Als 't opde cms doet rouwen dan z'en wij
verlangend naar 'f van
't m'euiwo jaar!
„Zalig N'euwjaar' - - n wij
elkaar: ouders en kinderen, broers cm
zusters, vrienden em magen. Bij ve'en is
't slechts koude conventie, gewoonte en
plichtpleging. B:j velen is het hoon op
Bij de meesten is het werkhrger:jk. R:j
de huiseenooten orwler'in.g "moet hof ech
ter hartelijkheid zijn en wèlhewnst-wmi
selven. Het nieuwe jaar draagt zoovce' 'u
zijn schoot: goed en kwaad, F*»f en leed;
vreugde en lijden; geluk en onee'u1'!
Ouders, wat is de nieuwma^sdo.g toch eon
dam die stemt tot nadenken!
Wat zal' in dit jaa^ uzelf overkomob?...
Wat staat uw hinderen t<j wachten?...
Staat de Ghr-'stus nmt zegenend "ebanr
voor uw woning?... Of wacht H'j non
den ingang van uw huis u of c*m uwer
kinderen met Zijn Kruis o^? O"at d't
jaar voor u en uw gezin een roz^remi
brengen of z'et de onee^iewo.-wrW fhr
N.B. hn deze week heeft iedere H. Mis
'Gloria, Credo, Prefat'ie van Driekonin
gen em eigen Gouimunicnntes. Kleur:
W i t.
ZONDAG 6 Jam Hoogfeest van
•Ie" Openbaring des Heeren of
Driekoningen. Miis: Ecce adve
nt t.
Vandaag herdenkt de H. Kerk de
openbaring des Heeren aan de Heidenen
In de Roeping der drie Komingen.
Dankbaar herdenken wij heden hoe over
het Jeruzalem van onze ziel reeds lang
de glorie des Heeren is opgegaan in ons
heih'g geloof (Epistel). M-oge ons geloof
eenmaal overgaan in een zalig aan
schouwen in den hemel (Gebed). Dat
mogen we hopen, als wij weten te offeren
aan Christus het goud vau onze liefde.,
de wierook vam innig verkeer met God
en bet ge-bed en de myrrheder bittere zelf
verloochening van eigen wil (Grad. Ev.
Offert. Stilgebed). Toonen we ons dezen
dag vooral Missionarissen van gobed.
Vragen we de bekeering der arme heide
nen, dat ook z'j mogen wandelen in het
licht van Christus, a's genadekinderen
in Zijne heilige liefde. Offeren we voor
die intentie ons lieih'g en aanbiddelijk
Sineekoffer, waardoor de eerste en groot
ste Missionaris Jesus Christus zich zei-
ven offert aan Zijn Heme'schen. Vader.
BAANDAG 7 .Tan. 2e dag onder het Oc
taaf v. Drekpmngen..Mis als op
Z O n d a g, maar 2e gebed ter eere van
Maria (Deus, qui salutis). 3e voor Kerk
of Paus.
Jeruzalem, Uw licht is gekomen en do
glorie des Heeron is over U opgegaan en
do Heidenen zu^en wandelen in Uw licht
Alle'uja. (Kerk. Get.)
DINSDAG 8 Jan. 3de dag v. h. Octaaf.
Mis als gisteren.
De ster schittert als een vlam en wijst
den IvoninT der koningen aan. De Wij
zen' zagrm haar en offerden aan den
groeten Koning hunoe gaven. (Kerk.
Get.)
WOENSDAG 9 Jan. 4e dag v. h. Octaaf
Mis als op Maandag.
Vócr den Morgenster geboren en voor
de eeuwen, ;s de Heer, onze Zaligmaker
bodem aar de wereld verschenen.
DONDERDAG 10 Jan.'5e dag v. h. Oc
taaf. Mvr a's op Maandag, (Kerk. Get.)
Van uit Beth'eb em, -grooter dan de
grootste steden, verkondigt een- ster, die
in glans en licht de zon overtreft, aan de
landen, dat God in het aardse lie vleesch
gekomen is. (Kerk. Get.)
VRIJDAG 11 Jan. 6e dag v. h. Octaaf.
Mis Ecce a d v e n i t. 2e gebed v. d. H.
FEUILLETON.
De Bruid van het Kruis.
Vrij vertaald naar het Duitsch van
E. VON HANDEL MAZZETTI.
(Nadruk verboden).
„Geloof mij, ik ken haar genoeg!" Ar-
min glimlacht lief., „maar propos, zegt
U mij eens" en zijn toon is nu al
ietwat fanr'liaar „wie heeft dan
eigenlijk Uw zaak iai bander,, ik bedoel,
wie is Uw vertegenwoordiger bij het ge-
gerecht? Ik meen Doctor Rosen? .A zoo
ja dat is goed. Ik zal dan nu even hij
.hem aangaan oon over onze toekomstige
,zaken te spreken. Ik heb ook," zegt hij
achteloos maar toch zóó dat Mijnheer
JCürscliner oplettend toeluistert, „Mijn
heer Groszbach i,n minder goede momen-
,tcn gezien, waarin h'j ieders namen ver
gat, kopjes en glazen uit de handen liet
.vallen enz. Maar dat b'ijft onder ons.
.Maar nu wilde ik U toch nog dringend
vragen of ik nog vandaag do gelegenheid
ïcrijg, om met Juffrouw Grote te praten
en van haar zelf het jawoord te hooren?"
Dit was echter geen verzoek, hij zeidie
het bevelend.
„Dat zullen we 2ien. Dat komt alles in
orde!" weert Mijnheer Kürsckmer onge
duldig af. De ezel schijnt nog steeds niet
tot do conc'luse gekomen te zijn dat dit
werkelijk een zéér ernstige toestand
is Do akelige dikke Mevrouw Kiirsch-
ner vleit zich in een bevallige houding te-
geu Armin aan en fluistert hem in het
ooi':
„De ring! Zeg de ringIk zal nu da
delijk met haar bepraten 0 schat, o
-lieve zo'on! vandaag zullen jullie bei
den de ringen verwisselen."
„"Mama houdt er ook niet van ©in te
wachten, wat?" en Armin glimlacht zóó
lief tegen haar! „Ik gel'oof Mama, dat wij
elkander goed begrijpen?" Hij kust Me
vrouw Kürschner's hand. Wilhelm
Kursclmer gooit al de papieren op zijn
•schrijftafel wild door'een. „Bah! ik houd
niet van hem! Ik kan mij best be'grij.pen,
dat het kind ook niet van hom hou'dt
en haar dwingen? Néén!"
„Denk jo dan," en zijn vrouw gaat vlak
roor hem staan, „dat ik jou zoo graag
gen omen heb? Je stond mij tegen ik
son je niet zien! Mijn ouders echter
zeiden: „Het gebeurt!" eu het is ge
beurd. En je ziet dat Let goed gegaan is,
,on toen was 'er nog niet eens zooveel aan
gelegen als nu!"
vJa, gegaan is het maar hoe?"
bromt Kprschner zachtjes.
Mevrouw Kürjschner gaat naar haar
Rijpwetering A. M. KOK Pr.
EEN ZOO GOED ALS ONFEILBAAR
ft1!DD"L VOOR FEN
GELUKKIG HUWELIJK.
't Is Zondagmorgen. Op 'tafel ligt D e
Leidschö Courant. Vader en oudste
broer zitten, tusschen ontbijt en late Mis,
heel gezellig een sigaartje te ronken. Moe
der en zus ruimen den boel wat op. Zus
Mina is bezig met do kopjes cm te
wasschen. Terwijl vader naar het eerste
Blad grijpt, moet Mina toch eventjes het
derde Blad inzien: „daar staat zoo'n mooi
feuilleton in, en zulke nuttige raadgevin
gen, en zulke boeiende verhalen".
Na een oogenblik klinkt het: „Nou, Piet,
da's iets voor jou, hoprl Een zoo goed als
onfeilbaar middel voor 'u gelukkig huwe
lijk! Dat mot je bepaald lezen, man!"
„Ikke?" zegt Piet, „nee maar, die
is goed! Ik trouw ommers toch nooit
vau z'n leven!.En dan och, 't zal
wat zijn! Zeker zoo'n stukkio van
iemand, die er niks geen verstand van
heit! Da ken je denken: 'n onfeilbaar
middel! 't Zal wel net zoo onfeilbaar
zijn als die onfeilbare middelen tegen
eksteroogen, -maagkwalen, rlieumatiek,
allemaal onfeilbare middelen, as jo
zo maar niet probeert! Wil jo wel
gelooven, dat de kerel, die 'n onfeilbaar
middel voor een goed en gelukkig huwe
lijk had uilgevonden, in korten tijn schat
rijk zou zijn? Ik voor mij houd ine maar
bij een onfeilbaar middel, om geen on
gelukkig huwelijk te hebben en dat is
niet trouwen! Want trouwen is
houwen en dan komt het rouwen!
Daar ho je nou Gerrit Jansen! Wat was
do vent gelukkig op z'n trouwdag! Een
vrouwtje als uit oen modeprent jo ge
knipt en wat blijkt achteraf? Dat
ze niks van het huishouden kent, geen
lor! En dan mot ze zóó'n costuumpjo heb
ben en een maand of wat later weer een
ander altijd de laatste snufjes en geeft-
ïe 't ze niet wel, dan huilen en sjim-
pen als een klein kind! Laatst is ze
quasi flauw gevallen,' omdat ze geen
nieuwen hoed mocht koopen, notahene.
een van tien pop en ze mot er wel al
vijf of zes hebben! Dan heb-ie daar
Keetje Vliegers! Wat was die dol om te
trouwen met dio'n pimpelmees! Jan en
alleman raaide het er af. D'r vader en
boudoir, haalt uit haar byouteriedoos
een klein doosje le voorschijn, drukt op
het knopje eu lacht! Een prachtige waar
devolle ring. Ze heeft hem eens als jong
meisje van haar Vader gekregen. „Voor
den man waar je van houdt!" had hij ge
zegd! Ze had hem nooit weggegeven;
want ze dacht: „hom zelf lo hebben, is
beter -dan weggeven". Maar nu, nu er du
'haar huis een echte, ware vriend geko
men is, heeft ze een gulle bui.
Rita steekt den ring (hij is twee en
yijfbigthonderd kronen waard) aan den
vinger cn zegt daarbij écht lief en ver
legen, zooals zij alleen het kan: „Mijn
hart is alléén voor UI" Maar we moeten
nog champagne bestellen en zoo no'g
meer hijv. hazenpastei, daar houdt hij
zoo vau. Heerlijke thee met rum ja
véél "rum, dat maalct de harten warm.
Wat is hij -toch een lief goed mensch
mijn A-rminnetje! Rita je bent toch
zoo gelukkig je moeder heeft het zoo
nooit gehad. Wat een edel hart heeft hij
toch!
Met het mooi© ringetje in haar hand
gaat ze naar de kamer van haar dochter.
Ja, hij wenscht een spoedige verloving.
Ja, dat hoop ik ook. Vandaag nog.
Neen, ze zal niet koppig zijn. Het gaat
nu toch ook om de eer der nagedachte
nis van haar Grootvader. Neen, dan zal
ze niet koppig zijn.
Mevrouw Kürschher gaat Ri la's kamer
binnen en ziet om zich heen. Waar is het
kind? „Rita?" Een zacht: „Mama!" uit
de logeerkamer bewijst, dat Rita daar is.
Het kind is van angst in het uiterste
hoekje van het huis gevlucht, toen ze be
merkte, dat aan de ruzie daar beneden
maar geen einde kwam en toen ze nog
steeds de stem hoorde van den man, dien
ze verafschuwt.
„Rita!" roept haar Moeder weer,
„waarom verstop je je dan toch voor
mij? Kom, ik wilde zoo graag eens met je
praten."
Langzaam komt Rita te voorschijn. De
harde woorden van gisteren en vanmor
gen was ze nog niet vergeten en de liefde
voor haar moeder is in haar hart ver
stikt. Ze vouwt do handen samen en
vraagt met bevende stem:
„Ja, Mama, wat is er?"
„Ik wil wat met je praten, kindje. Kom
een beetje naast miij zitten Grebe, kind,
geloof mij, je Mamaljo houdt, veel van
je Ik heb sinds vanmorgen nog bijna
geen tijd,,gehad om met je te praten,
maar ik heb veel aan je gedacht, jo bent
mijn alles." Mevrouw Kiirschuier legt
haar arm om den hals van baar dochter,
die, zacht en lief als een engeltje van
Doré in den rooden gloed van de onder
gaande zon staat.
moedor wou-en d'r niks van weten; maar
zo most en zou 'm ebbe 't was toch
zoo'n goeie hals van 'n vent en een
knappe jong! nou, zo heit 'm gehad
's middags kom ik er langs op d'r
trouwdag daar vliegt me opeens do deur
open en bruid en bruigom do straat op
aan 't bakkeleien van heb ik jou daar!
'tls d'r nou eiken dag kerremus, dat be
loof ik je, maar kerremus in de hel,
hoor je!
,,'t Was d'r eigen schuld, repliceert
Mina, „waarom nam ze nou ook zóó'n
lap?"
„Alles goed en wel; maar kijk dan
eens dien Hein van der Knotten! Dio
trouwt me daar een best vrouwtje cen
ten geen gebrek. Daar springt me die bank
ai het geld naar de knoppen en z'n
vrouw leit, ik weet niet hoelang al, ziek!
Geen wonder, dat de kerel rondloopt met
'n gezicht alsof tie eiken dag voor dood
bidder speelt en dat-ie hij zijn vroegere
kameraden altijd 't liedje zingt van:
Och was 'k maar nooit getrouwd,
Dan had 't me nooit berouwd!
Nee, nee, 'k mot cr niks van ebbe! Al
geven zo mij 1000 achterwielen op den
koop toe, dan doe 'k het nog niet! Ze
krijgen mijn niet. in de fuik!" En met
verheffing van 'stem:'„Ik zou wel eens wil
len weten, waar de man van dat stukkie
de gelukkige huwelijkc/n vandaan wil
halen ik ken .d'r tenminste geen één
't is overal miséro ouvert met of zonder
praatje!"
Op dit oogenblik kwam moeder uit de
keuken terug, waar zij de boel had opge
borgen. Aan de stem-ver hooging van Piet
merkte zij wel, dat er iets gaande was en
met een goedig lachje op het zacht gelaat,
sprak zij hoofdschuddend: „Jongens, jon
gens, benne jullie weer aan 't kibbelen
en 't is nog zoo vroeg. Wat moet me
dat nog geven voor 't avond is?"
Vader had den heelen tijd, strak in de
krant zitten turen; maar geen letter ge
lezen, behalve den titel van het blad. Hij
vouwde heel-gemoedelijk do opengeslagen
krant toe en, terwijl hij een blauwe rook
wolk Omhoog zond, zei hij: „Moeder, hoor
eens effen! Zeg eens, moeder, heb je
geen drommelsche spij t, dat wo samen ge
trouwd zijn?"
„Maar, man, hoe heb 'k 't nou met
je? Is- me dat nou 'n aardige vraag!
Ben je niet goed bij jo hoofd? Ikko
spijt? Dat weet je wel beter! Al
moesten wo aanstond onder de hoogmis
nog trouwen, dan deed ik het weer. Ik heb
d'r nog geen seconde spijt van gehad,
evenmins als gij!. Hoe kom je d'r an?"
„Och, 'tis maar omdat Piet daar
juist zei, dat alle huwelijken ongelukkig
waren. As ons huwelijk ook zoo ongeluk
kig was, dan zou je bepaald erge spijt
hebben, dat jo getrouwd was
„Nou vader", kwam Piet tusschen-
beido, „zóó bedoel ik 't niet! Ik wou maar
zeggeu, dat er tegenwoordig geen of bijna
geeno gelukkige huwelijken zijn, in elk ge
val, zeker is 't dat d'r geen onfeilbaar mid
del bestaat voor een gelukkig huwelijk."
„Dat zullen we gauw weten, as we
eerst gehoord hehbèii; wat cr staat;
maar je mot niet schreeuwen voor je ge
slagen wordt eerst luisteren, dan oor-
deelen, da's 't ware! Mien, we hebben
nog 'n oogenblikkie tijd voor de kerk aan
gaat, lees het maar eens voor, as 't ten
minste niet te lang is."'
En Mina heron to lezen:
„Kom, en ga naast mij zitten!" Ze
trekt het kind naar z:ch toe op de ca
napé, waarboven het kruis han'gt, en kust
Bita hartstochtelijk: „Mijn kindje, mrjn
alles!" Nu beginnen. Rita's oogen to stra
len. -Haar hart smacht naar liefde, naar
vriendelijkheid, naar zachtheid, een
woordje van. troost. Zo is toch nog maar
een kind, en ze gaat ten onder door het
eenzame verdriet. En nu komt de liefde!
Haar Moeder geeft ze haar. „Mama!"
fluistert ze en kust haar Moeder. Ze
leunt met haar hoofd tegen Moederts
schouder.
„Zeg kindje! Ja mijn meis
je!" liefkoost haar Moeder. „Doe lieve
goede Grootvader!" Rita zucht:
„Ja mama, die goedé man!"
Mevrouw Kürschner kijkt ongemerkt
even op haar armbandhorloge al
kwart voor zeven. De Süftgasse is hier
dichtbij. Even over zeven zal hij wel
weer van Doctor Rosen terug zijn.
„Ja Rita," je Grootvader hield veel, o
zoo veel van je. Hij is onvergetelijk, on
vergetelijk,,-die man! Hij had zoo'n goed
•hart! ja, zoo'n goed liart. Toen wij
nog kinderen waren overlaadde hfj
ons met zijn goedheid. Hij kocht van al
les voor ons. Kijk eens Rita deze
mooiie ring hij is wel twee en vijftig
honderd kronen waard heeft hij mij
met mijn zestienden verjaarda'g gegeven.
Ik heb hem nooit weg willen geven
maar kindje omdat jij zijn Lieveling
bent geef ik hem jou voor je ver
loofde eu ik hoop, dat hij gauw komt
voor je lieve trouwe vriend en ver
loofde."
„Mama!" zegt het meisje zachtjes, hoe
wel een angstig gevoel haar overmees
tert, mama is nu toch immers zoo liief en.
goed, „ik dank U, maar berooft U zich
er niet van?"
„Wel neen kindje» heelemaal niet," zegt
Mevrouw Kürschner. Ze kijkt weer voor
zichtig op haar armbandhorloge. „Kind
je! Ik heb je nog wat te zeggeu. Grete,
mijn meisje, wees flink! Men doet ons
iets verschrikkelijks aan. Ze blikt
melancholisch ten hemel en zegt: „Maar
ook je Grootvader, die al in het graf ligt,
beleedigt men!" Nu neemt Rita angstig
de handen van haar Moeder vast: „O,
moedertje, moedertje, wat is het dan
toch?"
„De heb een broer»" zegt Mevrouw
Kürseihuer, „die al als kind een slecht su
jet was. Ik mag het je niet vertellen,
wait je bent nog te onschuldig. Maar z'ju
eigen Vader, jouw Grootvader Rita, heeft
hem nog eens gezegd: „Jou, zie ik nog
eens aan do galg!" En die man, Rita, wil
ons nu een proces aandoen, om zoo te
zorgen, dat hij en niet jij het geld krijgt.
Een bijna onfeilbaar middel
voor een gelukkig Huwelijk.
Hij durft zijn Vader een ouden gek te
noemen. Ze krijscht nu zoo afschu
welijk dat het kind doodelijk verschrikt
opspringt. -„Een Mederli jke vent een
verloren menschde grootste beleedi-
gingeca durft mijn broer zijn Vader aan
doen het roept naar den hemel om
wraak. Het is laster!"
„Maar Moeder, wind U toch niet zoo
op," vleit Rita en drukt zich te'gen haar
Moeder aan. „Niemand zal toch zooiets
gelooven en het zal Oom Max heusch
n-og wel spijten en Grootvadertje in
den Hemel wil vast niet, dat U zich ziek
maakt. Kom lief Moedertje!" Mevrouw
Kürsclhner slaat berde armen om het
llieve figuurtje heen. „Spijt het je, dat je
Moeder verdriet heeft? Houdt mijn meis
je veel van Moeder? Wil mijn kind haar
Grootvader voor deze schande bewaren?
Zij alleen kan het!" Rita's oogen worden
groot. „Ik Mama. O ja, dat wil' ik graag!
Maar hce?" „Rita wij hebben een getui
ge op het oog, die tegen het lage gedrag
van Max Groszbach zal getuigen. Het is
een persoon, die je Grootvader liefheeft,
hoogacht en eert en hij wil de eer en
goeden naam van je Grootvader en voor
jou het vermogen redden. Rita weet je,
wie dat is?".
„Neen. Het kind wordt angstig. De
stem, die ze beneden gehoord heeft!
0 mijn Jezus! „Hét is Mijnheer von
Lorenzen, mijn kind." „A steunt
ze. Ze probeert uit de armen van haar
Moeder los to komen, doch deze houdt
het meisje stevig vast. „Ja Rita. Mijnheer
von Lorenzen! Hij is een edel een best
mensch en een trouws vriend! Hij wil er
alles aan wagen. Z'jn positie, alles
om ons allen te helpen en
Mevrouw Kürschner laciht en huilt te
gelijk: „Omdat hij mijn meisje lief heeft,
en om jou te veroveren, daarom zal
hij vóór je GrootvadeT getuigen."
„Mama!" zegt Rita met toonlooze stem.
Ze staart naar de ondergaande zon.
„Wanneer ik het echter niet kan?"
„Och kindje, elk meisje zegt dat voor
de bruiloft. Ik heb het óók gezegd, maar
Rita aLs men moét, dan kan men ook."
Al de zachtheid in de stem is weg.
Haar stem klinkt nu scherp en kattig.
Rita is nu uit de omarming van haar
Moeder.
„O Mama, ik hid U," zegt ze harts todh-
telijk. „Alles, wat U wilt, maar ik wil niet
trouwen. Ik vind het verschrikkelijk ik
kan niet van hem houden."
„Zoo?" roept haar Moeder. „En wij
d'an? Wij dan?"
„Mpeder, maakt dan geld een mensch
gelukkig? En wij hebben toch geld ge
noeg
„Zoo, en dan staat je Grootvader daar
als een liederlijke venteen gek jou
is ook alles hetzelfde?"
„Neen, jammert* 'het geplaagde mesje.
„Maar niemand zal het gelooven, cL:e
hem gekend hebben.
„En als het dan al in de bladen staat:
„Zwakzinnige grijsaard?" krijscht Me
vrouw Kürschner. „Jij, valsche kat, hie'd
jij vau je Grootvader? Dat was maar
huichelarij I"
„Onze Lieve Heer weet het!" weent
Rita. „Ik hiel'd dolveel van hem. Hij was
goed voor m;j! Hij heeft m'j gezegd
God weet het! dat ik niet hoef te trou
wen als ik niet van een man houdt, en ik
kan niet van hem houden!"
„Dat komt omdat je bedorven bent!"
snauwt de Moeder tegen hét weerlooze
kind. ,,De nonnen in het klooster hebben
je hoofd op hol gebracht. Je denkt niets
anders als slecht van de menschen en
daarom wil je niet trouwen. Dat is het
het afschuwelijke vau de pensionaat-op
voeding!"
„Ik verheeld mij niets!" huilt het me's-
je, bijna krankzinn'g van verdriet, angst
en schaamte. „In het k'ooster waren zo
lief en gbed!" roept ze. „Ik wil terug! Ik
wil tering naar Mar'énfried!"
Mevrouw Kürschner pakt Rita h'j den
schouder en schudt haar doorelkaar.
„Zóó, wil je wegloopen? Donk er dan
.aan, dat ,je nog minderjarig bent Wo
kunnen je door de politie terug laten ha
len!"
Do huisbel gaat over. Mevrouw Kürsch
ner wordt bean'gstiigd. Het is, alsof haar
keel dichtgesnoerd wordt. Dat ziet er mooi
uit. Elf millioen en baar verheeld!ngs-
zieke Grete is koppig en ik heb hem nog
wel beloofd, dat vandaag de verloving
plaats heeft
„Kijk daar eens!" zegt do vrouw en
wijst op het portret van haar vader, dat
Rita met viooltjes versierd heeft. „Hij
ziet het I'Hij hoort het. Je zult geen
.rust meer van hem mogen hebben. Hij
zal je verschijnen. Zijn nagedachtenis zal
door andere menschen tot schande ge
maakt worden en jij kunt het voorkomen
en laat de zaak op zijn beloop. Schaam
jel Schaam je! Schaam je!.!! Die hoeft
viooltjes voor zijn portret gezel" eu
woest pakt ze het bouquetje weg en goo't
de bloemen in Rita's gezicht. „Daar! hui
chelaarster!" Ze halt haar vuist tegen
haar arm bedroefd kind. „Mama!" aai kt
Rita. „Och toe, als het U belieft, sla mij
niet! Ik zou heusch als ik kon o
God het is toch ook zoo verschrikke
lijk! Ik zou liever sterven!"
Mevrouw Kürschner is als een krank-!
zinnige uat dé kanver geloopen.
(Wordt vervolgd), j